Ook als Nederland de crisis achter zich laat is de potentiële groei op langere termijn aanzienlijk lager dan in het verleden. De vergrijzing doet de (toename van) de beroepsbevolking dalen vanwege een oudere en een langer levende bevolking. Bovendien loopt de snelle toename in de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt ten einde. Er zijn belangrijke stappen gezet om dit verlies in potentiële groei op te vangen, bijvoorbeeld door het verhogen van de AOW-leeftijd. Dit neemt niet weg dat er verdere stappen nodig en mogelijk zijn om de potentiële groei in Nederland te verhogen.
Hogere productiviteit en participatie zorgen voor hogere structurele groei. Het staat buiten kijf dat een stijgende arbeidsproductiviteit voor Nederland van groot belang is voor toekomstige groei. Onderwijs, onderzoek en innovatie zijn daarmee belangrijke fundamenten voor verdere stijging van de welvaart. Het kabinet zet in op een slimme samenwerking tussen onderzoekers en ondernemers om de ontwikkeling van kennis en innovatie te bevorderen. Technologische vooruitgang versterkt het belang van bepaalde aspecten van de economische structuur, zoals aanpassingsvermogen, voor de productiviteit. Daarnaast liggen er echter ook nog steeds kansen bij de benutting van niet-actieven op de arbeidsmarkt.
Grootschalige vooruitgang op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) veranderen de manier waarop we werken en waarmee we ons geld verdienen. 76 Deze veranderingen maken het inschatten van de toekomstige verschuivingen in de vraag naar arbeid en toekomstige economische sterktes van Nederland lastig. Verschuivingen zijn namelijk onvoorspelbaar, kunnen plotseling optreden en vinden plaats op het niveau van de werknemer en niet langer op het niveau van bedrijven of sectoren. 77 Sectorale vergelijkingen verbergen dus een deel van de huidige en toekomstige dynamiek. Goed inspelen op deze verschuivingen, met het oog op mogelijke productiviteitsgroei, vergt aanpassingsvermogen van de economische structuur. Ten eerste vergt dit mensen met goede algemene scholing die in staat zijn om snel bij te leren om door te kunnen stromen naar de plekken waar ze nodig zijn en waar werken lonend is. Aanpassingsvermogen, bijscholingsmogelijkheden en mobiliteit van werknemers zijn hierbij cruciaal. Ten tweede is het van belang dat bedrijven kansen identificeren, risico’s durven en kunnen aangaan om innovatie en ontwikkeling te bewerkstelligen. Dit vraagt om ruimte voor snelle groeiers en innovatie bij bedrijven en minder belemmerende productmarkten. Tot slot vergt dit alles een overheid die burgers en bedrijven beschermt waar nodig en ruimte geeft waar gewenst. 78
De Nederlandse arbeidsmarkt blijft internationaal gezien vooral achter met de mobiliteit en bijscholing onder oudere werknemers. Naarmate werknemers dichterbij het punt van pensionering komen, zijn nieuwe investeringen in scholing en mobiliteit minder renderend omdat de terugverdientijd van deze investeringen korter is. De mobiliteit van ouderen in Nederland ligt echter substantieel lager dan in de meeste andere Europese landen (figuur 2.24) en belemmert daarmee hun productiviteit. Bovendien werken ouderen relatief vaak in krimpende beroepen waardoor zij extra kwetsbaar zijn voor arbeidsmarktverschuivingen. 79 De modernisering van het ontslagrecht per 2016 zal de mobiliteit van toekomstige ouderen kunnen ondersteunen. Voor de kortere termijn zijn in het kader van het Sociaal Akkoord middelen beschikbaar gesteld voor werkgevers en werknemers om duurzame inzetbaarheid te bevorderen, bijvoorbeeld door goede afspraken te maken over (bij)scholing en mogelijkheden voor aanpassing of ontbinding van het arbeidscontract.
Figuur 2.24 Beperkte mobiliteit ouderen in Nederland
Noten: Gemiddelde duur van arbeidscontract, mannelijke werknemers tussen de 55 en 64 jaar.
