Base description which applies to whole site

3.3 Ontwikkelingen en verdere verbetering van de bedrijfsvoering

Verbetering van het financieel management en van de begrotingsinfrastructuur is een continue opgave. Binnen de Rijksdienst zijn diverse rijksbrede en interdepartementale ontwikkelingen in gang gezet om de effectiviteit en efficiëncy van het financieel management verder te vergroten en de bedrijfsvoering verder te verbeteren.

Deze ontwikkelingen worden gekenmerkt door meer samenwerking, meer uniformiteit, minder lasten, meer vereenvoudiging en heldere regels.

Belangrijke interdepartementale ontwikkelingen hebben in 2011 plaatsgevonden in de organisatie van de financiële functie (centralisatie auditdiensten, P-Direkt en samenwerking financiële administraties), het financiële beleid (Verantwoord Begroten en vermindering beheer- en controlelasten) en de wet- en regelgeving (rijksbreed subsidiekader, regeling baten-lastendiensten, regeling kasbeheer en regeling Audit Committees). Hierna worden de belangrijkste ontwikkelingen nader toegelicht.

Uniformering en vereenvoudiging van subsidies

Door uniformering en vereenvoudiging van het subsidieproces neemt de kans op fouten af en kunnen tekortkomingen in het subsidiebeheer worden verminderd.

In 2011 zijn alle bestaande subsidieregelingen conform de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking aangepast. Voor de nieuwe subsidies golden de Aanwijzingen al vanaf 2010. Hiermee is de implementatie van het Rijksbreed bindend subsidiekader afgerond. Dit kader introduceert eenvoudige en uniforme subsidievoorwaarden die tot doelmatiger subsidiebeheer en minder administratieve lasten leiden. Conform toezeggingen aan de Tweede Kamer hierover is een wetsvoorstel ontwikkeld voor de introductie van een bestuurlijke boete bij het niet voldoen aan bijzondere meldingsplichten bij rijkssubsidies. Het wetsvoorstel is in juni 2011 aan de Tweede Kamer (TK 2010–2011, 32 838, nr. 2) aangeboden. Dit voorstel is schriftelijk behandeld en wacht nog op een plenaire behandeling. De mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen is het sluitstuk van een evenwichtig stelsel van subsidieverlening volgens de «high trust-gedachte», gericht op vermindering van administratieve lasten en controledruk.

In het AO van 8 december 2011 over het rapport van de Algemene Rekenkamer inzake subsidie-evaluaties (TK 2011–2012, 33 034, nr. 6) is door de staatssecretaris van Financiën, namens de minister van Financiën, toegezegd om de mogelijkheden van een wettelijke horizonbepaling voor subsidies uit te werken en hierover in het voorjaar van 2012 een brief aan de Tweede Kamer te sturen. De Tweede Kamer heeft aangedrongen op een wettelijke regeling. Deze regeling zal in 2012 worden uitgewerkt.

Inkoopbeheer en naleving Europese aanbestedingsregels

De meeste ministeries besteden in de departementale jaarverslagen aandacht aan het inkoopbeheer. Bij verschillende ministeries zijn maatregelen genomen om het inkoopproces te verbeteren (centrale inkoopcoördinatie en verbetering contractmanagement en contractbeheer). Vooral de naleving van de Europese aanbestedingsregels blijft een zorg.

Als onderdeel van de Compacte Rijksdienst is in 2011 gewerkt aan een vermindering van het aantal inkooppunten binnen het Rijk. In 2011 resulteerde dit project in de voorlopige aanwijzing van zeventien Inkoopuitvoeringscentra (IUC’s) en twee Specifieke Inkoopcentra (SIC’s).

Deze IUC’s en SIC’s vormen de inkoopinfrastructuur van het Rijk. Per 1 januari 2012 hebben BZK, VWS en Financiën als eerste ministeries hun inkoop bij de Haagse Inkoopsamenwerking (HIS) ondergebracht. De HIS is ondergebracht in de baten-lastendienst Werkmaatschappij. Daarnaast zijn in 2011 afspraken gemaakt over de positionering van categoriemanagement, waarbij ministeries per categorie producten of diensten voor elkaar inkopen. Tot slot zijn in 2011 afspraken gemaakt over de rol en positie van de centrale directeur inkoop (CDI) en de regietaak van de CPO (Central Procurement Officer) Rijk.

Heldere regels dragen bovendien bij aan betere naleving. In juli 2010 is een wetsvoorstel Aanbesteden ingediend bij de Tweede Kamer (TK 2009–2010, 32 440, nr. 2). De wet bevat eenvoudiger procedures en vergroot de transparantie van de procedures. Via een nota van wijziging heeft het kabinet op 28 maart 2011 het wetsvoorstel aangescherpt. In deze nota van wijziging is onder andere uitvoering gegeven aan de motie Van Vliet (TK 2010–2011, 32 500 XIII, nr. 105), waarin de regering wordt verzocht een uniform kader op te stellen voor aanbestedingen onder de Europese drempelwaarden. De Tweede Kamer is op 14 februari 2012 akkoord gegaan met de nieuwe Aanbestedingswet.  De wet ligt nu ter behandeling bij de Eerste Kamer.

Personeelsbeheer ministeries en P-Direkt

In 2011 zijn alle ministeries exclusief Defensie aangesloten op P-Direkt (het Shared Service Centrum op het gebied van personeels- en salarisadministratie en e-hrm). P-Direkt werkt nu voor tien ministeries en 125 000 rijkspersoneelsleden. P-Direkt heeft hiermee in 2011 de opdracht van het kabinet gerealiseerd.

In 2010 stelde de Algemene Rekenkamer een onvolkomenheid vast in het personeelsbeheer bij een aantal departementen en in de gecentraliseerde personeelsadministratie van P-Direkt.

Vanuit haar systeemverantwoordelijkheid heeft BZK in 2011 enkele projecten opgestart om de controlketen verder op orde te brengen. Het gaat hierbij om de ontwikkeling van het interne beheersstelsel, de verbetering van de managementinformatie, afstemming met de auditors en het verbeteren van de processen rondom wijzigingen en autorisaties. Een sluitend controlframework is in opzet inmiddels gerealiseerd. De werking hiervan zal in 2012 moeten blijken.

Uit de departementale jaarverslagen en de samenvattende auditrapporten is op te maken dat de inbedding van de P-Direkt dienstverlening bij de departementen ook in 2011 veel aandacht heeft gevergd. Deze inspanningen zullen tot in 2012 voortduren.

Uit de controle op de mutatieverwerking bij de dienstonderdelen van V&J blijken diverse tekortkomingen op het gebied van autorisatie, onderbouwing en tijdige verwerking. In 2012 zal aan deze tekortkomingen aandacht worden besteed. De geconstateerde fouten en onzekerheden blijven echter binnen de tolerantiegrenzen. De meeste door de Algemene Rekenkamer geconstateerde gebreken bij het voormalige ministerie van VROM zijn inmiddels hersteld. Een resterend zorgpunt hier is de beheersing van het proces reisdeclaraties en overige declaraties. Tot medio 2012 zal hierop integraal worden gecontroleerd. De interne beheersing op P-Direkt is na de overgang eind oktober 2011 nog onvoldoende vormgegeven bij het ministerie van Financiën.

Single information single audit (SiSa) bij specifieke uitkeringen

SiSa staat voor eenmalige informatieverstrekking met eenmalige accountantscontrole. SiSa is de manier waarop medeoverheden (provincies, gemeenten en gemeenschappelijke regelingen) aan het Rijk jaarlijks verantwoorden op welke wijze zij de specifieke uitkeringen van het Rijk hebben besteed. Voorheen moesten de medeoverheden over iedere specifieke uitkering een aparte verantwoording met controleverklaring inleveren. Nu kan dit in één bijlage als onderdeel van de jaarrekening van de medeoverheid, de zogeheten «SiSa-bijlage» met de controleverklaring bij die jaarrekening. Om de werking van dit systeem te waarborgen wordt jaarlijks een «single review» uitgevoerd op de controle van de specifieke uitkeringen door accountants van gemeenten en provincies.

Uit de eindrapportage single review 2011 van het IODAD16 blijkt dat bij het vaststellen van de specifieke uitkeringen aan gemeenten en provincies niet zondermeer gesteund kan worden op de accountantscontrole van de SiSa-bijlagen van deze provincies en gemeenten over 2010.

Deze SiSa-bijlagen vormen de basis voor de vaststelling van de specifieke uitkeringen. De voorschotten staan bij de meeste specifieke uitkeringen los van de SiSa-bijlagen en zijn gebaseerd op andere informatie dan in de SiSa-bijlagen is vermeld.

Hierdoor bestaat vooralsnog onzekerheid over de rechtmatige besteding van een deel van de specifieke uitkeringen. De departementen die in 2011 specifieke uitkeringen hebben vastgesteld zullen daarom in 2012, voor zover noodzakelijk, op basis van uitgevoerde risicoanalyses, aanvullende werkzaamheden en controles moeten (laten) uitvoeren om de rechtmatige besteding van de specifieke uitkeringen 2010 en later alsnog te kunnen waarborgen.

Voor het opheffen van de genoemde onzekerheid zijn aanvullende werkzaamheden noodzakelijk door zowel BZK (verantwoordelijk voor SiSa-systeem voor de verantwoording en controle van specifieke uitkeringen) als de meeste departementen die in 2011 specifieke uitkeringen hebben vastgesteld (VWS, EL&I, I&M, OCW, BZK en VenJ).

De voorschotten voor de specifieke uitkeringen 2011 die door de departementen zijn verstrekt aan gemeenten en provincies zijn niet onzeker, aangezien deze voorschotten in de meeste gevallen niet zijn gebaseerd op de SiSa-bijlagen uit de verantwoordingsinformatie 2010, waarover onzekerheid bestaat. De in 2011 verstrekte voorschotten worden bovendien pas vastgesteld nadat de hiervoor noodzakelijke betrouwbare verantwoordingsinformatie is ontvangen en beoordeeld door de departementen.

In de bedrijfsvoeringsparagrafen van de betreffende departementen zijn de (resterende) onzekerheden over de rechtmatigheid van de in 2011 vastgestelde specifieke uitkeringen alsmede de noodzakelijke aanvullende werkzaamheden en controles toegelicht. In de bedrijfsvoeringsparagraaf van BZK zijn de maatregelen opgenomen die tot verbetering van de werking van de SiSa-systematiek moeten leiden, omdat BZK beleidsverantwoordelijk is voor SiSa.

Verantwoord Begroten

Op 20 april 2011 is met de Tweede Kamer gesproken over voorstellen voor een andere opzet van begrotingsstukken (TK 2010–2011, 31 865, nr. 26) genaamd «Verantwoord Begroten». Deze andere opzet van begrotings- en verantwoordingsstukken komt in belangrijke mate tegemoet aan een aantal problemen met de begrotingspresentatie die de Commissie voor de Rijksuitgaven de afgelopen jaren signaleerde (TK 2010–2011, 31 865, nr. 23).

De kern van Verantwoord Begroten is dat er een duidelijke tweedeling wordt gemaakt tussen de apparaatsuitgaven en de programma-uitgaven en dat er een meer inzicht wordt geboden in financiële instrumenten. De nieuwe begrotingsopzet maakt transparant wat de verantwoordelijkheid van de minister is, welke beleidsinstrumenten worden ingezet en welke financiële instrumenten beschikbaar zijn. Dit geeft een goed beeld van de concrete beleidsinzet en stelt de Tweede Kamer beter in staat om te bepalen op welke resultaten een minister kan worden aangesproken. Beleidswijzigingen als gevolg van evaluaties of voorschrijdend inzicht krijgen een expliciete plek in een begrotingsartikel. Tenslotte verschaffen de stukken een beter inzicht in de programmering en uitvoering van beleidsevaluaties en verstrekte subsidies.

Verantwoord Begroten zal met ingang van de begroting 2013 integraal worden ingevoerd. Desalniettemin is een aantal wijzigingen al doorgevoerd in de begroting 2012. Dit betreft vooral het opnemen van een centraal apparaatsartikel per departement dat meerjarig inzicht biedt in het totaalniveau van apparaatsuitgaven van het kerndepartement. Bij alle begrotingen zijn ook nieuwe bijlagen beschikbaar zoals het totaaloverzicht van Subsidies en een Evaluatie- en Onderzoeksbijlage. Van de beleidsartikelen is ongeveer de helft geheel of gedeeltelijk omgezet volgens de nieuwe voorschriften.

