A Algemene doelstelling
Een bijdrage leveren aan een goed functionerend openbaar bestuur en een vitale democratie.
B Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het functioneren van het stelsel van het openbaar bestuur, zowel op centraal als op decentraal niveau en binnen de kaders van de regelgeving van de Europese Unie. De Minister is verantwoordelijk voor de bestuurlijke organisatie (de Grondwet, de Gemeente- en Provinciewet, de Financiële verhoudingswet en de Wet gemeenschappelijke regelingen), maar ook voor goede bestuurlijke en financiële verhoudingen. In het regeerakkoord zijn op dit vlak enkele ambitieuze beleidsvoornemens geformuleerd. Het gaat daarbij in de eerste plaats om de decentralisaties in het sociale domein die door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in hun onderlinge samenhang worden gecoördineerd en onder de verantwoordelijkheid van de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) worden uitgevoerd. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft hierbij verantwoordelijkheden die niet zozeer verbonden zijn met de inhoud van het sociaal domein, als wel met het feit dat BZK staat voor een slagvaardig openbaar bestuur en een overheid waar burgers op kunnen vertrouwen. Die verantwoordelijkheid richt zich op de juiste bestuurlijke verhoudingen, het beheer van het Gemeentefonds, interbestuurlijk toezicht, vermindering van regeldruk, wetgeving op het terrein van privacy en het faciliteren van burgerparticipatie. In dit kader heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) ook zijn regisserende rol ten aanzien van de decentralisaties in het sociaal domein gekregen. In het directe verlengde hiervan voert de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een krachtig beleid gericht op het bewerkstelligen van de aanwezigheid van voldoende uitvoeringskracht bij met name de gemeenten.
Een tweede pijler van de legitimatie van het Nederlandse openbaar bestuur betreft het democratische en rechtsstatelijke gehalte van de publieke besluitvorming en beleidsvoering. In dat kader waarborgt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het functioneren van het constitutionele bestel daaronder begrepen het stelsel van de representatieve democratie. Daarbij gaat het in de eerste plaats om de verkiezingen (de Kieswet) voor vertegenwoordigende lichamen op de verschillende bestuurlijke niveaus. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zorgt tevens voor zodanige toerusting van de Kiesraad dat deze zijn wettelijke taken adequaat kan vervullen. Daarnaast voert de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de op 1 mei 2013 in werking getreden Wet financiering politieke partijen (Wfpp) uit en is hij sinds 1 april 2012 verantwoordelijk voor de procesvoering met betrekking tot het Europees Burgerinitiatief. De Eerste Kamer heeft in april 2014 de Wet raadgevend referendum aangenomen. Het kabinet heeft besloten om het wetsvoorstel te bekrachtigen. Het kabinet wacht met de inwerkingtreding van de wet totdat in ieder geval de behandeling van voorstel tot wijziging van de wet van de leden Fokke, Voortman en Schouw strekkende tot opneming van een horizonbepaling en een opkomstdrempel in de wet is afgerond.
C Beleidsconclusies
Decentralisaties
De coördinerende rol van de Minister van BZK bij de decentralisaties in het sociaal domein heeft zich afgelopen jaar gemanifesteerd in het organiseren van een afgestemde rijksinzet (randvoorwaarden) rond de drie decentralisaties alsmede in het in gezamenlijkheid organiseren van ondersteuning richting gemeenten. Hierbij heeft de Minister van BZK zich specifiek op een aantal randvoorwaarden gericht die hebben gezorgd voor goed werkende gemeenten, om burgers de zorg te leveren waar ze behoefte aan hadden.
Voorbeelden van deze randvoorwaarden in het afgelopen jaar zijn onder meer:
-
– de ontschotting van de financiële middelen in de integratie uitkering sociaal domein;
-
– het toewerken naar een informatievoorziening zonder te veel administratieve lasten;
-
– het uitwerken van een visie op het gebruik van persoonsgegevens in relatie tot privacy van burgers;
-
– het bieden van ondersteuning aan gemeenten op bijvoorbeeld het gebied van bedrijfsvoering;
-
– het faciliteren van regionale afspraken over samenwerking en risicoverevening.
Daarnaast voert het Ministerie van BZK de regie op de communicatie over de samenhang tussen de drie decentralisaties, in nauwe samenwerking met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Ministeries Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Veiligheid en Justitie (VenJ) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). De congressenreeks onder de titel «De Decentralisaties Dag» waaronder het «3D Wethoudersdiner», «De 3D Communicatiedag», het «3D Raadsledencongres» en het congres «Decentralisaties in Uitvoering» zijn voorbeelden van communicatie initiatieven die het Ministerie van BZK ontplooit om gemeenten te informeren. Meer dan 4.000 ambtenaren, raadsleden, wethouders en gemeentesecretarissen hebben deze congressen bijgewoond.
