In het Belastingplan 2021 is een verlaagd tarief in de energiebelasting en een nihiltarief in de opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE) voor walstroominstallaties geïntroduceerd. Deze bepalingen treden op 1 oktober 2021 in werking. Voorgesteld wordt om de definitie van walstroominstallatie aan te passen, zodat bepaalde walstroominstallaties die nu niet kwalificeren voor het verlaagde tarief, daar toch gebruik van kunnen maken.
Walstroom is elektriciteit die wordt geleverd aan schepen die zijn afgemeerd. Als schepen walstroom gebruiken, zijn zij voor de elektriciteitsvoorziening aan boord niet meer aangewezen op het gebruik van een met minerale oliën aangedreven generator en wordt het verbruik van die minerale oliën specifiek voor die elektriciteitsvoorziening vermeden. Als vereiste voor toepassing van het verlaagde tarief in de energiebelasting en het nihiltarief in de ODE geldt dat de walstroominstallatie moet beschikken over een zelfstandige aansluiting. Deze beperking is van belang voor de controle of de elektriciteit alleen wordt aangewend ten behoeve van de walstroominstallatie en niet ook voor andere doeleinden zoals bijvoorbeeld elektriciteitsvoorziening voor havengebouwen. In het Belastingplan 2021 is onderkend dat deze beperking in bepaalde gevallen ervoor kan zorgen dat het verlaagde tarief niet kan worden toegepast omdat de walstroominstallatie niet beschikt over een zelfstandige aansluiting. Daarbij is het voorbeeld genoemd van een walstroominstallatie die is aangesloten op het distributienet via een aansluiting van bijvoorbeeld een havengebouw. In de praktijk is sindsdien ook een casus bekend geworden waarbij geheel geen sprake is van een aansluiting op het distributienet, maar van een zogenoemde directe lijn.
Het kabinet vindt het in beginsel wenselijk dat bij levering van elektriciteit aan deze walstroominstallaties ook het verlaagde tarief kan worden toegepast, mits een effectieve controle mogelijk is op de hoeveelheid elektriciteit die naar de walstroominstallatie gaat en daarmee geleverd wordt aan schepen. Het is mogelijk gebleken om met aanvullende eisen een installatie die niet beschikt over een zelfstandige aansluiting aan deze voorwaarden te laten voldoen. Daarom wordt de definitie van walstroominstallatie aangepast zodat ook installaties die niet beschikken over een zelfstandige aansluiting kunnen kwalificeren voor het verlaagde tarief. Als de installatie niet beschikt over een zelfstandige aansluiting, zal deze voorzien moeten zijn van een comptabele meetinrichting. In de lagere regelgeving zullen voorwaarden worden gesteld waaraan de meetinrichting moet voldoen. Daarbij zal in ieder geval worden bepaald dat de comptabele meetinrichting moet voldoen aan de eisen zoals vastgelegd in de Meetcode elektriciteit, en moet worden beheerd en uitgelezen door een erkend meetverantwoordelijke zoals eveneens bedoeld in de Meetcode elektriciteit. Daarnaast zal die comptabele meetinrichting zodanig moeten worden geplaatst dat deze enkel de elektriciteit meet die de walstroominstallatie ingaat ten behoeve van de levering van walstroom aan schepen. Met deze informatie kan worden gezorgd voor een juiste toepassing van het verlaagde tarief en is daarop een effectieve controle mogelijk.