Bron: OESO Economic Surveys: Netherlands 2012 (cijfers betreffen 2006–2009)
Een verdere verbetering van het Nederlandse ondernemingsklimaat is een voedingsbodem voor nieuwe technologieën, producten en ideeën. 80 Dit biedt de mogelijkheid om tijdig in te spelen op potentiële verschuivingen en zorgt voor een goed investeringsklimaat voor Nederlandse en buitenlandse partijen. Het Nederlandse aanpassingsvermogen – uitgedrukt in het aantal snel groeiende bedrijven – is internationaal gezien redelijk, maar blijft ver achter bij de VS (figuur 2.25). Het verder terugdringen van bureaucratische rompslomp vormt hierbij een eerste uitdaging. Bij de Global Competitiveness Index staat Nederland op de 30ste plaats wat betreft het aantal procedures. Het kabinet verbetert het Nederlandse ondernemingsklimaat door belemmeringen weg te nemen via ondermeer de Crisis- en Herstelwet en de vereenvoudiging van de Omgevingswet. Bovendien verkleint het de drempel om de Nederlandse markt te betreden via een betere dienstverlening, bijvoorbeeld via de digitale overheid en het Ondernemersplein. Ook bewaakt de overheid de toegang tot kredietverlening en stimuleert zij innovatief ondernemerschap via verschillende fiscale regelingen (Research- and Development-aftrek, de WBSO en de Innovatiebox).
Figuur 2.25 Dynamiek Nederlandse bedrijfsleven blijft achter bij VS
Noten: Snelgroeiende bedrijven als percentage van totaal aantal bedrijven; gemiddelde 2006–2010.
Bron: Meijaard (te verschijnen)
Om vernieuwing te faciliteren is ruimte nodig. Minder regels op de Nederlandse productmarkt biedt groeikansen. In veel ontwikkelde landen belemmert regeldruk de productiviteit en economische groei. Dit geldt met name voor sectoren die intermediaire goederen en diensten leveren voor de rest van de economie zoals energie en communicatie. De Nederlandse regelgeving belemmert productiviteit in deze sectoren slechts zeer beperkt en enkel Zweden en Denemarken presteren nog beter wat dit betreft. 81 Een verbetering van de productmarkt, in de zin van het wegnemen van belemmeringen, levert ook voor Nederland echter alsnog een groei in de productiviteit van bijna 3 procentpunt op over een periode van vijf jaar. 82 Bovendien blijkt dat de productiviteit in bepaalde sectoren zoals de bouw, zakelijke dienstverlening en detailhandel achterloopt en er een relatie bestaat tussen regeldruk en productiviteit in een sector. 83 Het kabinet werkt daarom aan het schrappen en stroomlijnen van complexe wetgeving en procedures. Dit vergt deels afspraken op Europees niveau.
Tot slot kan ook stijgende arbeidsparticipatie in Nederland bijdragen aan structurele groei. In Nederland staat bijna een miljoen mensen aan de kant die wel willen werken. Daarnaast is Nederland koploper wat betreft het aantal deeltijdwerknemers. Door dit hoge percentage deeltijdwerknemers werken Nederlanders gemiddeld het minst aantal uren per persoon van alle OESO-landen. Tegelijkertijd zorgt dit voor een hoge participatiegraad. Een toename van de arbeidsdeelname van werklozen, arbeidsgehandicapten, deeltijdwerknemers en ouderen zou een aanzienlijk deel van het drukkende effect van de vergrijzing wegnemen. Met het Sociaal Akkoord zetten werkgevers, werknemers en overheid zich gezamenlijk in om substantieel verandering te brengen in arbeidsdeelname van werklozen en arbeidsgehandicapten. Zo willen zij bijvoorbeeld via werkbedrijven in combinatie met een loonkostensubsidie een cultuuromslag te weeg brengen waarmee het normaal wordt dat bedrijven mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen.