Base description which applies to whole site

Artikel 1. Woningmarkt

A Algemene doelstelling

Een vrij toegankelijke, vraaggerichte woningmarkt met steun voor degenen die dat nodig hebben.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister voert de regie ten aanzien van de zorg voor een heldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen op het terrein van wonen.

De Minister voert de regie ten aanzien van het scheppen van voorwaarden voor de beschikbaarheid van voldoende betaalbare woningen, onder meer door huurprijsregulering en maatregelen ten aanzien van de koopwoningenmarkt.

De Minister voert via regelgeving de regie ten aanzien van het bevorderen van een evenwichtige verdeling van de woningvoorraad op grond van de Huisvestingswet. De Minister voert de regie ten aanzien van het ontwikkelen van kaders om onrechtmatige bewoning tegen te gaan op grond van de Woningwet.

De Minister stimuleert in beleidsmatige zin de huisvesting van bijzondere aandachtsgroepen.

De Minister voert de regie ten aanzien van de zorg voor de betaalbaarheid van het wonen in het bijzonder voor de lagere inkomensgroepen onder andere op grond van de Wet op de Huurtoeslag.

De Minister is verantwoordelijk voor het beleidsmatig vormgeven van het instrument huurtoeslag en het budgettair beheer hiervan op grond van de Wet op de Huurtoeslag. De uitvoering van de huurtoeslag is, op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR), onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën, belegd bij de Belastingdienst/Toeslagen. Deze dienst is ook verantwoordelijk voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de toeslag.

De Minister is verantwoordelijk voor de Verhuurderheffing.

De Minister is verantwoordelijk voor een adequate werking van de sociale huurwoningenmarkt. Het betreft het beleidsmatig vormgeven van het toezicht op woningcorporaties en de kwaliteit hiervan, het uitoefenen van dit toezicht op grond van de Herzieningswet en de daarop gebaseerde algemene maatregel van bestuur en de verantwoording hierover. In de uitvoering spelen woningcorporaties daarbij een belangrijke rol, waarbij het huisvesten van huishoudens met een inkomen tot € 34.229 (inkomensgrens 2013) tot hun kerntaak behoort.

De Minister draagt zorg voor een adequate uitvoering van een laagdrempelige beslechting van huurgeschillen. In het Burgerlijk Wetboek (art. 7.249 t/m 7.261) is vastgelegd dat huurders en verhuurders een beroep kunnen doen op de Huurcommissie. De organisatie en werkwijze van de Huurcommissie, evenals de administratieve ondersteuning door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), is vastgelegd in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw).

C Beleidsconclusies

De Wet maatregelen Woningmarkt 2014 II (staatsblad 583; 2013) is op 1 januari 2014 inwerking getreden. In deze wet is de verhuurderheffing in 2014 en latere jaren vormgegeven.

In 2014 is in overleg met betrokken partijen de novelle op de eerder aan het parlement aangeboden Herzieningswet Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting bij de Tweede Kamer ingediend en op 11 december 2014 aangenomen (Kamerstukken I, 2014–2015, 33 966, F).

Met de novelle wordt de wettelijke basis gelegd voor een scherpere taakafbakening voor corporaties, een extern toezicht dat zowel financieel- als volkshuisvestelijk in één autoriteit onder ministeriële verantwoordelijkheid wordt gebracht, een versterking van de relatie tussen corporatie en gemeenten en een versterking van de positie van de huurders bij het beleid van de corporaties. Ook geeft de novelle huurders de mogelijkheid om een wooncoöperatie op te richten. Tenslotte is geregeld dat de saneringsfunctie gemandateerd kan worden aan het WSW.

Tevens is in 2014, eveneens in overleg met betrokken partijen, de AMvB behorende bij de Herzieningswet voorbereid. De AMvB zal naar verwachting in de eerste maanden van 2015 bij de Eerste en Tweede Kamer worden voorgehangen. Daarna zal deze aan de Raad van State worden voorgelegd. Daarnaast werd in 2014 de parlementaire enquête woningcorporaties gehouden.

De scheiding tussen beleid en toezicht is in 2014 vormgegeven door plaatsing van het volkshuisvestelijk toezicht bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Via het mandaatbesluit zijn daarbij eveneens sanctiebevoegdheden aan de ILT toebedeeld (Kamerstukken II, 2013–2014, 29 453 XVIII, nr. 353). Ook aan de financieel toezichthouder, het CFV, zijn deze sanctiebevoegdheden in 2014 gemandateerd (Kamerstukken II, 2013–2014, 29 453 XVIII, nr. 353). Met deze maatregelen hebben de toezichthouders een steviger positie richting corporaties gekregen.