Na indiening van de begrotingen 2012 is een tussenevaluatie uitgevoerd. Het doel hiervan was om «good practices» en knelpunten te identificeren. Dit heeft geresulteerd in een verdere aanscherping en invulling van Verantwoord Begroten in de aanloop naar volledige invoering in de begrotingstukken 2013. De Tweede Kamer is per brief geïnformeerd over de belangrijkste resultaten van deze evaluatie (TK 2011–2012, 31 865, nr. 36).

Auditdienst Rijk (ADR)

In het streven naar een compacte rijksdienst is gewerkt aan de verdere centralisatie en herinrichting van de auditfunctie in één auditdienst voor het Rijk: de Auditdienst Rijk (ADR). Dit houdt in dat alle auditdiensten in 2012 samengaan in de ADR, onder organisatorische verantwoordelijkheid van de minister van Financiën. De auditdiensten van de ministeries van Veiligheid en Justitie en van Defensie gaan uiterlijk op 1 april 2013 over naar de ADR. Binnen het ministerie van Financiën is een duidelijk organisatorische scheiding aangebracht tussen de verantwoordelijkheid voor het beheer van de ADR en de beleidsverantwoordelijkheid voor de auditfunctie binnen het Rijk.

Met de komst van de ADR wordt binnen het huidige bestel een flinke bestuurlijke en organisatorische stap gezet om gezamenlijk aandacht te besteden aan de verbetering van de interne beheersing van de bedrijfsvoering in de brede zin van het woord. Door het toepassen van systeemgerichte controles en risicogericht werken is het voor de ADR een uitdaging om de komende jaren bij te dragen aan deze verbetering. De ADR wil zijn expertise en ervaring inzetten om bij de ministeries de kwaliteit van risicoanalyses, managementinformatie en governance te versterken.

Daarnaast is de vorming en verdere ontwikkeling van de ADR gericht op het verbeteren van de kwaliteit van de audits en de dienstverlening van de ADR. Dit als opmaat naar een efficiënter controlebestel in de toekomst. De vorming van één professionele organisatie maakt het gemakkelijker om te werken aan standaardisering in zowel vaktechnische als in bedrijfsmatige zin. Verder is met de vorming van de ADR de governance rondom de auditfunctie versterkt. Dit door een nadrukkelijk onderscheid te maken tussen de opdrachtgevers die verantwoordelijk zijn voor de departementen en de eigenaar van de ADR. De onafhankelijke positionering van de overheidsauditor wordt hierdoor verder verstevigd.

Met de instelling van de ADR verdwijnt ook het IODAD in zijn huidige vorm en wordt het bijbehorende instellingsbesluit IODAD 1995 ingetrokken. Vanaf 2012 zal worden voorzien in een geformaliseerd overleg tussen de ADR, de Algemene Rekenkamer en de minister van Financiën als verantwoordelijke voor het auditbeleid binnen de rijksoverheid.

Baten-lastendiensten/Agentschappen

Medio 2011 is de evaluatie afgerond van de Regeling baten-lastendiensten (TK 2010–2011, 28 737 nr. 21). Uit deze evaluatie kwam naar voren dat de interne verzelfstandiging van uitvoerende diensten een positief effect heeft gehad op hun kostenbewustzijn. Wat echter lastig bleek, is het aantoonbaar maken van de doelmatigheid van de agentschappen. Tevens kwam naar voren dat het baten-lastendienstmodel op verschillende onderdelen niet altijd ingevuld wordt zoals in de regeling bedoeld is; zo is er lang niet altijd sprake van outputfinanciering en van de toepassing van integrale kostprijzen. Daarnaast bleek er veel diversiteit te bestaan in de manier waarop invulling wordt gegeven aan het sturingsmodel en is vastgesteld dat de specifieke financiële faciliteiten die samenhangen met het gebruik van het baten-lastenstelsel slechts in beperkte mate noodzakelijk zijn. Deze uitkomsten van de evaluatie hebben geresulteerd in een tiental voorstellen ter verbetering van het agentschapsmodel. Veel van deze voorstellen worden verwerkt in de nieuwe Regeling Agentschappen17. Daarin wordt onder andere meer nadruk gelegd op de rollen en verantwoordelijkheden van alle betrokken spelers in het sturingsmodel, zodat betere randvoorwaarden worden gecreëerd voor het correct functioneren ervan. Verder wordt meer ruimte geboden voor maatwerk bij bekostigingsrelaties als outputfinanciering niet direct mogelijk blijkt en zullen agentschappen voortaan minimaal iedere vijf jaar doorgelicht worden.

Voor nieuwe agentschappen die weinig afschrijven (minder dan 5 procent van hun totale kosten) wordt het reguliere kas-verplichtingenstelsel van toepassing. Nieuwe agentschappen die meer afschrijven kunnen ook straks nog kiezen voor het baten-lastenstelsel. Voor bestaande agentschappen is afgesproken dat eerst een brede doorlichting zal plaatsvinden door het Ministerie van Financiën, in samenspraak met de betrokken departementen. Uit deze doorlichting moet blijken of een stelselverandering bijdraagt aan het beter functioneren van de diensten. Als blijkt dat een dienst goed functioneert kan de conclusie ook zijn dat een stelselverandering niet zinvol is, mede gelet op de kosten die een dergelijke verandering met zich meebrengt.

Nationale verantwoording uitgaven EU-fondsen in gedeeld beheer

Het kabinet heeft in 2012 voor de zesde maal een nationale verklaring afgegeven. De nationale verklaring gaat in 2012 over de EU-Structuurfondsuitgaven 2010 en de EU-Landbouwuitgaven 2011. Hiermee wordt verantwoording afgelegd aan de Tweede Kamer en de Europese Commissie over de Europese subsidiefondsen in gedeeld beheer in Nederland. Het betreft een positieve verklaring over de systemen voor financieel beheer en de rechtmatigheid van uitgaven voor de Europese Landbouwfondsen, het Europees Visserij Fonds, het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Europese migratiefondsen. Bij het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling zijn belangrijke aanbevelingen geformuleerd en er is sprake van een voorbehoud in verband met correcties op de in 2010 ingediende declaraties die in 2011 zijn doorgevoerd18. Dit voorbehoud wordt ook gemaakt voor het Europees Visserij Fonds19. In het vervolgonderzoek zal de Auditautoriteit de opvolging van alle aanbevelingen vaststellen. Daarnaast heeft de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel nog geen zekerheid kunnen geven over de werking van de financiële systemen en de rechtmatigheid van uitgaven voor het Europees Integratiefonds20 omdat niet tijdig een jaarverslag is opgesteld. Naast Nederland geven ook Denemarken, Zweden en het Verenigd Koninkrijk een nationale verklaring af.

Bij de behandeling van de herziene sectorverordeningen voor de periode 2014–2020 heeft Nederland voorstellen gedaan voor vereenvoudigingen in het financieel beheer van de betreffende EU-fondsen. Daarnaast steunt Nederland de Commissievoorstellen voor verbetering van de verantwoording van de lidstaten door een verplichte jaarlijkse afgifte van «management declarations of assurance»  over het financieel gedeeld beheer in de lidstaten. De door de Europese Rekenkamer gerapporteerde foutpercentages in het financieel beheer van de EU-begroting zijn in 2011 verslechterd. Voor het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Nederland is dit reden geweest tegen het decharge advies van de Raad te stemmen omdat daarin onvoldoende noodzaak tot actie doorklonk.

Samenwerking financiële administraties

Per 1 januari 2012 werken de ministeries van Financiën en VWS met een financieel systeem dat via een samenwerkingsverband is vormgegeven. In 2012 maakt ook SZW de overgang. Ter voorbereiding op het nieuwe systeem zijn alle betrokken medewerkers inmiddels opgeleid. De conversie van het nieuwe financiele systeem is eind december 2011 zonder noemenswaardige incidenten verlopen. De ervaringen met het nieuwe systeem zijn positief.

Vertrouwen en risico georiënteerd werken

In 2011 is in het kader van het project «Vertrouwen geven, maar toch in control zijn» uitvoerig aandacht besteed aan een vermindering van de regelreflex en de daarvoor benodigde cultuuromslag. Het gaat daarbij om het aanbrengen van een accentverschuiving in het evenwicht tussen regels/ controle en vertrouwen in de richting van meer vertrouwen en risicogeoriënteerd werken. Voor het werken op basis van meer vertrouwen zijn risicoacceptatie en het niet direct reageren op een incident met meer regels en controle, belangrijke factoren. Over het meer werken op basis van vertrouwen zijn diverse workshops gehouden en door een aantal organisaties is ervaring opgedaan met de vertrouwenscan. De vertrouwenscan geeft inzicht in de onderliggende factoren die de mate van vertrouwen bepalen (negen kritische succesfactoren). Dit inzicht maakt het mogelijk gericht te werken aan meer vertrouwen.

Audit Committees

In 2011 is door een interdepartementale werkgroep een Code Audit Committees opgesteld. Doel van deze code is om de positie van Audit Committees binnen het Rijk en de rol van de externe leden hierin te versterken, duidelijkheid te verschaffen over de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de Audit Committees en het functioneren van de Audit Committees bij het Rijk te uniformeren.

Mede op advies van de Algemene Rekenkamer is ervoor gekozen om de code de status van ministeriële regeling te geven, zodat de toepassing van de regeling niet vrijblijvend is.

De Regeling Audit Committees 2012 bevat bepalingen die aansluiten bij de algemene ontwikkeling naar meer onafhankelijke Audit Committees. De Regeling Audit Committees 2012 is op 1 mei 2012 in werking getreden en zal in 2014 worden geëvalueerd.

GEDRUKTE BIJLAGEN

Bijlage 1

Rijksrekening van uitgaven en ontvangsten 2011

 

Bijlage 2

Saldibalans van het Rijk 2011

 

Bijlage 3

Staatsbalans 2011

 

Bijlage 4

De belasting- en premieontvangsten

 

Bijlage 5

Monitor financiële interventies

 

Bijlage 6

Garantieoverzicht 2011

 

Bijlage 7

Beleidsmatige mutaties na de Najaarsnota

 

BIJLAGE 1 RIJKSREKENING VAN UITGAVEN EN ONTVANGSTEN 2011

Rijksrekening van de uitgaven van de ministeries en de begrotingsfondsen 2011 (x € 1000)
 

Rekening van

oorspronkelijk vastgestelde begroting

realisatie

verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

I

Koning

39 170

39 858

688

IIA

Staten-Generaal

137 280

144 325

7 045

IIB

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

116 026

122 140

6 114

III

Algemene Zaken

68 579

58 974

– 9 605

IV

Koninkrijksrelaties

134 142

436 554

302 412

V

Buitenlandse Zaken

11 442 314

11 014 566

– 427 748

VI

Veiligheid en Justitie

11 264 017

11 438 507

174 490

VII

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

4 856 198

5 275 596

419 398

VIII

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

33 669 733

33 964 261

294 528

IXA

Nationale Schuld

41 669 420

58 206 754

16 537 334

IXB

Financiën

9 425 847

9 709 103

283 256

X

Defensie

8 258 563

8 156 410

– 102 153

XI

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

0

0

0

XII

Infrastructuur en Milieu

11 656 767

11 209 002

– 447 765

XIII

Economische Zaken,

 

 

 

 

Landbouw en Innovatie

5 900 781

5 943 642

42 861

XIV

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

0

0

0

XV

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

29 910 969

30 766 600

855 631

XVI

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

18 027 836

19 145 152

1 117 316

XVII

Jeugd en Gezin

0

0

0

XVIII

Wonen, Wijken en Integratie

0

0

0

 

Infrastructuurfonds

8 404 868

8 372 471

– 32 397

 

Fonds Economische Structuur-versterking

0

0

0

 

Waddenfonds

80 478

15 396

– 65 082

 

BTW-Compensatiefonds

2 844 200

2 788 317

– 55 883

 

Gemeentefonds

18 110 864

18 576 432

465 568

 

Provinciefonds

1 142 512

1 268 084

125 572

 

Spaarfonds AOW

0

0

0

 

Diergezondheidsfonds

9 100

15 944

6 844

 

BES-fonds

21 300

25 128

3 828

 

Totalen

217 190 964

236 693 216

19 502 252

Rijksrekening van de ontvangsten van de ministeries en de begrotingsfondsen 2011 (x € 1000)
 

