Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Algemene doelstelling

Bewaking en bestrijding van bepaalde dierziekten en het voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is verantwoordelijk voor:

  • Het bestrijden van dierziekten die op basis van wetgeving verplicht moeten worden bestreden en indirect verantwoordelijk voor welzijnsaspecten bij de bestrijding.

  • Het tijdig signaleren en afhandelen van verdenkingen en besmettingen door onderzoek en monitoring/bewaking van bepaalde dierziekten (bijvoorbeeld scrapie, blauwtong, Brucella melitensis, klassieke en Afrikaanse varkens pest, AI, Ziekte van Aujeszky, salmonella en mycoplasma en BSE).

  • Effectieve en doelmatige crisisorganisatie bij dierziektenuitbraken.

Telkens na een uitbraak van een besmettelijke dierziekte vindt een evaluatie plaats op alle onderdelen van bestrijdingsmaatregelen, welzijnsmaatregelen en crisisorganisatie.

Beleidsconclusies

Beleidsconclusies op het terrein van het diergezondheid worden opgenomen onder artikel 6 «Concurrerende, duurzame, veilige, agro-,visserij- en voedselketens» van de EZ-begroting.

Vierde Convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten

Het Convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten (2015–2019) bevat afspraken over het (verplicht) bestrijden van dierziekten door het ministerie en de manier waarop dit door de betrokken sectoren en de overheid wordt gefinancierd. Er zijn ook afspraken gemaakt over de financiering van door het Ministerie van EZ overgenomen productschapstaken met het verdwijnen per 1 januari 2015 van deze publiekrechtelijke bedrijfsorganen, zoals de basismonitoring van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD), de kosten van de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) en de kosten van preventie en bestrijding van enkele aanvullende dierziekten. Het convenant beschrijft wie, de sector en/of de overheid, voor welke kosten verantwoordelijk is. Daarnaast bepaalt het hoeveel de (deel)sectoren maximaal zelf moeten betalen, de zogenoemde «plafondbedragen».

Parallel aan het afsluiten van het convenant heeft EZ bij algemene maatregel van bestuur een wettelijke diergezondheidsheffing geïntroduceerd op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd).

De diergezondheidsheffing is met ingang van 1 januari 2015 opgelegd aan houders van pluimvee en van schapen en geiten.

De reguliere kosten voor de varkenssector en de rundersector zijn in 2017 gefinancierd uit de reserves, die afkomstig zijn van de productschappen en die beheerd worden door sectororganisaties.

Omdat de basis voor de heffing in de huidige Gwwd is geënt op een situatie van 17 jaar geleden is de heffingssystematiek aangepast per 1 januari 2018. Tegelijkertijd is de Wet dieren gewijzigd waardoor het nieuwe heffingenstelsel met het oog op de toekomst in de Wet dieren wordt geplaatst.

Door de diergezondheidsheffing dragen houders van productiedieren bij aan de bestrijding van de kosten van de preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten. Met de wijziging van het heffingenstelsel wordt beoogd een betere afstemming te bereiken tussen de uitgaven van het Diergezondheidsfonds en de opbrengsten van de diergezondheidsheffing.

Dierziekten

Nederland is door de Europese Unie (EU) officieel vrij verklaard van bepaalde dierziekten. Deze vrijstatus wordt gehandhaafd door uitvoering van monitorings- c.q. bewakingsprogramma’s en wordt bewaakt op basis van meldingen van actuele uitbraken. Deze bewakingsonderzoeken ondersteunen op die manier de preventie van de betreffende dierziekten. Daarnaast financiert EZ deels samen met het bedrijfsleven onderzoek naar opkomende dierziekten (waaronder «emerging» zoönosen) en de uitwisseling van gegevens hierover tussen organisaties in de dier- en humane gezondheidszorg. De uitgaven en ontvangsten van de verplichte bewakingsprogramma’s worden in het DGF verantwoord op onderdeel 01.11 «Bewaking van dierziekten». De uitgaven en ontvangsten die samenhangen met de bestrijding van besmettelijke dierziekten worden in het DGF verantwoord op onderdeel 01.12 «Bestrijding van dierziekten».

