Base description which applies to whole site

2.1 Beleidsprioriteiten

Inleiding

Nederland bereikbaar, leefbaar en veilig houden voor inwoners en bedrijven: dat staat centraal bij IenW. Voorop staat een sterk, veilig en welvarend land, met een stevige internationale concurrentiepositie en een gezonde leefomgeving. Die inzet is de rode draad in onze aanpak van vraagstukken op het gebied van bereikbaarheid, waterveiligheid en waterkwaliteit, klimaatverandering en milieu.

De uitgangspositie is goed. Nederland heeft een van de beste infrastructuren van de wereld. We hebben een uitgebreid wegennet van goede kwaliteit, een fijnmazig openbaar vervoer netwerk, een veilig en efficiënt vaarwegennet en dankzij onze havens en luchthavens een unieke verbinding met de wereld voor mensen en goederen. Hier mogen we trots op zijn. Dit niveau is echter niet vanzelfsprekend. Ons netwerk van wegen, vaarwegen en buizen, van sporen en dijken, van havens en luchthavens vraagt bijvoorbeeld permanent onderhoud. Het is de basis van onze economie, welvaart en welzijn. En die basis moet op orde zijn. De beleidsagenda 2025 beschrijft de concrete stappen die IenW het komende jaar zet om de doelen uit het hoofdlijnenakkoord te realiseren. Daarnaast staan er in deze beleidsagenda ook onderwerpen die niet in het hoofdlijnenakkoord staan, maar wel van groot belang zijn.

Basis op orde

Grote onderhoudsopgave

Om de basis op orde te houden gaat dit kabinet aan de slag met de grootste onderhoudsopgave ooit. Doel is om de (vaar)weg- en spoorinfrastructuur en het watersysteem op het zogeheten ‘basiskwaliteitsniveau’ te houden. Het basiskwaliteitsniveau geeft aan waar een weg, vaarweg, waterwerk of spoorweg in de basis minimaal aan moet voldoen om gebruikers en belanghebbenden goed te kunnen blijven bedienen1. Het kabinet geeft prioriteit aan deze instandhoudingsopgave om Rijkswaterstaat en ProRail in staat te stellen de komende jaren hieraan fors meer werk te kunnen verzetten.

Het jaarlijkse onderhoudsbudget voor de RWS-netwerken laten we groeien van ongeveer € 2 miljard naar € 3 miljard in de periode tot 2030. Hiervoor zijn de middelen en capaciteit beschikbaar gesteld2. Daarmee kunnen we niet al onze ambities realiseren. De vernieuwingsopgave is namelijk groter dan de beschikbare middelen, mensen bij Rijkswaterstaat en de markt. Daarom blijven we zoeken naar de balans tussen wat nodig is en wat mogelijk is3.

Bij de spoorinfrastructuur groeit het jaarlijkse budget vanuit het Rijk voor instandhouding naar bijna 2,4 mld. per jaar in de periode tot en met 2030. De besluitvorming over de resterende budgettaire opgave van ca. 885 miljoen euro van het basiskwaliteitsniveau spoor is afgerond, zodat ProRail in 2025 conform de opdracht van IenW voorbereidingen kan treffen om het nieuw vastgestelde basiskwaliteitsniveau per 2026 te implementeren. De invulling van de resterende dekkingsopgave wordt toegelicht in de ontwerpbegroting 2025. Nu dit besluit is genomen, worden de resterende middelen voor instandhouding spoor op de Aanvullende Post conform afspraak in de Voorjaarsnota 2024 overgeheveld naar het Mobiliteitsfonds (€ 0,7 mld.). Het kabinet geeft zo prioriteit aan de instandhoudingsopgave, zodat ProRail en Rijkswaterstaat de komende jaren fors meer werk kunnen verzetten.

De uitvoeringspraktijk, toezicht en handhaving

Het stelsel van milieuvergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) is essentieel voor een gezonde, schone en veilige leefomgeving. Het is nu nog te vrijblijvend en te gefragmenteerd, waardoor vermijdbare milieuschade ontstaat. Het kabinet zet daarom samen met betrokken partijen, ook na afronding van het interbestuurlijke programma (oktober 2024) in op verdere verbetering, in lijn met de adviezen van de commissie-Van Aartsen en de Algemene Rekenkamer. Het kabinet past de wet aan opdat de staatssecretaris vanuit de stelselverantwoordelijkheid kan bijsturen als de kwaliteit van de VTH-uitvoering onvoldoende is. Kwaliteitseisen voor die uitvoering en criteria voor robuuste omgevingsdiensten worden vastgelegd in een Algemene Maatregel van Bestuur. Een wetsvoorstel en een ontwerp-AMvB worden in 2025 in procedure gebracht.

Om onze doelen goed waar te kunnen maken, is er een goed samenspel nodig met uitvoering en inspectie. Zo is het bijvoorbeeld noodzakelijk om de uitvoeringspraktijk intensief bij de beleidsvorming te blijven betrekken om de uitvoerbaarheid van projecten te kunnen garanderen. Ook het vroegtijdig betrekken van zowel inwoners als bedrijven kan helpen bij de ontwikkeling van het beleid en het prioriteren en programmeren van de werkzaamheden.

Met onafhankelijke vergunningverlening, toezicht en opsporing levert de ILT een bijdrage aan de naleving van wet- en regelgeving en aan het realiseren van maatschappelijke opgaven. Bij het opstellen van beleid kan de ILT vooraf met haar inhoudelijke en praktijkkennis onafhankelijk inbreng leveren en beleid daarmee verbeteren. Op basis van de ervaring uit de praktijk geeft de ILT ook signalen over de uitwerking van beleid in de praktijk en over nieuwe maatschappelijke risico’s.

Digitalisering en cybersecurity

Goede informatie is nodig om de doelen uit het Hoofdlijnenakkoord te realiseren. Ook biedt digitalisering nieuwe kansen om maatschappelijke opgaven slimmer te realiseren. Datagedreven werken en artificial intelligence helpen het beleidsproces en kennisontwikkeling. Ook bij de uitvoering van projecten en de inspectie is goede informatie van groot belang. Digitalisering zorgt voor nieuwe en betere dienstverlening aan burgers, bedrijven en organisaties. Het meerjarig informatieplan biedt inzicht in de belangrijkste digitaliseringsontwikkelingen bij IenW.

Tegelijkertijd blijft de digitale dreiging van cybercriminelen en vijandige staten onverminderd groot. IenW versterkt dan ook de aanpak van digitale dreigingen voor het IenW Concern (departement, agentschappen en ZBO’s) en de sectoren waarvoor IenW systeemverantwoordelijk is. Hierbij is het van groot belang om te voldoen aan de nieuwe Cyberbeveiligingswet.