Tot slot is afgelopen jaar de Transitiecommissie Sociaal Domein (TSD) opgericht die de ontwikkelingen in het sociaal domein zal volgen en onzekerheden en kansen bespreekbaar maakt. Hierbij wordt door de commissie benadrukt dat het einddoel niet is om een oordeel te geven over de inhoud van die maatregelen, maar juist het constateren of bepaalde maatregelen zijn genomen. De TSD zal deze observaties rapporteren aan de regietafel waar de desbetreffende bewindspersonen, de VNG en een aantal gemeenten onder voorzitterschap van de Minister van BZK de voortgang bespreken.
WGR+ (Wet gemeenschappelijke regelingen)/Vervoerregio’s
De Eerste Kamer heeft in december 2014 ingestemd met de opheffing van de Wgr-plus regio’s. Daarmee is er een einde gekomen aan de verplichte samenwerking in de zeven plus/stadsregio’s. Rondom Amsterdam en rondom Rotterdam – Den Haag zijn twee vervoerregio’s opgericht.
D Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 1 Openbaar bestuur en democratie
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | Realisatie 2014 | Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2014 | Verschil 2014 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen: | 0 | 0 | 31.897 | 45.581 | 16.323 | 32.629 | – 16.306 | |
Uitgaven: | 0 | 0 | 25.209 | 30.373 | 29.408 | 32.629 | – 3.221 | |
1.1 | Bestuurlijke en financiële verhouding | 0 | 0 | 6.806 | 11.947 | 9.425 | 11.938 | – 2.513 |
Subsidies | 0 | 0 | 4.246 | 6.794 | 3.601 | 2.764 | 837 | |
Communicatie, kennisdeling en onderzoek | 0 | 0 | 0 | 13 | 995 | 28 | 967 | |
Diverse subsidies | 0 | 0 | 1.600 | 605 | 13 | 241 | – 228 | |
Oorlogsgravenstichting (OGS) | 0 | 0 | 2.646 | 6.176 | 2.593 | 2.495 | 98 | |
Opdrachten | 0 | 0 | 2.560 | 5.016 | 5.702 | 8.776 | – 3.074 | |
Communicatie, kennisdeling en onderzoek | 0 | 0 | 2.560 | 5.016 | 5.702 | 8.776 | – 3.074 | |
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties | 0 | 0 | 0 | 137 | 122 | 398 | – 276 | |
Bijdragen internationaal | 0 | 0 | 0 | 137 | 122 | 398 | – 276 | |
1.2 | Participatie | 0 | 0 | 18.403 | 18.426 | 19.983 | 20.691 | – 708 |
Subsidies | 0 | 0 | 14.599 | 15.749 | 16.907 | 17.521 | – 614 | |
Politieke partijen | 0 | 0 | 14.599 | 15.749 | 16.907 | 17.521 | – 614 | |
Opdrachten | 0 | 0 | 3.803 | 2.677 | 2.918 | 3.170 | – 252 | |
Kiesraad | 0 | 0 | 540 | 245 | 633 | 420 | 213 | |
Verkiezingen | 0 | 0 | 3.263 | 2.432 | 2.285 | 2.750 | – 465 | |
Bijdragen aan medeoverheden | 0 | 0 | 0 | 0 | 158 | 0 | 158 | |
Experiment centrale stemopneming | 0 | 0 | 0 | 0 | 158 | 0 | 158 | |
Ontvangsten: | 0 | 0 | 24.694 | 24.816 | 25.352 | 24.865 | 487 |
E Toelichting op de financiële instrumenten
1.1 Bestuurlijke en financiële verhouding
Subsidies
Communicatie, kennisdeling en onderzoek
Er is een incidentele subsidie aan de VNG uitgekeerd voor het project decentralisaties van € 0,9 mln. Het budget stond geraamd bij opdrachten.
Diverse subsidies
Er is in 2014 minder besteed aan diverse subsidies, omdat de subsidie bestemd voor het Kenniscentrum Europa Decentraal al in 2013 volledig voldaan was.
Oorlogsgravenstichting (OGS)
Namens de Nederlandse overheid heeft de Oorlogsgravenstichting in 2014 wereldwijd ongeveer 50.000 graven van Nederlandse oorlogsslachtoffers beheerd. Deze graven liggen in meer dan 50 landen, verspreid over vijf continenten. Het zwaartepunt ligt daarbij in Indonesië. Ook verzorgde de stichting ruim 10.000 graven van militairen van de geallieerde strijdkrachten in Nederland. In 2014 zijn de paden van het Ereveld Loenen vernieuwd. Hiervoor ontving de Oorlogsgravenstichting in 2013 een incidentele subsidie. Daarnaast is een begin gemaakt met de voorbereidingen voor het werven van fondsen. In 2014 is de subsidie aan de OGS structureel met € 0,488 mln. verhoogd naar € 3,2 mln. Voor 2014 is € 0,6 mln. reeds in 2013 uitgekeerd. Verder heeft de OGS een compensatie ontvangen aan loon- en prijsontwikkeling van € 29.192.
