De algemene heffingskorting (AHK) is een korting van maximaal € 2.888 (2022) voor iedere belastingplichtige voor de inkomstenbelasting. Voor belastingplichtigen met een inkomen uit werk en woning (box 1) van meer dan € 21.317 (2022) wordt de korting verminderd met 6,007% (2022) van het surplus tot nihil bij het begin van de hoogste tariefschijf in box 1 (€ 69.398).
Met de voorgestelde maatregel wordt deze afbouw niet langer uitsluitend afhankelijk van de hoogte van het inkomen uit werk en woning, maar van het verzamelinkomen, dat bestaat uit het inkomen uit werk en woning (box 1), het inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) en het inkomen uit sparen en beleggen (box 3) verminderd met het daarin begrepen te conserveren inkomen. De afbouw van de AHK is al sinds 2014 bepalend voor het marginale tarief in box 1 en zorgt de facto voor een extra schijf in box 1 van circa 43%. De algemene heffingskorting geldt voor alle belastingplichtigen. Met de huidige afbouw van de AHK heeft echter niet elke belastingplichtige in dezelfde mate te maken. Gegeven het feit dat de AHK een afbouw kent, acht de regering dit verschil ongewenst. Met de voorgestelde maatregel geldt de afbouw voor iedere belastingplichtige met hetzelfde verzamelinkomen op gelijke wijze, ongeacht de bron van inkomen.
Hiermee wordt tevens bereikt dat inkomen uit vermogen (box 2- en box 3-inkomen) in het afbouwtraject van de AHK onder omstandigheden zwaarder wordt belast. Belastingplichtigen met een laag of geen inkomen uit werk en woning en daarnaast een voldoende hoog inkomen uit aanmerkelijk belang of sparen en beleggen gaan door deze maatregel meer belasting betalen. Daarnaast zorgt de maatregel ervoor dat de afbouw van heffingskortingen enigszins uniformer plaatsvindt. De ouderenkorting wordt namelijk reeds afgebouwd met het verzamelinkomen. Deze maatregel kan overigens ook gevolgen hebben voor sommige keuzes binnen box 2 of box 3. Zo kan deze maatregel, waarbij het deel van de dividenduitkering dat in het afbouwtraject valt en met een extra 6 procentpunt wordt belast, ervoor zorgen dat het in sommige gevallen voordeliger wordt om dividenduitkeringen uit te stellen tot een grote uitkering ineens.
Met de maatregel wordt vrijwel geen extra beroep gedaan op het doenvermogen van belastingplichtigen voor wat betreft de toekenning van de AHK. In beginsel heeft iedere belastingplichtige recht op de AHK. De hoogte van de AHK wordt door de systemen berekend en automatisch toegekend. Door de wijziging zullen wel meer belastingplichtigen in het afbouwtraject van de AHK terechtkomen en een deel of de gehele AHK verliezen. Voor sommige belastingplichtigen die met de hoogte van box 2- of box 3-inkomen kunnen schuiven over kalenderjaren, kan de berekening van de marginale druk iets complexer zijn.
Door de maatregel kan de goedkeuring vooruitlopend op wetgeving uit het Besluit heffingskortingen, die regelt dat het inkomen uit werk en woning voor het bepalen van de hoogte van de AHK wordt verminderd met het daarin begrepen te conserveren inkomen, komen te vervallen. Voor het vaststellen van het verzamelinkomen wordt het totale inkomen namelijk al verminderd met het daarin begrepen te conserveren inkomen.
Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie
Het doel van de maatregel is om de afbouw van de AHK voor iedere belastingplichtige met hetzelfde verzamelinkomen gelijk toe te passen, ongeacht de samenstelling van het inkomen, en om verzamelinkomen in het afbouwtraject van de AHK dat verhoudingsgewijs meer uit box 2- en box 3-inkomen bestaat, zwaarder te belasten. De opbrengst dient ter dekking van een deel van de derving die optreedt vanwege de herstelwetgeving en de overbruggingswetgeving voor box 3 na het «Kerstarrest» van de Hoge Raad. De maatregel is naar verwachting doeltreffend en beperkt doelmatig. Doeltreffend omdat de maatregel realiseert dat de afbouw van de AHK voor iedere belastingplichtige met hetzelfde verzamelinkomen gelijk wordt toegepast. Dat zorgt voor een circa 6% (circa 3% bij AOW’ers) hogere marginale druk voor belastingplichtigen met een verzamelinkomen tussen grofweg € 21.000 en € 70.000, gegeven dat dit verzamelinkomen voor een deel uit box 2 en/of box 3 inkomen bestaat. Belastingplichtigen met een inkomen in box 1 boven ruim € 69.000 worden door de maatregel niet geraakt omdat de AHK voor hen al nihil is).
Meer algemeen geldt dat de afbouw van de AHK, die de facto zorgt voor een extra schijf in box 1 van circa 43% tussen € 21.000 en € 69.000 de eenvoud en transparantie niet ten goede komt. Een extra tariefschijf in het basistarief van box 1 is wat dat betreft inzichtelijker. Enkel vanuit de dekkingsmaatregel beredeneerd zou het alternatief van een algemene verhoging van het box-2- en het box-3-tarief wat dat betreft doelmatiger zijn.
Daarnaast is het eerder in deze memorie geschetste neveneffect op keuzes in box 2 in enkele gevallen niet doelmatig, met name wanneer de afbouw van de AHK leidt tot een omgekeerde prikkel dan beoogd met het voorgestelde gedifferentieerde box 2-tarief. Ook verhoogt de maatregel de reeds hoge complexiteit van de inkomstenbelasting; het wordt moeilijker voor belastingplichtigen om hun marginale belastingdruk in ieder van de drie boxen in te schatten. Door de afbouw te verbreden naar box 2 en 3 wordt het marginale tarief in iedere box afhankelijk van het inkomen in de andere twee boxen. Verhoging van het tarief is doelmatiger, omdat de geschetste neveneffecten niet optreden.