Base description which applies to whole site

ARTIKEL 14. CULTUUR

14.1 Algemene doelstelling: een bloeiend cultureel leven

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De minister is verantwoordelijk voor het scheppen van voorwaarden voor het in stand houden, ontwikkelen en sociaal en geografisch spreiden van cultuuruitingen. Zij laat zich daarbij leiden door overwegingen van kwaliteit en verscheidenheid.

Om deze algemene doelstelling te bereiken, zet zij zich in voor stelsels van onderling samenhangende wetten en regels, geldstromen en publieke voorzieningen. Die wetten bestrijken de sectoren archieven, archeologie, monumenten, musea, kunsten, letteren en bibliotheken.

Een belangrijk uitgangspunt in dit cultuurbeleid is een brede maatschappelijke deelname. Zoveel mogelijk mensen worden bij culturele activiteiten betrokken: passief als toeschouwer en actief als beoefenaar.

Externe factoren

Ontwikkelingen in cultuurparticipatie zijn in belangrijke mate afhankelijk van maatschappelijke ontwikkelingen die de overheid in beperkte mate kan beïnvloeden. Het Rijk draagt bij door het in stand houden van een cultuurstelsel. De gemeenten spelen een belangrijke rol bij het financieren van accommodaties en het ondersteunen van amateurkunst en buitenschoolse kunsteducatie.

Belangrijke externe factoren die de resultaten van het cultuurbeleid beïnvloeden, zijn de:

  • economische ontwikkeling (besteedbaar inkomen, beschikbare vrije tijd);

  • ontwikkeling van het gemiddelde opleidingsniveau;

  • condities voor creatieve bedrijvigheid (juridische en fiscale condities, omvang van de administratieve lasten);

  • ontwikkelingen in de internationale verhoudingen (internationale uitwisseling);

  • ontwikkelingen in de integratie- en inburgering van nieuwkomers;

  • ontwikkeling van de digitale media en het gebruik daarvan;

  • inzet van decentrale overheden.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Tabel 14.1 Indicator
 

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Realisatie

 

2005–2008

2009

2010

2011

2011

Percentage cultuurproducerende instellingen in de basisinfrastructuur dat voldoet aan de eigen inkomstennorm van minimaal 17,5%

85%

76%

78%

90%

n.n.b.

Bron: Jaarrekeningen gesubsidieerde instellingen

Toelichting:

De realisatiegegevens 2011 zijn nog niet beschikbaar, maar worden met de jaarrekeningen van de culturele instellingen in de loop van 2012 aangeleverd.

14.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid artikel 14 (bedragen x € 1 000)
           

Realisatie

Vastgestelde begroting, incl. stand ISB (+/–) dep. herindeling

Verschil

   

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

Verplichtingen

814 454

2 779 161

918 594

1 130 082

846 543

577 958

268 585

Waarvan garantieverplichtingen

375 373

253 465

432 305

767 539

513 001

0

513 001

Totale uitgaven

874 163

946 945

934 749

991 219

931 207

917 496

13 711

                 

Programma-uitgaven

816 960

887 290

866 190

928 913

866 972

869 225

– 2 253

                 

Bevorderen van de deelname van de burgers aan kunsten

520 150

533 407

599 049

599 775

602 973

604 945

– 1 972

Cultuursubsidies 2009–2012

456 199

474 186

567 272

571 272

573 119

566 355

6 764

 

4-jarig

456 199

474 186

100 617

96 469

101 933

99 121

2 812

   

producerend

0

0

75 155

69 785

75 153

72 552

2 601

   

niet producerend

0

0

25 462

26 684

26 780

26 569

211

 

Langjarig

0

0

305 405

304 741

301 816

295 158

6 658

   

producerend

0

0

273 953

268 527

264 809

266 174

– 1 365

     

waarvan Musea

0

0

153 258

156 953

154 209

151 459

2 750

   

niet producerend

0

0

31 452

36 214

37 007

28 984

8 023

 

Fondsen

0

0

161 250

170 062

169 370

172 076

– 2 706

Verbreden inzet Cultuur

63 818

58 945

25 896

21 971

21 481

31 850

– 10 369

Internationaal Cultuurbeleid (HGIS)

