Base description which applies to whole site

7. Caribisch Nederland

Begin 2017 ontving de Tweede Kamer de tweede onderwijsagenda Caribisch Nederland (2017–2020). Het doel daarvan is dat de leerlingen in 2020 onderwijs krijgen dat van voldoende kwaliteit is en dat de onderwijsresultaten aantoonbaar zijn gestegen.

De scholen werken hard aan de doelstellingen van de tweede onderwijsagenda en zij boeken, ondanks de orkanen in september 2017, gestaag voortgang. De scholen zijn daarbij ondersteund door een bestuurscoach. In maart 2017 informeerde het vorige kabinet de Eerste en Tweede Kamer met een beleidsreactie over het rapport De ontwikkeling van het onderwijs in Caribisch Nederland 2014–2016 van de Inspectie van het Onderwijs over hoe het ervoor staat met de scholen in Caribisch Nederland. De Inspectie van het Onderwijs stelde in november 2017 vast dat twee units van de Scholengemeenschap Bonaire (SGB) de basiskwaliteit hebben bereikt. Daarmee hebben inmiddels 20 van de 26 scholen en instellingen de basiskwaliteit gerealiseerd. De Inspectie van het Onderwijs heeft verder tijdens bezoeken aan de eilanden de scholen geïnformeerd over het waarderingskader dat per 1 augustus 2017 geldt voor scholen die basiskwaliteit hebben. Onderdelen van de Wet Goed Onderwijs Goed Bestuur zijn per 1 augustus 2017 ingevoerd in het vo. De Nederlandse Taalunie is in 2017 begonnen met ondersteuning van de scholen op het gebied van taalonderwijs.

De eilanden Sint Eustatius en Saba zijn in september 2017 getroffen door de orkanen Irma en Maria. Dit veroorzaakte materiële schade aan gebouwen, die in kaart is gebracht door het Rijksvastgoedbedrijf. De eerste schade is door de scholen inmiddels hersteld. Een aantal zaken op onderwijsterrein, zoals de invoering van het Caribische examensysteem op Saba en Sint Eustatius, liep door dit alles enige vertraging op.

Leeswijzer indicatorentabel

In de onderstaande tabel zijn de ambities voorzien van een aantal kwantitatieve doelen. Per indicator zijn bijbehorende (tussen)streefwaarden opgenomen, passend bij de beleidsambities. Ten behoeve van een consistente monitoring zijn doelen en ambities van het beleidsverslag 2017 één op één overgenomen uit de beleidsagenda 2017 en waar relevant aangescherpt met streefwaarden uit de beleidsagenda 2018.

Eindjaar per doelstelling

Per streefwaarde wordt voor zover mogelijk een eindjaar vermeld (kabinetsperiode of horizon van de betreffende afspraken met de sector). Het eindjaar kan verschillen per indicator, omdat met verschillende sectoren afspraken zijn gemaakt met een verschillende tijdshorizon: een voorbeeld zijn de indicatoren uit de bestuurs- en sectorakkoorden po/vo. Hiervoor zijn voornamelijk afspraken gemaakt voor het eindjaar 2020. Bij enkele indicatoren zijn geen (tussen)streefwaarden opgenomen. Bij deze indicatoren zijn afspraken op het niveau van de instelling gemaakt, die niet vertaald worden naar een streefwaarde op landelijk niveau. Opgenomen zijn de gerealiseerde landelijke waarden, bedoeld als signalering voor de voortgang op het stelselniveau. Zij dienen als onderbouwing bij de analyse of bijstelling van beleid noodzakelijk is. In dit jaarverslag zijn de laatste twee bekende gerealiseerde waarden opgenomen.

Tabel Indicatoren

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde (jaartal)

Eerdere realisatie (jaartal)

Actuele realisatie (jaartal)

Tussen-/streefwaarden (jaartal)

Art.nr.