Nederland is alweer enige jaren officieel vrij van Blauwtong (BT). Om deze vrij-status te behouden vindt er jaarlijks actieve monitoring plaats. Deze wordt uitgevoerd in de winter. Jaarlijks worden verspreid over heel Nederland in dat verband circa 385 runderen serologisch onderzocht.

Sinds juni 2016 zijn er in Nederland geen bedrijven met melkgeiten of -schapen met besmet-status Q-koorts. Het aantal meldingen van humane patiënten met Q-koorts is sinds 2009 aanzienlijk gedaald. Hierdoor lijkt het erop dat de ingezette (hygiëne)maatregelen en de bestrijding van Q-koorts effectief zijn. In 2017 zijn de veterinaire maatregelen in stand gehouden. Op advies van deskundigen is de frequentie van de tankmelkmonitoring per 1 juli 2017 op bedrijven zonder besmetstatus Q-koorts verlaagd naar 1x per maand. In alle andere gevallen (besmet- of verdachtstatus) geldt een frequentie van iedere twee weken gedurende het gehele jaar. Ook is in 2017 de verplichte Q-koorts vaccinatiecampagne voortgezet.

Naast de activiteiten bij BT en Q-koorts, blijven de activiteiten gericht op het tijdig opsporen van de bekende dierziekten zoals Aviaire Influenza (AI), Klassieke Varkenspest (KVP) en Afrikaanse Varkenspest (AVP). Afgezien van de uitgaven voor bewaking en bestrijding worden in het DGF ook de uitgaven en ontvangsten verantwoord voor eventuele welzijnsmaatregelen bij een uitbraak (artikelonderdeel 01.13). Tenslotte wordt op artikelonderdeel 01.14 de financiering van overige uitgaven verantwoord.

Bijdrage Bedrijfsleven

In het Convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten (2015–2019) zijn afspraken gemaakt over de verdeling van jaarlijkse kosten voor monitoring, verdenkingen en eventuele bestrijding van besmettelijke dierziekten tussen overheid en veehouderijsectoren. De sectoren rundvee, varkens, pluimvee en schapen en geiten dragen bij aan de kosten tot een vooraf bepaald maximum (plafond). Boven deze plafonds draagt de overheid de resterende kosten in deze convenantperiode. De maximale bijdragen worden met ingang van 2017 conform de afspraken in het convenant geïndexeerd. Onderstaand zijn de door het bedrijfsleven gegarandeerde plafondbedragen weergegeven.

Sector

Uitgangsbedragen

Bedragen na indexering 20171

Rundveehouderij

23.540.000

 

23.236.679

 

Varkenshouderij

53.447.000

 

54.495.345

 

– AVP en SVD

 

30.000.000

 

30.588.440

– Overige dierziekten

 

23.447.000

 

23.906.905

Schapen/geitenhouderij

5.074.000

 

5.394.244

 

Pluimveehouderij

47.138.000

 

48.434.987

 

– NCD

 

2.113.000

 

2.171.139

– Overige dierziekten

 

45.025.000

 

46.263.848

Totaal

129.199.000

 

131.561.255

 
1

Gezien de geringe veranderingen in de veestapel en de stijging (2%) in de prijsindexatie zijn de plafondbedragen aangepast conform de afspraken in het convenant.