133

276

5 881

6 532

8 373

6 740

1 633

                 

Behoud en Beheer Cultureel Erfgoed

202 875

262 307

180 752

231 208

176 766

188 739

– 11 973

Archieven

23 549

25 924

27 213

27 618

27 649

26 122

1 527

Beelden voor de toekomst

12 546

25 578

24 551

46 896

0

27 521

– 27 521

 

waarvan FES

0

0

22 922

21 896

0

21 144

– 21 144

Musea: huisvesting

68 501

65 656

18 324

26 208

26 376

27 305

– 929

Musea: buiten de Cultuursubsidies 2009–2012

8 323

8 017

15 736

18 325

8 127

– 7 991

16 118

Mooier Nederland

0

0

0

900

195

863

– 668

Monumenten

71 866

130 057

90 403

109 786

111 353

109 447

1 906

Archeologie

12 463

2 000

740

658

175

3 101

– 2 926

 

waarvan FES

 

0

2 630

0

0

1 000

– 1 000

Overige instrumenten

5 627

5 075

3 785

817

2 891

2 371

520

                 

Bibliotheken

40 799

35 378

32 232

32 299

30 473

32 652

– 2 179

Subsidies

825

731

0

0

0

 

0

Bibliotheekvernieuwing

26 965

21 040

16 869

17 730

16 094

20 012

– 3 918

Leesvoorziening leesgehandicapten

13 009

13 607

13 463

11 589

11 429

9 640

1 789

Programma leesbevordering

0

0

1 900

2 980

2 950

3 000

– 50

                 

Programmakosten overig

25 221

36 773

31 453

43 339

35 279

25 105

10 174

                 

Nationaal Archief

27 915

19 425

22 704

22 292

21 481

17 784

3 697

waarvan informatie op orde (Archiefachterstanden)

0

0

0

0

0

1 000

– 1 000

                 

Apparaatsuitgaven

57 203

59 655

68 559

62 306

64 235

48 271

15 964

Bestuursdepartement

10 760

10 423

10 740

9 534

8 891

8 038

853

Uitvoeringsdiensten

46 443

49 232

57 819

52 772

55 344

40 233

15 111

Ontvangsten

24 804

35 206

35 794

36 217

34 961

494

34 467

Toelichting:

Verplichtingen en garanties

  • De realisatie van de verplichtingen is € 268,6 miljoen hoger ten opzichte van de begroting 2011. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door verhoging van de garantieverplichtingen voor een bedrag van € 513 miljoen. Hiervan kon een in de begroting aanwezige verplichtingenruimte van € 160 miljoen worden aangewend ter dekking van deze verhoging waardoor per saldo een verhoging van € 353 miljoen nodig is gebleken. De verhoging is bedoeld voor onder meer de indemniteitsregeling (garantstelling door de overheid voor een deel van de verzekerde waarde bij schade of diefstal van kunstwerken die in bruikleen gegeven zijn voor tijdelijke tentoonstellingen).

  • Daarnaast is in 2011 in verband met realisatie voor ca. € 85 miljoen additioneel afgeboekt van de verplichtingenruimte in het kader van de Cultuurnota 2009–2012.

Uitgaven

De uitgaven voor het beleidsterrein Cultuur zijn in 2011 € 13,7 miljoen hoger dan de vastgestelde begroting.

Hieronder worden de grootste verschillen toegelicht.

  • De verlaging van het budget voor Verbreden inzet cultuur wordt vooral veroorzaakt door de overboeking van € 8,5 miljoen naar Primair Onderwijs (artikel 1) voor de regeling Versterking cultuureducatie in het primair onderwijs 2011–2012.

  • De verhoging van het budget Musea: buiten de Cultuursubsidies 2009–2012 betreft de correctie van de korting op het Nationaal Aankoopfonds die in eerste instantie ten laste van deze post was geboekt.

  • Het budget voor Beelden voor de toekomst is met € 27,5 miljoen verlaagd wegens verkleining van de projectomvang.