Mobiliteitsvisie

Bereikbaarheid en mobiliteit zijn cruciaal voor burgers en bedrijfsleven. Ze zijn een voorwaarde om mee te doen aan de maatschappij en voor het verdienvermogen van Nederland. Iedereen ervaart dat dagelijks: jongeren om hun school te bezoeken, ouderen om te kunnen participeren, werknemers om naar hun werk te gaan, de ambulance op weg naar het ziekenhuis, de ondernemers om hun producten over de hele wereld te krijgen, de toerist om te recreëren. Iedereen heeft keuze welk vervoersmiddel hij of zij kiest. We dragen er zorg voor dat overstap tussen bijvoorbeeld auto, openbaar vervoer en fiets zo eenvoudig mogelijk is. Het goederenvervoer vervult een belangrijke rol voor de industrie, distributiebedrijven en particulieren in Nederland en het Europese achterland. Iedereen heeft recht op voldoende mobiliteit. Dat willen we ook zo houden voor de komende generaties. In de Mobiliteitsvisie 2050 staat uitgewerkt hoe we aan deze bereikbaarheidsdoelen willen werken. Hierbij ligt de focus op de bereikbaarheid van vitale functies, zoals zorg, onderwijs, banen en leveringszekerheid van goederen. Komend jaar is in vervolg op de moties Van der Graaf c.s. en Krul c.s. over bereikbaarheidsdoelen nadere invulling voorzien van deze doelen4.

Toekomstbestendige automobiliteit

De auto is en blijft belangrijk voor onze mobiliteit. De Ontwikkelagenda Toekomstperspectief Automobiliteit (TAM)5 laat zien hoe we werken aan 1) een goede bereikbaarheid in alle delen van Nederland, 2) schonere, slimmere en veiligere automobiliteit en 3) een betrouwbaar, veilig en toekomstbestendig hoofdwegennet. Eind 2024 komt IenW met de Actieagenda Auto, met daarin de maatregelen die IenW daarvoor op korte en lange termijn neemt. Samen met decentrale overheden, EU, markt, kennisinstellingen en andere partners. De aanpak voor 130 km/uur is onderdeel van de Actieagenda. Daarnaast zullen concrete stappen worden gezet hoe - op een veilige en verantwoorde manier – wordt ingespeeld op technologische en autonome ontwikkelingen, zoals de opmars van de elektrische (vracht)auto, verdere digitalisering en automatisering. Tevens worden besluiten voorbereid gericht op de fysieke en digitale eisen die richting 2050 aan de infrastructuur worden gesteld. Op basis hiervan kan de Actieagenda Auto regulier worden geactualiseerd.

Toekomstbestendig openbaar vervoer

Samen met decentrale overheden, reizigersorganisaties, personen- en spoorgoederenvervoerders en de spoorwegbeheerder werken we aan het Toekomstbeeld Openbaar Vervoer 2040. In 2023 is naar aanleiding van een aantal grote maatschappelijke ontwikkelingen zoals inflatie, arbeidsmarktkrapte en covid, een Situatieschets Herijking Toekomstbeeld OV gemaakt. In deze situatieschets worden meerdere keuzerichtingen voor toekomstig beleid (door Rijk en medeoverheden) geschetst. Met alle betrokken partijen is besproken dat het aan het kabinet is om hier in overleg met medeoverheden keuzes in te maken. Hier gaan we dan ook mee aan de slag. Daarnaast werken we in 2025 samen met decentrale overheden aan het op peil houden en verbeteren van het regionaal OV. Als gevolg van de motie-Bikker heeft het kabinet hiervoor € 300 miljoen structureel aan extra middelen beschikbaar gesteld.

In 2025 start de nieuwe Hoofdrailnetconcessie en zullen in het Programma Toekomstige Marktordening Spoor circa vijf kansrijke varianten voor de toekomstige marktordening op het spoor geanalyseerd worden (o.a. op een breed scala aan effecten voor reizigers, benodigde investeringen, juridische haalbaarheid, etc.). Hiermee krijgen we een goed inzicht in wat reële keuzes zijn waar het kabinet en betrokken partijen over kunnen besluiten. Om te komen tot een beheersbaar programma met een goed toegeruste organisatie wordt op dit moment de aanpak van de uitrol van ERTMS herijkt.

Ten-T /Internationale verbindingen

Nederland moet het hebben van goede, open internationale verbindingen. Ook de verbindingen per spoor zijn cruciaal. Daarom is onze inzet om het internationale personenvervoer per spoor te verbeteren en toegankelijker te maken. Daarnaast willen we de kwaliteit van dienstverlening verhogen, zodat vervoerders bestaande en nieuwe internationale verbindingen kunnen (blijven) aanbieden.

Het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T) bestaat uit alle verbindingen binnen de EU. Het gaat dus om verbindingen per spoor, weg, binnenvaart, luchtvaart. Dit algehele netwerk draagt bij aan de versterking van de EU-interne markt. Met de nieuwe EU TEN-T verordening (2024) moet één samenhangend, hoogwaardig en duurzaam TEN-T-vervoersnetwerk binnen de EU tot stand komen. Deze verordening legt verplichte eisen op aan de TEN-T-vervoersinfrastructuur (spoor, weg, binnenvaart, (lucht)havens) van de EU-lidstaten. Met name de eisen aan de spoorinfrastructuur lijken voor Nederland hoge kosten met zich mee te brengen. Daarom wordt komende tijd voor alle netwerken in beeld gebracht wat precies nodig is en wat er op termijn gerealiseerd kan worden.

Nederland zet zich daarnaast in voor harmonisering van processen (zoals kaartverkoop) en afstemming van capaciteit voor internationaal spoorvervoer. Wel moeten hierbij voldoende nationale bevoegdheden blijven voor het garanderen van nationaal vervoer. Naast stimuleren van nieuwe treindiensten zet Nederland in op internationale samenwerking in bilateraal (zoals met België en Duitsland) en Europees verband voor de ontwikkeling van grensoverschrijdende infrastructuur. Zo wordt onder de vlag van ‘De Wunderline’ de komende jaren de kwaliteit van de huidige spoorlijn tussen Groningen, Leer en Bremen verbeterd.