Budgettaire gevolgen van beleid Diergezondheidsfonds (Bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2013

2014

2015

2016

2017

2017

2017

VERPLICHTINGEN

11.247

13.751

33.114

31.558

38.600

32.550

6.050

UITGAVEN

11.247

13.751

33.114

31.558

38.600

32.550

6.050

Beginsaldo

4.636

9.294

19.064

13.360

11.696

   

Correctie beginsaldo

       

344

   

Programma-uitgaven

11.247

13.751

33.114

31.558

38.600

32.550

6.050

Opdrachten

11.247

13.751

33.114

31.558

38.600

32.550

6.050

1. Bewaking van dierziekten

3.636

4.531

14.161

19.162

20.255

18.314

1.941

2. Bestrijding van dierziekten

7.460

9.147

18.915

11.866

15.088

13.046

2.042

3. Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

             

4. Overig

151

73

38

530

3.257

1.190

2.067

ONTVANGSTEN

15.905

23.521

27.410

29.894

45.957

32.550

13.407

Ontvangsten van EZ

     

12.253

21.263

9.863

11.400

Ontvangsten van EU m.b.t. salmonella bewaking en bestrijding

     

4.134

5.076

2.750

2.326

Ontvangsten van sector

     

8.315

19.618

11.102

8.516

Ontvangsten van sector

     

5.192

 

8.835

– 8.835

Eindsaldo

9.294

19.064

13.360

11.696

19.396

   

Toelichting op de verplichtingen en uitgaven

De uitgaven voor de bewaking van dierziekten waren € 1,9 mln hoger dan de vastgestelde begroting. Dit werd onder andere veroorzaakt doordat de uitgaven voor de salmonella vaccinatie-regeling € 1,2 mln hoger waren dan voorzien. Dit werd veroorzaak door een hoge overlooppost uit 2016 doordat de betalingen toen laat op gang zijn gekomen. Afgelopen jaar zijn ook diverse contracten opnieuw gestart. In enkele gevallen was er gerekend op een reductie van de kosten terwijl dat nog niet altijd zichtbaar is. Bijvoorbeeld het monitoringsprogramma van AI, NCD, Mycoplasma en Salmonella is € 0,4 mln hoger dan was begroot. Andere programma’s zoals leucose zijn daarentegen daadwerkelijk goedkoper dan in eerste instantie was begroot.

De uitgaven voor de bestrijding van dierziekten waren € 2 mln hoger dan was begroot. Belangrijkste oorzaak hiervan is de uitbraak van HPAI eind 2016. Vrijwel alle bestrijdingskosten zijn in 2017 voldaan. Het gemiddeld aantal uitbraken van LPAI waren daarentegen juist lager dan was begroot.

De overige uitgaven zijn € 2,1 mln hoger dan was begroot. Dit komt volledig door de uitvoeringskosten voor het opleggen van de DGF-heffing. Deze was niet in de begroting opgenomen, terwijl er 2 heffingsjaren zijn afgerekend.

Toelichting op de correctie beginsaldo

De correctie beginsaldo ad € 0,344 mln is toegelicht in de saldibalans.

Toelichting op de ontvangsten

De ontvangsten betreffen bijdragen van het bedrijfsleven, van het Rijk en van de Europese Commissie. De ontvangsten moeten (uiteindelijk) de uitgaven dekken. De bijdrage van het bedrijfsleven wordt opgelegd middels DGF-heffingen. Per sector zijn afspraken gemaakt over de invulling van deze heffing.

De ontvangsten in 2017 kunnen niet één op één tegenover de uitgaven van 2017 worden afgezet. Dit kan alleen met de heffingsbedragen die daadwerkelijk voor 2017 zijn geïnd. De heffingsinkomsten van voorgaande jaren zijn bedoeld om de uitgaven van de betreffende jaren (alsnog) te dekken. Het uiteindelijke doel is om de ontvangen (voor)financiering door EZ in de komende jaren terug te storten. In onderstaande tabel zijn de ontvangsten over 2017 opgenomen.

