Met deze maatregel wordt een aanpassing in de minimumkapitaalregel in de Vpb voorgesteld. De minimumkapitaalregel is een specifieke renteaftrekbeperking in de Vpb voor banken en verzekeraars die is ingevoerd per 1 januari 2020. Om te komen tot een meer gelijke behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen is in 2019 de generieke renteaftrekbeperking (earningsstrippingmaatregel) uit ATAD1 geïmplementeerd in de Vpb. Omdat de earningsstrippingmaatregel niet aangrijpt bij banken en verzekeraars is per 1 januari 2020 de minimumkapitaalregel ingevoerd om ook voor hen het fiscale voordeel van de financiering met vreemd vermogen te beperken. De maatregel beperkt de aftrek van de verschuldigde rente voor zover het vreemd vermogen meer bedraagt dan 91% van het balanstotaal.48
De minimumkapitaalregel blijkt onevenwichtig uit te werken op het interne liquiditeitsbeheer van banken en verzekeraars. In het kader van het interne liquiditeitsbeheer worden overtollige liquide middelen van de ene groepsmaatschappij door tussenkomst van de interne treasury afdeling uitgeleend aan andere groepsmaatschappijen. Op deze wijze worden de liquide middelen vanuit de groep bezien op een zo efficiënt mogelijke wijze ingezet en wordt voorkomen dat op groepsniveau onnodig vreemd vermogen dient te worden aangetrokken. De rentelasten op deze schulden aan groepslichamen vallen momenteel onder het toepassingsbereik van de minimumkapitaalregel. Vanuit het doel van de maatregel om financiering met vreemd vermogen te beperken wordt voorgesteld de minimumkapitaalregel zodanig aan te passen dat rentelasten op schulden aan groepslichamen voortaan onder voorwaarden niet in aftrek worden beperkt. Met andere woorden rentelasten op schulden aan groepslichamen worden onder voorwaarden aftrekbaar. Om de budgettaire derving van € 73 miljoen te dekken die voortvloeit uit de voorgestelde aanpassing wordt aanvullend voorgesteld om het percentage van de minimumkapitaalregel per 1 januari 2024 te verhogen van 9% naar 10,6%. Dat wil zeggen dat de aftrek van rentelasten wordt beperkt voor zover het vreemd vermogen meer bedraagt dan 89,4% van het balanstotaal. Hoewel voor de financiële sector als geheel hiermee geen sprake is van een fiscale lastenverlichting of -verzwaring, kunnen zich binnen deze sector herverdelingseffecten voordoen.
Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie
De minimumkapitaalregel heeft als doel de fiscale prikkel voor banken en verzekeraars tot financiering met vreemd vermogen te beperken. Omdat de regel tot nu toe ook aangreep op rentelasten op schulden aan groepslichamen, kon dit de efficiënte allocatie van middelen binnen de groep verstoren. Door het opnemen van een uitzondering voor rentelasten op schulden aan groepslichamen kunnen banken en verzekeraars overtollige liquide middelen zo efficiënt mogelijk inzetten binnen een groep. Hierdoor blijft in lijn met het doel van de minimumkapitaalregel op groepsniveau de behoefte voor de financiering met vreemd vermogen beperkt. Het betreft een gerichte uitzondering in een bestaande wettelijke regeling die een beperkte groep belastingplichtigen raakt. Hiermee is de maatregel naar verwachting doeltreffend en doelmatig. De opbrengst van de minimumkapitaalregel wordt gemonitord. Hierover zal uiterlijk in 2026 worden gerapporteerd. Afhankelijk van de beschikbaarheid van aangiftegegevens zal de impact van deze wijziging daarin worden meegenomen.
Uitvoeringsgevolgen Belastingdienst, Toeslagen en Douane
De uitvoeringsgevolgen van de voorgestelde aanpassing van de minimumkapitaalregel voor banken en verzekeraars zijn door de Belastingdienst vastgesteld aan de hand van een uitvoeringstoets. Hieruit volgt dat de impact van deze maatregel beperkt is en het risico op procesverstoringen klein is. De maatregel is derhalve uitvoerbaar per 1 januari 2024.