Vrachtwagenheffing

De start van de vrachtwagenheffing is gepland in 2026. Met de invoering van de vrachtwagenheffing gaan binnenlandse en buitenlandse vrachtwagens per gereden kilometer betalen voor het gebruik van de Nederlandse autosnelwegen en een aantal andere wegen. Onder leiding van de RDW wordt in 2025 de invoering van dit systeem voorbereid. Daarbij worden dienstaanbieders in staat gesteld om, ruim voor de start van de heffing, met houders van een vrachtwagen een overeenkomst te sluiten en hen te voorzien van boordapparatuur. De netto-opbrengsten van de heffing worden ingezet voor verduurzaming en innovatie van de vervoerssector. In 2025 worden hiertoe subsidies voorgefinancierd. De maatregelen voor de periode 2026 tot en met 2030 worden in 2025 uitgewerkt in een meerjarenprogramma. De Wet vrachtwagenheffing wordt voor de start van de heffing gewijzigd om te voldoen aan de meest recente Europese regelgeving voor tolheffing. Dit houdt in dat de tariefhoogte afhankelijk wordt van de CO2-emissie van de vrachtwagen. Tot slot worden in 2025 voorbereidingen getroffen om, tegelijk met de start van de vrachtwagenheffing, de motorrijtuigenbelasting voor vrachtwagens te verlagen en het heffen van het Eurovignet te beëindigen.

Woningbouw en mobiliteit

In het hoofdlijnenakkoord is € 2,5 miljard extra beschikbaar voor het ontsluiten van (nieuwe) woningbouwlocaties en het aanleggen van hoofdinfrastructuur voor mobiliteit. In 2025 worden er afspraken gemaakt met de regio’s en worden deze nader uitgewerkt. Daarnaast worden met de investeringen van kabinet-Rutte IV van € 7,5 miljard en BZK’s gebiedsbudget van € 475 miljoen 400.000 nieuwbouwwoningen bereikbaar gemaakt. In 2025 worden deze investeringen omgezet in concrete projecten. De gemeenten zijn aan de slag met de uitvoering van de eerste, kleinere maatregelen en vragen waarschijnlijk ook een aantal wijzigingen aan. De studies over de netwerkinvesteringen lopen en waarschijnlijk worden ook de afspraken over de schaalsprongen in meer detail uitgewerkt.

Duurzame mobiliteit

In het klimaatpakket van voorjaar 2024 zijn aanvullende afspraken gemaakt over de verduurzaming van de mobiliteit, zoals de gewichtscorrectie in de MRB voor elektrische personenauto’s. We monitoren de voortgang van het behalen van de Europese klimaatdoelstellingen (Fit-for-55). Gemotoriseerde wegvoertuigen en mobiele machines worden geleidelijk vervangen door emissievrije exemplaren die worden aangedreven door een batterij of waterstof. Gedurende de overgangsperiode wordt de CO2-voetafdruk van verbrandingsmotoren verlaagd door de inzet van biobrandstoffen. In lijn met de Fietsambitie 2022-2025 en het Nationaal Toekomstbeeld Fiets 2040 zet IenW zich ook in 2025 in om het voor iedereen mogelijk te maken meer te fietsen. Zo werken we aan het Programma Doortrappen, dat ouderen stimuleert langer en veiliger te blijven fietsen.

Verkeersveiligheid

Verkeersveiligheid vraagt onze volle inzet. De prognoses voor de komende jaren voorzien een toename van het aantal verkeersslachtoffers. IenW onderzoekt op dit moment welke maatregelen nodig zijn om het aantal verkeersslachtoffers verder omlaag te brengen. De fietsveiligheid krijgt hierbij extra aandacht. In 2025 werkt IenW samen met decentrale overheden en maatschappelijke partners aan de uitvoering van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 (SPV). Ook komt IenW met een Strategische Agenda Verkeersveiligheid specifiek voor het Rijkswegennet.

Sociale veiligheid

Het openbaar vervoer en de stations moeten veilig zijn, voor zowel de reiziger als voor de mensen die er werken. Dit is een prioriteit van het kabinet-Schoof. In afstemming tussen IenW en het ministerie van Justitie en Veiligheid komt het kabinet met een plan om de veiligheid te verbeteren, voorbereidingen vinden plaats in 2025. In het kader van dat plan doen we een onderzoek naar het delen van gegevens van overlastgevers en notoire zwartrijders met de OV-sector. Met de NS wordt gewerkt aan concrete maatregelen, te denken valt aan de bredere invoering van de bodycampilot voor servicepersoneel van de NS.

Investeringen in infrastructuur

De mogelijkheden voor ontwikkeling van nieuwe infrastructuur blijven uitdagend door marktomstandigheden, beperkte financiële middelen, stikstofruimte en menskracht. Dit kabinet legt prioriteit bij de uitvoering van de afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord. In 2023 is vanwege de opeenstapeling van financiële, stikstof- en personele problematiek besloten om middelen en menskracht van 17 MIRT-projecten te schuiven naar andere projecten en naar de instandhoudingsopgave voor weg- en vaarwegen6. Hierdoor leggen we het accent op wat wél kan en zetten we de financiële middelen en capaciteit zo goed mogelijk in voor een bereikbaar en veilig Nederland. De betrokken weg- en vaarwegprojecten zijn gepauzeerd, waarbij de wegprojecten een beperkt deel van hun budget hebben behouden. In lijn met het hoofdlijnenakkoord is onze ambitie om de projecten op termijn gefaseerd te herstarten als er sprake is van voldoende financiële ruimte, personele ruimte en er zicht is op oplossingen voor stikstof.

Resterende rijksbudgetten van de gepauzeerde wegprojecten worden allereerst behouden voor de herstart van het project. Regionale partners kunnen ook voorstellen doen voor maatregelen die bijdragen aan het bereiken van de opgave van het gepauzeerde project of die bijdragen aan het wegnemen van knelpunten die ontstaan als gevolg van het pauzeren. Via het reguliere MIRT-proces kunnen daar afspraken over worden gemaakt tussen Rijk en regio. In 2025 ligt de nadruk op deze opstartstrategie om enkele van de gepauzeerde projecten weer te kunnen herstarten.

Tot slot gaan we verkennen welke slimme en innovatieve maatregelen we kunnen toepassen zoals het vergroten van buffercapaciteit van op- en afritten en toeritdosering.

Gezonde, veilige en schone leefomgeving

Iedereen wil leven in een schone, gezonde en veilige omgeving en onze inwoners mogen verwachten dat de overheid zich daar voor inzet. In Nederland zijn de afgelopen decennia flinke stappen gezet en zijn successen geboekt. Die lijn willen we doorzetten. We willen gezondheidsschade voorkomen en bijdragen aan een goed vestigingsklimaat en een gezonde economische groei. Genomen maatregelen zijn nu onvoldoende zichtbaar voor de burger. Ook zien we een toename van juridische procedures tegen de Staat. Dit alles doet afbreuk aan vertrouwen in de overheid. Daarom zet het kabinet zich met burgers, bedrijven en overheden in voor een schone, gezonde en veilige leefomgeving (water, bodem, lucht en hinder). Begin 2025 stellen we hiervoor een Nationaal Milieuprogramma op om de basis te leggen onder alle maatregelen.