Ontvangsten in 2017 (x € 1.000)
 

Runderen

Varkens

Schaap/geit

Pluimvee

Subtotaal

EZ

Totaal

DGF heffing

             

Opgelegde heffingen

4.395

1.462

1.814

9.943

17.613

21.263

38.877

Toegewezen EU ontvangsten

15

 

10

4.255

4.280

797

5.077

Reserves VOPBO

1.705

16

777

– 495

2.003

 

2.003

Totaal

6.115

1.478

2.601

13.703

23.896

22.060

45.957

Toelichting

De ontvangsten van EZ zijn € 11,4 mln hoger dan begroot. Vertraagde heffingsinkomsten door onder andere de fipronil kwestie zijn voor een deel gecompenseerd door extra (voor)financiering vanuit EZ.

De totale ontvangsten van de sector zijn € 0,3 mln lager dan was begroot. Met name bij de pluimveesector zijn de inkomsten achter gebleven door de aangeboden betaalregelingen voor door fipronil getroffen bedrijven. Dat het tekort niet hoger is, komt door de ontvangst van € 2 mln uit de reserves van de voormalige productschappen van deze sectoren, en door een storting uit de afronding van de vereffening van het voormalig Landbouwschap. Het is niet mogelijk om de ontvangsten uit te splitsen naar bewaking en bestrijding van dierziekten omdat deze gegevens niet als zodanig werden geregistreerd.

DGF Heffing

Rundveesector

De DGF-heffing is betaald uit de aanwezige sectorreserves bij de sectorpartij.

Varkenssector

Ook bij deze sector zijn voldoende reserves aanwezig bij de sectorpartij om de opgelegde DGF heffing 2017 te voldoen.

Schapen/geitensector

Bij deze sector wordt aan de individuele schapen en geitenhouders een heffing opgelegd. In 2017 zijn nog heffingen geïnd voor de heffingsjaren 2015, 2016 en 2017. De heffing voor het heffingsjaar 2016 is begin 2017 opgelegd. Begin december 2017 is de voorlopige heffing over 2017 verstuurd.

Pluimveesector

Voor de pluimveesector zijn in 2017 ontvangsten binnen gekomen voor de heffingsjaren 2015, 2016 en 2017. De heffing voor 2016 is begin 2017 opgelegd terwijl de voorlopige heffing voor 2017 eind van het jaar is verstuurd. Bij het opleggen en innen van de DGF heffing is rekening gehouden met de bedrijven die getroffen zijn door fipronil. Deze bedrijven hebben uitstel van betaling gekregen voor de heffingsfacturen tot april 2018.

Toegewezen EU-ontvangsten

In 2017 is € 2,7 mln ontvangen van de Europese Commissie voor het salmonella-programma 2016 (€ 2,3 mln), een bijdrage aan de LPAI-besmettingen 2015 (€ 0,2 mln) en het AI-monitoringsprogramma 2016 (€ 0,2 mln). Daarnaast stonden in de administratie nog EU-ontvangsten van voorgaande jaren (€ 2,3 mln) welke nog toegewezen moesten worden aan specifieke sectoren. Dit is in 2017 gedaan waardoor deze dit jaar meetellen als ontvangst. Het overgrote deel van deze EU ontvangsten hebben betrekking op AI-monitoringsprojecten en bestrijdingsmaatregelen in de jaren 2010 tot en met 2013. De EU ontvangsten worden op dezelfde wijze toegerekend aan de diverse sectoren als dat de originele uitgaven zijn toegerekend.

Reserves VOPBO

Vanuit de vereffeningsorganisatie van de voormalige productschappen (VOPBO) zijn nog reserves, geoormerkt voor diergezondheid, ontvangen voor de sectoren varken en schaap/geit. In 2016 waren de reserves voor de pluimveesector reeds ontvangen. In 2017 is echter gebleken dat een te hoog bedrag was overgemaakt voor de pluimveesector. Dit is in 2017 gecorrigeerd. Tenslotte is in 2017 een ontvangst uit de vereffening van het voormalig Landbouwschap ontvangen die ten goede komt aan de rundveesector.