Rekening van

oorspronkelijk vastgestelde begroting

realisatie

verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

I

Koning

0

824

824

IIA

Staten-Generaal

2 454

4 930

2 476

IIB

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

3 687

6 711

3 024

III

Algemene Zaken

6 186

5 998

-188

IV

Koninkrijksrelaties

8 470

48 254

39 784

V

Buitenlandse Zaken

727 867

887 558

159 691

VI

Veiligheid en Justitie

1 541 583

1 521 609

-19 974

VII

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

681 268

1 006 021

324 753

VIII

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

1 069 293

1 191 012

121 719

IXA

Nationale Schuld

52 585 223

55 467 614

2 882 391

IXB

Financiën

118 627 293

121 161 720

2 534 427

X

Defensie

457 309

459 810

2 501

XI

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

0

0

0

XII

Infrastructuur en Milieu

57 492

69 919

12 427

XIII

Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

10 744 887

11 947 018

1 202 131

XIV

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

0

0

0

XV

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

2 067 545

2 455 729

388 184

XVI

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

103 493

811 121

707 628

XVII

Jeugd en Gezin

0

0

0

XVIII

Wonen, Wijken en Integratie

0

0

0

 

Infrastructuurfonds

8 404 868

8 120 892

– 283 976

 

Fonds Economische Structuurversterking

0

0

0

 

Waddenfonds

33 878

878

– 33 000

 

BTW-Compensatiefonds

2 844 200

2 788 317

– 55 883

 

Gemeentefonds

18 110 864

18 576 432

465 568

 

Provinciefonds

1 142 512

1 268 084

125 572

 

Spaarfonds AOW

0

0

0

 

Diergezondheidsfonds

9 100

10 548

1 448

 

BES-fonds

21 300

25 128

3 828

 

Totalen

219 250 772

227 836 127

8 585 355

BIJLAGE 2 SALDIBALANS VAN HET RIJK 2011

SALDIBALANS VAN HET RIJK PER 31 DECEMBER 2011
 

DEBET

     

CREDIT

 
             
 

OMSCHRIJVING

€ mln.

   

OMSCHRIJVING

€ mln.

             

1

Uitgaven ten laste van de begroting 2011

236 693

 

12

Ontvangsten ten gunste van de begroting 2011

227 836

             

2

Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

12 804

 

13

Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)

24 665

             

3

Liquide Middelen

333

 

14

Saldi begrotingsfondsen

45 956

             

4

Saldo geldelijk beheer van het Rijk

49 557

 

15

Saldi begrotingsreserves

930

             
 

Totaal intra-comptabele posten

299 387

   

Totaal intra-comptabele posten

299 387

             

5

Openstaande rechten

21 515

 

16

Tegenrekening openstaande rechten

21 515

             

6

Extra-comptabele vorderingen op derden

68 153

 

17

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

68 153

             

7

Tegenrekening extra-comptabele schulden

317 395

 

18

Extra-comptabele schulden aan derden

317 395

             

8

Voorschotten

128 215

 

19

Tegenrekening voorschotten

128 215

             

9

Tegenrekening openstaande verplichtingen

110 412

 

20

Openstaande verplichtingen

110 412

             

10

Deelnemingen

44 878

 

21

Tegenrekening deelnemingen

44 878

             

11

Tegenrekening garanties

241 369

 

22

Garanties

241 369

             
 

Totaal extra-comptabele posten

931 937

   

Totaal extra-comptabele posten

931 937

             
 

TOTAAL-GENERAAL

1 231 324

   

TOTAAL-GENERAAL

1 231 324

Toelichting op de saldibalans van het Rijk

De saldibalans van het Rijk is een optelling van de goedgekeurde saldibalansen van de afzonderlijke begrotingshoofdstukken, die geconsolideerd wordt met de saldibalans van de centrale administratie van ’s Rijks Schatkist. Door het optellen van de afzonderlijke saldibalansen komen ook onderlinge schuldverhoudingen tussen begrotingshoofdstukken tot uiting in de saldibalans van het Rijk. Voor een nadere toelichting op de cijfers wordt verwezen naar de jaarverslagen van de ministeries of de begrotingsfondsen.

Ad 1) Uitgaven ten laste van de begroting

Onder de post uitgaven ten laste van de begroting worden de gerealiseerde uitgaven van het betreffende begrotingsjaar opgenomen van alle ministeries en begrotingsfondsen.

Ad 2) Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

Onder uitgaven buiten begrotingsverband worden de uitgaven geboekt die in een later jaar met een ander onderdeel van het Rijk dan wel met een derde worden verrekend. Onder deze post staan alleen de vorderingen waarvan wordt verwacht dat binnen een afzienbare termijn verrekening zal plaatsvinden.

Ad 3) Liquide middelen

De totaalstand van de liquide middelen bestaat uit het saldo bij de banken en de contante gelden.

Ad 4) Saldo geldelijk beheer van het Rijk

De post saldo geldelijk beheer van het Rijk bevat de door Financiën overgenomen uitgaven en ontvangsten binnen begrotingsverband van afgesloten begrotingsjaren. De definitieve afsluiting van een begrotingsjaar vindt plaats nadat de Staten-Generaal de Slotwet hebben aangenomen. Nadat de Staten-Generaal de Slotwet hebben aangenomen worden de eindbedragen voor de uitgaven en ontvangsten die betrekking hebben op het afgesloten begrotingsjaar overgeboekt op de post saldo geldelijk beheer van het Rijk.

Ad 5 en 16) Openstaande rechten

Onder openstaande rechten wordt verstaan: vorderingen die niet voortvloeien uit met derden te verrekenen begrotingsuitgaven, maar op andere wijze ontstaan. Rechten kunnen ontstaan doordat conform wettelijke regelingen vastgestelde aanslagen aan derden worden opgelegd (bijvoorbeeld belastingen, college- en schoolgelden) of op grond van doorberekening van de kosten van verleende diensten of geleverde goederen. Rechten zijn een voorfase van de ontvangsten.

Ad 6 en 17) Extra-comptabele vorderingen op derden

Extra-comptabele vorderingen zijn vorderingen die zijn voortgevloeid uit uitgaven ten laste van de begroting. Het gaat dan om reeds verrichte uitgaven welke binnen begrotingsverband zijn geboekt en waarvoor op termijn nog een verrekening met derden dan wel met een ander onderdeel van het Rijk zal plaatsvinden. Tevens zijn hierin begrepen uitgaven die in eerste instantie op derdenrekeningen zijn geboekt, maar waarvan de verrekening met derden dan wel een ander onderdeel van het Rijk niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden, terwijl verrekening wel mogelijk is.

Inbegrepen in deze post is een vordering van € 349 mln die Defensie heeft op Financiën voor de verkoop van strategische goederen.

Ad 7 en 18) Extra-comptabele schulden op derden

Extra-comptabele schulden zijn schulden die zijn voortgevloeid uit ontvangsten ten gunste van de begroting. Net als bij extra-comptabele vorderingen gaat het om reeds verrichte ontvangsten welke geboekt zijn binnen begrotingsverband en waarvoor nog op termijn een verrekening plaats zal vinden. Ook uitgegeven leningen worden onder de post extra-comptabele schulden opgenomen.

Inbegrepen in deze post is een schuld van € 349 mln die Financiën heeft op Defensie voor de verkoop van strategische goederen.

Ad 8 en 19) Voorschotten

Onder de post voorschotten worden de bedragen opgenomen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op een later definitief vast te stellen c.q. af te rekenen bedrag.

Ad 9 en 20) Openstaande verplichtingen

De post openstaande verplichtingen vormt een saldo van aangegane verplichtingen en hierop verrichte betalingen. Het saldo heeft zowel betrekking op de binnen als buiten begrotingsverband geboekte verplichtingen.

Ad 10 en 21) Deelnemingen

Onder de post deelnemingen worden alle deelnemingen in besloten en naamloze vennootschappen en internationale instellingen opgenomen. De waardering van de deelnemingen geschiedt op basis van de oorspronkelijke aankoopprijs. In enkele gevallen geschiedt de waardering tegen de nominale waarde van het aandeel in het gestort en opgevraagd kapitaal.

Ad 11 en 22) Garanties

Onder de post garanties worden de bedragen opgenomen die de hoofdsommen vormen van de garanties. Een afgegeven garantie wordt gezien als een verplichting en moet ook op dezelfde manier in de administratie worden verwerkt. Er is dus geen verschil in de registratie van garantieverplichtingen en andersoortige verplichtingen. Een verschil tussen een garantie en een andere verplichting is wel dat de hoofdsom van een garantie veelal niet of slechts gedeeltelijk tot uitbetaling zal leiden.

Ad 12) Ontvangsten ten gunste van de begroting

Onder de post ontvangsten ten gunste van de begroting worden de gerealiseerde ontvangsten van het betreffende begrotingsjaar opgenomen van alle ministeries en begrotingsfondsen.

Ad 13) Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)

Onder ontvangsten buiten begrotingsverband worden de ontvangsten geboekt die in een later jaar met een ander onderdeel van het Rijk dan wel met een derde worden verrekend.

Ad 14) Saldi begrotingsfondsen

Onder saldi begrotingsfondsen worden de voordelige beginsaldi van het betreffende begrotingsjaar opgenomen. Het betreft de voordelige beginsaldi van het Infrastructuurfonds, het Waddenfonds, het Diergezondheidsfonds en het Spaarfonds AOW. Het Spaarfonds AOW is per 1 januari 2012 formeel opgeheven. Het saldo van dit fonds is in het boekjaar 2012 overgeheveld naar de post saldo geldelijk beheer van het Rijk.

Ad 15) Saldi begrotingsreserve

Onder de saldi begrotingsreserve worden de interne reserves van de ministeries opgenomen. Het gaat hier om de volgende reserves:

  • Museaal Aankoopfonds en de risicopremie garantstelling (OCW);

  • Schuldsanering ( Koninkrijksrelaties);

  • Diverse ELI;

  • Garantiefaciliteit Opkomende Markten (Financiën);

  • SENO faciliteit ( Financiën);

  • Garantstelling EON (Financiën);

  • Nationale Hypotheekgarantie (BZK).

BIJLAGE 3 STAATSBALANS 2011

1.1. Inleiding Staatsbalans

De bijlage Staatsbalans omvat de balans van de Staat der Nederlanden ultimo 2011, die is afgezet tegen de balans ultimo 2010, zoals gepubliceerd in het Financieel Jaarverslag van het Rijk (FJR) 2010.

Met de Staatsbalans kan inzicht worden verkregen in:

  • omvang en samenstelling van het vermogen van de Staat;

  • de wijzigingen in de vermogensbestanddelen in het afgelopen jaar;

  • de oorzaken van deze wijzigingen.

Als waarderingsstelsel wordt het Europees Stelsel van nationale en regionale rekeningen gebruikt (ESR 1995), dat op grond van Europese vereisten ook wordt gebruikt voor de vaststelling van EMU-saldo en EMU-schuld. De staatsbalans beperkt zich tot de bezittingen, vorderingen en schulden van het Rijk.

De staatsbalans is geen instrument waarmee informatie over toekomstige ontwikkelingen van de overheidsfinanciën kan worden gegeven. Hiervoor worden andere documenten beschikbaar gesteld.

Ter uitvoering van de motie-Van Geel, ingediend tijdens het Verantwoordingsdebat 2010, heeft de Algemene Rekenkamer in 2011 een onderzoek naar de Staatsbalans uitgevoerd. Naar aanleiding van dit onderzoek is een discussie gevoerd met leden van de Eerste en Tweede Kamer en heeft een schriftelijk overleg met de Tweede Kamer plaatsgehad over de informatievoorziening over de overheidsfinanciën. Er bleek behoefte te bestaan aan meer duidelijkheid over de rol die de Staatsbalans vervult in relatie tot andere documentatie.

Daarom is dit jaar in paragraaf 2.5 van het Financieel jaarverslag van het Rijk een overzicht gegeven van de documenten die het meest belangrijk zijn voor het kunnen beoordelen van de overheidsfinanciën. Samengevat is hier het volgende vermeld:

De Staatsbalans in relatie tot andere documenten

In hoofdstuk 2 van het FJR zijn de ontwikkelingen weergegeven in uitgaven en inkomsten en in het EMU-saldo en de EMU-schuld, die hiervan een resultante zijn. De EMU-schuld geeft de bruto schuld van de overheid weer, maar biedt daarmee geen volledig inzicht in de financiële positie van de overheid; hiervoor moeten ook de bezittingen in ogenschouw worden genomen. De Staatsbalans geeft een overzicht van de omvang en samenstelling van het vermogen van de Staat en daarmee van de bezittingen én schulden. Meer specifiek is in de Monitor Financiële Interventies, die bij iedere budgettaire nota wordt uitgebracht, informatie opgenomen (waar onder relevante balansposten) die betrekking hebben op de maatregelen, genomen naar aanleiding van de kredietcrisis.