Het rapport van de OVV (Onderzoeksraad Voor Veiligheid) constateert dat extra maatregelen nodig zijn om de gezondheid van omwonenden van de industrie te beschermen. De Actieagenda Industrie en Omwonenden die naar aanleiding van dit rapport is opgesteld, is ook voor dit kabinet het vertrekpunt. In 2025 zullen verdere keuzes worden gemaakt en stappen gezet om gezondheid volwaardig mee te wegen in vergunningen en beleid om zo de negatieve impact van industriële bedrijvigheid op omwonenden en Nederland als geheel te verkleinen. In 2025 wordt in dit kader in samenwerking met het ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) ook verder gewerkt aan het sluiten van maatwerkafspraken met grote industriële uitstoters, zoals Tata Steel Nederland, Dow Benelux, Yara en andere bedrijven. Op dit moment loopt een verkenning naar de mogelijkheden om de maatwerkaanpak toe te passen bij afvalverbrandingsinstallaties. Daarnaast wordt besluitvorming voorbereid over uitbreiding van de maatwerkaanpak naar de regio.

Chemische Stoffen, waaronder de Zeer Zorgwekkende Stoffen

Chemische stoffen zijn waardevol voor onze samenleving. Ze zitten in alle producten om ons heen en zijn nodig voor toekomstige uitdagingen zoals de energietransitie. Maar die stoffen kunnen ook gevaarlijk zijn. De toelating voor het op de markt brengen van stoffen is in hoge mate geharmoniseerd via Europese wet- en regelgeving. Dat maakt ook dat het aanpakken van problemen het best op EU-niveau kan gebeuren. Op die manier is de concurrentiepositie van in Nederland gevestigde bedrijven geborgd. Nederland heeft bijvoorbeeld met vier andere landen een restrictievoorstel opgesteld om alle poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) gelijktijdig aan te pakken. In 2025 wordt hieraan verder gewerkt zodat in 2026 de afrondende Europese besluitvorming plaats kan vinden. De aanpak van emissies van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) in Nederland wordt voortgezet. Bedrijven die deze stoffen uitstoten hebben een registratie- en minimalisatieplicht. Dit beleid is onder de Omgevingswet voortgezet. In 2025 wordt specifiek ingezet op het verder reduceren van emissies van persistente schadelijke stoffen, zoals PFAS, naar het milieu. Met het Impulsprogramma Chemische Stoffen, een vierjarig programma dat is opgestart in 2023, wordt gewerkt aan betere uitvoering van bestaande regelgeving door het projectmatig aanpakken van urgente knelpunten binnen het beleid voor chemische stoffen.

Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming

IenW draagt in nauwe samenwerking met het ministerie van KGG actief bij aan het realiseren van de kabinetsambitie voor de bouw van nieuwe, veilige, kerncentrales. Belangrijk is de uitvoeringskant daarvan tijdig voor te bereiden.

Omdat meer nucleaire activiteit een groter volume radioactief afval met zich meebrengt, wordt naar noodzaak en mogelijkheden voor uitbreiding van bovengrondse (tijdelijke) opslagcapaciteit gekeken. Daarnaast wordt bezien of het besluitvormingsproces om tot een eindberging te komen op een zorgvuldige manier naar voren kan worden gehaald. Dat maakt mogelijk dat op termijn de vervolgstap gezet kan worden van besluitvorming over eerdere realisatie van een eindberging (nu nog voorzien in 2130). We zetten in op samenwerking in Beneluxkader. In 2025 wordt een plan van aanpak opgesteld voor een onderzoeksprogramma naar eindberging, zodat dit in 2026 van start kan gaan. Dit betekent een intensief participatietraject waar ook burgers en decentrale overheden expliciet bij worden betrokken. Dit alles krijgt vorm via het nieuwe nationaal programma radioactief afval (NPRA) dat in het derde kwartaal van 2025 wordt afgerond. Het NPRA beschrijft het beleid voor onder andere de opslag van diverse soorten radioactief afval. Een integraal onderdeel van het nieuwe NPRA is de Routekaart naar de eindberging voor Nederlands radioactief afval.

Geurhinder veehouderij en emissiearme stallen

Voor een schone en gezonde leefomgeving zet IenW zich in op het verminderen van geur-, ammoniak- en fijnstofemissies uit stallen naar de lucht. In 2025 werkt IenW aan herziening van de regelgeving voor geurhinder en veehouderij. Deze is bedoeld om nieuwe situaties met een onaanvaardbare geurbelasting te voorkomen en bestaande overlast te verminderen. Voor een toekomstbestendige veehouderij komt IenW samen met het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur tot een nieuw stelsel van stalbeoordeling in het Programma Vernieuwing Stalbeoordeling. De uitgangspunten hiervoor zijn: een publiek-privaat stelsel, de mogelijkheid van continue bedrijfsmetingen, en integrale beoordeling met oog op dierwaardigheid, veiligheid en robuustheid.

Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit in Nederland wordt steeds beter. Luchtverontreiniging leidt echter tot gezondheidsschade met maatschappelijke kosten als gevolg. In 2020 sloten we het Schone Lucht Akkoord. Dit heeft als doel om in 2030 minimaal 50% gezondheidswinst te realiseren ten opzichte van 2016. Voor Nederland gelden vanaf 2030 de nieuwe aangescherpte normen uit de EU-richtlijn Luchtkwaliteit. Ook in de periode daarna is verdere verbetering nodig met het oog op het verminderen van negatieve gezondheidseffecten. In 2025 wordt in samenwerking met decentrale overheden de implementatie van de nieuwe EU-richtlijn Luchtkwaliteit voorbereid.

Geluid en trillingen

Ook geluid en trillingen kunnen effecten op de gezondheid hebben. Daarom zet het kabinet in op het beheersen en waar mogelijk beperken van geluid en trillingen. De nieuwe geluidregels van de Omgevingswet zijn in 2024 in werking getreden. In 2025 wordt er gewerkt aan hoe overheden ondersteund kunnen worden en regelgeving wordt verduidelijkt en aangevuld. De planning is dat eind 2024 een besluit wordt genomen over wijzigingen van de regelgeving van geluid van spoorverkeer. In 2025 worden deze wijzigingen concreet uitgewerkt. Wat betreft trillinghinder langs het spoor: eind 2024 willen we een besluit nemen over de mogelijkheden voor normering in de regelgeving. Voor geluidhinder van windturbines is op basis van een plan-MER-studie nieuwe regelgeving in voorbereiding die in de loop van 2024 aan de Kamer wordt aangeboden. Inwerkingtreding is voorzien op 1 juli 2025.