Opdrachten
Communicatie, kennisdeling en onderzoek
Er is een incidentele subsidie toegekend aan de VNG (€ 0,8 mln.). Deze uitgave was geraamd op het instrument Opdrachten. Daarnaast was er sprake van overlopende verplichtingen (€ 0,3 mln.) bij onder andere het programma Decentralisaties. Tot slot betreft het een herprioritering in de uitvoering ten behoeve van de problematiek Registratie Niet-Ingezetenen (RNI) en Basisregistratie Personen (BRP).
Bijdragen aan inter(nationale) organisaties
Bijdragen internationaal
Voor bijdragen internationaal is er begroot voor het Europees Burgerinitiatief en het European Knowledge Network (EUKN). Het aantal Europese Burgerinitiatieven is in 2014 achtergebleven bij het verwachte aantal bij begroting. Daarnaast is in 2014 een deel van het begrote budget voor EUKN overgeboekt naar de begroting van Wonen en Rijksdienst (XVIII).
1.2 Participatie
Subsidies
Politieke partijen
Politieke partijen krijgen subsidie op grond van de Wet financiering politieke partijen (Wfpp). Een politieke partij komt voor subsidie in aanmerking als zij voldoet aan een aantal in deze wet genoemde voorwaarden. Zo moet de partij hebben deelgenomen aan de voorgaande Eerste of Tweede Kamerverkiezingen en daarbij in ten minste één van beide Kamers ten minste een zetel hebben behaald. Ook moet de partij ten minste 1.000 leden hebben, die moeten beschikken over vergader- en stemrechten in de partij, en die elk jaar ten minste € 12 aan contributie betalen. In 2014 ontvingen elf politieke partijen subsidie.
Partij | Vastgesteld 2011 | Vastgesteld 2012 | Vastgesteld 20131 | Voorlopig toegekend 20142 |
---|---|---|---|---|
VVD | 2.737.051,96 | 2.743.997,77 | 3.712.977,45 | 3.695.137,61 |
PvdA | 2.769.171,44 | 2.780.431,94 | 3.592.723,26 | 3.592.976,89 |
SP | 1.696.472,42 | 1.666.193,33 | 1.632.647,20 | 1.635.826,94 |
CDA | 2.129.837,47 | 2.110.184,05 | 1.744.143,46 | 1.657.960,14 |
D66 | 1.273.866,16 | 1.273.908,57 | 1.528.924,29 | 1.539.010,60 |
CU | 855.599,77 | 849.162,21 | 948.280,38 | 918.024,25 |
GL | 1.149.220,91 | 1.137.367,19 | 866.898,07 | 798.546,19 |
SGP | 737.401,73 | 738.739,64 | 868.101,89 | 882.092,64 |
PvdD | 538.846,62 | 540.732,37 | 617.206,28 | 616.146,80 |
50PLUS | 224.935,67 | 328.015,27 | 380.655,22 | 492.687,77 |
OSF | 377.161,04 | 351.338,53 | 362.060,63 | 366.529,21 |
Totaal | 14.489.565,19 | 14.520.070,88 | 16.254.618,11 | 16.194.939,04 |
Vanaf 2013 is de Minister van BZK ook verantwoordelijk voor de subsidie aan de instellingen voor buitenlandse activiteiten van de politieke partijen. Vóór die tijd was dat de Minister van Buitenlandse Zaken. Met de subsidie aan de instellingen voor buitenlandse activiteiten op grond van de Wfpp is een totaalbedrag gemoeid van ongeveer € 1.500.000 (exclusief amendement € 750.000).
De bedragen in deze kolom betreffen voorlopige bedragen, gebaseerd op de begrotingen van de politieke partijen voor 2014. In het voorjaar van 2014 is 80% van de genoemde bedragen uitgekeerd als voorschot. Eventuele nabetaling vindt plaats in het najaar van 2015, nadat de politieke partijen hun door een accountant geverifieerde jaarstukken hebben overlegd en de subsidie over 2014 definitief kan worden vastgesteld.