  • Het verschil tussen raming en realisatie van het budget van de uitvoeringsdiensten, voor een bedrag van € 15,1 miljoen, is met name veroorzaakt door meer uitgaven voor Europees erfgoedbeleid door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.

Ontvangsten

De realisatie van de ontvangsten is € 34,5 miljoen hoger dan geraamd. Dit is met name veroorzaakt door:

  • meerontvangsten van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed als gevolg van ontvangen Europese erfgoedsubsidies;

  • terugvordering van specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten;

  • technische verwerking van de korting op het Nationaal Aankoopfonds.

14.3 Operationele beleidsdoelstelling
14.3.1 Bevorderen dat burgers deelnemen aan een kwalitatief hoogwaardig, divers en onafhankelijk aanbod van kunsten door de aanwezigheid van dit aanbod te waarborgen

Doelbereiking

  • Cultuursubsidies 2009–2012

    Met de cultuursubsidies wordt de Basisinfrastructuur (BIS) van culturele voorzieningen in verschillende sectoren ondersteund. In de huidige periode (2009–2012) worden binnen deze culturele infrastructuur subsidies verstrekt aan:

    • producerende instellingen (zoals theatergezelschappen, symfonieorkesten, musea, festivals en presentatie-instellingen voor beeldende kunst) zodat deze in staat zijn een hoogwaardig en divers aanbod te verzorgen;

    • ondersteunende instellingen, zoals sectorinstituten op het gebied van muziek, film, erfgoed, theater, architectuur, nieuwe media, bibliotheken, amateurkunst en vormgeving, die basistaken vervullen: (inter)nationale vertegenwoordiging en promotie, educatie, informatie en reflectie, inventarisatie, waardering en ontsluiting van erfgoed, documentatie en archivering, afstemming en coördinatie;

    • cultuurfondsen (Fonds Podiumkunsten, Fonds Cultuurparticipatie, Fonds Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst, Mondriaan Stichting, Stimuleringsfonds voor Architectuur, Nederlands Fonds voor de Film en het Nederlands Letterenfonds).

De nota Kunst van Leven en bijlage Toekenningen van het Subsidieplan (Kamerstuk 31 482, nr. 16) geven aan welke instellingen een vierjaarlijkse subsidie ontvangen.

Met de beleidsbrief Meer dan kwaliteit (Kamerstuk 32 820, nr. 1) en de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2013–2016 is eind 2011 de subsidieprocedure 2013–2016 gestart. In diezelfde periode is de Regeling frictie- en transitiekosten culturele basisinfrastructuur 2009–2012 in werking getreden. Deze regeling voorziet in de verstrekking van een eenmalige vergoeding aan instellingen die met een subsidiebeëindiging of substantiële subsidieterugval te maken krijgen na de huidige periode.

  • Verbreden inzet Cultuur

    • In 2011 is de regeling Versterking cultuureducatie in het primair onderwijs 2011–2012 met één jaar verlengd.

    • Het Fonds Cultuurparticipatie (FCP) voerde in 2011 onder andere de regelingen Het beste van twee werelden (samenwerking professionals en amateurs) en Muziek in ieder kind (muziekeducatie primair onderwijs) uit. Als onderdeel van deze laatste regeling is het FCP in 2011 een samenwerking gestart met het Oranjefonds onder het motto Kinderen maken muziek. Daarnaast is er een regeling voor vrijwilligers in de erfgoedsector gestart.

    • In 2011 is het CRISP (Creative Industry Scientific Programme) van start gegaan. Het consortium bestaat uit kennisinstellingen en bedrijven uit de hoek van het industrieel ontwerp. Het programma richt zich op het versterken van de wetenschappelijke kennisbasis van de ontwerpsector binnen de creatieve industrie.

  • Internationaal cultuurbeleid

    Onder de naam Dutch Design, Fashion and Architecture loopt in de periode 2009–2012 een gezamenlijk programma van OCW, EL&I en BZ om de internationale positie van design, mode en architectuur duurzaam te versterken. In 2011 werd Turkije, naast China, India en Duitsland, toegevoegd als vierde focusland.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Tabel 14.3 Indicatoren
 

Basiswaarde 2009

Realisatie 2010

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

1.