Enkele beperkingen van de Staatsbalans zijn, dat de reikwijdte slechts de rijksoverheid beslaat en dat toekomstige rechten en verplichtingen (bijvoorbeeld belastingopbrengsten, uitgaven voor vergrijzing) niet op de balans zijn opgenomen. De reikwijdte van de Overheidsbalans, die het CBS bij de Nationale Rekeningen uitbrengt, strekt zich uit tot de gehele overheid en geeft dus een vollediger beeld. Garanties zijn niet opgenomen op de balans, maar worden gepresenteerd in het Garantieoverzicht bij de Miljoenennota en het FJR.

Voor analyses over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën ligt de focus op de toekomstige ontwikkeling van overheidsfinanciën. Dat betekent dat een inschatting nodig is van toekomstige uitgaven- en inkomstenstromen, gegeven de huidige budgettaire positie. Dit zijn geen balansgrootheden. Houdbaarheid wordt vervolgens geanalyseerd aan de hand van een houdbaar schuldniveau op lange termijn. Het CPB gebruikt daarbij de methode van generational accounting en brengt eens in de vier jaar een vergrijzingsstudie uit. Voor de middellange termijn brengt het CPB Economische Verkenningen uit, met aandacht voor overheidsfinanciën bij ongewijzigd beleid. Het Ministerie van Financiën heeft in 2011 met de Schokproef Overheidsfinanciën inzicht willen geven in de ontwikkeling van de overheidsfinanciën indien forse schokken optreden.

De afgelopen jaren zijn de toelichtingen in de staatsbalans sterk uitgebreid. Ook in voorliggende staatsbalans is extra aandacht aan de toelichtingen besteed.

Onder de post A2, Overige niet-financiële activa, is onder andere het onroerend goed in bezit van het rijk opgenomen. Door de Algemene Rekenkamer is geconstateerd, dat de ministeries voor het rijksvastgoed dat zij in beheer hebben uiteenlopende waarderingsgrondslagen hanteren. Op dit moment worden binnen het beheer van de rijksbrede vastgoedportefeuille initiatieven genomen tot verbetering van de informatie over het vastgoed. Een eerste opstelling in de nieuwe vorm wordt voorzien voor 2013, terwijl in 2014 een meer definitieve opstelling beschikbaar moet zijn. De verbeterde opstelling zal te zijner tijd een plek krijgen in de staatsbalans/overheidsbalans.

1.2. Staatsbalans per 31 december 2011

De ontwikkeling van het staatsvermogen

Het staatsvermogen is toegenomen van 14,5 miljard euro negatief in 2010 tot 1 miljard negatief in 2011. Hoewel in 2011 de staatschuld verder is toegenomen tot 55,3% van het bbp, laat de ontwikkeling van het staatsvermogen een lichte toename zien. Ten opzichte van 2010 is het totaal van niet-financiële activa fors gestegen, de totale vorderingen zijn licht gestegen en de totale schulden zijn sterk toegenomen (ca. 28 miljard).

De grootste mutaties betreffen de volgende posten. De winstrechten minerale reserves zijn gestegen als gevolg van herwaarderingen. In 2011 heeft er een prijsstijging in de winstrechten minerale reserves plaatsgevonden van 34,7 miljard. De waarde van de aandelen, securities en overige deelnemingen zijn gestegen als gevolg van volumeveranderingen, mutaties in de reserves en mutaties in het eigen vermogen. Ook de waarde van de staatsobligaties is sterk gestegen (39,3 miljard) als gevolg van volumemutaties (25,1 miljard) en prijsmutaties (14,2 miljard). Voor een uitgebreidere toelichting op de afzonderlijke balansposten zij verwezen naar hoofdstuk 2 van deze staatsbalans.

Figuur 1. Ontwikkeling staatsvermogen

Figuur 1. Ontwikkeling staatsvermogen

In Tabel 1 is de ontwikkeling van het vermogen van de Staat weergegeven, uitgesplitst naar de drie verklarende factoren: de mutatie van het EMU-saldo van het Rijk, de mutatie als gevolg van herwaardering van balansposten en de mutatie in netto financiële transacties.

Tabel 1 ontwikkeling staatsvermogen

(x € miljard)

 
   

1. Staatsvermogen ultimo 2010

– 14,5

   

2. Mutatie door EMU-saldo Rijk

– 17,2

   

3. Mutatie door herwaarderingen

31,4

– waarvan minerale reserves

34,8

– waarvan reserves deelnemingen

7,6

– waarvan staatsobligaties

– 14,2

   

4. Mutatie door netto financiële transacties en overig

– 0,7

   

5. Staatsvermogen ultimo 2011 (5= 1+2+3+4)

– 1,0

Deze posten kunnen als volgt worden toegelicht.

Het EMU-saldo van de overheid in 2011 bedroeg – 4,7% van het bbp, circa 28 miljard euro negatief. Het rijksdeel van het EMU-saldo liet over 2011 een negatief saldo van 17,2 miljard euro zien.

De mutatie van de herwaarderingen met circa 31 miljard euro betreft het saldo van vier posten, te weten: de minerale reserves, reserves van deelnemingen, staatsobligaties en niet-financiële vaste activa. De herwaardering van de minerale reserves is de resultante van hogere olieprijzen en hogere dollarkoers en is inclusief nieuwe velden. De toename van de reserves circa 7,6 miljard is geconcentreerd bij De Nederlandsche Bank (met 5,6 miljard). De herwaardering van de staatsobligaties bedraagt 14,2 miljard negatief.

De mutatie van de netto financiële transacties en overig bedraagt 0,7 miljard euro negatief. Dit is de resultante van diverse posten.

Samenstelling van het staatsvermogen

Tabel 2 Overzicht van activa en passiva (x € miljoen)
 

2010

2011

A Niet-financiële activa

190 676

219 665

A1 Winstrechten minerale reserves

108 900

133 800

A2 Overige niet-financiële activa

81 776

85 865

     

B Vorderingen

169 583

182 310

B1 Chartaal geld en deposito's

340

651

B2 Langlopende effecten

13 540

10 845

B3 Financiële derivaten

2 038

9 260

B4 Verstrekte kortlopende leningen

16 076

19 682

B5 Verstrekte langlopende leningen

28 259

30 249

B6 Aandelen en overige deelnemingen

72 804

77 218

B7 Handelskredieten en transitorische posten

36 526

34 406

     

C Schulden

374 765

402 963

C1 Chartaal geld en deposito's

468

835

C2 Kort lopende waardepapieren

53 228

43 387

C3 Staatsobligaties

257 812

297 088

C4 Kortlopende leningen

20 294

22 811

C5 Langlopende leningen

22 603

19 570

C6 Handelskredieten en transitorische posten

20 360

19 272

D Staatsvermogen (A+B–C)

– 14 507

– 989

De afzonderlijke balansposten worden toegelicht in hoofdstuk 2 van de staatsbalans. Meer in het algemeen springt de toename van de financiële derivaten en afname van de kortlopende waardepapieren in het oog. De Garantieregeling voor bancaire leningen van 200 miljard euro is niet geactiveerd op de balans. Garanties hebben het karakter van een contingent liability (voorwaardelijke verplichting) en mogen volgens ESR 1995 regelgeving als zodanig niet geactiveerd worden op de balans. In een bijlage van het FJR is een overzicht van alle garantieregelingen opgenomen.

Segmentering van het vermogen

Onder segmentering van het staatsvermogen wordt verstaan in hoeverre het vermogen van de staat als het ware al een specifieke bestemming heeft gekregen in de vorm van positieve saldi van de fondsen van de rijksbegroting, zoals het Infrastructuurfonds, het Waddenfonds en het Diergezondheidsfonds. Positieve saldi van begrotingsfondsen kunnen beschouwd worden als een soort van geoormerkt staatsvermogen. Bij een negatief staatsvermogen, zoals in 2011 het geval is, geeft segmentering inzicht hoeveel negatief het niet-vastliggende staatsvermogen bedraagt. Ultimo 2011 bedroeg het saldo van de begrotingsfondsen 178 miljoen euro positief. Tabel 3 bevat een overzicht van de opbouw van dit saldo. Gegeven het negatief vermogen ultimo 2011 van 1 miljard euro, bedraagt het niet-vastliggend staatsvermogen 1,2 miljard euro negatief.

( x € miljoen)

Naam Begrotingsfonds

Saldo

Infrastructuurfonds

103

Fonds Economische Structuurversterking

0

Waddenfonds

67

BTW-Compensatiefonds

0

Gemeentefonds

0

Provinciefonds

0

Diergezondheidsfonds

8

BES-fonds

0

   

Subtotaal

178

   

Spaarfonds AOW

45 511

Totaal ultimo 2011

45 689

De ontvangsten van de begrotingsfondsen met het vermogen nul worden ieder jaar gelijk gesteld aan de uitgaven van deze begrotingsfondsen. Het vastliggen van vermogen in begrotingsfondsen blijkt met een omvang van bijna 0,2 miljard euro beperkt van omvang te zijn. Daarbij is het saldo van het AOW-spaarfonds niet meegeteld, gezien het afwijkende karakter van dit saldo. Het AOW spaarfonds is het enige fonds waar alleen ontvangsten op worden geboekt en waar verder geen uitgavenmutaties in plaatsvinden. Het AOW-spaarfonds is overigens boekhoudkundig op 1 januari 2012 opgeheven.

1.3. Opstelling Staatsbalans volgens ESR 1995

De Staatsbalans wordt opgesteld volgens het Europees Stelsel van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (ESR 1995). Aangezien de Staatsbalans is gebaseerd op het ESR 1995 kunnen de waarderings- en afbakeningsvraagstukken worden opgelost volgens een internationaal aanvaarde methodologie. De consolidatiekring is beperkt tot de Staat der Nederlanden. De omschrijving van de overheid is in het ESR 1995 ruimer dan de rechtspersoon van de Staat der Nederlanden; ofwel de gemeenten, provincies en overige decentrale overheden blijven in de staatsbalans buiten beschouwing. In het ESR 1995 is een economische invalshoek gekozen.

Wat betreft de waarderingsgrondslag is in het ESR 1995 gekozen voor een waardering op basis van de marktwaarde in plaats van een waardering op basis van de nominale of historische waarde en voor lineaire afschrijvingen. Waar geen marktwaarde voorhanden is, wordt deze geraamd. In voorkomende gevallen wordt dit toegelicht bij de betreffende balanspost.

Consolidatiekring

De financiële gegevens van de Centrale administratie van 's Rijks schatkist (CAR) en van de ministeries, de begrotingsfondsen en de baten-lastendiensten zijn integraal geconsolideerd. De interne schuldverhoudingen zijn in de consolidatie geëlimineerd.

Toelichtingen in internetbijlage

In de gedrukte versie van het FJR is van de bijlage Staatsbalans uitsluitend het algemene deel opgenomen (paragrafen 1.1 tot en met 1.3). Het volledige document, inclusief de toelichting op de afzonderlijke balansposten, is opgenomen als internetbijlage 6 bij het FJR.