Reden Opname1

Bron

1

Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

a)

Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd

             
 

Aandeel scholen dat leerlingen begeleidt in het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten

po

47% (2015)

67% (2016)

65% (2017)

79% (2018) 100% (2020)

1

SA

Enquêtes Bestuursakkoord PO Regioplan

 

Aandeel toptalentleerlingen dat zich vaak of bijna altijd verveelt omdat de lesstof te makkelijk is of omdat hij/zij eerder klaar is dan de rest

vo

56% (2014)2

24% (2015)

20% (2017)

41% (2016) 25% (2018)

3

SA

Toptalenten in het onderwijs, 2017

 

Aandeel scholen dat aandacht heeft voor toptalenten in de vorm van uitdagend aanbod of talentprogramma’s

vo

82% (2015)

82% (2015)

84% (2017)

94% (2017) 100% (2018)

3

SA

Toptalenten in het onderwijs, 2017

 

Percentage studenten in het mbo dat zich uitgedaagd voelt

mbo

34% (2010)

35% (2015)

37% (2016)3

Hoger (2018)

4

C

ROA

 

Percentage studenten dat tevreden is over uitdagend onderwijs4

ho

hbo5:58% (2010–2011)

hbo: 55% (2015–2016)

hbo6:56% (2016–2017)

Hoger -4

6/7

C

Studentenmonitor Hoger Onderwijs

wo5:68% (2010–2011)

wo:67% (2015–2016)

wo6:67% (2016–2017)

Hoger -4

 

Aandeel thuiszittende leerlingen dat drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod

po7

0,07% (2014–2015)

0,08% (2015–2016)

0,09% (2016–2017)

0% (2020)

1

SA

Leerplichttelling 2016–2017

vo7

0,17% (2014–2015)

0,19% (2015–2016)

0,14% (2016–2017)

0,10% (2017) 0% (2020)

3

SA

b)

Vergroten studiesucces

             
 

Aandeel leerlingen dat het referentieniveau voor lezen behaalt

po

99% (2015–2016)

98% (2016–2017)

Niet benoemd

1

SA

College voor Toetsen en Examens

Aandeel leerlingen dat het referentieniveau voor taalverzorging behaalt

po

95% (2015–2016)

96% (2016–2017)

Niet benoemd

1

SA

College voor Toetsen en Examens

Aandeel leerlingen dat het referentieniveau voor rekenen behaalt

po

87% (2015–2016)

93% (2016–2017)

Niet benoemd

1

SA

College voor Toetsen en Examens

Aandeel zittenblijvers8

po

2,2% (2012–2013)

1,8% (2015–2016)

1,7% (2016–2017)

1,5% (2020)

1

SA

DUO

vo

5,9% (2012–2013)

5,7% (2015–2016)

5,7% (2016–2017)

4,7% (2017) 3,9% (2020)

3

SA

DUO

 

Percentage mbo-deelnemers per niveau dat met diploma de instelling verlaat, jaarresultaat per niveau

mbo

2007–2008

2014–2015

2015–2016

2018

4

C

MBO Raad

Niveau 1: 66%

Niveau 1: 78%

Niveau 1: 78%

Hoger

Niveau 2: 62%

Niveau 2: 74%

Niveau 2: 73%

Hoger

Niveau 3: 63%

Niveau 3: 74%

Niveau 3: 72%

Hoger

Niveau 4: 65%

Niveau 4: 74%

Niveau 4: 74%

Hoger

Totaal: 64%

Totaal: 75%

Totaal: 74%

Hoger

 

Bachelor studiesucces (n+1) van herinschrijvers na het eerste jaar-4

ho

hbo: 65,7% (2010–2011)

hbo5: 61,1% (2015–2016)

hbo: 62,2% (2016–2017)

-4

6/7

C

DUO

wo5: 57,3% (2010–2011)

wo5: 74,1% (2015–16)

wo: 73,2% (2016–2017)