Verder is in 2014 een Informatieprotocol afgesloten tussen de ILT en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), met als doel de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen beleid en toezicht te verbeteren. Een dergelijk protocol is ook afgesloten tussen het CFV en BZK, en tussen de ILT en het CFV onderling. Met deze protocollen is uitvoering gegeven aan een van de aanbevelingen uit het rapport van de commissie-Hoekstra om de samenwerking tussen de partijen in het corporatiestelsel te verstevigen.

Voor de woningcorporatiesector is per 1 januari 2014 de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen toegelaten instellingen volkshuisvesting in werking getreden (Staatscourant van 29 november 2013, 33942). Conform artikel 2.9 van de Wet Normering Topinkomens (WNT) is door de sector in september 2014 een voorstel gedaan voor de Ministeriële regeling inzake 2015. In 2015 wordt de huidige regeling gecontinueerd, gebruikmakend van het overgangsrecht.

In 2014 hebben de Tweede Kamer en de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Huisvestingswet 2014 (Staatsblad 2014, 248), nadat dit in 2009 bij het parlement is ingediend (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 371, nr. 2)(EK 32.271). Hierin wordt verdere invulling gegeven aan de decentralisatie op het terrein van het wonen. De gemeenteraad bepaalt waar en wanneer welke maatregelen nodig zijn.

Bron: Bewerking WB jaarlijkse rapportage «feiten en achtergronden huurbeleid» en «Analyse van het huurbeleid van verhuurders 2014.»

Bron: Bewerking WB jaarlijkse rapportage «feiten en achtergronden huurbeleid» en «Analyse van het huurbeleid van verhuurders 2014.»

Net als in 2013 is in 2014 een boveninflatoire huurverhoging toegestaan (inflatie + 1,5%). Ook is in 2014 de inkomensafhankelijke extra huurverhoging toegestaan (inflatie + 2% voor middeninkomens, inflatie + 4% voor hogere inkomens)(Kamerstukken II, 2014–2015, 32 847 XVIII, nr. 128). Er is gewerkt aan de opzet van een huursombenadering waarbij zowel de verdiencapaciteit voor verhuurders wordt gewaarborgd als tegelijkertijd onwenselijke effecten op bijvoorbeeld het huurtoeslagbudget worden voorkomen. In het voorjaar van 2015 zal er een uitgewerkt voorstel komen.

Conform de begroting is in 2014 een voorstel uitgewerkt voor een nieuwe opzet van het woningwaarderingsstelsel (WWS). De WOZ-waarde van een huurwoning gaat in het WWS een rol spelen. De gewildheid en de locatie van een huurwoning komen zo beter tot uitdrukking bij de bepaling van de maximaal redelijke huurprijs. Inwerkingtreding is voorzien per 1 oktober 2015.

In het kader van de modernisering en vereenvoudiging van de werkwijze van de huurcommissie is Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte gewijzigd (Kamerstukken I, 2013–2014, 33 698, A). Dit heeft per 1 juli 2014 geleid tot een efficiëntere uitvoering van de beslechting van geschillen over de huurprijs door de huurcommissie.