BIJLAGE 4 DE BELASTING- EN PREMIEONTVANGSTEN IN 2011

De belasting- en premieontvangsten in 2011
 

Ontwerpbegroting MN 2011

Realisatie FJR 2011

Verschil

Kostprijsverhogende belastingen op kasbasis

70 247

68 458

– 1 789

Invoerrechten

2 330

2 317

– 13

Omzetbelasting

41 233

41 175

– 57

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1 898

1999

101

Accijnzen

11 228

11 236

7

 

– Accijns van lichte olie

4 061

4 043

– 19

 

– Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3 586

3 665

79

 

– Tabaksaccijns

2 600

2 525

– 74

 

– Alcoholaccijns

283

317

34

 

– Bieraccijns

390

382

– 8

 

– Wijnaccijns

307

303

– 4

Belastingen van rechtsverkeer

4 372

3 098

– 1 273

 

– Overdrachtsbelasting

3 457

2 066

– 1 392

 

– Assurantiebelasting

906

1 038

131

 

– Kapitaalsbelasting

8

– 5

– 13

Motorrijtuigenbelasting

3 837

3 586

– 251

Belastingen op een milieugrondslag

4 787

4 468

– 319

 

– Grondwaterbelasting

176

175

– 2

 

– Afvalstoffenbelasting

59

21

– 38

 

– Energiebelasting

4 428

4 204

– 224

 

– Waterbelasting

123

126

3

 

– Brandstoffenheffingen

1

1

0

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten

164

159

– 5

Belasting op zware motorrijtuigen

118

133

15

Verpakkingenbelasting

282

288

6

       

Belastingen op inkomen, winst en vermogen op kasbasis

64 284

62 983

– 1 301

Inkomstenbelasting kas

– 492

– 533

– 41

Loonbelasting kas

45 187

46 508

1 321

Dividendbelasting

3 154

2 590

– 564

Kansspelbelasting

481

461

– 19

Vennootschapsbelasting

14 220

12 409

– 1 811

Vermogensbelasting

25

11

– 14

         

Niet nader toe te rekenen belastingontvangsten

47

100

53

         

Belastingen op kasbasis

134 578

131 541

– 3 037

KTV Belastingen (aansluiting naar EMU-basis)

358

441

83

         

Premies volksverzekeringen op kasbasis

40 051

37 100

– 2 951

KTV premies vvz (aansluiting naar EMU-basis)

23

– 49

– 72

         

Premies werknemersverzekeringen (Op EMU-basis)

50 040

49 545

– 495

         

Totaal belastingen en premies op EMU-basis

225 050

218 578

– 6 473

BIJLAGE 5 BUDGETTAIR OVERZICHT INTERVENTIES

Tabel 1. Budgettair overzicht maatregelen (in miljoenen euro)

Financieel Jaarverslag Rijk

2008 2010

2011

Artikel

A. Verwerving Fortis/RFS/AA

     

1. ABN AMRO Group N.V. – ASR Verzekeringen N.V. – RFS Holdings B.V. – incl. Z-share, residual N share

27 971

27 971

Saldibalans

2. Overbruggingskrediet Fortis

4 575

3 750

Saldibalans

3. Aflossingen overbruggingskredieten Fortis

– 3 250

– 825

IX-A, artikel 1

4. Renteontvangsten overbruggingskredieten       Fortis

– 1 374

– 169

IX-A, artikel 1

5. Dividend RFS Holdings B.V.

– 6

– 16,24

IX-B, artikel 3

6. Premieontvangsten Capital Relief  Instrument

– 193

 

IX-B, artikel 3

7. Premieontvangsten counter indemnity

– 26

– 26

IX-B, artikel 3

8. Dividend ABN Amro Group N.V.

 

– 200

IX-B, artikel 3

       

∆ Staatsschuld (excl. rente MCN en 3)

30 844

– 1 236,24

 
       

B. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (€ 20 mld.) 

     

9. Verstrekt kapitaal ING

10 000

 

IX-B, artikel 3

10. Verstrekt kapitaal Aegon

3 000

 

IX-B, artikel 3

11. Verstrekt kapitaal SNS Reaal

750

 

IX-B, artikel 3

12. Aflossing ING

– 5 000

– 2 000

IX-B, artikel 3

13. Aflossing Aegon

– 1 500

– 1 500

IX-B, artikel 3

14. Aflossing SNS Reaal

– 185

 

IX-B, artikel 3

15. Couponrente ING

– 684

 

IX-B, artikel 3

16. Couponrente Aegon

– 177

 

IX-B, artikel 3

17. Couponrente SNS Reaal

– 39

 

IX-B, artikel 3

18. Repurchase fee ING

– 347

– 1 000

IX-B, artikel 3

19. Repurchase fee Aegon

– 160

– 750

IX-B, artikel 3

20. Repurchase fee SNS Reaal

0

 

IX-B, artikel 3

       

∆ Staatsschuld

5 659

– 5 250

 
       

C. Back-up faciliteit ING: EUR/USD koers

1,34

1,29

 

21. Funding fee (rente + aflossing)

8 248

3 242

IX-B, artikel 3

22. Management fee

106

39

IX-B, artikel 3

23. Portefeuille ontvangsten (rente + aflossing)

– 7 877

– 3 012

IX-B, artikel 3

24. Garantiefee

– 232

– 85

IX-B, artikel 3

25. Additionele garantiefee

– 154

– 128

IX-B, artikel 3

26. Additionele fee

– 91

– 55

IX-B, artikel 3

27. Saldo Back-up faciliteit ( 21 t/m 26)

0

0

IX-B, artikel 3

28. Meerjarenverplichting aan ING

13 084

10 264

Saldibalans

29. Alt-A portefeuille

16 376

13 934

Saldibalans

       

∆ Staatsschuld=27. Saldo Back-up faciliteit

0

0

 
       

D. Garantiefaciliteit bancaire leningen (€ 200 mld.) 

     

30. Garantieverlening (geëffectueerd)

50 275

 

IX-B, artikel 2

31. Afname voorwaardelijke verplichting

– 11 277

– 5 823

IX-B, artikel 2

32. Stand openstaande garanties (30+31)

38 998

33 175

IX-B, artikel 2

33. Premieontvangsten garanties  bancaire leningen

– 523

– 361

IX-B, artikel 2

34. Schade-uitkeringen

0

IX-B, artikel 2

       

∆ Staatsschuld (excl. nr. 30, 31 & 32)

– 523

– 361

 
       

E1. IJsland

     

35. Uitkeringen depositogarantiestelsel Icesave

1 428

 

IX-B, artikel 2

36. Uitvoeringskosten IJslandse DGS door DNB

7

 

IX-B, artikel 2

37. Oorspronkelijke vordering (excl. rente)

1 329

 

Saldibalans

38. Opgebouwde rente op vordering

51

42

Saldibalans

39. Ontvangsten lening IJsland

0

– 443

IX-B, artikel 2

       

E2. Griekenland

     

40. Lening Griekenland

1 248

1 946

IX-B, artikel 4

41. Vordering op Griekenland

1 248

3 194

Saldibalans

42. Ontvangsten lening Griekenland  aflossing

0

0

IX-B, artikel 4

43. Ontvangsten lening Griekenland (rente en fee)

– 30

– 115

IX-B, artikel 4

       

∆ Staatsschuld (excl. nr. 37, 38 & 41)

2 653

1 388

 
       

F. Europese instrumenten

     

44. Garantieverlening NL-aandeel EU-begroting

2 946

– 120 

IX-B, artikel 4

45. Garantieverlening NL-aandeel EFSF

25 872

71 910

IX-B, artikel 4

46. Stand openstaande garanties  (44 + 45)

28 818

100 608

IX-B, artikel 4

47. Deelneming EFSF

1

1

IX-B, artikel 4

48. Garantie DNB op lening IMF

 

13 610

IX-B, artikel 4

       

∆ Staatsschuld (alleen 47)

1

1

 
       

G. Overige gevolgen

     

49. Uitvoeringskosten en inhuur externen

62

3

IX-B, artikel 3

50. Terug te vorderen uitvoeringskosten  inhuur externen

0

0

Saldibalans

51. Ontvangen uitvoeringskosten externen

– 19

– 5

IX-B, artikel 3

       
       

∆ Staatsschuld (excl. rentelasten)

38 634

– 5 458

 

Staatsschuld (excl. rentelasten)

38 634

33 176

 

Toerekenbare rentelasten

3 979

1 280

 

* Wegens afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

Tabel 2: Balans (standen en mutaties – in miljoenen euro)

Omschrijving:

2010

2011

Omschrijving:

2010

2011

A. Verwerving Fortis/RFS/AA

     

I: Financiering staatsschuld (excl. rentelasten)

38 634

– 5 458

33 176

1. ABN AMRO Group N.V. – ASR Verzekeringen N.V. – RFS Holdings B.V. (incl. Z-share en residual N-share)

27 971

 

27 971

II: Financiering uit resultaat (tabel 3)

– 519

1 434

915

 2. Overbruggingskrediet Fortis

4 575

– 825

3 750

III: Financiering uitgavenkader

43

– 2

41

               

 B. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (€ 20 mld.) 

             
               

9. Verstrekt kapitaal ING (+ 12)

5 000

– 2 000

3 000

Toerekenbare rentelasten cumulatief

3 979

1 280

5 259

10. Verstrekt kapitaal Aegon (+ 13)

1 500

– 1 500

0

11. Verstrekt kapitaal SNS Reaal (+ 14)

565

 

565

       
               

C. Back-up faciliteit ING

C. Back-up faciliteit ING

29. Alt-A portefeuille

16 376

– 2 442

13 934

28. Meerjarenverplichting

13 084

– 2 820

10 264

Te ontvangen rente

54

– 11

43

Te betalen funding fee

22

– 5

17

       

Voorziening en resultaat 2011 (voor voorziening)

3 324

371

3 695

               

F. Europa

             

47. Deelneming EFSF

1

1

2

       
               

E1. IJsland

             

37. Oorspronkelijke vordering

1 329

 

1 329

       

38. Opgebouwde rente

51

42

93

       

39. Ontvangsten lening IJsland1

 

– 410

– 410

       

Nieuwe vordering op IJsland

1 380

– 368

1 012

       
               

E2. Griekenland

             

41. Vordering op Griekenland

1 248

1 946

3 194

       
               

G. Overige gevolgen

     

Technische correctie

     

Saldo terug te vorderen uitvoeringskosten

0

0

0

Aansluiting (incl. afronding)

103

 

103

               

Totale activa:

58 670

– 5 199

53 471

Totale passiva:

58 670

– 5 199

53 471

1

Circa 33 mln. euro van de boedelontvangsten wordt toegerekend aan de «topping up» en daarom niet in mindering gebracht op de hoofdsom.

* Wegens afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

Tabel 3: Overzicht toerekenbare kosten en opbrengsten (in miljoenen euro)

(toerekenbare) Kosten

(toerekenbare) Opbrengsten

Omschrijving:

2008

2010

2011

Omschrijving:

2008

2010

2011

     

A. Verwerving Fortis/RFS/AA 

Toerekenbare rentelasten

3 979

1 280

4. Renteontvangsten overbruggingskredieten Fortis

1 374

169

     

5. Dividend RFS Holdings B.V.

6

16

E1. IJsland

   

6. Premieontvangsten Capital Relief Instrument

193

Kosten i.v.m. topping up

106

– 33 

7. Premieontvangsten counter indemnity

26

26

     

8. Dividend ABN Amro Group N.V.

0

200

G. Overige gevolgen  

       

49. Uitvoeringskosten en inhuur externen

62

3

B. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (€ 20 mld.) 

51. Ontvangen uitvoeringskosten externen

– 19

– 5

15. t/m 17. Ontvangen couponrente

900

0

     

18. t/m 20. Ontvangen repurchase fees

507

1 750

           
     

C. Back-up faciliteit ING

   
     

Resultaat IABF (na vorming voorziening)

0

0

           
     

D. Garantiefaciliteit bancaire leningen (€ 200 mld.)

   
     

33. Premieontvangsten garanties bancaire leningen (saldo)

523

361

           
     

E1. IJsland

   
     

38. Opgebouwde rente op vordering

51

42

           
           
     

E2. Griekenland

   
     

43. Ontvangsten lening Griekenland (rente en fee)

30

115

           
           

Totale kosten:

4 128

1 245

Totale opbrengsten:

3 610

2 679

           

Resultaat:

– 519

1 434

     
Tabel 4: Garanties (in miljoenen euro)
 

2008

2010

2011

       

A. Verwerving Fortis/RFS/AA

     

Counter indemnity

950

– 

950

       

D. Garantiefaciliteit bancaire leningen (€ 200 mld.)

     

Stand openstaande garanties

38 998

– 5 823

33 175

       

F. Europa

     

Garantieverlening NL-aandeel EU-begroting

2 946

– 120

2 826

Garantieverlening NL-aandeel EFSF

25 872

71 910

97 782

Garantie DNB op lening IMF

 

13 610

13 610

       

Saldo openstaande garanties:

68 766

79 577

148 343

BIJLAGE 6 GARANTIEOVERZICHT VAN HET RIJK 2011

Garanties

Een garantie wordt omschreven als een voorwaardelijke financiële verplichting van het Rijk aan een derde buiten het Rijk, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Garantieregelingen worden doorgaans als verplichting opgenomen in de begroting van het betreffende vakdepartement.

Tabel 6.1 bevat de garantieregelingen van het Rijk. Alle regelingen met een uitstaand risico groter dan 100 miljoen euro zijn uitgesplitst weergegeven, en alle regelingen met een uitstaand risico kleiner dan 100 miljoen euro zijn samengevat in de posten «overig». Het overzicht bevat alle garanties met stand ultimo 2011. Ontwikkelingen daarna zijn nog niet in het overzicht opgenomen. Deze worden meegenomen in het garantieoverzicht bij de Miljoenennota 2013.