Circulaire economie

IenW werkt aan een krachtige, toekomstbestendige circulaire economie. Grondstoffen worden steeds schaarser en we - Nederland en de Europese Unie - willen minder afhankelijk zijn van andere landen. Wanneer tijdig wordt ingesprongen op deze grondstoffentransitie biedt dit enorme kansen voor de Nederlandse economie en arbeidsmarkt. IenW wil deze kansen verzilveren met beleid gericht op innovatie en het behoud van de waarde van grondstoffen binnen onze economie. Iedereen is erbij gebaat als producten langer meegaan en repareren weer loont. Bij de uitvoering van het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) zoeken we de samenwerking met de regio, het bedrijfsleven en banken en andere investeerders zoals Invest-NL. In 2025 wordt het NPCE geactualiseerd en voorzien van ambitieuze en haalbare doelstellingen.

Vanuit het NPCE worden verschillende maatregelen uitgevoerd, zoals de verbetering en uitbreiding van de producentenverantwoordelijkheid (UPV). Of door samen te werken met financiële instellingen om de financierbaarheid van circulaire businessmodellen te bevorderen. Om de markt voor secundaire grondstoffen te stimuleren, werken we aan het invoeren van een minimumaandeel plastic recyclaat en biogebaseerd plastic. Het plan is deze stapsgewijs in te voeren met oplopende percentages tot 25-30% in 2030. Onze inzet bij de opschaling van het aanbod aan biogrondstoffen en duurzame koolstof in de chemie biedt kansen voor nieuw verdienvermogen. IenW, EZ en KGG stellen daarom in 2025 een visie en transitiepad op om deze kansen te benutten.

Ten behoeve van het concurrentievermogen en een gelijk speelveld zetten we ons in Brussel in voor Europees circulaire economiebeleid dat Nederland verder helpt. Voor Nederlandse bedrijven is het bijvoorbeeld belangrijk om heldere Europese afspraken te hebben op het gebied van hergebruik van grondstoffen, recyclebaarheid, hoogwaardige recycling, duurzame biogrondstoffen en duurzame koolstof in de chemie. Nederlanders mogen verwachten dat de producten die zij kopen, langer meegaan en goed gerepareerd kunnen worden. Op die manier verspillen we minder grondstoffen, plukken we de vruchten van de grondstoffentransitie en worden we minder afhankelijk van andere landen.

Schiphol

Het kabinet is voornemens om de rechtspositie van omwonenden van Schiphol zo snel mogelijk te herstellen en de geluidsbelasting met 20% te verminderen. De lopende Europese procedure hiervoor ten bate van de vermindering van de geluidsbelasting wordt voortgezet en de resultaten worden door een wijziging van het luchthavenverkeerbesluit (LVB) vastgelegd met als doel om dit in het eerste kwartaal van 2025 te realiseren. Deze wijziging is ook nodig om te voldoen aan de rechterlijke uitspraak in de zaak van de Recht op Bescherming tegen Vliegtuighinder (RBV). Daarnaast gaat het kabinet aan de slag met het sturen op milieunormen om de negatieve effecten van de luchtvaart verder te verminderen. Op de lange termijn ontstaat er groeiruimte voor de luchtvaart als vliegtuigen stiller en schoner worden. Het kabinet zal ook duidelijkheid geven over de opening van Lelystad Airport. Tijdens deze processen zal het ministerie nauw contact onderhouden met belanghebbende partijen, zoals sectorpartijen en bewonersorganisaties.

Energietransitie in de luchtvaart

De energietransitie in de luchtvaart is nodig voor onze strategische autonomie, voor toekomstige energiezekerheid en -onafhankelijkheid en om de internationale, Europese en nationale verduurzamingsdoelen te halen. Dankzij onze uitstekende geografische ligging, biedt de energietransitie grote kansen voor het innovatie- en verdienvermogen van de Nederlandse (maak)industrie. Bijvoorbeeld voor de productie van duurzame luchtvaartbrandstoffen. IenW maakt in 2025 in samenwerking met de luchtvaartsector een roadmap voor duurzame luchtvaartbrandstoffen. Vanuit het Klimaatfonds stimuleren we de productie en opschaling van e-fuels en alcohol-to-jetbrandstoffen: dit zijn nieuwe methodes om duurzame luchtvaartbrand-stoffen (SAFs) te produceren. Met het Groeifondsprogramma Luchtvaart in Transitie werken we aan technologische ontwikkeling om waterstof(elektrisch) vliegen mogelijk te maken en aan de randvoorwaarden die hiervoor nodig zijn, zoals certificering en opleidingen. Innovatieve bedrijven die ons land rijk is kunnen bijdragen aan het schoner en stiller maken van de luchtvaart. De samenwerking met de Duurzame Luchtvaarttafel wordt voortgezet. In 2025 gaat bovendien de eerste periode van de Europese bijmengverplichting uit de ReFuelEU Aviation-verordening van start en moet 2% van de getankte vliegtuigbrandstof duurzaam zijn.

Programma Luchtruimherziening

Het programma Luchtruimherziening (LRH) werkt aan de technische voorbereiding van een nieuwe indeling van het luchtruim. Dit is onder meer nodig omdat de Koninklijke Luchtmacht behoefte heeft aan een groter oefengebied voor de nieuwe F-35’s. De uitbreiding hiervan vindt plaats op een plek waar nu nog civiel vliegverkeer vliegt waardoor ook aanpassingen aan het civiele luchtruim noodzakelijk zijn. Dankzij deze aanpassingen is er in de nieuwe indeling van het luchtruim sprake van kortere routes en dus van minder omvliegen. Tevens wordt met deze aanpassingen de leefbaarheid in Nederland verbeterd omdat de nieuwe indeling het op termijn mogelijk maakt om met minder geluidhinder dicht bij de luchthaven te vliegen. Het programma LRH wordt gezamenlijk uitgevoerd door IenW, Defensie, het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK), Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en Maastricht Upper Area Control Centre (MUAC). De implementatie geschiedt gefaseerd via diverse projecten. Daarbij is de betrokkenheid van stakeholders een belangrijk uitgangspunt. De verwachting is dat eind 2024 de nieuwe indeling van het Nederlandse luchtruim wordt gepubliceerd. Vervolgens zal in 2025 het politieke besluitvormingstraject volgen en zal er advies worden ingewonnen bij een externe commissie over de nieuwe indeling van het luchtruim.

Regionale luchthavens

Voor de regionale luchthavens Rotterdam The Hague Airport, Groningen Airport Eelde en Maastricht Aachen Airport moeten de huidige gebruiksvergunningen op grond van de Wet luchtvaart worden vervangen door luchthavenbesluiten. Hiertoe zijn in 2023 de procedures gestart. In 2022 is ook de procedure gestart voor de wijziging van het luchthavenbesluit voor de militaire luchthaven Eindhoven waar sprake is van civiel medegebruik. Inzet is om deze (gewijzigde) luchthavenbesluiten in 2025 vast te stellen. Voor de vaststelling van de luchthavenbesluiten worden zorgvuldige procedures doorlopen met goede betrokkenheid van de omgeving, stakeholders en andere belanghebbenden. Voor de geluidberekeningen zal in de luchthavenbesluiten gebruik worden gemaakt van actuele invoergegevens en de nieuwe berekeningsmethoden Doc29 en NORAH.