In het regeerakkoord is voor de koopwoningmarkt een belangrijke hervorming vastgelegd, gericht op een stabielere koopwoningmarkt met lagere schulden. In 2014 is verder gewerkt aan de implementatie van deze hervorming, door het maximale aftrektarief per 1 januari 2014 met een half procentpunt te verlagen tot 51,5%, en de maximale hypotheek ten opzichte van de waarde van de woning («loan-to-value») terug te brengen naar 104%. Voor het laatste geldt een uitzondering voor investeringen in woningverbetering en energiebesparende maatregelen. De opbrengst van deze maatregelen wordt teruggesluisd in de vorm van een lagere inkomstenbelasting. Verder is per 1 juli 2014 de grens van de Nationale Hypotheekgarantie teruggebracht tot 265 duizend euro, dit als onderdeel van een stapsgewijze verlaging tot de gemiddelde woningprijs. Om het herstel op de woningmarkt te ondersteunen, zijn in 2014 diverse crisismaatregelen van kracht geweest. Naast hetgeen hierover in het Beleidsverslag is opgenomen, gold een tijdelijke verruiming van de schenkingsvrijstelling, was vanuit het Rijk budget beschikbaar voor startersleningen en was het Btw-tarief op arbeid voor renovatie en herstel voor woningen tijdelijk verlaagd naar 6%. Tot slot is in 2014 gewerkt aan een verbeterde financierbaarheid van de woningmarkt. De hervormingen op de huur- en koopmarkt dragen hieraan bij. Beleggers hebben het afgelopen jaar in toenemende mate geïnvesteerd in huurwoningen en nieuwe beleggers en geldverstrekkers zijn toegetreden tot de hypotheekmarkt. De mogelijkheid van de oprichting van een Nederlandse Hypotheekinstelling is verder uitgewerkt door een kwartiermaker en hierover zijn gedurende het jaar diverse gesprekken gevoerd met betrokken partijen. Doel van een Nederlandse Hypotheekinstelling is om een stabiele financieringsbron voor hypotheken te creëren.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 1 Woningmarkt

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

2010

2011

2012

2013

Realisatie 2014

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen:

0

0

0

2.900.728

3.382.465

3.101.815

280.650

                 

Uitgaven:

0

0

0

2.929.201

3.404.536

3.031.676

372.860

                 

1.1

Betaalbaarheid

0

0

0

2.922.871

3.396.259

3.024.498

371.761

 

Subsidies

0

0

0

61.971

22.124

29.958

– 7.834

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid

0

0

0

743

1.045

29

1.016

 

Bevordering eigen woningbezit

0

0

0

59.694

19.923

27.323

– 7.400

 

Eigen woningenregelingen

0

0

0

0

0

1.365

– 1.365

 

Onderzoek en kennisoverdracht

0

0

0

314

0

0

0

 

Woonconsumentenorganisaties

0

0

0

1.220

1.156

1.241

– 85

 

Opdrachten

0

0

0

778

445

1.076

– 631

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid

0

0

0

696

421

1.076

– 655

 

Onderzoek en kennisoverdracht

0

0

0

82

24

0

24

 

Inkomensoverdracht

0

0

0

2.846.103

3.360.001

2.980.244

379.757

 

Huurtoeslag

0

0

0

2.846.103

3.360.001

2.980.244

379.757

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

0

0

0

0

0

1.797

– 1.797

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid (Agentschap (RvO)

0

0

0

0

0

1.797

– 1.797

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

0

0

0

13.300

13.689

10.440

3.249

 

Huurcommissie

0

0

0

13.300

13.558

10.125

3.433

 

Overige uitvoeringsinstanties

0

0

0

0

131

315

– 184

 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

0

0

719

0

983

– 983

 

Overige uitvoeringsinstanties

0

0

0

719

0

983

– 983

                 

1.2

Onderzoek en kennisoverdracht

0

0

0

6.330

8.277

7.178

1.099

 

Subsidies

0

0

0

3.589

3.296

1.811

1.485

 

Samenwerkende kennisinstellingen e.a.

0

0

0

3.589

3.296

1.811

1.485

 

Opdrachten

0

0

0

2.711

4.981

5.367

– 386

 

Basisonderzoek en verkenningen

0

0

0

0

4.981

5.367

– 386

 

Onderzoek en kennisoverdracht

0

0

0

2.711

0

0

0

 

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

30

0

0

0

 

experimenten en kennisoverdracht Wonen

0

0

0

30

0

0

0

                 

Ontvangsten:

0

0

0

407.994

496.935

471.230

25.705

E Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

De hogere verplichtingen dan geraamd hebben vrijwel volledig betrekking op de huurtoeslag en houden verband met de stijging van de uitgaven huurtoeslag die hieronder wordt toegelicht.

1.1. Betaalbaarheid

Subsidies

Beleidsprogramma Betaalbaarheid

Binnen het beleidsprogramma betaalbaarheid heeft gedurende het jaar 2014 een herschikking van middelen plaatsgevonden van opdrachten naar subsidies. Zie voor de invulling van het beleidsprogramma de toelichting onder het kopje opdrachten.

Bevorderen Eigen Woningbezit

De uitgaven aan de Wet bevordering eigen woningbezit (BEW) en de eigenwoningenregelingen zijn in 2014 lager uitgevallen door de hoger dan verwachte uitval bij de vijfjaarlijkse inkomenstoetsen en vanwege verhuizingen. Hiervoor is bij de eerste en tweede suppletoire begroting het budget naar beneden bijgesteld.