Er zijn verschillende soorten garanties:

  • Kredietgarantie: garantie op rente- en aflossingsverplichtingen (risico gemaximeerd voor totaalbedrag).

  • Garantie voor deelnemingen: garantie op vol- of bijstorten aandelenkapitaal (risico gemaximeerd voor totaalbedrag).

  • (Her-)verzekering: garantie op moeilijk/niet te verzekeren risico’s (risico gemaximeerd per gebeurtenis).

  • Overig, exploitatiegarantie: garantie op minimum van exploitatieniveau (risico gemaximeerd per jaar).

  • Overig, liquiditeitsgarantie: garantie op minimum van liquiditeitsniveau (risico gemaximeerd voor totaalbedrag).

Een garantieregeling van het Rijk kent vrijwel altijd een maximum, dus een plafond. Dit plafond kan een jaarlijks plafond zijn (per jaar mag een maximaal bedrag aan risico worden verleend) of een totaalplafond (er mag nooit meer risico verleend worden dan het plafond). In tabel 6.1 is onderscheid gemaakt tussen beide soorten plafonds. Het bedrag dat daadwerkelijk als risico is verleend, heet in de tabel geëffectueerd risico. Onder het geëffectueerde risico vallen ook de garanties die in eerdere jaren zijn verstrekt.

In tabel 6.2 komen de bijbehorende uitgaven en ontvangsten aan de orde. De in de tabel getoonde uitgaven betreffen de schade-uitkeringen op afgegeven garanties. De in de tabel getoonde ontvangsten betreffen zowel ontvangen premies of provisies en dergelijke, als op derden verhaalde (schade-)uitkeringen.

Achterborgstellingen

Naast het risico uit garantieregelingen wordt het Rijk ook indirect blootgesteld aan risico’s uit achterborgstellingen. In dit geval wordt de daadwerkelijke garantieverplichting niet afgegeven door het Rijk, maar door een daarvoor aangewezen tussenpersoon, bijvoorbeeld een stichting. Het Rijk zal pas worden aangesproken wanneer de tussenpersoon niet aan haar verplichtingen kan voldoen. In de begroting van het betreffende vakdepartement worden dergelijke achterborgstellingen niet als verplichting opgenomen (zolang er geen schade ontstaat vanuit de achterborgstelling). De achterborgstellingen zijn opgenomen in tabel 6.3. Bij de kwantificering van de achterborgstellingen wordt aangesloten bij de cijfers uit goedgekeurde jaarverslagen van de betreffende tussenpersoon.

Voor precieze details over garantieregelingen en achterborgstellingen wordt verwezen naar de begrotingen en jaarverslagen van de betreffende vakdepartementen (in de tabellen is aangegeven op welke begroting en op welk begrotingsartikel de verschillende regelingen zijn opgenomen).

Tot slot wordt gemeld dat het risico uit de achterborgstellingen (uit tabel 6.3) niet één op één te vergelijken is met het risico uit de garantieregelingen (uit tabel 6.1). Bij achterborgstellingen wordt de achterborg soms gedeeld met gemeenten (bij WEW (voor verplichtingen die zijn aangegaan tot en met eind 2010) en WSW), of bezit de betreffende tussenpersoon (stichting) een bufferkapitaal waarmee een groot deel van de schades gedekt kan worden alvorens het Rijk wordt aangesproken (zie kolom buffervermogen). Bij WSW is een extra verschil dat het Rijk (pas) aangesproken wordt ná de woningcorporaties.

Tabel 6.1 Door het Rijk verstrekte garanties (in miljoenen euro)

Hfd-stk.

Art.

Omschrijving

Geëffectueerd risico 2010

Verleende garanties 2011

Vervallen garanties 2011

Geëffectueerd risico 2011

Garantie- plafond 2011

Totaal plafond

Garantie op kredieten

V

24

Garanties IS-NIO

273,60

22,26

 

295,86

 

295,86

VI

23

Veiligheidsregio's en Politie

1 404,88

457,00

 

1 861,88

 

1 861,88

VIII

14

Achterborgovereenkomst

163,75

25,00

11,59

177,16

 

680,00

IXB

2

Garantie interbancaire leningen

38 997,97

 

5 823,15

33 174,82

 

33 174,82

IXB

4

Kredieten EU-betalingsbalanssteun aan lidstaten

2 457,50

 

120,00

2 337,50

 

2 337,50

IXB

4

EFSF

25 872,00

71 910,18

 

97 782,18

 

97 782,18

IXB

4

EFSM

2 946,00

 

102,50

2 843,50

 

2 843,50

XIII

3

BMKB

2 230,69

908,84

571,72

2 567,81

1 000,00

 

XIII

3

GO

858,92

260,10

283,73

835,29

 

1 500,00

XIII

33

Garantie voor natuurgebieden en landschappen

479,92

 

14,34

465,58

34,50

 

XVI

42

Inrichtingen voor de gezondheidszorg

689,60

 

57,77

631,84

 

631,84

XVI

42

Voorzieningen voor gehandicapten

204,12

 

18,80

185,32

 

185,32

 

 

overig

2 046,87

149,87

1 573,89

622,85

1 287,27

677,22

                 
 

 

Totaal

78 625,81

73 733,24

8 577,49

143 781,57

2 321,77

141 970,11

                 

Garantie op deelnemingen

V

24

Garanties IS-Raad van Europa

119,34

   

119,34

 

119,34

V

24

Garanties Regionale Ontwikkelingsbanken

1 949,65

 

214,45

1 735,20

 

1 735,20

IXB

3

Garantie en vrijwaring inzake verkoop van deelnemingen

1 029,40

 

49,09

980,31

 

980,31

IXB

4

EBRD

365,80

223,30

 

589,10

 

589,10

IXB

4

DNB – deelneming in kapitaal IMF

28 792,81

18 518,21

 

47 311,02

 

47 311,02

IXB

4

EIB

9 895,55

   

9 895,55

 

9 895,55

IXB

4

Wereldbank

3 025,68

79,73

 

3 105,41

 

3 105,41

 

 

overig

26,84

0,67

 

27,51

 

27,51

                 
 

 

Totaal

45 205,07

18 821,90

263,54

63 763,43

 

63 763,43

                 

Garantie op moeilijk/niet te verzekeren risico's

VIII

14

Indemniteitsregeling

287,00

659,00

651,00

295,00

 

300,00

IXB

2

WAKO (kernongevallen)

14 023,00

   

14 023,00

 

14 023,00

IXB

3

Deelneming ABN AMRO

950,00

   

950,00

 

950,00

IXB

5

Exportkredietverzekering

13 438,43

6 823,71

5 723,47

14 538,66

11 332,28

 

IXB

5

Regeling Investeringen

213,78

 

19,75

194,03

453,78

 
   

overig

79,68

20,04

12,71

87,02

150,00

133,48

                 
   

Totaal

28 991,89

7 502,75

6 406,93

30 087,71

11 936,06

15 406,48

                 

Overige garanties (o.a. liquiditeits- of exploitatiegarantie)

VIII

7

bouwleningen academische ziekenhuizen

295,75

 

14,41

281,34

 

281,34

 

 

overig

173,21

0,37

165,21

8,37

 

8,49

 
   

Totaal

468,95

0,37

179,62

289,71

 

289,83

                 
   

Totaal generaal

153 291,72

100 058,27

15 427,58

237 922,41

14 257,82

221 429,85

   

Totaal generaal (%bbp)

26,05

17,00

2,62

40,43

2,42

37,63

Tabel 6.2 Uitgaven en ontvangsten op door de Staat verstrekte garanties (x1000 euro)
   

Uitgaven

Ontvangsten

Uitgaven

Ontvangsten

Hoofdstuk

Departement

2010

2010

2011

2011

IV

Koninkrijksrelaties

0

0

0

0

V

Buitenlandse Zaken

1 735

79

1 782

0

VI

Veiligheid en Justitie

0

0

773

0

VII

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

0

0

0

0

VIII

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

0

0

0

0

IXB

Financiën

78 160

589 462

27 632

553 701

XII

Infrastructuur en Milieu

0

0

0

0

XIII

Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

66 048

36 449

89 755

50 614

XV

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

197

83

387

100

XVI

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

0

0

0

0

A

Infrastructuurfonds

0

0

0

0

 

Totaal generaal

146 140

626 073

120 329

604 415

Tabel 6.3 Achterborgstellingen van het Rijk (in miljoenen euro)

Hoofdstuk

Art.

Omschrijving

Geborgd risico 2010

Geborgd risico 2011

Buffervermogen 2011

XVI

42

Achterborgstelling Stichting Waarborgfonds Zorg

8 441,3

8 671,7

490,1

VII

Achterborgstelling WEW (NHG)

126 422,0

136 206,8

728,7

VII

Achterborgstelling WSW

85 300,0

86 314,1

472,2

           
   

Totaal achterborgstellingen

220 163,30

235 671,70

1 697,10

BIJLAGE 7 BELEIDSMATIGE MUTATIES NA NAJAARSNOTA

Bij het debat over de Najaarsnota 2011 is toegezegd om in het Financieel Jaarverslag van het Rijk een overzicht op te nemen van de beleidsmatige mutaties die gedaan zijn na de Najaarsnota/ 2e suppletoire wetten. De 2e suppletoire wetten zijn in principe de laatste mogelijkheid om voor het lopende begrotingsjaar nog mutaties goedgekeurd te krijgen door de Tweede Kamer. Wanneer ministers na de Najaarsnota nog beleidsmatige uitgaven willen doen, dan dienen zij dit per brief aan de Tweede Kamer voor te leggen. Op deze wijze wordt recht gedaan aan het budgetrecht van de Tweede Kamer.

In onderstaande tabel zijn de belangrijkste beleidsmatige mutaties na Najaarsnota opgenomen. Hierbij is een ondergrens van 5 mln. gehanteerd. Waar de mutatie per brief aan de Tweede Kamer is voorgelegd, is de verwijzing naar het betreffende Kamerstuknummer opgenomen. In enkele gevallen is de Tweede Kamer niet ingelicht. Komend begrotingsjaar zal er extra op worden toegezien dat ministers de Tweede Kamer na de Najaarsnota tijdig en per brief informeren over beleidsmatige mutaties.

Begrotingshoofdstuk

Artikelnummer

Omschrijving

Bedrag (in mln.)

Kamerstuk

IV. Koninkrijksrelaties

       
 

2.2

Pensioenfonds Caribisch Nederland

5,4

33 090 IV, nr. 3

 

2.4

Lopende inschrijving Sint Maarten

10,6

V. Buitenlandse Zaken

       
 

24.2

Armoedevermindering

33,1

33 002, nr. 5

 

24.3

Ondernemingsklimaat ontwikkelingslanden

12,0

33 002, nr. 5

 

24.4

Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingssamenwerking

6,1

33 002, nr. 5

 

25.6

Participatie civil society

8,0

33 002, nr. 5

VI. Veiligheid en Justitie

       
 

12.3

Vordering RvdR

16,7

 

13.4

Vordering CJIB

17,1

VIII. Onderwijs, Cultuur & Wetenschap

       
 

15.1

Frictiekosten Wereldomroep

7,5

33 002, nr. 5

XVI. Volksgezondheid, Welzijn en Sport

       
 

98.28

Nederlands Vaccin Instituut

37,0

33 000 XVI, nr. 132

B. Gemeentefonds

       
 

1.2

Compensatie NIK

6,0

33 011, nr. 18

C. Provinciefonds

       
 

1.6

Bedrijventerrein Nieuw Reijerwaard

5,0

Pensioenfonds Caribisch Nederland

Als gevolg van een rekenfout bleken de in 2010 geleverde middelen voor het Pensioenfonds Caribisch Nederland niet voldoende om alle overgehevelde verplichtingen te kunnen dekken. Gelet daarop is binnen deze begroting geherprioriteerd om aanvullende dekking te leveren. In 2011 heeft een aanvullende storting aan het Pensioenfonds ad. 29,9 mln. plaatsgevonden. Voor een deel daarvan kon pas na Najaarsnota dekking gevonden worden.