 

Uitval in het eerste jaar-4

ho

hbo: 27,9% (2010–2011)

hbo5: 26,7% (2015–16)

hbo: 26,9% (2016–2017)

-4

6/7

C

DUO

wo:18,8% (2010–2011)

wo: 16,2% (2015–16)

wo: 15,7% (2016–2017)

-4

 

Switchen na het eerste jaar -4

ho

hbo5: 8,4% (2010–2011)

hbo: 8,3% (2015–2016)

hbo: 8,3% (2016–2017)

-4

6/7

C

DUO

wo:9,0% (2010–2011)

wo5:8,8% (2015–2016)

wo:8,3% (2016–2017)

-4

2

Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

a)

Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders

             
 

Aandeel lessen dat wordt gegeven door daartoe bevoegde en benoembare leraren

vo

83,5% (2011)

94,8% (2015)

95,2% (2016)3

96% (2016) 100% (2020)

3

SA

IPTO en CenterData

 

Aandeel leraren met een afgeronde wo-bachelor of hbo-/wo masteropleiding

po

20% (2013)

21% (2015)

22% (2016)3

25% (2018) 30% (2020)

1

SA, LA

Onderwijs Werkt!; Regioplan en DUO

 

Aandeel leraren met een afgeronde hbo of wo masteropleiding

vo

33% (2013)

37% (2015)

38%(2016)3

40% (2017) 50% (2020)

3

SA, LA

CenterData en DUO

   

Bovenbouw9 vwo

53% (2013)

63% (2015)

63%(2016)3

Hoger (2017) 80–85% (2020)

3

SA, LA

CenterData en DUO

   

hbo10

66,2% (2011)

72,2% (2013)

75,2% (2015)3

80% (2016)

6/7

C

PoMo (Personeels- en mobiliteitsonderzoek), bewerking Vereniging Hogescholen (2016).

 

Aandeel leraren met ten minste drie jaar ervaring dat de algemeen didactische vaardigheden beheerst11

po

85% (2013)

83% (2014)

84% (2015)10

96% (2018) 100% (2020)

1

SA, LA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

vo

76% (2013)

64% (2015)

67% (2016)

90% (2017) 100% (2020)

3

SA, LA

 

Aandeel leraren met ten minste tien jaar ervaring dat de differentiatie vaardigheden beheerst12

po

56% (2013)

62% (2014)

56% (2015)13

79% (2018) 100% (2020)

1

SA, LA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

vo

34% (2013)

34% (2015)

33% (2016)13

40% (2017) 100% (2020)

3

SA, LA

b)

Verbetercultuur

             
 

Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review

po

62% (2014)

57% (2015)

74% (2016)14

87% (2018) 100% (2020)

1

LA, T

Onderwijs werkt!; Regioplan (2014–2015); PoMo (BZK, 2016)

vo

63% (2014)

63% (2015)

68% (2016)14

81% (2017) 100% (2020)

3

 

Aandeel leraren dat is geregistreerd in het Lerarenregister

po/vo/mbo

8% (2014)

28% (2016)

35% (2017)15

100% (2019)

1, 3 en 4

SA, LA, T

Lerarenregister

 

Aandeel schoolleiders dat is geregistreerd in het schoolleidersregister

po

31% (2015)

50% (2016)

69% (2017)

100% (2018)

1

SA

Schoolleiders-register po

c)

Veilig leerklimaat

             
 

Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt

po

95% (2012)

97% (2014)

97% (2016)14

Stabiel of hoger (2017, 2020)

1

T

ITS monitor naar sociale veiligheid

vo

93% (2012)

94% (2014)

95% (2016)14

Stabiel of hoger (2017, 2020)

3

3

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

 

Aandeel scholen dat Vensters volledig heeft ingevuld

po16

5,3% (2014)

21% (2016)

35% (2017)

100% (2017)

1

SA, T

PO-Raad

vo

94% (2014)