1. Bewaking van dierziekten

Het niet tijdig opmerken van een dierziekte kan bij bepaalde dierziekten grote gevolgen hebben. Daarom is het tijdig signaleren van een besmetting en het adequaat bestrijden van groot belang. Het signaleren van (mogelijke) dierziekten vindt plaats door houders van dieren, dierenartsen en/of medewerkers van laboratoria/onderzoeksinstellingen, hetzij op basis van klinische verschijnselen dan wel op basis van de uitkomsten van laboratoriumonderzoek. In het geval deze verschijnselen kunnen wijzen op een aangifteplichtige ziekte, dient dit onmiddellijk bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) te worden gemeld.

Naast de meldplicht worden in opdracht van EZ bewakings- en monitoringsprogramma’s uitgevoerd die deels door de Europese Unie (EU) verplicht zijn gesteld ter behoud van de dierziektevrijstatus. Door bewakingsonderzoeken uit te voeren wordt het risico dat een ziekte niet of niet tijdig wordt opgemerkt gereduceerd. Bewakingsprogramma’s ondersteunen tevens de preventie van de betreffende dierziekten.

Streefwaarden

Behoud van de huidige, officieel door de EU en door de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) verleende status vrij te zijn van een aantal dierziekten.

Beleidsinstrumenten

De EU en de OIE verlenen onder bepaalde voorwaarden aan lidstaten officiële erkenningen voor het vrij zijn van besmettelijke dierziekten. Deze door de EU erkende statussen «vrij van dierziekten» worden bewaakt op basis van meldingen van actuele uitbraken en – voor bepaalde dierziekten – door het periodiek uitvoeren van bewakingsprogramma’s. Lidstaten en bij de OIE aangesloten landen zijn verplicht om uitbraken van ziekten direct te melden aan de OIE en EU. Mede om de door de EU en de OIE verleende erkenningen «vrij van dierziekten» dan wel «verwaarloosbaar risico» te behouden worden bewakingsprogramma’s voor de volgende dierziekten uitgevoerd: Brucella melitensis (schapen en geiten), Brucella abortus (runderen), Leucose (runderen), Blauwtong (runderen, schapen en geiten), BSE/TSE (runderen en schapen/geiten), KVP en Ziekte van Aujeszky (varkens) en Aviaire Influenza (pluimvee). De programma’s voor Leucose, en Ziekte van Aujeszky en AI werden tot 2015 respectievelijk tot medio 2014 uitgevoerd in opdracht van de productschappen.

Naast de officiële vrijstatus zijn er andere redenen voor het uitvoeren van monitoringprogramma’s, bijvoorbeeld de volksgezondheid of nationale diergezondheidsbelangen. Zo is voor Nederland de monitoring op Q-koorts, Mycoplasma gallisepticum en Salmonella St/Se belangrijk. Voor Newcastle Disease wordt er een controleprogramma op de verplichte vaccinatie uitgevoerd.

Voor een snelle opsporing van dierziekten is de overheid in sterke mate afhankelijk van de opmerkzaamheid van veehouder en dierenarts en van hun bereidheid een verdenking te melden. In aanvulling op de monitoringsprogramma’s worden daarom zogenaamde «early warning»-programma’s uitgevoerd voor AI en KVP/AVP. Deze houden de verplichting in om bij een eventuele verdenking van een infectie (een) monster(s) op te sturen voor uitsluitingsdiagnostiek. Ook dragen overheid en bedrijfsleven via het DGF bij aan de basismonitoring van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD), een breed monitoringsprogramma dat afwijkingen in de diergezondheid van commercieel gehouden dieren opspoort, analyseert en in een kader plaatst waarbinnen oplossingen gevonden kunnen worden. Vrijwillige meldingen door veehouders en hun dierenartsen liggen aan de basis van dit programma.

Dode varkens die bij de GD, de faculteit Diergeneeskunde, en bij een aantal dierenartsenpraktijken worden aangeboden om de doodsoorzaak vast te stellen, worden onderzocht op de aanwezigheid van het KVP-virus. Ook worden door jagers geschoten wilde zwijnen steekproefsgewijs onderzocht op antistoffen tegen het KVP-, AVP- en Ziekte van Aujeszkyvirus (ZvA).