Uitvoeringen gesubsidieerde podiumkunsten (inclusief buitenland)

20 065

18 012

minimaal

18 981

n.n.b.

2.

Bezoeken gesubsidieerde podiumkunsten (inclusief buitenland)

4 827 000

4 215 701

minimaal

4 208 559

n.n.b.

3.

Aantal Nederlandse uitvoeringen podiumkunsten in het buitenland

2 540

2 356

minimaal

1 854

n.n.b.

4.

Aantal bezoeken aan Nederlandse uitvoeringen podiumkunsten in het buitenland

775 683

804 713

minimaal

615 099

n.n.b.

Bron 1 t/m 4: Jaarverslagen gesubsidieerde instellingen

       

5.

Aantal Nederlandse Filmproducties

37

32

minimaal

20–25

n.n.b.

6.

Marktaandeel publiek Nederlandse Film

17,4%

15,8%

minimaal

12%

n.n.b.

Bron 5 en 6: Nederlandse Vereniging voor Bioscoopexploitanten (NVB)

       

7.

Percentage verzilverde waarde cultuurkaart

79%

resp. 88% en 78%

minimaal

80%

n.n.b.

Bron: CJP (uitvoerder cultuurkaart)

       

Toelichting:

  • Podiumkunsten (1–4): De aantallen hebben betrekking op uitvoeringen van lang- en vierjarig gesubsidieerde gezelschappen en orkesten, inclusief schoolvoorstellingen en exclusief festivals (vanaf 2009 bij BIS en NFPK+). Voor de subsidieperiode 2009–2012 hebben instellingen hun voornemens voor uitvoeringen en, in de BIS, bezoekersaantallen vastgelegd in activiteitenplannen. Deze zijn beoordeeld door de Raad voor Cultuur en het NFPK+ en vormen de basis voor de streefwaarden. De gegevens over het aantal uitvoeringen en bezoeken in 2011 worden in de loop van 2012 aangeleverd.

  • Film (5, 6): Aantal Nederlandse filmproducties betreft het aantal nieuw uitgebrachte Nederlandse films op basis van de (voorlopige) cijfers van de Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten. Marktaandeel publiek Nederlandse film betreft het aandeel van alle bezoeken aan alle Nederlandse films, ten opzichte van het totale aantal films in roulatie. De gegevens over het aantal filmproducties en het marktaandeel in 2011 worden in de loop van 2012 aangeleverd.

  • Cultuurkaart (7): De cultuurkaart is ingevoerd in schooljaar 2008/2009. CJP rapporteert jaarlijks over de besteding van het beschikbaar budget door de gebruikers van de cultuurkaart. Bij realisatie 2010 zijn twee percentages opgenomen: in het eerste geval (88%) zijn alleen de door leerlingen geactiveerde kaarten meegerekend. In het tweede geval (78%) zijn alle door scholen aangevraagde kaarten meegerekend (ook de niet-geactiveerde). De eerste berekeningswijze is dezelfde als in het jaarverslag 2009. De gegevens over 2011 worden in de loop van 2012 aangeleverd.

14.3.2 Bevorderen dat burgers kennisnemen van het culturele erfgoed door het te behouden, te beheren en te ontsluiten

• Archieven

Doelbereiking

Eind juni 2011 is de Archiefvisie naar de Tweede Kamer (Kamerstuk 26 643, nr. 187) gestuurd. Zij bevat de toekomstrichting van het archiefbeleid en wordt uitgewerkt in een archiefconvenant en een uitvoeringsagenda. Archieven zijn steeds vaker digitaal en de Archiefvisie legt de basis om dat te ondersteunen.

• Beelden voor de Toekomst

Eind 2010 is de projectomvang van Beelden voor de Toekomst naar beneden bijgesteld. In 2011 is verder gewerkt aan de uitvoering van het project in afgeslankte vorm. Het project eindigt in 2014. De ontwikkelde diensten en het digitale bronnenmateriaal blijven beschikbaar voor het onderwijs.