92% (2016)

92% (2017)

Hoger (2016) 100% (2017)

3

VO-raad

 

Aandeel scholen dat op alle indicatoren van kwaliteitszorg voldoende scoort

po

38% (2012–2013)

44% (2013–2014)

41% (2014–2015)17

Stabiel of hoger (2017) Hoger (2020)

1

SA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

 

Aandeel scholen dat opbrengstgericht werkt18

vo

47% (2012–2013)

61% (2014–2015)

64% (2015–2016)3

77% (2017) 100% (2020)

3

SA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

 

Aandeel (zeer) zwakke scholen dat zich binnen een jaar verbetert

po

27% (2012–2013)

36% (2014–2015)

41% (2015–2016)19

60% (2016) 100% (2017–2018)

1

SA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

Aandeel (zeer) zwakke afdelingen dat zich binnen de gestelde termijn verbetert20

vo

72% (2011–2012)

67% (2013–2014)

73% (2015–2016)18

90% (2016) 100% (2017–2018)

3

SA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

Oordeel ouders over betrokkenheid

po

Cijfer 7 (2012)

Cijfer 7 (2012)

Cijfer 7 (2014)21

Stabiel of hoger (2017) Hoger (2020)

1

T

Monitor Ouder-betrokkenheid

 

Aantal voortijdig schoolverlaters

vo/mbo

41.800 (2008–2009)

22.953 (2015–2016)

23.793 (2016–2017)

20.000 (2019/2020)

3 en 4

T

DUO

 

Studenten-tevredenheid

mbo

     

4

C

JOB-monitor

Opleiding

7,0 (2014)

7,1 (2016)

7,3 (2020)

Instelling

6,5 (2014)

6,5 (2016)

6,7 (2020)

% tevreden over school en studie

49% (2014)22

52% (2016)

55% (2020)

 

Studenttevredenheid23

ho

hbo: 65,6% (2010–2011)

hbo: 75,6% (2016–17)

hbo: 75,8% (2017–18)

6/7

C

Nationale Studenten Enquête

wo: 81,1% (2010–2011)

wo: 85,2% (2016–17)

wo: 85,2% (2017–18)

4

Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren

 

Aandeel leerlingen in de beroepsgerichte leerweg van het vmbo dat kiest voor techniek

vo

23% (2012)

26% (2016)

24% (2017)

30% (2017)

3

 

DUO

 

Aandeel mbo-studenten techniek

mbo

28% (2011)

27% (2016–2017)

27,2% (2017/2018)

Hoger (2018)

4

C

DUO

 

Aandeel afgestudeerden bètatechniek incl. snijvlakopleidingen

ho

hbo: 18% (2012)

hbo: 19% (2016)

hbo: 20% (2017)

 

6/7

C

DUO

wo: 21% (2012)

wo:25% (2016)

wo:26% (2017)

wo: 22% (2016)

 

Percentage 25–64 jarigen dat deelneemt aan een leeractiviteit (Leven Lang Leren)

mbo/ho

17% (2010)

18,9% (2015)

19% (2016)3

20% (2020)

4/6/7

C

Eurostat, Labour Force survey (LFS)

 

Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de aansluiting van de opleiding met de huidige functie voldoende/goed was

mbo

79% (2012)

77% (2015)

76% (2016)3

Hoger(2018)

4

T

ROA, BVE-Monitor

   

hbo

72% (2013)

72% (2015)

75% (2016)

Hoger (2020)

6/7

C

HBO-Monitor (factsheet Vereniging Hogescholen)

 

Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de opleiding voldoende basis was om te starten op arbeidsmarkt

wo

56% (2011)

47% (2015)24

Hoger (2020)

6/7

C

NAE, Rapport Academici op de arbeidsmarkt

 

Percentage leerbedrijven dat over vakkennis het oordeel (zeer) goed geeft

mbo

76% (2016)