Varkenshouders zijn verplicht om verschijnselen die wijzen op KVP, AVP, MKZ en ZvA te melden aan de NVWA. Verder is er voor varkenshouders vanuit de regeling Preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s de verplichting om via uitsluitingsdiagnostiek de ziekte KVP uit te sluiten bij koppelbehandelingen en verhoogde sterfte. Hierbij wordt ook de ziekte AVP onderzocht. Voor de ziekte van Aujeszky zijn er verplichte bloedcontroles op vaste momenten.

Bij pluimvee zorgt het «early warning» systeem ervoor dat pluimveehouders zo snel mogelijk verschijnselen die kunnen wijzen op AI melden: verhoogde sterfte aan de NVWA en klinische problemen en afwijkingen in het patroon van voedsel- en wateropname aan de dierenarts. Indien de doodsoorzaak of ziekte van dieren niet duidelijk is of wanneer AI niet uit te sluiten is op basis van het klinisch beeld, neemt de dierenarts cloaca- en keelswabs bij de dieren en stuurt die door naar het WBVR (Wageningen Bioveterinairy Research). Verder worden, op kosten van de EZ begroting, wilde vogels onderzocht op AI. Dood gevonden wilde vogels van de risicosoorten worden verzameld en onderzocht op AI. Dit programma wordt uitgevoerd door Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) in samenwerking met Sovon Vogelonderzoek Nederland. Daarnaast kunnen grotere aantallen dood gevonden vogels gemeld worden bij de NVWA, waarna deze ook bij het WVBR onderzocht worden. Dit is van groot belang om meer informatie te krijgen over het risico op de verspreiding van vogelgriep.

Alle houders van meer dan 50 melkgeiten of melkschapen zijn verplicht om één keer per maand een tankmelkmonster te laten onderzoeken op de aanwezigheid van de bacterie Coxiella burnetii (Q-koorts). Besmette bedrijven en bedrijven van gewetensbezwaarden worden tweewekelijks bemonsterd. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de GD.

In de jaarlijkse Brucella melitensis monitoring zijn dieren, ouder dan 6 maanden, op circa 1.500 schapen- en geitenhouderijen, onderzocht. De uitvoering van het onderzoek is in handen van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD).

Kadavers van runderen ouder dan 48 maanden worden bij de destructor op BSE getest. De kosten hiervan worden uit het DGF gefinancierd en 50/50 betaald door overheid en bedrijfsleven. Schapen en geiten worden bij de destructor steekproefsgewijs (1.500 schapen en 1.500 geiten) getest op scrapie. Ook deze kosten worden uit het DGF gefinancierd. De EU geeft cofinanciering voor al deze testen. De doelstelling van het grootschalige testen van runderen (BSE) en schapen en geiten (TSE) is om de ontwikkeling van BSE/TSE te monitoren en te kunnen blijven volgen of de Europese bestrijdings- en preventiemaatregelen effectief zijn. In nood geslachte runderen moeten op een leeftijd van 48 maanden of ouder worden getest. Uitzonderingen; gezond geslachte runderen afkomstig uit Roemenië, Bulgarije worden getest op BSE op een leeftijd vanaf 30 maanden, noodslachtingen vanaf 24 maanden. BSE-testen op slachtrunderen worden niet via het DGF gefinancierd, maar rechtstreeks door de eigenaar betaald. Ook hiervoor is EU-cofinanciering beschikbaar.

De Europese cofinanciering voor de uitvoering van BSE- en TSE-tests wordt afgebouwd van 100% in 2015 naar de reguliere 50% in 2017 (2016: 75%). EZ en sector zullen de lagere Europese vergoeding ieder voor de helft compenseren door hogere bijdragen.