In 2013 is conform het woonakkoord een aanvullende subsidie van € 30 mln. als bijdrage voor de Startersleningen aan het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn) ter beschikking gesteld. Hiermee komt de subsidie aan de SVn in totaal uit op € 50 mln. De SVn geeft aan te verwachten dat de rijksbijdrage begin 2015 zal zijn uitgeput.

Om eigen woningbezit te bevorderen staat de Minister voor Wonen en Rijksdienst garant voor het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) die de uitvoering verzorgt van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG).

Indicatoren NHG-garanties en aandeel eigenwoningbezit
 

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

NHG verstrekkingen

84 000

97 000

130 000

137 219

122 642

106 200

116.1001

Aandeel eigenwoningbezit

57,3%

57,8%

59,3%

59,7%

55,1%2

54,9%

54,9%3

Bron: NHG verstrekkingen: jaarverslag 2013 stichting WEW en kwartaalbericht 4e kwartaal 2014 WEW; 2014:

1

Voorlopig cijfer

Bron: Aandeel eigenwoningbezit: BZK/WB Systeem Woningvoorraad (Syswov)

2

De woningvoorraadstatistiek van het CBS was tot 2012 gebaseerd op het Woningregister. Vanaf 2012 wordt de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) voor deze statistiek gebruikt. In deze statistiek wordt een andere definitie van zelfstandige woonverblijven gehanteerd, waardoor de woningvoorraad in omvang is toegenomen met vooral huurwoningen.

3

Voorlopig cijfer

Eigen-woningenregelingen

Zoals reeds verantwoord met de eerste suppletoire begroting 2014 is het budget voor de uitvoering van de regeling BEW en de Eigen Woningregeling door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO, voormalig Agentschap NL) overgeheveld naar het centrale instrument «bijdrage baten-lastendiensten» op artikelonderdeel 2.2 van de begroting.

Woonconsumentenorganisaties

De Woonbond en de Stichting VACpunt Wonen ontvangen financiële bijdragen voor de uitvoering van een met BZK overeengekomen programma van activiteiten op het gebied van kennisoverdracht, voorlichting en scholing.

Opdrachten

Beleidsprogramma betaalbaarheid

Binnen het beleidsprogramma heeft een herschikking van middelen plaatsgevonden van opdrachten naar subsidies. Het programma Betaalbaarheid omvat een veelheid van activiteiten op het gebied van de woningmarkt, onderverdeeld naar huur, koop, corporaties, en huurtoeslag. In 2014 is onder andere gerapporteerd over het huurbeleid met de Analyse van het huurbeleid van verhuurders 2014 (Kamerstukken II, 2014–2015, 27 926 XVIII, nr. 236) en het jaarlijks verslag over de huurtoeslag (Kamerstukken II, 2013–2014, 27 926 XVIII, nr. 231).

Ook zijn varianten van het WWS onderzocht en aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2014–2015, 27 926 XVIII, nr. 234) (resultaat: Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte, op 17-10-2014). Daarnaast zijn de prestatieafspraken van gemeenten en corporaties geanalyseerd, is het ramingsmodel voor de huurtoeslag up to date gehouden en is de oprichting van een Nederlands Hypotheek Instituut (NHI) verder uitgewerkt. Voorts is advies gevraagd aan het NIBUD over inkomenscriteria (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 847 XXVIII, nr. 129) (in het kader van de kamerbrief van 11-11-2014 over de wijziging van de hypotheeknormen in 2015) en is in samenwerking met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) gewerkt aan de samenstelling van een handboek Huisvestingswet6.

Inkomensoverdracht

De stijging van de uitgaven huurtoeslag komt vooral door een stijging van het aantal huishoudens dat een bijdrage huurtoeslag krijgt. Bij eerste suppletoire begroting was al rekening gehouden met een hoger aantal rechthebbenden en is het budget verhoogd met ruim € 116 miljoen. Achteraf blijkt het aantal huishoudens met huurtoeslag harder te zijn gestegen.