• Musea

In 2011 is het Nationaal Aankoopfonds met € 19 miljoen gekort en heeft het kabinet besloten om de subsidie voor de realisering van het Nationaal Historisch Museum volledig te beëindigen. De activiteiten daarvan zullen deels worden overgedragen aan het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem.

• Mooier Nederland

De nota Een cultuur van ontwerpen, visie architectuur en ruimtelijk ontwerp (Kamerstuk 31 535, nr. 1) is de basis voor het architectuurbeleid in 2011. In 2011 zijn instellingen uit de basisinfrastructuur ondersteund en is via het Stimuleringsfonds voor de architectuur het programma Stedenbouw uitgevoerd. Ten slotte is herbestemming en herontwikkeling gestimuleerd middels een tweede serie impulsprojecten voor het herbestemmen van waardevol erfgoed in de aandachtswijken.

• Monumenten

  • Het huidige monumentenbeleid wordt uitgevoerd op basis van de Monumentenwet 1988. Kern hiervan is de bescherming van gebouwd en archeologisch erfgoed. De Modernisering van de Monumentenzorg is in gang gezet met het toezenden van de Beleidsbrief naar de Tweede Kamer in september 2009 (Kamerstuk 32 156, nr. 1). De bijbehorende wetgeving is van kracht geworden op 1 juli 2011 en 1 januari 2012. Het nieuwe monumentenstelsel is meer gebiedsgericht en zorgt ervoor dat de regeldruk afneemt en herbestemming toeneemt. Een deel van de middelen van het Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten (BRIM) is ingezet om deze doelen te halen. Op grond van het BRIM is in 2011 € 58 miljoen subsidie toegekend (480 gehonoreerde subsidieaanvragen).

  • Op grond van de Restauratieregeling Monumenten 2010–2011 zijn 56 aanvragen voor restauratie en herbestemming van monumenten gehonoreerd (€ 46 miljoen).

  • In juni 2011 presenteerde het kabinet de ruimtelijke visie Kiezen voor Karakter, Visie erfgoed en ruimte (Kamerstuk 32 156, nr. 29). Deze visie beschrijft de basis voor een gedeeld referentiekader voor gebiedsgericht erfgoedbeheer. Ook geeft het Rijk in deze visie aan welke belangen zij in de gebiedsgerichte erfgoedzorg zelf behartigt en welke prioriteiten zij daarbij stelt.

• Archeologie

In oktober 2011 heeft de Kamer het rapport Ruimte voor Archeologie (Kamerstuk 33 053, nr. 1) ontvangen. Dit bevat de evaluatie van de effectiviteit van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) en het Besluit archeologische monumentenzorg (Bamz). In aanvulling hierop is begin 2012 de beleidsreactie naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstuk 33 053, nr. 3).

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Tabel 14.4 Indicatoren
 

Basiswaarde 2007

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

1.

Aantal monumenten met een restauratie-achterstand

17%

10%

10%

10%

10%

2.

Aantal «in situ» bewaarde archeologische monumenten

12 996

n.b.

n.b.

13 000

13 012

Bron: Rijksdienst Cultureel Erfgoed

         

3.

Percentage beschikbaar materiaal Nationaal Archief van het totaal

Totaal: 97% Digitaal: 1%

97%

1%

97%

1%

97%

1%

97%

1%

Bron: Nationaal Archief

         

4.

Percentage van de bevolking van 16 jaar en ouder dat eens in de 12 maanden een bezoek brengt aan een archief

4,3 %

n.v.t.

n.v.t.

4,5%

n.n.b.

Bron: SCP, Cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars (2009)

         

5.

Aantal bezoeken rijksgesubsidieerde musea

5,7 miljoen

5,6 miljoen

5,5 miljoen

6,0 miljoen

n.n.b

Bron: Jaarverslagen rijksgesubsidieerde musea

         

6.