Streefwaarden

Behoud van de huidige, officieel door de OIE verleende status vrij te zijn van een aantal dierziekten. Het streven is erop gericht om voor een aantal dierziekten de OIE-status «vrij van dierziekten» te behouden (zoals voor KVP en MKZ). Deze streefwaarden zijn voor 2017 gerealiseerd.

Er wordt ook naar gestreefd om de duur van de hoog-risicoperiode (tijd tussen insleep van een ziekte en de detectie van de uitbraak) zo klein mogelijk te maken. Monitoringsprogramma’s dienen ervoor veranderingen in de diergezondheidsstatus op te merken en om de vrijstatus voor een aantal dierziekten mede te kunnen onderbouwen. Aan de Europese Commissie is gerapporteerd over de resultaten van deze onderzoeken.

Prestatiegegevens
 

Realisatie

Begroting

2017

2017

Bewaking van dierziekten

Bedrijven

Dieren

Uitgaven

Bedrijven

Dieren

Uitgaven

(aantallen)

(aantallen)

(x € 1.000,–)

(aantallen)

(aantallen)

(x € 1.000,–)

Basismonitoring1

   

3.558

   

3.530

Brucella (schaap, geit)

1.524

18.363

507

1.500

14.000

400

Blauwtong (rund, schaap, geit)

342

411

74

291

387

100

BSE rund, bij destructor en bij noodslachting2

 

47.139

1.815

 

48.000

1.950

TSE schaap/geit, bij destructor3

 

3.016

104

 

3.000

40

KVP/AVP (varkens)4

           

– Veehouderij (verdenkingen)

         

450

– Veehouderij (tonsillen)

 

4.250

397

 

4.600

300

– Wilde zwijnen (bloedmonsters)

 

469

182

 

500

150

AI5

           

– Early warning swabs

311

2.838

88

175

1.400

4

– Serologische test

2.293

   

1.200

   

– Eénmalige programma's ihkv HPAI6

   

92

     

– Monitoring dode vogels

 

506

80

 

500

105

Q-koorts (melkmonsters)7

419

 

820

380

 

805

Subtotaal

   

7.718

   

7.509

             

Overgenomen Productschapstaken

           

Basismonitoring8

   

4.349

   

4.271

Leukose9

7.755

18.064

279

 

26.000

450

Salmonella Se St (pluimvee)

           

– Bewaking en preventie10

4.164

 

595

 

9.358

484

– Vaccinatie11

 

25,7 mln leghennen en 649.788 vermeerderingskippen

5.239

2.000 koppels leg en 693 koppels vermeerdering

 

4.00012

Monitoring AI, NCD, Mycoplasma en niet-zoonotische salmonella13

   

2.074

   

1.600

             

Subtotaal

   

12.537

   

10.805

             

Totaal bewaking van dierziekten

   

20.255

   

18.314

             

Begrote sectorbijdrage14

           

Rund (inclusief leukose monitoring)

         

3.547

Varken (inclusief ziekte van Aujeszky)

         

1.405

Schapen en geiten

         

1.154

Pluimvee (inclusief Salmonella Se St en mycoplasma)

         

4.996

Bron: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (BSE en TSE), SOVON en CVI (onderzoek dode wilde vogels) en Gezondheidsdienst voor Dieren (overig).

1

Basismonitoring EZ aandeel in de kosten.

2

Uitgaven BSE rund zijn lager in 2017 dan voorzien. Dit komt doordat er minder dieren zijn getest dan was voorzien. Tevens is een nieuw, goedkoper tarief overeen gekomen. Tenslotte is de overloop naar 2018 hoger dan begroot.

3

In de begroting is per abuis alleen de overloop uit 2016 opgenomen. De uitgaven zijn in lijn met voorgaande jaren.

4

De uitgaven KVP/AVP varkens van alle betrokken uitvoerders is hoger dan was verwacht. Er zijn meer dieren getest dan was voorzien. Ook is er sprake van een hogere overloop uit 2016. Uitgaven met betrekking tot verdenkingen KVP vallen onder bestrijding en zijn derhalve daar verantwoord.

