De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is een heffingskorting die wordt toegekend aan alleenstaande ouders of minstverdienende partners die arbeid en zorg voor jonge kinderen combineren, en voldoen aan de overige voorwaarden van de IACK. Het doel van deze regeling is het stimuleren van deze groep om arbeid en zorg over jonge kinderen te combineren, waardoor de arbeidsparticipatie van deze groep wordt bevorderd. In lijn met het coalitieakkoord wordt voorgesteld om de IACK vanaf 2025 af te schaffen, behalve voor ouders met (een of meer) kinderen die vóór 1 januari 2025 zijn geboren.
Doelstelling
Het afschaffen van de IACK kent zijn grondslag in vier overwegingen. Allereerst is in het coalitieakkoord een fundamentele herziening van de kinderopvangtoeslag (KOT) aangekondigd. De regering kiest voor een inkomensonafhankelijke vergoeding van 96% (tot de maximum uurprijs) voor werkende ouders. Deze vergoeding wordt rechtstreeks door de overheid betaald aan kinderopvangorganisaties. Deze hoge vergoeding draagt bij aan de betaalbaarheid van de kinderopvang en daarmee wordt het aantrekkelijker voor ouders om werk en zorg voor jonge kinderen te combineren, waardoor de arbeidsparticipatie van ouders wordt bevorderd. Daarmee valt het doel van de IACK samen met een van de doelen van de (herziening van de) KOT.
Ten tweede is in het coalitieakkoord de ambitie uitgesproken om het belastingstelsel te vereenvoudigen en te hervormen en daartoe worden in dit Belastingplan de eerste stappen gezet. Het afschaffen van de IACK is een van die stappen. Door het afschaffen van de IACK komt de marginale druk vanuit de belastingtarieven meer in lijn met de effectieve marginale belastingdruk, wat de eenvoud en transparantie van het belastingstelsel ten goede komt.
Ten derde zorgt de afschaffing van de IACK ervoor dat de verschillen in belastingdruk tussen een- en tweeverdienershuishoudens met kinderen beperkt worden. Sinds de invoering van de Wet IB 2001 zijn deze verschillen groter geworden, wat heeft geleid tot onbegrip bij sommige burgers.
Tot slot levert de afschaffing van de IACK structureel vanaf 2037 € 1.772 miljoen op ter dekking van andere maatregelen die relevant zijn voor de koopkracht en het huishoudinkomen.
Inkomenseffecten en overgangsrecht
De regering heeft – zoals hiervoor is aangestipt – ervoor gekozen de IACK niet in één keer geheel af te schaffen, maar de IACK gefaseerd over de periode 1 januari 2025 tot en met 31 december 2036 af te schaffen door ouders van kinderen die zijn geboren vóór 1 januari 2025 nog wel in aanmerking te laten komen voor het recht op de IACK (overgangsrecht).
Vanaf 1 januari 2037 hebben alle kinderen geboren vóór 1 januari 2025 de leeftijd van 12 jaar bereikt en bestaat daardoor voor geen enkele ouder nog recht op de IACK.
De gekozen vormgeving van het overgangsrecht heeft als reden dat ouders met kinderen die geboren zijn vóór 1 januari 2025 het recht op de IACK niet abrupt verliezen of verlaagd zien worden. Hiermee wordt bewerkstelligd dat ouders die vóór 2025 al recht hebben op de IACK niet te maken krijgen met negatieve inkomenseffecten door het afschaffen van de IACK. Daarnaast wordt bewerkstelligd dat ouders die vóór 2025 geen recht hebben op de IACK, omdat niet wordt voldaan aan alle voorwaarden voor het recht op de IACK, maar op een later moment na 2025 wel wordt voldaan aan alle voorwaarden, deze ouders ook recht krijgen op de IACK. Op het moment dat zij gaan voldoen aan alle voorwaarden voor het recht op de IACK verkeren zij namelijk in exact dezelfde situatie als de ouders die het recht hebben behouden.
Ouders die vanaf 1 januari 2025 (nog steeds) recht hebben op de IACK komen ook in aanmerking voor de herziene KOT, mits gebruik wordt gemaakt van formele kinderopvang en wordt voldaan aan de overige voorwaarden. Dit houdt in dat er ouders zijn, met (een of meer) kinderen die geboren zijn op of na 1 januari 2025 die alleen recht krijgen op de herziene KOT, maar geen recht op de IACK. Zij bevinden zich in een vergelijkbare positie als de ouders die het recht op de IACK behouden, behalve dat zij, in tegenstelling tot ouders die nog wel recht hebben op de IACK, geen kinderen hebben die geboren zijn vóór 2025. Het moment waarop een kind wordt geboren met een harde grens tussen 31 december 2024 en 1 januari 2025 maakt het verschil voor ouders tussen 12 jaar lang (uiterlijk tot en met 2036) in aanmerking kunnen komen op de IACK of helemaal niet in aanmerking komen voor de IACK. Dergelijke hardheid is echter inherent aan de keuze voor een dergelijke grens.