-3

-25

4

T

Onderzoek SBB

 

Percentage leerbedrijven dat over beroepsvaardigheden het oordeel (zeer) goed geeft

mbo

76% (2016)

-3

-25

4

T

Onderzoek SBB

5

Behoud van kwaliteit wetenschap en wetenschappelijk talent en versterken impact wetenschap

 

Mondiale top-5 positie op basis van citatiescores

owb

2e plaats (2009–2012)26 1,52

2e plaats (2010–2013) 1,53

3e plaats (2012–2015) 1,52

kleiner of gelijk 5 (2012–2015)

16

C

Clarivate Analytics/ Web of Science. Bewerking CWTS27

6

Het bevorderen van een sterke, pluriforme, toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige cultuursector en het zorgen voor het cultureel erfgoed

a)

Aantal bezoeken28

             
 

Aantal bezoeken gesubsidieerde podiumkunsten (inclusief buitenland)

cultuur

2,2 miljoen (2012–2014)

2,4 miljoen (2015)

2,5 miljoen (2016)3

2,5 miljoen (2017) Stabiel of hoger (2020)28

14

C

Opgaven van gesubsidieerde instellingen aan OCW

 

Aantal bezoekers gesubsidieerde musea

cultuur

7,5 miljoen (2012–2014)

8,9 miljoen (2015)

9 miljoen (2016)3

7,9 miljoen (2017) Stabiel of hoger (2020)28

14

C

Opgaven van gesubsidieerde instellingen aan OCW

b)

Cultuurbereik: Percentage van de bevolking van 6 jaar en ouder die voorstellingen, musea en bibliotheken bezoekt

cultuur

89% (2012)

89% (2014)29

-29

14

C

SCP/CBS (VTO 2012–2014)

7

Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogstaand media-aanbod dat toegankelijk is voor alle lagen van de bevolking30

 

Nog in ontwikkeling

media

           

8

Het bevorderen van emancipatie31

 

Sociale acceptatie homoseksualiteit onder de bevolking

emancipatie

90% (2010)

93% (2014)

93% (2016)

≥90%

25

C

LHBT monitor (SCP)

1

SA = Sectorakkoorden, LA = Lerarenagenda, T = Toezegging Minister & Staatssecretaris, C = Opgenomen in verband met consistentie/afspraak met het veld.

2

Het betreft hier het rapportagejaar (2014). Het realisatiejaar is 2013.

3

Gegevens over 2017 zijn pas beschikbaar na vaststelling van dit jaarverslag en daarom zijn hier de cijfers voor 2016 opgenomen

4

Hier geen landelijk streefdoel omdat er in de periode 2012–2016 prestatieafspraken per instelling zijn gemaakt. Er zijn op dit moment geen nieuwe kwaliteitsafspraken waaraan indicatoren gekoppeld zijn.

5

De cijfers kunnen iets afwijken van eerder gepubliceerde cijfers, vanwege mutaties in de onderliggende dataset.

6

Universiteiten en hogescholen hebben al veel gedaan om het onderwijs uitdagender te maken, maar uit de cijfers blijkt dat dit nog niet voldoende is. Mede om deze reden worden de middelen vanuit het studievoorschot ingezet om de kwaliteit van het hoger onderwijs een extra impuls te geven, en daarmee het onderwijs uitdagender te maken.

7

Het percentage betreft de po leerlingen incl. (v)so leerlingen. Het percentage betreft de vo leerlingen excl. vso leerlingen.

8

Basis-, tussen en streefwaarde zijn veranderd t.o.v. begroting/jaarverslag 2016 ten gevolge van een andere meetmethode (zie ook jaarverslag 2015).