De Wfpp schrijft verder voor dat alle partijen die zijn vertegenwoordigd in Eerste en/of Tweede Kamer (ook de partijen die géén subsidie ontvangen) jaarlijks vóór 1 juli overzichten aan de Minister van BZK sturen van giften van in totaal € 4.500 of meer en van schulden van € 25.000 of meer. Ook moeten zij een financieel verslag en een daarop betrekking hebbende controleverklaring van de accountant aan de Minister sturen. De Minister maakt deze stukken vervolgens openbaar.
De Wfpp is op 1 mei 2013 in werking getreden. De politieke partijen hebben vóór 1 juli 2014 voor het eerst bovenvermelde stukken bij de Minister ingeleverd. Deze hadden betrekking op kalenderjaar 2013. De overzichten en de financiële verslagen van de politieke partijen zijn te vinden op www.rijksoverheid.nl/partijfinanciering, en worden binnenkort ook gepubliceerd in de Staatscourant.
Opdrachten
Kiesraad
In 2014 vonden reguliere verkiezingen plaats voor de gemeenteraden (19 maart) en voor de Nederlandse leden van het Europees Parlement (22 mei). Daarnaast waren er gemeentelijke herindelingsverkiezingen. Deze verkiezingen betekenden verhoogde aandacht voor informatieverstrekking aan en ondersteuning van gemeenten, politieke partijen, kiezers en media door het Informatiepunt Verkiezingen. Bij de verkiezing van het Europees Parlement was de Kiesraad centraal stembureau en daarmee verantwoordelijk voor de registratie van partijnamen, de kandidaatstelling en het vaststellen van de verkiezingsuitslag. Voor het eerst registreerde de Kiesraad bij de verkiezing voor het Europees Parlement ook logo’s van partijen voor gebruik op het stembiljet voor kiezers in het buitenland. De Raad bracht in 2014 10 adviezen uit, onder meer over de verkiezingen voor het algemeen bestuur van de waterschappen die onder de werking van de Kieswet zijn gebracht. Ook werd een reactie uitgebracht op het rapport «Elke stem telt – Elektronisch stemmen en tellen» van de Commissie-Van Beek. Het jaar 2014 stond in het teken van de voorbereiding op de inwerkingtreding van de Wet Raadgevend referendum, waarvan de uitvoering voor een belangrijk deel bij de Kiesraad wordt ondergebracht. De Raad valt onder de Kaderwet adviescolleges en stelt in de uitvoering daarvan jaarlijks een jaarverslag op. Alle adviezen van de Raad worden gepubliceerd op de website van de Raad, www.Kiesraad.nl. De besluiten die de Raad neemt in zijn hoedanigheid van centraal stembureau, zijn in rechte toetsbaar.
Verkiezingen
De verkiezingskosten (€ 1,4 mln.) bestonden bijna geheel uit de kosten in 2014 voor de voorlichtingscampagnes in Europees Nederland voor de gemeenteraadsverkiezingen en Europees parlementsverkiezingen, de kosten voor de voorlichtingscampagne voor de Europees parlementsverkiezingen in Caribisch Nederland en de kosten voor de voorlichtingscampagne voor de provinciale staten- en waterschapsverkiezingen in 2015. Daarnaast waren kosten voor het ontwikkelen en beschikbaar stellen van stemmaterialen voor de gemeenten en openbare lichamen.
Voor de herinrichting van het verkiezingsproces zijn er kosten gemaakt voor het opzetten van de registratiefaciliteit bij de Vertegenwoordigingen in Curaçao, Aruba en Sint Maarten. Nederlanders woonachtig in deze landen konden zich bij de verkiezing van het Europees Parlement voor het eerst bij de Vertegenwoordigingen registreren. Verder is het experiment met een nieuw stembiljet voor de kiezers in het buitenland bekostigd en zijn er uitgaven gedaan in het kader van het onderzoeken van de haalbaarheid van de voorstellen die zijn gedaan door de commissie Onderzoek elektronisch stemmen in het stemlokaal (commissie Van Beek).
De kosten voor de experimenten centrale stemopneming zijn opgenomen onder bijdragen aan medeoverheden (€ 0,16 mln.). Daarnaast is er sprake van een overlopende verplichting naar 2015 (€ 0,3 mln.).
Bijdragen aan medeoverheden
Experiment centrale stemopneming
De gemeenten die hebben geëxperimenteerd met de centrale stemopneming bij de verkiezingen van de gemeenteraden en de leden van het Europese Parlement hebben een bijdrage gekregen voor de extra kosten die een gevolg waren van het centraal tellen.
Ontvangsten
In 2014 was er sprake van enkele incidentele niet-geraamde ontvangsten. Dit betroffen onder andere bijdragen aan het European Knowledge Network (EUKN) uit 2012 die voor een deel in 2014 aan BZK zijn teruggestort.