Onderstaande tabel laat de ontwikkeling van de netto-huurquote zien. Hierbij wordt naast de in de begroting 2014 verwachte ontwikkeling ook de gerealiseerde ontwikkeling getoond. Met behulp van het kengetal netto-huurquote wordt het effect van de huurtoeslag op de betaalbaarheid van het huren zichtbaar gemaakt voor de huishoudens met lage inkomens. De in onderstaande tabel opgenomen netto huurquote geeft aan welk deel van het belastbaar inkomen wordt besteed aan netto-huurlasten (huur minus huurtoeslag). Daarbij is gerekend met de gemiddeld geldende huur voor de betreffende groep.

De stijging van de huurquote ten opzichte van de begroting komt door een hoger gemiddeld huurniveau.

           

Begroting

Realisatie

Netto huurquote o.b.v. belastbaarinkomen

 

2010

2011

2012

2013

2014-B

2014-R

Eenpersoonshuishouden

Minima

17,3%

17,3%

18,1%

19,8%

19,6%

20,1%

Meerpersoonshuishouden

Minima

14,2%

14,2%

15,4%

16,9%

16,7%

17,2%

Eenpersoonsouderhuishouden

Minima

20,1%

20,1%

21,1%

21,6%

21,4%

21,9%

Meerpersoonsouderhuishouden

Minima

14,5%

14,5%

15,4%

15,9%

15,7%

16,1%

Eenpersoonshuishouden

boven minimaal

19,4%

19,4%

20,3%

21,7%

21,5%

22,1%

Meerpersoonshuishouden

boven minimaal

15,6%

15,5%

16,4%

17,9%

17,7%

18,1%

Eenpersoonsouderhuishouden

boven minimaal

17,8%

17,9%

18,8%

19,3%

19,4%

19,7%

Meerpersoonsouderhuishouden

boven minimaal

13,9%

14,0%

14,7%

15,0%

15,0%

15,3%

Bron: Eigen berekening DGWB

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

Beleidsprogramma betaalbaarheid

De uitgaven voor de uitvoering van de BEW door de RVO waren begroot op artikel 1 en worden verantwoord op artikel 2 Woonomgeving en Bouw in verband met het coördinerend opdrachtgeverschap voor de RVO door de directie Bouwen.

Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s

Zoals reeds toegelicht bij de tweede suppletoire begroting blijven bij DHC de te ontvangen leges achter ten opzichte van de raming. Mede in verband hiermee is de bijdrage aan de DHC in 2014 verhoogd.

Het werkterrein van de Huurcommissie wordt gevormd door het gereguleerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders in conflict raken over de hoogte van huurprijzen of servicekosten, doet de Huurcommissie op verzoek uitspraken in geschillen. Sinds 2012 beslecht de Huurcommissie ook geschillen in het kader van de Wet op het overleg huurders verhuurder (Wohv) en met ingang van 2013 de inkomensafhankelijke huurverhogingsgeschillen.

In 2014 zijn de onderstaande aantallen en maximale behandeltermijnen gerealiseerd.

Soort zaak

Afhandeling 2013

Afhandeling 2014

Huurprijsgeschillen

4.842

5.712

Servicekostengeschillen

2.631

2.438

Huurverhogingsgeschillen1

2.028

1.610

Redelijkheid huurprijzen2

125

352

WOHV-geschillen3

25

14

Subtotaal

9.651

10.126

Inkomensafhankelijke huurverhogingsverschillen

4.553

3.540

Totaal

14.204

13.666

Bron: Jaarrekening Dienst van de Huurcommissie

1

Exclusief geschillen over huurverhoging op grond van inkomen.

2

Verzoeken van de Belastingdienst in het kader van de behandeling van huurtoeslag-aanvragen.

3

Geschillen op grond van de Wet op het overleg huurders verhuurder

Soort zaak

Begroting 2014

Realisatie 2014

Realisatie 2014 zonder externe vertragingsfactoren

% huurprijsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

90%

58%

63%

% servicekosten afgerond binnen 5 maanden

90%

66%

70%

% huurverhogingsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

90%

95%

96%

Bron: Jaarverslag Dienst van de Huurcommissie

De afgelopen jaren heeft de Huurcommissie veel aandacht besteed aan mogelijkheden om de tijd te versnellen waarbinnen zij de verzoeken afhandelt. Zo werd in 2012 66 procent van de huurprijsgeschillen binnen vijf maanden afgedaan, in 2013 76 procent en in 2014 80 procent. In 2014 was de norm gesteld op de afhandeling van 90 procent van de zaken binnen vier (huurprijsgeschillen) respectievelijk vijf (servicekostenzaken) maanden. De Huurcommissie rondde 95 procent van de huurverhogingsgeschillen af binnen vier maanden; dit is ruim boven de gestelde norm. De doorlooptijden voor de huurprijs- (58 procent binnen vier maanden) en servicekostengeschillen (66 procent binnen vijf maanden) bleven achter bij de gestelde norm.