9

Het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek (PoMo) wordt tweejaarlijks uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is het coördinerend ministerie voor de arbeidszaken (arbeidsvoorwaarden, pensioenen, personeelsbeleid) van de overheid als geheel. Het onderzoek wordt gehouden onder zittend personeel en medewerkers die recent zijn in- en uitgestroomd. De resultaten worden verwerkt tot rapportages, themapublicaties en infographics die te vinden zijn op www.kennisopenbaarbestuur.nl

10

Voor de bovenbouw vwo betreft dit het aandeel leraren met een wo-masteropleiding.

11

Anders dan in begroting/jaarverslag 2016 betreffen alle waarden leraren met ten minste 3 jaar ervaring.

12

Anders dan in begroting/jaarverslag 2016 betreffen alle waarden leraren met ten minste 10 jaar ervaring.

13

De omvang van de steekproef is i.v.m. toezichtplanning zodanig gereduceerd, dat er grote marges in de nauwkeurigheid zijn ontstaan. Op aanraden van de Inspectie worden de nieuwe cijfers van po niet vergeleken met de oude in de tabel. Is zo ook in voetnoot aangegeven in beleidsverslag 2016.

14

Het onderliggende onderzoek vindt tweejaarlijks plaats. Volgende meting is in 2018

15

Dit betreft het aandeel leraren dat zich heeft aangemeld (dus niet perse geregistreerd) in het vrijwillige lerarenregister.

16

Voor het po gaat het om het aandeel scholen dat de decentrale indicatoren uit Vensters PO voor minimaal 80% ingevuld heeft. Alle po-scholen hebben in principe de centrale indicatoren ingevuld.

17

De IvhO heeft de meetmethode tweemaal sterk aangepast. Op aanraden worden de nieuwe waarden niet vergeleken met de oude.

18

Dit betreft het aandeel afdelingen dat adequaat fase 1 doorloopt (meten en analyseren van behaalde resultaten van leerlingen).

19

Dit gegeven voor 2016 betreft de scholen die in 2015-2016 (zeer) zwak zijn geworden. Na een jaar (na afloop schooljaar 2016-2017) wordt gekeken hoeveel procent zich in één jaar heeft verbeterd.

20

Deze indicator is gewijzigd ten opzichte van de begroting/jaarverslag 2016. Hiermee is het een samengestelde indicator geworden van de indicatoren <<aandeel zwakke afdelingen dat zich binnen twee jaar verbetert>> en de indicator <<aandeel zeer zwakke afdelingen dat zich binnen een jaar verbetert>>. Op deze manier kunnen cohorten zwakke en zeer zwakke afdelingen vergeleken kunnen worden. Hiermee wordt afgeweken van de meetmethode in het Onderwijsverslag van de Inspectie. Bij de meetmethode van de Inspectie is er immers het risico dat de uitkomsten teveel door toeval beïnvloed worden.

21

Deze indicator wordt niet meer gemonitord.

22

In het (openbare) rapport JOB-monitor 2014 wordt in tabel op blz. 135 alleen het percentage opgenomen van tevreden studenten over school en studie.

23

Hier geen landelijk streefdoel omdat niet met alle instellingen over deze indicator prestatieafspraken zijn gemaakt en bovendien deze afspraken per instelling zijn gemaakt.

24

Gegevens over 2017 zijn pas beschikbaar na vaststelling van dit jaarverslag en daarom zijn hier de cijfers over 2015 opgenomen.

25

Het gaat hier om een eerste meting van SBB onder erkende leerbedrijven. Om de indicator robuuster te maken zal de meting worden uitgebreid met de overige bedrijven die3 mbo-gediplomeerden in dienst hebben. Om deze reden is voor deze indicator vooralsnog geen streefwaarde opgenomen. Voor de overige meetresultaten van het onderzoek naar leerwerkbedrijven zie d eonderwijsmonitor en de website onderwijsincijfers.nl (http://www.onderwijsincijfers.nl/kengetallen/mbo/aansluiting-mbo-arbeidsmarkt).