Beelden voor de Toekomst

         
 

-

Uren video

0

47 087

n.n.b

78 400

n.n.b

 

-

Uren audio

0

40 462

n.n.b

70 800

n.n.b

 

-

Uren film

0

5 840

n.n.b

12 863

n.n.b

 

-

Aantal foto's

0

50 065

n.n.b

1 657 143

n.n.b

Bron: Jaarverslagen consortium Beelden voor de Toekomst

 

 

 

 

 

Toelichting:

  • Monumenten (1): Vanaf 2009 kan, in plaats van een restauratie-achterstand, gesproken worden van een aanvaardbare restauratie-behoefte van 10%.

  • Archeologie (2): In het licht van de doelstelling om het bodemarchief te behouden, zal het aantal «in situ» bewaarde archeologische monumenten de komende jaren in ieder geval gelijk moeten zijn als in 2007. Over de jaren 2009 en 2010 zijn geen exacte cijfers beschikbaar.

  • Archieven (3): Het aanbod van het Nationaal Archief en de Regionale Historische Centra groeit jaarlijks door het overdragen van archiefmateriaal. Het percentage beschikbaar materiaal zegt iets over de toegankelijkheid van de archieven. Het streven is dit percentage ten minste constant te houden.

  • Archieven (4): In het genoemde SCP rapport zijn de realisatiecijfers tot en met 2007 opgenomen. Over de jaren 2008 tot en met 2011 zijn deze cijfers nog niet bekend. Het betreft hier een vierjarig periodiek onderzoek.

  • Musea (5): De basiswaarde van 2007 heeft betrekking op een andere groep musea dan de cijfers in latere jaren. Vanaf 2009 hebben de cijfers betrekking op de musea met een langjarig subsidieperspectief. De gegevens over 2011 komen medio 2012 beschikbaar.

  • Beelden voor de Toekomst (6): De gegevens over 2010 en 2011 worden in de loop van 2012 aangeleverd.

14.3.3 Mensen toegang bieden tot een kwalitatief hoogwaardig, multimediaal toegankelijk stelsel van openbare bibliotheken

• Bibliotheekvernieuwing

Doelbereiking

In 2011 is verder gebouwd aan de landelijke digitale bibliotheek. Alle bibliotheken – op één na – hebben ingetekend op de implementatieregeling die in 2011 beschikbaar was voor de aansluiting bij de digitale bibliotheek. De eerste bibliotheken zijn aangesloten op de landelijke infrastructuur.

Eind 2011 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de hoofdlijnen voor de actualisering van de bibliotheekwetgeving (Kamerstuk 28 330, nr. 51). Deze actualisering is onder meer nodig, omdat de digitale bibliotheek een essentieel andere structuur heeft dan de fysieke bibliotheek.

• Leesvoorziening leesgehandicapten

Het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB) is druk bezig met de integratie van het aangepast lezen in het openbaar bibliotheekwerk. Zo is er in 2011 onderzoek gedaan naar de kwaliteitscriteria die nodig zijn voor het aangepast lezen segment.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Tabel 14.5 Kengetallen
 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Loket aangepast lezen:

     

1.

aantal ingeschreven lezers

29 186

31 035

n.n.b.

2.

uitleningen algemene lectuur brailletitels

6 960

7 148

n.n.b.

3.

uitleningen algemene lectuur gesproken boeken

991 782

1 076 085

n.n.b.

Bron: SIOB

Toelichting:

De gegevens over 2011 worden in de loop van 2012 met de jaarverantwoording van het SIOB aangeleverd. Na de ontvlechting van de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) heeft het SIOB de werkzaamheden met betrekking tot Aangepast lezen voortgezet.

14.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Tabel 14.6 Overzicht afgeronde onderzoeken
 

Onderzoek onderwerp

AD of OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Kunstenbeleid: waarborgen aanbod en participatie

OD 14.3.1

2010

2011

Kamerstuk 31 511, nr. 8

Effectenonderzoek ex post

Evaluatie wet archeologische monumentenzorg

OD 14.3.2

2009

2011

Kamerstuk 33 053, nr. 1

Overig evaluatieonderzoek

Evaluatie beleidsinstrumenten cultuurprofijt en economische crisis

AD 14.1

2010

2011

www.rijksoverheid.nl/ cultuurinbeeld

Licence