Lopende inschrijving Sint Maarten

Sint Maarten en Curaçao maken gebruik maken van de lopende inschrijving. Via deze faciliteit kan (tot een vastgesteld plafond) tegen Nederlands tarief geleend worden op de kapitaalmarkt. Na toetsing door het College financieel toezicht heeft Sint Maarten in december een lening van NAf 26 mln. (10,6 mln.) uitgeschreven. De lening is geheel aan Nederland toegewezen. op grond van de Rijkswet Financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten is Nederland (indien aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan) verplicht om op elk moment dat de lening aangeboden wordt zich op deze leningen in te schrijven.

Armoedevermindering

Dit artikel is met 33,1 mln. verhoogd. De verhoging wordt veroorzaakt door aanpassingen in de betalingsritmes van de contributie aan UNIDO (1,4 mln.) en betalingen aan Wereldbank/IDA voor het Multilateral Debt Relief Initiative (16,2 mln.) en het Heavily Indebted Poor Countries Initiative (15,5 mln.).

Ondernemingsklimaat ontwikkelingslanden

Het budget is verhoogd met 10,0 mln. vanwege een eerder dan verwachte liquiditeitsaanvraag van het Private Infrastructure Development Group. Ook vindt er een verhoging van 2,0 mln. plaats vanwege een extra uitgave aan het Productive Safety Net Programme in Ethiopië.

Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingssamenwerking

De verhoging van 6,1 mln. betreft een eerder dan verwachte betaling aan het assistent-deskundigenprogramma.

Participatie civil society

De verhoging wordt veroorzaakt door een aanpassing in de betalingsritmes ten behoeve van het Vakbondsmedefinancieringsprogramma (3 mln.) en SNV (5 mln.).

Vordering Raad voor de Rechtspraak (RvdR)

Bij het inwerking treden van het baten-lastenstelsel per 1 januari 2005 is afgesproken dat het toenmalige ministerie van Justitie de egalisatierekening van de Raad voor de Rechtspraak aanvult met 16,7 mln. indien dit noodzakelijk is. Aangezien de reserves van de Raad de afgelopen jaren geslonken zijn, is de egalisatierekening door het moederdepartement met 16,7 mln. aangevuld. Het betreft de kasgevolgen van in het verleden aangegane verplichtingen en deze betaling is daarom niet apart aan de Tweede Kamer gemeld.

Vordering Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB)

In het verleden is niet alle productie van het CJIB volledig gefinancierd door het ministerie van VenJ waardoor een vordering van circa 17,1 mln. van het CJIB op het moederdepartement is opgebouwd. Deze vordering is in 2011 afgelost zodat het CJIB over voldoende kasmiddelen kan beschikken. Het betreft de kasgevolgen van in het verleden aangegane verplichtingen en deze betaling is daarom niet apart aan de Tweede Kamer gemeld.

Frictiekosten Wereldomroep

Ten behoeve van de storting in de Algemene Media Reserve voor de reorganisatie bij de Radio Nederland Wereldomroep (RNWO) wordt 7,5 mln. overgeheveld van het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar het Ministerie van OCW. In de besluitvorming tussen BuZa en OCW is besloten dat BuZa het nog in 2011 betaalt.

Nederlands Vaccin Instituut (NVI)

De mutatie bestaat uit de aflossing van de openstaande leningen van het NVI (37 mln.). VWS heeft bij de 2e suppletoire begroting een bedrag van 42 mln. vrijgespeeld voor de afwikkeling van de transitie van het NVI. De veronderstelling was de dat het NVI nog in 2011 verkocht zou worden en dat dit bedrag voldoende zou zijn voor de transitie. Later bleek dat de verkoop vertraging opliep en over de jaargrens heen zou worden getild. Om het verkoopproces niet verder te belasten met de afwikkeling van leningen, zijn eind 2011 de openstaande leningen (37 mln.) afgelost.

Compensatie Nederlandse identiteitskaart (NIK)

Eind september heeft de minister van BZK aan de VNG gemeld dat over twee categorieën van kosten, verband houdend met de leges van de NIK, extra onderzoek zou worden gedaan. Gemeenten hebben als gevolg daarvan via de algemene uitkering van het gemeentefonds 6 mln. ontvangen ter gedeeltelijke compensatie van gemaakte kosten naar aanleiding van het gratis verstrekken van de Nederlandse identiteitskaart (NIK). Het betrof hier een compensatie voor ambtshalve terugbetaalde leges bij aanvragen voor de NIK in de periode tot 6 weken voor de uitspraak van de Hoge Raad en een bedrag voor de uitvoeringskosten van gemeenten. Hierover is op 16 december 2011 kamerstuk 33 011, nr. 18 verstuurd.

Bedrijventerrein Nieuw Reijerwaard

Het kabinet heeft voor de periode 2011 t/m 2016 vanuit het Nota Ruimte budget 11 mln. beschikbaar gesteld voor de realisatie van het bedrijventerrein Nieuw Reijerwaard. Deze middelen maken onderdeel uit van de door de minister van IenM ondertekende bestuursovereenkomst van 12 november 2009 met de regio. Pas na de Najaarsnota is duidelijkheid gekomen over de te sluiten overeenkomst tussen Rotterdam, Ridderkerk en Barendrecht. Dit was een verplichting (artikel 6.2) in de bestuursovereenkomst. Nu er een gemeenschappelijke regeling komt tussen de gemeenten Rotterdam, Ridderkerk en Barendrecht, is de uitvoering van het project voldoende gegarandeerd. Conform de bestuursovereenkomst van 12 november 2009 is daarom 11 mln. gedecentraliseerd naar de provincie Zuid-Holland, waarvan 5 mln. in 2011.

Lijst van gebruikte termen en hun betekenis

Batenlastenstelsel

In een batenlastenstelsel worden uitgaven en ontvangsten toegerekend aan het tijdvak waarin het verbruik van goederen en diensten plaatsvindt en de baten ontstaan. Dit stelsel maakt het mogelijk om de kosten en opbrengsten af te leiden uit de administratie.

Bedrijfsvoering

De sturing en beheersing van bedrijfsprocessen binnen een ministerie om de beleidsdoelstellingen te realiseren. Het betreft de sturing en beheersing van zowel de primaire processen als van de processen die hiervoor faciliterend zijn (de zogenaamde ondersteunende processen).Wat de ondersteunde processen betreft, kan hierbij ten minste worden gedacht aan de zogenoemde piofah-functies: personeel, informatisering, organisatie, financiën, automatisering en huisvesting.

Belastinguitgaven

Overheidsuitgaven in de vorm van derving of uitstel van belastingontvangsten, voortvloeiend uit een voorziening in de wet voorzover die voorziening niet in overeenstemming is met de primaire heffingsstructuur van de wet.

Beleidsinformatie

De informatie betreffende het beleid en de bedrijfsvoering, die is opgenomen in de beleidsartikelen van de begrotingen en de jaarverslagen van het Rijk en die is ontleend aan:

  • a. departementale systemen voor het verzamelen, genereren en veredelen van beleidsinformatie (monitorsystemen);

  • b. informatiebronnen van derden;

  • c. evaluatieonderzoeken en bedrijfsvoeringsonderzoeken die onder deze regeling vallen.

Beleidsintensiveringen

Verhogingen van collectieve uitgaven en/of verlagingen van ontvangsten ten opzichte van de begroting en/of de meerjarencijfers, waaraan een beleidsbeslissing ten grondslag ligt. Deze term wordt meestal beperkt tot beleidsmatige mutaties in de netto-uitgaven. Een beleidsmatige verlaging van de belastingontvangsten wordt doorgaans aangeduid met de term lastenverlichting.

Bruto Binnenlands Product (bbp)

De som van de beloningen van de productiefactoren in het Nederlandse productieproces, plus het saldo van de indirecte belastingen en kostprijsverlagende subsidies.

Bruto Nationaal Product (bnp)

Het BNP is de som van alle bruto toegevoegde waarde voortgebracht door alle sectoren in een land in een jaar tijd. Ook is rekening gehouden met het saldo van de primaire inkomens ontvangen en betaald aan het buitenland.

Consolidatie

De post Consolidatie wordt gebruikt voor het corrigeren van de Rijksbegroting voor dubbeltellingen als gevolg van het bruto-boeken van onderlinge betalingen. Het bruto-boeken houdt in dat zowel het departement dat de feitelijke betaling verricht, als het departement dat bijdraagt, de uitgaven in de begroting opneemt. Het ontvangende departement raamt de te ontvangen bijdragen ook aan de ontvangstenkant van de begroting. Hierdoor wordt het rekenkundige niveau van de totale rijksuitgaven en rijksontvangsten hoger dan het feitelijke niveau. Door middel van de post Consolidatie wordt hiervoor gecorrigeerd.

Contractloon

Het looninkomen per werknemer als direct gevolg van de afgesloten collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO) in de private sector en van arbeidsvoorwaardenafspraken met overheidspersoneel.

Batenlastendienst

Een batenlastendienst is een onderdeel van een ministerie waarvoor een afgezonderd en afwijkend beheer wordt gevoerd, met als doel een doelmatiger beheer te realiseren. Diensten die een baten-lastenstelsel voeren hebben een eigen begroting en staan los van de begrotingsadministratie van het moederministerie. Een dienst die een baten-lastenstelsel voert valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid.

Economische en Monetaire Unie (EMU)

De in het Verdrag van Maastricht geregelde unie tussen EU-lidstaten. De derde fase die op 1 januari 1999 van start is gegaan, kenmerkt zich door onherroepelijk vastgelegde wissel koersen, volledig vrij kapitaalverkeer en girale invoering van de gemeenschappelijke munt, de euro. De euro is per 1 januari 2002 ook chartaal ingevoerd. In de EMU is de Europese Centrale Bank verantwoordelijk voor het gemeenschappelijke monetaire beleid dat wordt gevoerd door het Europees Stelsel van Centrale Banken. Tevens vindt binnen de EMU coördinatie van het economisch beleid plaats.

Eindejaarsmarge

Voorziening in de regels budgetdiscipline die inhoudt dat het is toegestaan om binnen een begroting tot maximaal 1,0% van het (gecorrigeerde) begrotingstotaal aan gelden tussen opeen volgende jaren te schuiven. Op deze wijze kan het ondoelmatig besteden van begrotingsgelden worden beperkt.

EMU-saldo

Het EMU-saldo heeft betrekking op het vorderingensaldo van de sector Overheid op trans actie basis. Het vorderingensaldo geeft de mutatie in het saldo van de financiële activa en passiva van de collectieve sector weer. Omdat het EMU-saldo betrekking heeft op de totale collectieve sector, is niet alleen het vorderingensaldo van het Rijk van belang, maar ook de vorderingensaldi van de sociale fondsen en de lokale overheid.

EMU-schuld(-quote)

Het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de gehele collectieve sector. Dit is de optel som van de uitstaande leningen ten laste van het Rijk, de sociale fondsen en de lokale overheid, minus de onderlinge schuldverhoudingen van deze drie sub sectoren. De EMU-schuld is een bruto-schuldbegrip. Bij bepaling van de EMU-schuldquote wordt de EMU-schuld uitgedrukt in procenten van het BBP.

Europees Systeem van nationale en regionale Rekeningen (ESR)

Het ESR is een internationaal vergelijkbaar boekhoudkundig raamwerk voor een systematische en uitvoerige beschrijving van een totale economie, de elementen waaruit deze economie is opgebouwd en haar betrekkingen met andere economieën. Het ESR is gericht op de omstandigheden en informatiebehoeften in de Europese Unie.

Financieel beheer

Het geheel van beslissingen, handelingen en regels die zijn bedoeld voor de sturing en beheersing van, alsmede de verantwoording over, de financiële transacties en de saldi waarvoor de minister (mede)verantwoordelijkheid draagt. De administraties, die ten behoeve van het financieel beheer worden bijgehouden, worden eveneens tot het financieel beheer gerekend.

Financieringssaldo

Het saldo van de relevante uitgaven en ontvangsten, minus de mutatie van de derdenrekeningen.

Gemeentefonds

Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden gedaan aan de gemeenten, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven, word het accres genoemd.

Herverkaveling

De verschuiving van beleidsterreinen naar een ander departement naar aanleiding van het regeerakkoord van het kabinet Rutte-Verhagen.

Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)

De middelen voor het buitenlandse beleid worden verantwoord op verschillende begrotingen. Om de samenhang van het buitenlandse beleid te versterken, zijn de financiële middelen hiertoe gebundeld onder de HGIS. Op deze manier wordt de omvang van de beschikbare middelen duidelijk gemaakt en kan een integrale afweging plaatsvinden omtrent de inzet van deze middelen.