26

In het verleden werd het basisjaar van jaar tot jaar bezien, maar vanaf Beleidsverslag 2016 is dit vastgelegd op 2009-2012

27

CWTS-cijfers zijn van mei 2016. Zie voor de volledigheid https://www.rathenau.nl/nl/page/citatie-impact-van-alle-publicaties-en-internationale-co-publicaties-wos

28

In de begroting van 2017 is de basiswaarde gewijzigd ten opzichte van de begroting 2016, omdat de basiswaarde 2009 geen reëel beeld gaf van de groep instellingen die vanaf de periode 2013-2016 via de BIS werden gesubsidieerd. Het aantal bezoeken betreft het aantal bezoeken per uitvoering of bij tentoonstellingen, inclusief schoolbezoeken. De streefdoelen zijn ontleend aan de aanvragen van instellingen voor de BIS- periode 2017-2020.

29

Hier is geen streefwaarde aan verbonden. De indicator is als kengetal opgenomen om ontwikkelingen te volgen. Cultuurbereik: het percentage van de bevolking dat wordt bereikt door culturele voorzieningen geeft een beeld van het totale bereik van culturele voorzieningen. Dit is in lijn met de algemene doelstelling voor artikel 14. Het percentage is gebaseerd op onderzoek (de Vrijetijdsomnibus) van het SCP dat eens in de twee jaar wordt uitgevoerd. Er zijn daarom ook geen recente realisatie cijfers beschikbaar.

30

Naar aanleiding van de beleidsdoorlichting Media (2014) worden de indicatoren voor artikel 15 herzien. Hierbij wordt aangesloten op de prestatieafspraken met de NPO voor de periode 2017–2020. Omdat de gesprekken over de prestatieafspraken (waaronder de specifieke formuleringen en streefwaarden) ten tijde van het opstellen van de begroting nog liepen nog liepen, zijn in de begrotingen 2017 (en 2018) geen indicatoren media opgenomen.

31

De ontwikkeling van de economische zelfstandigheid van vrouwen wordt gemonitord op de website OCW in Cijfers.

Realisatie beleidsdoorlichtingen

Tabel Realisatie beleidsdoorlichtingen
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Geheel artikel

1. Primair onderwijs

               

1, 3, 4, 6, 7 en 9 Onderwijs

               

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1

       

X

   

Nee2

Doelmatigheid en focus op het onderwijs1

       

X

   

Nee2

Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders1

       

X

   

Nee2

1, 3, 4, 6 en 7 Onderwijs

               

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk

     

X

     

Nee2

Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat

     

X

     

Nee2

Brede scholen3

     

X

     

Nee2

4. Beroepsonderwijs en volwasseneducatie

               

Leren & Werken

X

           

Nee4

9. Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

               

Actieplan Leerkracht

   

X

       

Nee

12. WTOS

               

Beleidsdoorlichting tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

           

X

Ja

14. Cultuur

               

Waarborgen aanbod en participatie cultuur

X

           

Nee5

Cultuur 2009–2014

       

X

   

Ja

15. Media

               

Mediabeleid 2004–2009

             

Ja

Mediabeleid 2010–2013

     

X

     

Ja

16. Onderzoek en wetenschapsbeleid

               

25. Emancipatie

               

Emancipatie 2011–2014

     

X

     

Ja

Zie ook: Bijlage 2: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

Zie ook: «meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen»

1

De overkoepelende doorlichting Prestaties leerlingen en studenten omhoog is uitgevoerd met daarin duidelijk herkenbaar de door te lichten beleidsdoelstellingen Doelmatigheid en focus op het onderwijs en Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders.

2

Deze beleidsdoorlichtingen zijn gebaseerd op de beleidsdoelstellingen die in de beleidsagenda 2012 zijn opgenomen en zijn artikel overschrijdend.

3

Deze doorlichting is onderdeel van de beleidsdoorlichting Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat.

4

Doorlichting op doelstelling « Leven lang leren»»

5

De beleidsdoorlichting dekt de beleidsdoelstelling «bevorderen dat burgers deelnemen aan een kwalitatief hoogwaardig, divers en onafhankelijk aanbod van kunsten door de aanwezigheid van dit aanbod te waarborgen»

Overzicht van Risicoregelingen

Tabel 1 Overzicht verstrekte garanties (Bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2016

Verleend 2017

Vervallen 2017

Uitstaande garanties 2017

Garantie-plafond

Totaal plafond

Totaal stand risicovoorziening

14

Indemniteitsregeling

257.377

434.492

407.571

284.298

 

300.000

 
 

Bouwleningen aan Academische Ziekenhuizen

189.340

0

12.709

176.631

     

De Indemniteitsregeling heeft tot doel een bijdrage te leveren aan het realiseren van tentoonstellingen van bijzonder belang of het tentoonstellen van bijzondere bruiklenen in Nederland door het beperken van de verzekeringskosten van musea. De garantstelling van het Rijk voor schade of verlies tot de eerste 30 procent van de verzekerde waarde (indemniteitsgarantie) van kunstwerken, verlaagt de verzekeringskosten van musea. Het risico is ook te verzekeren op de markt, maar de kosten zijn dan hoger, waardoor er minder budget voor tentoonstellingen overblijft. Daarnaast blijkt dat een indemniteitsgarantie ook als internationaal keurmerk fungeert: buitenlandse publieke en private eigenaren van museale objecten hechten aan de garantstelling vanuit het Rijk. Risicobeheersende maatregelen betreffen onder meer dat alleen erkende musea een aanvraag mogen doen op de indemniteitsregeling bij de Rijksdienst Cultureel Erfgoed die deze aanvraag, mede op de aanwezigheid van een risico-inventarisatie en -analyse, toetst.

Voor de Academische Ziekenhuizen is sinds 1991 de garantieregeling niet meer van kracht, met uitzondering van enkele op dat moment in gang gezette bouwprojecten. Sinds 1996 zijn geen garanties meer verstrekt. Deze leningen hebben gemiddeld een looptijd van 40 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2035 volledig hebben plaatsgevonden.

Tabel 2 Overzicht achterborgstellingen (Bedragen x € 1.000.000)

Artikel

Omschrijving

2016

2017

14

Achterborgovereenkomst NRF

307,8

341,6

Het NRF verstrekt hypothecaire leningen aan monumenteigenaren van Rijksmonumenten om restauraties uit te voeren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen laagrentende hypothecaire leningen uit het revolving fund en aanvullende financieringen om de gehele restauratie-opgave gefinancierd te krijgen. De achterborgovereenkomst NRF, en de garantie van het Ministerie van OCW, zien alleen toe op de aanvullende financiering. Door deze garantie kan het NRF financiering tegen een lagere rente aantrekken. Deze lagere rente wordt doorgerekend aan de monumenteigenaren zodat deze eigenaren gestimuleerd worden hun monument te restaureren.

Aangezien er een algemeen belang is (gebouwen van nationaal belang) waar een individu lasten van ervaart (hoge onderhoudskosten, beperkte mogelijkheden tot modernisering, dure oplossingen voor bijvoorbeeld energiebesparende maatregelen), wordt gebruik gemaakt van ondersteunende maatregelen. Door middel van deze regeling wordt cultureel erfgoed in stand gehouden en wordt tegelijkertijd minder gebruik gemaakt van de subsidie die het NRF ook uitbetaalt.

De achterborg kan in werking treden en tot daadwerkelijke kasverplichtingen komen, wanneer de eigenaren van Rijksmonumenten op grote schaal niet meer in staat zijn aan de rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen en het eigen vermogen van het Nationaal Restauratiefonds is uitgeput. Dit eigen vermogen (voornamelijk vanuit Revolverende Fondsen) is momenteel beduidend hoger dan de uitstaande leningen onder de achterborg.

Licence