Energietransitie Scheepvaart

Nederland heeft een rijke maritieme geschiedenis. De energietransitie van onze scheepvaart is dan ook om meerdere redenen belangrijk. Voor een eerlijke concurrentie maken we goede afspraken met andere landen over financiële maatregelen en verplichtingen. Nederlandse maritieme ondernemers kunnen met subsidies vanuit met name het Klimaatfonds en Nationaal Groeifonds en door samen te kijken naar wat voor de transitie nodig is, nu alvast aan de slag. Hierdoor kunnen ze economisch gezond zijn en blijven. In 2025 geeft IenW prioriteit aan het Maritiem Masterplan, een van de flagship projecten uit de Sectoragenda Maritieme Maakindustrie. Ook richten we ons op de implementatie van de Europese ‘Fit for 55’ maatregelen, de uitwerking van de nieuwe klimaatstrategie van de International Maritime Organisation (IMO) in de zeevaart, en de ontwikkeling van de energietransitie van de binnenvaart. Verder focussen we ons op de ontwikkeling van het ecosysteem voor hernieuwbare duurzame energiedragers voor de scheepvaart (Roadmap voor de maritieme brandstoftransitie en walstroom).

Maritieme veiligheid

Met het toenemend aantal windparken op zee, de geopolitieke veranderingen en de toenemende dreiging van (cyber)security, blijven maritieme veiligheid en onze nationale belangen in de maritieme sector belangrijke onderwerpen in 2025. Bijvoorbeeld met het uitwerken van de aanbevelingen uit het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) ‘Schipperen met ruimte. Beheersing van scheepvaartveiligheid op een steeds vollere Noordzee’. De aanbevelingen zijn onder andere het uitvoeren van een systematische en integrale risicoanalyse, het nemen van een aantal noodzakelijke extra maatregelen en een stevige internationale inzet. Het uitvoeren hiervan voordat nieuwe windparken worden ontwikkeld, brengt risico’s en maatregelen in kaart en zorgt voor het steeds beter beheersen van de scheepvaartveiligheidsrisico’s.

Zeehavens

Onze zeehavens zijn economische motoren en knooppunten voor internationale handel. Voor het verhogen van de veiligheid en maatschappelijke weerbaarheid versterken we daarom hun vitale infrastructuur. In 2025 gaat het om de ontwikkeling en uitvoering van de cyberstrategie, de aanwijzing van vitale infrastructuur en om maatregelen voor de versterking van de veiligheid van digitale netwerk- en informatiesystemen.

Ook werken we aan de doorontwikkeling van het zeehavenbeleid om koers te kunnen houden in een sterk veranderende wereld. Naast weerbaarheid en strategische autonomie zijn verduurzaming en ruimtelijke ontwikkeling belangrijke aandachtspunten. Dit vraagt een volledige aanpak vanwege ruimtegebrek door o.a. de energietransitie, circulaire economie en aangescherpte Europese milieunormen. Voor NOVEX-gebied de Rotterdamse haven leidt dit in 2025 en 2026 tot de uitvoering van de NOVEX programmalijnen: 1. ruimtegebrek, 2. omgevingsveiligheid, 3. synergie haven en stad, 4. stikstofruimte, transitie haven en natuurherstel. Tevens onderzoeken we in NOVEX-verband de mogelijkheid van een mogelijke zeewaartse uitbreiding in de haven van Rotterdam. In de verschillende Nederlandse zeehavens is verder versterking van het investeringsklimaat door middel van een gebiedsgerichte aanpak op ruimte, infrastructuur, vergunningen en financiering essentieel. In de verschillende NOVEX-havengebieden maakt IenW zich hier sterk voor.

Goederenvervoer

Nederland is een belangrijk handelsland, waardoor veel goederen via onze (zee)havens en netwerken in-, uit- en doorgevoerd worden. Een robuust en veerkrachtig multimodaal en gedigitaliseerd goederenvervoersysteem is het antwoord op de grote uitdagingen waar Nederland voor staat als het gaat om de leveringszekerheid voor goederen en energie. De groei van mobiliteit, de klimaatopgave en de energietransitie zorgen voor nieuwe uitdagingen en daarom komen we in 2025 met een nieuwe beleidsagenda voor het goederenvervoer. Een agenda met maatregelen voor het versterken van de veerkracht, voor digitalisering, voor het verder ontwikkelen van de goederenvervoercorridors en deze aan te laten sluiten op regionale en internationale netwerken. Dat doen we samen met regionale en sectorale partijen door middel van realisatiepacten voor multimodale knooppunten en in overleg met onze buurlanden in het kader van bijvoorbeeld de TEN-T-netwerken. Met twee subsidieregelingen wordt de ingroei van laadinfra-structuur bij bedrijfsterreinen en de publieke laadinfrastructuur voor vrachtauto’s versneld. Ook op verzorgingsplaatsen wordt ingezet op de opschaling van laadinfrastructuur zodat tijdig aan de Europese verordening Infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (AFIR) wordt voldaan. Bij Voorjaarsnota 2025 wordt de financiering van de ombouw en elektrificatie van de verzorgingsplaatsen bezien. Op het gebied van digitalisering richten we ons op publiek-private samenwerking, bijvoorbeeld via het Digitaal Platform Logistiek. Daarnaast passen we de Europese verordeningen toe, zoals de European Maritime Single Window environment (EMSWe) en de electronic Freight Transport Information (eFTI) om papierloos transport te bevorderen.

Binnenvaart en Vaarwegen

De binnenvaart vormt een belangrijke schakel in onze logistiek en is van groot maatschappelijk belang. Daarom moet ook deze bedrijfstak beter inspelen op de energietransitie, de toenemende digitalisering, het streven naar ketenoptimalisatie en klimaatverandering. In de actieagenda ‘Toekomst Binnenvaart’ zijn deze thema’s uitgewerkt met de Binnenvaarttafel onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. In 2025 werkt de Binnenvaarttafel verder aan de invulling van de actieagenda.

Als gevolg van klimaatverandering hebben onze vaarwegen steeds vaker te maken met bedreigingen als droogte en hoog water. IenW brengt nationaal in kaart hoe we onze vaarwegen begaanbaar houden en wil in 2026 de eerste maatregelen presenteren. Internationaal gaan we door met onze inzet voor betrouwbare vaarwegen, via zowel de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) als ook via de Europese Commissie (onder andere in het kader van de herziene TEN-T-verordening). Binnen de CCR wordt toegewerkt naar een masterplan Rijn. Daarnaast wordt onder Nederlands voorzitterschap van de CCR gewerkt aan een aantal andere prioriteiten, namelijk de samenwerking met de EU, verduurzaming van de binnenvaartvloot, Smart Shipping en overgangsbepalingen voor het kleine schip.

Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur

Gelet op onze sterk toenemende belangen op de Noordzee, de geopolitieke ontwikkelingen en de verslechterde veiligheidssituatie in de wereld, vraagt de bescherming van de infrastructuur op de Noordzee om versterking. Hiervoor heeft het Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur (PBNI) het Actieplan Strategie ter bescherming Noordzee Infrastructuur opgesteld. Specifiek worden de middelen in 2025 ingezet voor het opschalen van sensorcapaciteit, investeringen in ICT-hardware en software, het maken van een gezamenlijk opleidings-, trainings- en oefenprogramma en de ontwikkeling van responssysteem waarmee adequaat kan worden gereageerd op incidenten op de Noordzee.

Water en Bodem Sturend

Water en bodem zijn voortaan bepalend voor de inrichting van ons land. In 2025 zet het programma Water Bodem Sturend (WBS) onverminderd in op dit nieuwe principe. Dit doen we met nationaal beleid en bestuurlijke samenwerking in het kader van de Nota Ruimte en met de ruimtelijke voorstellen van 12 provincies en 16 NOVEX-gebieden. Ook is er een zogeheten ‘borgingskalender’ opgesteld met alle instrumenten die op dit moment in beeld zijn voor de realisatie van WBS. Om te leren van de praktijk zoeken we de voorhoede op, zowel via bestuurlijk overleg als via de WBS-taskforce en concrete casussen, zoals in de regio Zwolle, de groene metropoolregio Arnhem-Nijmegen en in Friesland. In de deltaregio Zwolle bijvoorbeeld, waar de IJssel, Vecht en Zwarte Water uitmonden in het IJsselmeer, moeten water- en bodemcondities een cruciale rol spelen bij de bouw van 50.000 woningen. IenW ziet erop toe dat deze aspecten zorgvuldig worden meegenomen in de plannen.

In ontwerpateliers laten we zien wat het principe van ‘Water en Bodem Sturend’ precies betekent voor het gebied. In 2024 hebben we Kern Prestatie Indicatoren (KPI’s) ontwikkeld waarmee we de lange termijneffecten van hittestress, risico op wateroverlast en beschikbaarheid zoetwater kunnen monitoren.

Programma Bodem, Ondergrond en Grondwater

Het kabinet werkt aan een gezonde, vitale en klimaatbestendige bodem en voldoende grondwater van goede kwaliteit. Daarvoor is nodig dat activiteiten en de milieueisen die we aan die activiteiten stellen in lijn zijn met de kenmerken van het water- en bodemsysteem in het betreffende gebied. In het programma Bodem, Ondergrond en Grondwater wordt dit in samenhang bezien. Dit programma is een uitwerking van de beleidsbrief «Water en Bodem Sturend», de «Nationale Omgevingsvisie» en de Structuurvisie Ondergrond (STRONG).

Herijking bodemregelgeving

Het project Herijking bodemregelgeving moet zorgen voor solide en toekomstbestendige bodemregelgeving. Hierin zijn bodem en (grond)water beschermd en wordt er een goede balans tussen het beschermen en het benutten van de bodem bereikt. In fase 1 is eind 2023 gestart met het oppakken van de knelpunten uit de uitvoeringspraktijk. In 2025 gaat fase 2 van start, die een meer fundamentele aanpassing van sommige onderdelen van de bodemregelgeving behelst. Hier wordt nieuw beleid verankerd, bijvoorbeeld met betrekking tot vitale bodems. Daarnaast zijn primaire bouwgrondstoffen nodig voor maatschappelijke opgaven, waaronder woningbouw. Er wordt ook een strategie voor zand- en grindwinning ontwikkeld. Verder blijven we medeoverheden ondersteunen bij het saneren van vervuilde terreinen, zodat die beschikbaar komen voor woningbouw en het ontwikkelen van bedrijventerreinen.

Klimaatadaptatie

Klimaatverandering voltrekt zich met duidelijk merkbare gevolgen. Zo krijgen we in Nederland steeds vaker te maken met hevige regenbuien die wateroverlast veroorzaken, langere perioden van droogte en ander extreem weer. We zullen ons moeten aanpassen. Daarom maken we in 2025 een herziening van de nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS). Deze wordt in 2026 ter besluitvorming aangeboden. Hierin wordt onder andere gewerkt aan beleidsrichtingen voor de IenW-netwerken (watersysteem, wegen, vaarwegen en spoorwegen) zodat klimaatadaptatie kan worden verankerd in het werk van Rijkswaterstaat en ProRail. In 2025 werken we daarnaast aan de praktische toepassing van het ruimtelijk afwegingskader, de landelijke maatlat voor een groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving. Vanuit de aanbevelingen van de beleidstafel wateroverlast en hoogwater zetten we onder meer in op waterbewust gedrag, mogelijke invoering van een waterlabel en gevolgbeperking. Ook verkennen we de impact van een vergelijkbare bui zoals die in Limburg is gevallen (‘waterbom’ juli 2021). Verder gaat het KNMI steeds eerder en gerichter waarschuwen om risico’s terug te dringen en schade en slachtoffers te beperken.

Internationale inzet op water en klimaatadaptatie

Nederland zet zich ook in om andere landen te ondersteunen op het gebied van klimaatadaptatie, waterveiligheid en waterzekerheid. De Internationale Klimaatstrategie, de Nederlandse Internationale Water Ambitie (herijking 2024) en het «UAE framework for global climate resilience» vanuit de UNFCCC zijn hierbij onze kaders.

We delen onze kennis en leren van andere landen. Dat doen we via programma’s Partners voor Water, Blue Deal, DRSS, Water as Leverage en IPDC. Ook helpen we Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en het maatschappelijk middenveld hun expertise in het buitenland in te zetten. We beïnvloeden het water- en klimaatbeleid van internationale organisaties en processen. We zetten water en klimaatadaptatie op de kaart bij andere sectoren, zoals bij de landbouw, stedelijke ontwikkeling en de financiële sector. Wereldwijd dragen we bij dat water en bodem meer sturend kunnen zijn in economische besluitvorming en ruimtelijke ordening. Belangrijke mijlpalen in 2025 zijn de COP30-klimaattop in Brazilië en de voorbereidingen voor de VN-waterconferentie in 2026.

