Nederland staat voor de uitdaging de overheidsfinanciën verder te doen verbeteren. Het blijft daarom een belangrijke prioriteit van het kabinet om de overheidsfinanciën op orde te brengen, ook in 2014. Het kabinet neemt daarbij de maatregelen die structureel nodig zijn, maar heeft tegelijkertijd oog voor de huidige conjuncturele situatie en de sociale gevolgen.
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Inkomsten (belastingen en sociale premies) | 220,5 | 225,8 | 237,2 | 245,4 | 251,2 | 257,2 |
Netto uitgaven onder het uitgavenkader | 245,8 | 242,4 | 251,2 | 258,9 | 263,1 | 266,4 |
Rijksbegroting in enge zin | 111,9 | 102,8 | 105,5 | 106,6 | 107,9 | 108,9 |
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid | 69,9 | 74,1 | 77,8 | 83,3 | 84,3 | 84,6 |
Budgettair Kader Zorg | 64,0 | 65,5 | 67,8 | 69,0 | 71,0 | 72,9 |
Overige netto uitgaven | – 3,4 | – 0,1 | 3,9 | 2,0 | 3,3 | 5,7 |
Gasbaten | – 11,8 | – 13,3 | – 11,9 | – 10,8 | – 10,4 | – 9,5 |
Rentelasten | 0,5 | 9,2 | 8,9 | 9,1 | 10,0 | 11,1 |
Zorgtoeslag | 4,6 | 4,8 | 4,1 | 4,5 | 4,3 | 4,6 |
Overig | 3,4 | – 0,9 | 2,8 | – 0,8 | – 0,7 | – 0,6 |
Totale netto uitgaven | 242,4 | 242,3 | 255,1 | 260,9 | 266,4 | 272,1 |
EMU-saldo centrale overheid | – 21,8 | – 16,5 | – 17,9 | – 15,5 | – 15,3 | – 14,9 |
EMU-saldo decentrale overheden | – 2,5 | – 2,5 | – 2,0 | – 1,9 | – 1,6 | – 1,3 |
Feitelijk EMU-saldo | – 24,3 | – 19,0 | – 19,9 | – 17,4 | – 16,9 | – 16,2 |
Feitelijk EMU-saldo (in procenten bbp) | – 4,1% | – 3,2% | – 3,3% | – 2,8% | – 2,6% | – 2,4% |
EMU-schuld | 427 | 451 | 466 | 480 | 493 | 505 |
EMU-schuld (in procenten bbp) | 71,3% | 75,0% | 76,1% | 76,5% | 76,7% | 76,6% |
Bruto Binnenlands Product (bbp) | 599 | 602 | 613 | 628 | 643 | 660 |
In tabel 3.1.1 staan de belangrijkste cijfers uit het budgettaire beeld van de overheid. In dit hoofdstuk worden deze kerncijfers verder uitgelegd en toegelicht. In paragraaf 3.2 wordt uitleg gegeven over het aanvullend pakket van 6 miljard euro dat deze zomer door het kabinet is overeengekomen en paragraaf 3.3 behandelt het totaalbeeld van de overheidsfinanciën voor het jaar 2014. Paragraaf 3.4 gaat vervolgens dieper in op de ontwikkeling van de overheidsfinanciën sinds de crisis en in paragraaf 3.5 wordt de inkomstenontwikkeling behandeld voor 2013 en 2014. Dit hoofdstuk eindigt met de toetsing van de vastgestelde kaders in paragraaf 3.6.
De overheidsfinanciën zijn sterk afhankelijk van macro-economische ontwikkelingen. Wanneer bijvoorbeeld de economische groei of de werkloosheid verandert, beïnvloedt dit veelal direct de verwachtingen over saldo en schuld, bijvoorbeeld omdat de overheid bij een lagere economische groei minder belastingen ontvangt. De cijfers in de Miljoenennota zijn – zoals gebruikelijk – gebaseerd op de macro-economische ramingen van het Centraal Planbureau (CPB). In tabel 3.1.2 zijn de macro-economische veronderstellingen opgenomen die zijn gehanteerd in deze Miljoenennota.
2013 | 2014 | |
---|---|---|
Bruto binnenlands product (in miljarden euro) | 602 | 613 |
Volumegroei bbp (economische groei; in procenten bbp) | – 1 ¼ | ½ |
Inflatie (consumentenprijsindex) | 2 ¾ | 2 |
Contractloon marktsector | 1 ½ | 1 ½ |
Werkloze beroepsbevolking (in duizenden personen, nationale definitie) | 682 | 748 |
Lange rente | 2 | 2 ½ |
Eurokoers ($) | 1,32 | 1,32 |
Olieprijs ($ per vat) | 105 | 103 |
Bron: Macro Economische Verkenning 2014 (CPB)