Er zijn verschillende factoren die de doorlooptijd van een zaak negatief beïnvloeden. Deze factoren kunnen zowel extern als intern zijn bepaald. Zo komt het regelmatig voor dat een van de betrokken partijen een onderzoek in de woning en/of een hoorzitting afzegt, hetgeen leidt tot vertraging van de doorlooptijd (extern bepaald). De Huurcommissie heeft in 2014 een hulpmiddel ontwikkeld om de externe vertraging te meten. Geschoond voor de externe vertraging, verbeteren de doorlooptijden met zo’n vijf procentpunt.

Om beter grip te krijgen op de interne factoren die de doorlooptijd van een zaak vertragen, is eind 2014 een extra hulpmiddel ontwikkeld. Dit zal ertoe leiden dat met ingang van 2015 nog beter op de doorlooptijd kan worden gestuurd.

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

Overige uitvoeringsinstanties

De bijdragen dienen ter bekostiging van uitvoeringsorganisaties waaronder de belastingdienst voor verstrekking van inkomensgegevens, noodzakelijk voor de uitvoering van de inkomensafhankelijke huurstijging. Zoals toegelicht bij de tweede suppletoire begroting is in verband met de uitvoeringskosten voor de Inkomensafhankelijke Huurverhoging 2014 € 1 miljoen overgeboekt naar de Belastingdienst. Het resterende budget voor 2014 wordt doorgeschoven naar 2015.

1.2 Onderzoek en kennisoverdracht

Subsidies

Samenwerkende Kennisinstellingen e.a.

Bij de tweede suppletoire begroting 2014 heeft een herschikking plaatsgevonden van opdrachten naar subsidies. Een groot deel van de subsidiemiddelen is verstrekt aan de nationale kennisinstelling voor de stedelijke en regionale ontwikkeling, Platform31. Deze organisatie kent een breed werkgebied en behandelt vele voor BZK relevante thema’s. De focus richt zich, conform het jaarplan 2014 van Platfom31, op de aandachtsgebieden sociaal, economie, wonen, ruimte en Europa. De in 2014 verhoogde aandacht voor de ontwikkelingen op het thema «stad» is nog steeds actueel. De activiteiten van Platform31 over het jaar 2014 worden medio 2015 geëvalueerd, als onderdeel van het verzoek tot subsidievaststelling (juli 2015). In 2014 is een subsidie verstrekt aan de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek (NWO) voor het meerjarige programma 2014–2022 «Smart Urban Region of the Future (SURF)» en aan het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) voor het demografisch onderzoekprogramma in de periode 2013 t/m 2016.

Opdrachten

Basisonderzoek en verkenningen

Bij de eerste suppletoire begroting 2014 is € 1 mln. toegevoegd aan het opdrachtenbudget ten behoeve van een aanpassing van een vierjaarlijks naar een driejaarlijks WoON onderzoek. Het budget is in 2014 besteed aan opdrachten voor verkenningen van de woningmarkt, de voorbereiding van het WoON Onderzoek 2015, monitoring van beleid en ramingmodellen voor voornamelijk de huurtoeslag. In 2014 zijn hiertoe ondermeer de volgende onderzoeken, instrumenten en verkenningen opgeleverd:

  • Rapport Analyse huurbeleid van verhuurders 2014 op basis van de Huurenquête 2014;

  • Rapportage Woonlasten- en inkomensontwikkeling 2014;

  • Volkshuisvestelijke Voornemens Woningcorporaties;

  • Woonuitgaven van de huurders, een internationale vergelijking;

  • Woongedrag en zorg gebruik ouderen;

  • Uitreiking WoOnscriptieprijs 2014.

Ontvangsten

De hogere ontvangsten hebben betrekking op de huurtoeslag. In 2014 zijn de definitieve bijdragevaststellingen voor toeslagjaar 2013 versneld uitgevoerd en er zijn daardoor meer terugvorderingen ingesteld. De hogere terugvorderingen hebben geleid tot hogere ontvangsten in 2014.

Licence