Een alternatief om de IACK gefaseerd af te schaffen zonder een dergelijke hardheid en zonder negatieve inkomenseffecten, is er niet. De hardheid kan wel worden voorkomen door te kiezen voor een alternatief waarbij de IACK in de periode van 1 januari 2025 tot 1 januari 2037 gefaseerd wordt afgeschaft door het maximumbedrag jaarlijks te verlagen tot nihil in 2037. Bij dit alternatief zouden ouders met uitsluitend (een of meer) kinderen die geboren zijn op of na 1 januari 2025 ook recht krijgen op de IACK, mits aan alle voorwaarden van de IACK wordt voldaan. Zowel de laatstgenoemde ouders als de ouders die voor 2025 al recht hadden op de IACK zouden tot en met 2036 jaarlijks te maken krijgen met negatieve inkomenseffecten door een lagere IACK. De regering heeft de voorkeur gegeven aan het voorkomen van deze negatieve inkomenseffecten.
Arbeidsmarkteffecten
Zoals hiervoor aangegeven valt het doel van de IACK samen met een van de doelen van de KOT, namelijk, het voor ouders met jonge kinderen aantrekkelijk maken om arbeid en zorg te combineren. Ondanks dat beide maatregelen hetzelfde doel nastreven, zijn de groepen ouders die met de verschillende maatregelen worden bereikt niet geheel dezelfde. De IACK is namelijk specifiek gericht op de alleenstaande ouders en minstverdienende partners met jonge kinderen – een groep die relatief sterk reageert op financiële prikkels – waarbij het niet uitmaakt of wel of geen gebruik wordt gemaakt van formele kinderopvang. De KOT is daarentegen gericht op werkende ouders die gebruikmaken van formele kinderopvang. Doordat de IACK, in tegenstelling tot de KOT, gericht een groep ouders bereikt die relatief sterk reageert op financiële prikkels en het gebruik maken van formele kinderopvang geen vereiste is, is de IACK volgens de modellen van het Centraal Planbureau (CPB) per euro effectiever in het bevorderen van de arbeidsparticipatie van ouders met jonge kinderen dan de KOT. Per saldo leiden de maatregelen daardoor volgens de modellen tot een (beperkt) negatief effect op het arbeidsaanbod. Hierbij is wel opgemerkt dat het berekenen van de effectiviteit van de KOT en de IACK in de modellen complex is, omdat in het verleden beleidswijzigingen vaak tegelijkertijd plaatsvonden en de individuele effecten daardoor lastig te berekenen zijn. Daarnaast is de KOT in tegenstelling tot de IACK voor veel ouders zichtbaarder, hetgeen de effectiviteit in de praktijk kan versterken.
Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie
Met het afschaffen van de IACK voor ouders met kinderen geboren na 2025 wordt een drietal doelen nagestreefd en bereikt: (1) het vereenvoudigen van het belastingstelsel, (2) het beperken van de verschillen in belastingdruk tussen een- en tweeverdienershuishoudens met kinderen en (3) het beschikbaar maken van middelen op termijn ter (gedeeltelijke) dekking van de herziening van de kinderopvang. Dit maakt de maatregel doeltreffend. Het doel dat de IACK nastreeft (het stimuleren van het combineren van arbeid en zorg over jonge kinderen) wordt met de herziening van de kinderopvang grotendeels voortgezet. De maatregel heeft daardoor slechts beperkt negatieve arbeidsmarkteffecten. Daarnaast kent de maatregel geen negatieve inkomenseffecten voor bestaande gevallen, namelijk ouders met uitsluitend (een of meer) kinderen die zijn geboren vóór 2025. Wel zijn er de eerste 12 jaar hogere uitvoeringslasten omdat onderscheid moet worden gemaakt tussen oude en nieuwe gevallen. Op lange termijn leidt de maatregel tot minder uitvoeringslasten bij de Belastingdienst en beperkt het beroep op het doenvermogen van burgers. Door de gekozen uitfasering ontstaat een situatie waarbij ouders met een kind geboren vóór 1 januari 2025 nog maximaal 12 jaar lang van de IACK profiteren én daarnaast ook voordeel hebben van de hogere kinderopvangtoeslag. Dit voordeel kan oplopen tot maximaal € 30.000 ten opzichte van ouders die een kind krijgen op of net na 1 januari 2025. Een dergelijke harde grens kan leiden tot onbegrip bij ouders. Omdat de maatregel vanaf 1 januari 2025 nog maximaal 12 jaar duurt, wordt er geen evaluatie ingepland.