Base description which applies to whole site

1.3.1 Ontwikkeling van het overheidssaldo

Realisatie EMU-saldo Het EMU-saldo is tussen de Miljoenennota 2023 en dit FJR gestegen van ‒ 3,0% naar ‒ 0,3%. In deze paragraaf wordt duiding gegeven aan dit verschil. Via deze toelichting wordt er ook invulling gegeven aan het verzoek van de heer Van der Lee om nadere duiding te krijgen van het verschil in raming van het EMU-saldo bij de begroting en de realisatie. Het grootste deel van het verschil wordt verklaard door inkomsten die 19,1 miljard euro hoger waren dan de raming bij de Miljoenennota 2023, zowel door meevallende economische ontwikkelingen als ten gevolge van beleid. Ook de onderuitputting was in 2023 hoger dan bij de Miljoenennota 2023 rekening mee was gehouden. Tot slot hadden de decentrale overheden te maken met een overschot. Hieronder worden deze drie voornaamste componenten verder uitgelegd.

Tabel 1.3.1.1 Verticale toelichting EMU-saldo

(in procenten bbp, + is saldoverbeterend)

Miljoenen euro

Procenten bbp

EMU-saldo MN 2023

‒ 29.562

‒ 3,0%

Noemereffect

 

0,1%

Belasting en premie-inkomsten

19.113

1,8%

Reguliere uitgaven onder het uitgavenplafond

1.869

0,2%

Uitgaven niet-relevant voor het uitgavenplafond

813

0,1%

Storting in begrotingsreserves en risicovoorzieningen

1.504

0,1%

Kastransverschil gasbaten

‒ 3.614

‒ 0,3%

Overige uitgaven en kastransverschillen

960

0,1%

EMU-saldo lokale overheden

2.248

0,2%

Kastransverschil decentrale overheden

3.121

0,3%

EMU-saldo Financieel Jaarverslag Rijk 2023

‒ 3.548

‒ 0,3%

De hogere opbrengsten worden in ongeveer gelijke mate gedreven door beleidsmatige wijzigingen na de Miljoenennota als door economische ontwikkelingen. Beleidsmatig is ten eerste het energiepakket van belang. Als dekking voor dit pakket is de aangekondigde verlaging van de energiebelasting (ter hoogte van 5,4 miljard euro) teruggedraaid. Daarnaast is het incidentele anticipatie-effect binnen de dividendbelasting – in verband met tariefswijzigingen in box 2 per 2024 – fors hoger uitgepakt dan verwacht (5,0 miljard euro). Op economisch vlak hebben met name de hogere bedrijfswinsten en contractloonstijging bijgedragen aan hogere ontvangsten bij respectievelijk de vennootschapsbelasting en loon- en inkomensheffing. Deze meevallers wegen ruimschoots op tegen tegenvallers in de energiebelasting en overdrachtsbelasting.

Ten tweede verklaren de uitgaven onder het uitgavenplafond 0,2% van het verschil in het EMU-saldo tussen de Miljoenennota 2023 en het FJR. Dit lijkt een beperkt effect, maar is in feite de som van meerdere factoren die deels tegen elkaar wegvallen. De eerste relevante factor is onderuitputting, waar dit FJR veel aandacht aan besteedt. In paragraaf 2.1.1 is te lezen dat de totale onderuitputting over 2023 7,2 miljard euro bedroeg. Hiermee was deels al rekening gehouden in de begroting. Bij de Miljoenennota 2023 was 2,1 miljard euro aan aanvullende onderuitputting opgenomen. Daarnaast is de zogeheten in=uit-taakstelling, de tegenhanger van de eindejaarsmarge, ter hoogte van 4,3 miljard euro volledig ingevuld. In paragraaf 2.1.1 wordt deze systematiek verder uitgelegd. Hiermee leidde de onderuitputting tot 0,8 miljard euro aan saldoverbetering. Verder is 5,8 miljard euro aan middelen naar achteren geschoven door middel van kasschuiven.

In het voorjaar was er sprake van een grote dekkingsopgave aan de uitgavenkant. De voornaamste posten waren het energiepakket, de tegenvallende gasbaten, asiel en rente. Deze tegenvallers zijn gedekt door een pakket aan uitgaven- en inkomstenmaatregelen, waarbij ook een deel van de dekking uit latere jaren kwam. Ook zijn de uitgaven aan corona in 2023 lager uitgekomen dan initieel begroot. Voor de uitgaven onder het plafond geldt dus dat enerzijds de onderuitputting en kasschuiven hebben geleid tot een aanzienlijke meevaller. Anderzijds leiden de kosten van het prijsplafond en de hogere uitgaven voor rente en asiel tot een bijna even grote tegenvaller. Per saldo resteert er daarom een meevaller van 0,2%.

Tot slot zijn bij de decentrale overheden tussen de Najaarsnota 2023 en het FJR overschotten zichtbaar geworden. Het EMU-saldo van de decentrale overheden is ten opzichte van de Miljoenennota 2023 met ongeveer 2 miljard euro verbeterd, wat betekent dat medeoverheden meer overhouden dan verwacht. Verder geeft de post kastransverschillen (ktv) decentrale overheden in tabel 1.3.1.1 de middelen weer die decentrale overheden ontvingen uit algemene en specifieke uitkeringen, maar niet wisten uit te geven. Deze zullen wel in een ander jaar tot besteding komen en worden in dat jaar dan ook ten laste gebracht van het EMU-saldo. De crisisregeling Oekraïne is een voorbeeld van een uitkering waarvoor een overschot is.

Stabiliteits- en GroeipactMet een EMU-saldo van ‒ 0,3% blijft Nederland in 2023 binnen de Europese grenswaarde van 3% van het bbp, zoals vastgelegd in het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). De ontwikkeling van het overheidssaldo sinds 1970 is weergegeven in figuur 1.3.1. In 2023 vonden er onderhandelingen plaats over de herziening van het Europese begrotingsraamwerk. Deze werden begin 2024 afgerond met een akkoord met het Europees parlement.

Figuur 1.3.1 Ontwikkeling EMU-saldo

In deze grafiek is de ontwikkeling van het EMU-saldo te zien van 1970 tot en met 2023. Vanaf 1999 is de Europese referentiewaarde van -3% weergegeven. Het EMU-saldo van Nederland in 2023 bedraagt -0,3% van het bbp.
Licence