Infrastructuurfonds

Fonds waarin de middelen die voorheen op de begrotingen an Verkeer en Waterstaat, het Rijkswegenfonds en het Mobiliteitsfonds beschikbaar waren voor de uitgaven aan de weg-, water- en railinfrastructuur, zijn samengevoegd. Tevens worden uit dit fonds uitgaven in het kader van de Investeringsimpuls 1994-1998 gedaan.

Kasschuif

Het intertemporeel schuiven van budget. Dit komt voor wanneer beleid dat gepland stond voor een bepaald jaar op een ander tijdstip wordt uitgevoerd.

Loonbijstelling

Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van ministeries ten gevolge van loonstijgingen. Deze middelen worden gereserveerd op de aanvullende post Arbeidsvoorwaarden.

Materieel beheer

De zorg voor niet-geldelijke zaken vanaf het moment van ontvangst tot aan het moment van afstoting. Onder de niet-geldelijke zaken worden zaken verstaan, niet zijnde geld of geldswaardige papieren, die benodigd zijn voor het functioneren van de rijksdienst, dan wel die door het Rijk in bewaring zijn genomen.

Netto-uitgaven Rijksbegroting in enge zin

Relevante uitgaven en niet-belastingontvangsten van de Rijksbegroting exclusief de uitgaven en niet-belastingontvangsten van de Rijksbegroting die tot de sector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid dan wel tot de sector Zorg worden gerekend. Tevens worden de relevante uitgaven gecorrigeerd voor enkele incidentele posten.

Netto-uitgaven Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

De budgetdisciplinesector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid omvat de sociale zekerheid op de Rijksbegroting, alsmede de uitgaven van de sociale fondsen. Voor de sociale fondsen is het totaal van uitkeringen en administratiekosten relevant. Het bovenwettelijke gedeelte blijft buiten beschouwing.

Netto-uitgaven Zorgsector

De uitgaven die tot het Budgettair Kader Zorg (BKZ) worden gerekend. Het BKZ omvat de via de AWBZ, ZVW en particuliere verzekeraars (voorzover betrekking hebbend op de particulier verzekerde voorzieningen die ook in het ZVW-verzekerde pakket zijn opgenomen) gefinancierde netto-uitgaven. Bij het collectief gefinancierde deel van het BKZ worden de via de particuliere verzekeraars gefinancierde uitgaven niet meegenomen, met uitzondering van de via de omslagbijdrage WTZ gefinancierde uitgaven.

Niet-belastingontvangsten

Alle begrotingsontvangsten van het Rijk die niet tot de belastingen worden gerekend. Het betreft een zeer heterogene groep. Het gaat daarbij vooral om ontvangsten die samenhangen met verleende overheidsdiensten en kredietverlening door het Rijk, sommige ontvangsten die als collectieve lasten worden aangemerkt, de gasbaten (exclusief vennootschaps belasting) en incidentele ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen.

Onderuitputting

De netto gerealiseerde uitgaven zijn lager dan begroot.

Prijsbijstelling

Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van ministeries ten gevolge van prijsstijgingen. Deze middelen worden gereserveerd op de aanvullende post Prijsbijstelling.

Provinciefonds

Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden gedaan aan de provincies, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de netto- gecorrigeerde rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.

Rechtmatigheid

Onder rechtmatigheid wordt verstaan comptabele rechtmatigheid. Comptabele rechtmatigheid houdt in dat een financiële transactie waarvan de uitkomst in het departementale jaarverslag dient te worden verantwoord in overeenstemming is met de begrotingswetten en met de in de Europese regelgeving, de Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriele regelingen opgenomen bepalingen die de uitkomst van die financiële transactie beïnvloeden.

Rechtspersoon met een Wettelijke Taak (RWT)

Rechtspersonen met een Wettelijke Taak worden geheel of gedeeltelijk met publiek geld bekostigd en oefenen een wettelijke taak uit. RWT's kunnen tevens zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) zijn, maar er bestaan ook RWT's die geen ZBO zijn en ZBO's die geen RWT zijn.

Sociale fondsen

Fondsen waaruit uitkeringen en voorzieningen worden verstrekt krachtens socialeverzekerings wetten. De financiering vindt voor het overgrote deel plaats via sociale premies en rijksbijdragen.

Staatsbalans

Een balans waarin de grootte en de samenstelling van het staatsvermogen wordt weergegeven.

Uitgavenkader

Een jaarlijks uitgavenplafond, waarin de netto-uitgaven (uitgaven min de niet-belastingontvangsten) voor de kabinetsperiode zijn vastgelegd. Het totaalkader is onderverdeeld in drie deelkaders: Rijksbegroting in enge zin, Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt en het Budgettair Kader Zorg.

Verticale Toelichting

Een verticale toelichting bevat een cijfermatig overzicht van alle veranderingen die zich hebben voorgedaan.

Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO)

Orgaan waaraan de uitoefening van een wettelijke taak is opgedragen, zonder dat er sprake is van (volledige) ondergeschiktheid aan de minister, en die voor de uitoefening van de taak uit collectieve middelen (rijksbijdragen en heffingen) worden gefinancierd.

Afkortingenlijst Financieel Jaarverslag van het Rijk 2011

AC

Audit Committee

AOW

Algemene Ouderdomswet

AWBZ

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

AZ

Algemene Zaken

BES

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

BBP

Bruto Binnenlands Product

BKZ

Budgettair Kader Zorg

BMKB

Besluit Borgstelling MKB Kredieten

BPM

Belasting op personenauto’s en motorrijwielen

BTW

Belasting Toegevoegde Waarde

BZK

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CEP

Centraal Economisch Plan

CPB

Centraal Planbureau

CRI

Capital Relief Instrument

CVZ

College voor zorgverzekeringen

CW

Comptabiliteitswet

DNB

De Nederlandsche Bank

DGS

Depositogarantiestelsel

ECB

Europese Centrale Bank

EFSF

European Financial Stability Facility

EFSM

European Financial Stability Mechanism

EMU

Economische en Monetaire Unie

ESR

Europees Stelsel van Rekeningen

EU

Europese Unie

EL&I

Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

EZ

Economische Zaken

FES

Fonds voor Economische Structuurversterking

FJR

Financieel Jaarverslag van het Rijk

GF

Gemeentefonds

GGZ

Geestelijke Gezondheids- en verslavingszorg

GO

Garantie Ondernemingsfinanciering

HGIS

Homogene groep Internationale Samenwerking

IMF

Internationaal Monetair Fonds

IND

Immigratie- en Naturalisatiedienst

IPO

Interprovinciaal Overleg

J&G

Jeugd en Gezin

KTV

Kastransactieverschillen

LNV

Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit

LTRF

Long Term Refinancing Operation

MEV

Macro-Economische Verkenningen

MN

Miljoenennota

NHG

Nationale Hypotheek Garantie

NJN

Najaarsnota

NZa

Nederlandse Zorgautoriteit

OCW

Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

PF

Provinciefonds

PGB

Persoonsgebonden budget

PSI

Private Sector Involvement

RGB-eng

Rijksbegroting in enge zin

RBV

Rijksbegrotingsvoorschriften

SCB

Systeemgerichte Contractbeheersing

SDE

Stimulering Duurzame Energieproductie

SENO

Stichting Economische Samenwerking Nederland Opkomende markten

SGP

Stabiliteits- en Groeipact

SPV

Special Purpose Vehicle

SZA

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

SZW

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

TK

Tweede Kamer

UWV

Uitvoeringsinstituut voor Werknemersverzekeringen

V&W

Verkeer en Waterstaat

VJN

Voorjaarsnota

Vpb

Vennootschapsbelasting

VROM

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

VVZ

Volksverzekeringen

VWS

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WAO

Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering

WAKO

Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen

WGA

Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten

WNVZ

Werknemersverzekeringen

WW

Werkloosheidswet

WWI

Wonen, Wijken en Integratie

ZBC

Zelfstandig Behandelcentrum

Trefwoordenlijst Financieel Jaarverslag van het Rijk 2011

Aardg asbaten 5

ABN Amro 73, 76

Achterborgstelling 41, 77, 78, 79

Agentschap 22, 49, 50, 57

Algemene Rekenkamer 48, 49, 52, 53, 54, 57, 58, 66, 67

AOW 38, 39, 42, 61, 62, 65, 70, 88

Arbeidsmarkt 5, 13, 14, 20, 25, 30, 36, 86, 87, 89

Audit Committees 45, 46, 53, 58, 59

Auditdienst 46, 52, 55, 56

Automatisering 45, 83

AWBZ 21, 31, 86, 88

Batenlastendienst 84

BBP 34, 35, 85, 88

Bedrijfsvoering 7, 8, 45, 46, 47, 48, 49, 52, 55, 56, 83

Bedrijfsvoeringsparagraaf 46, 55

Belastingdienst 49, 51

Beleidsinformatie 46, 51, 52, 83

Budgettair Kader Zorg 20, 25, 31, 86, 87, 88

CBS 11, 32, 36, 37, 38, 39, 67, 88

Consumptie 12, 34, 35, 43

De Nederlandsche Bank 28, 68, 88

Deelnemingen 26, 37, 39, 63, 65, 67, 68, 69, 77, 78, 86

Deeltijd-WW 30

Dividend 5, 26, 28, 29, 30, 35, 36, 72, 73, 76

Economische crisis 12, 43

Economische groei 11, 12, 20, 21, 22, 32, 43

EFSF 9, 10, 23, 24, 41, 43, 74, 75, 76, 78, 88

EFSM 9, 24, 78, 88

EMU-saldo 5, 7, 14, 15, 16, 20, 21, 22, 23, 28, 37, 38, 43, 44, 66, 68, 84

EMU-schuld 7, 14, 15, 16, 20, 23, 37, 38, 43, 44, 66, 85

EMU-tekort 14, 15, 16, 23, 43, 44

ESR 1995 38, 69, 70

EU-fonds 57, 58

Eurogebied 15, 16

Europese aanbestedingsregels 47, 49, 50, 53

Europese Unie 47, 85, 88

Export 41, 43, 79

Financieel beheer 8, 48, 50, 51, 57, 58, 85

Financiële crisis 16, 40, 41

Financiële functie 45, 46, 51, 52

Fortis 37, 73, 75, 76

Garantie 7, 9, 14, 24, 40, 41, 43, 44, 60, 63, 65, 67, 69, 73, 74, 76, 77, 78, 79, 88

Groei 8, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 20, 22, 23, 34, 35, 36, 42, 45, 49, 52, 85, 87, 89

Infrastructuur 5, 27, 47, 50, 51, 52, 53, 61, 62, 65, 69, 70, 79, 85

Inkomsten 4, 5, 7, 8, 9, 15, 20, 21, 22, 27, 30, 31, 32, 33, 35, 42, 66, 67, 72

Kredietcrisis 40, 66

Loon- en inkomstenheffing 36

Nationale Hypotheekgarantie 65

Omzetbelasting 5, 33, 34, 35, 49, 72

Onderuitputting 26, 27, 28, 86

Onderwijs 5, 27, 47, 61, 62, 79, 80, 88

Openstaande rechten 63, 64

Overdrachtsbelasting 32, 33, 34, 35, 72

Overheidsbalans 37, 38, 39, 40, 41, 44, 67

Overschrijding 25, 27, 31, 47

P-Direkt 49, 52, 54

Rechtmatigheid 8, 46, 47, 49, 51, 55, 57, 58, 87

Rente 5, 9, 11, 21, 24, 25, 26, 28, 38, 39, 40, 42, 43, 73, 74, 75, 76, 77

Saldi begrotingsfondsen 63, 65

Saldi begrotingsreserve 63, 65

Securities 11, 28, 67

SiSa 54, 55

Sociale Zekerheid 20, 25, 30, 86

Sociale Zekerheid 87, 89

Staatsbalans 7, 37, 38, 39, 40, 41, 60, 66, 67, 69, 70, 71, 87

Subsidies 50, 53, 56, 83

Toleranties 47, 48

Uitkering 15, 22, 30, 41, 47, 48, 51, 54, 55, 73, 74, 77, 82, 85, 86, 87

Verantwoord Begroten 52, 55, 56

Voorschotten 48, 50, 55, 63, 65

WAO 30, 89

Werkgelegenheid 33, 34, 36, 61, 62, 79, 89

Werkloosheid 13, 21, 22, 30, 43, 89

WW 7, 30, 38, 39, 89

Zorg 5, 14, 20, 28, 31, 33, 42, 45, 48, 51, 52, 53, 54, 78, 79, 86, 88

Zorguitgaven 22, 31

Licence