Waterveiligheid

Voor Nederland met zijn laaggelegen ligging en vele rivieren, geldt dat het werken aan de waterveiligheid nooit af is. Dijken beschermen ons al eeuwen en houden het land leefbaar en veilig. Maar mede door de klimaatverandering zien we de opgaven toenemen. Daarom is het belangrijk om onze dijken te blijven versterken. Het kabinet herijkt daarom samen met de waterschappen het Hoogwater Beschermingsprogramma (HWBP). Enerzijds door het scherper bepalen van de dijkversterkingsopgaven (waarbij eerdere bandbreedtes worden verkleind) en anderzijds het verbeteren van de sturing en aanpak van het HWBP en vernieuwen van lopende financiële afspraken. Eind 2025 worden hierover bestuurlijke afspraken gemaakt. Ook wordt het instrumentarium voor het beoordelen van primaire keringen verder doorontwikkeld.

Ruimte voor de Rivier

In 2024 is het Programma onder de Omgevingswet Integraal Riviermanagement (POW IRM)/Ruimte voor de Rivier gestart. Het POW IRM gaat over de inrichting van het rivierengebied en bevat de opgaven en ambities voor waterveiligheid, bevaarbaarheid, zoetwaterbeschikbaarheid, natuur en ecologische waterkwaliteit en ruimtelijk-economische ontwikkelingen. Om deze opgaven en ambities te realiseren zijn in het POW op hoofdlijnen keuzes gemaakt over de rivierbodemligging en over de beschikbaarheid van voldoende ruimte voor de opgaven in het rivierengebied. In 2025 wordt verder gewerkt aan een hernieuwd programma Ruimte voor de Rivier.

Noordzeebeleid

In 2025 wordt gewerkt aan de uitvoering van het Programma Noordzee 2022-2027 (PNZ), waarin ook een tussentijdse wijziging (ook wel bekend als Partiële Herziening) is aangekondigd. De vaststelling van de PH is voorzien rond november 2025. Samen met de partijen van het Noordzeeoverleg streven we naar een zorgvuldige balans tussen alle vormen van gebruik van de Noordzee, waaronder windparken, scheepvaart, zandwinning, visserij en defensie. Verder wordt de tweede actualisatie van Mariene Strategie deel 1 (MS1) aan de Europese Commissie gerapporteerd. MS1 bevat een beoordeling van de huidige milieutoestand van de Noordzee, de beschrijving van de gewenste goede milieutoestand, doelen en indicatoren. Daarnaast wordt het KRM-monitoringsprogramma MS2 voorbereid. Ook werken we op Europees niveau aan herziening van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Tot slot wordt de samenwerking met Noordzeelanden in het Greater North Sea Basin Initiative verder uitgewerkt.

Kaderrichtlijn Water

Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten voeren ook in 2025 de maatregelen van de stroomgebiedbeheerplannen 2021-2027 uit. Daarnaast loopt het Impulsprogramma Kaderrichtlijn Water (KRW) om met een stevige, aanvullende inzet eind 2027 te voldoen aan de Europese eisen. Andere actielijnen hiervoor zijn: (1) het tijdig realiseren van maatregelen en het aanpakken van obstakels in bijvoorbeeld de planning of regelgeving; (2) het uitwerken van integrale, ruimtelijke maatregelen, zoals het beekherstel; (3) er wordt geïntensiveerd op de maatregelen in de stoffenketen, van bron tot zuivering en vergunningverlening en handhaving; (4) afspraken worden verankerd in regelgeving. Hierbij wordt ook invulling gegeven aan de constateringen genoemd door de EC in de inbreukprocedure tegen Nederland, die zich met name richt op de regelmatige herziening van verleende vergunningen voor onttrekkingen en lozingen.

De tussenevaluatie van de KRW van eind 2024 wordt verwerkt tot concrete afspraken en maatregelen. Daar waar uitzonderingen aan de orde zijn worden deze gemotiveerd en er is aandacht voor het voorkomen en voorbereiden op rechtszaken. De resultaten van deze actielijnen benutten we bij de voorbereiding van de stroomgebiedbeheersplannen 2028-2033. Daartoe wordt in 2025 het KRW-werkprogramma en de resterende beheerskwesties vastgesteld.

Drinkwater

Voldoende drinkwater is voor burgers en bedrijven vanzelfsprekend en dat willen we ook zo houden. Daarom zetten we in op een robuuste drinkwatersector en een afgestemd vraag en aanbod. De verwachting is dat er in 2030 jaarlijks circa 100 miljoen m3 drinkwater extra geproduceerd moet worden. Daarom werkt IenW in 2025 samen met de drinkwaterbedrijven, decentrale overheden en andere stakeholders aan het blijvend beschikbaar houden van voldoende drinkwater en om drinkwater te besparen.

Zoetwater

In 2025 werken Rijk en regio’s aan de invoering van maatregelen die zijn afgesproken in het ‘Deltaprogramma Zoetwater Fase 2 2022-2027’. Deze zijn bedoeld om Nederland weerbaar te maken tegen zoetwatertekorten in 2050. Ook werken we aan de onderbouwing van keuzes en maatregelen voor de herijking van de Deltabeslissing 2026 en verankering daarvan in het Nationaal Waterprogramma 2028-2033. Eind 2025 is de conceptversie klaar van ontwikkelpaden en maatregelen. Aan de hand hiervan kan de ministerraad beslissen over de ambitie, strategie en zoetwaterverdeling in het hoogwatersysteem en over de landelijke maatregelenpakketten voor het Deltaprogramma Zoetwater Fase 3. Deze beslissingen zullen transparantie bieden over de te verwachten regionale verzilting en watercondities voor alle functies.

CBS-factsheet brede welvaart

Met de factsheet Brede Welvaart van het CBS over IenW-beleidsterreinen wordt invulling gegeven aan de motie-Hammelburg c.s. om bredewelvaartsindicatoren zichtbaar te maken op politieke verantwoordingsmomenten als analyse-instrumentarium.

Aan de hand van de gebruikte indicatoren voor IenW zijn verbeteringen te zien in toegang tot infrastructuur, met een toename in emissiearm vervoer. Ook is te zien dat de emissies van fijnstof en verzurende stoffen zijn afgenomen. Tegelijk zijn er zorgelijke trends op de thema’s water en geluid. Het ministerie waardeert de input uit de CBS factsheet en werkt hard om de scores op die terreinen voor de lange termijn te verbeteren. Het gaat vaak om complexe opgaven in de beleidsagenda. Daarbij kijkt IenW naar de effecten hier en nu, elders en later.

1

Kamerstuk 29385, nr. 119

2

Kamerstuk 36410 A, nr. 2

3

Kamerstuk 29385, nr. 139

4

Kamerstuk 29385, nr. 126 en Kamerstuk 29385, nr. 130

5

Kamerstuk 31305, nr. 387

6

Kamerstuk 36410 A, nr. 8

Licence