5

Voor de early warning zijn er jaarlijkse kosten en deze wijken niet significant af van voorgaande jaren. Tevens is er in 2017 nog een factuur betaald naar aanleiding van de uitbraken HPAI in voorgaande jaren, aangaande een hygiëne scan. De kosten voor de serologische testen zijn verwerkt in het monitingsprogramma.

6

Eenmalige monstername in 2016, geen monstername in 2017, maar wel nog uitgaven.

7

Programma Q-koorts is opnieuw aanbesteed waarbij de verwachting was dat dit goedkoper zou uitvallen. Dat is vooralsnog niet gehaald

8

Basismonitoring sector aandeel in de kosten (inclusief BTW).

9

Leukose: er zijn 7755 bedrijven onderzocht via de tankmelk en 18.064 individuele dieren via slachtlijnbemonstering, voor de begroting zijn deze getallen bij elkaar geteld totaal 25.819.

10

Salmonella: vleeskuikens, 89 detectie en 5 serotypering; vleeskalkoenen, 5 detectie en 0. serotypering;vermeerdering, 1.765 detectie en 10 serotypering; legeind, 2.270 detectie en 20 serotypering. Totaal 4.164 monsters. Dit is lager dan begroot door een overschatting van het aantal koppels.

Het monitoringsprogramma is opnieuw aanbesteed. Door éénmalige overgangskosten zijn de uitgaven in 2017 hoger dan begroot.

Het aantal koppels wordt niet standaard bijgehouden wel het aantal dieren dat gevacineerd wordt, dat aantal is redelijk constant over de afgelopen jaren.

11

Het vaccinatieprogramma salmonella SE / ST (pluimvee) kende een hogere overloop uit 2016 dan was voorzien.

12

Salmonella SE / ST (pluimvee) betreft 50% cofinanciering door EU en 50% door sector.

13

Programma opnieuw aanbesteed en opgesplitst in 2 delen. Bij afsluiting oud contract is reeds een eindafrekening ontvangen. Naar aanleiding van de nieuwe aanbesteding was de verwachting dat dit goedkoper zou uitvallen. Dat is vooralsnog in 2017 niet gehaald.

14

De gerealiseerde ontvangsten per sector zijn niet uitgesplitst maar zijn toegelicht bij de tabel budgettaire gevolgen van beleid.

De aantallen bedrijven en dieren in bovenstaande tabel zijn gebaseerd op realisatiecijfers in 2017. De uitgaven zijn gedaan in 2017 maar hebben (deels) betrekking op de uitvoering in 2016.

2. Bestrijding van dierziekten

Onder de bestrijding van dierziekten vallen:

  • Onderzoek naar verschijnselen die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte na een melding door een (vee)houder en/of door een dierenarts;

  • Onderzoek van verdachte dieren;

  • Treffen van voorzieningen om onmiddellijk te kunnen bestrijden.

Als veehouders verschijnselen signaleren bij hun dieren die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, is melding daarvan verplicht. Het onderzoeken van deze meldingen is een belangrijke structurele taak van de NVWA. Naast dit structureel onderzoeken van verschijnselen bij dieren als gevolg van een melding, wordt structureel onderzoek uitgevoerd naar brucellose bij runderen die binnen een bepaalde periode hun vrucht hebben verloren. Ook bij een positief testresultaat in een bewakingsonderzoek van een aangifteplichtige ziekte wordt dit gemeld bij de NVWA. Indien een bevestigingstest positief is, wordt het bedrijf door de NVWA besmet verklaard en wordt tot bestrijding overgegaan.

In het geval een rund in de periode van 100 dagen na inseminatie tot 21 dagen voor de normale afkalfdatum haar vrucht verliest (abortus), is er sprake van een verdenking op een besmetting met brucella abortus. Deze interpretatie en de daaraan verbonden gevolgen zijn van belang aangezien een besmetting niet of nauwelijks met uiterlijke verschijnselen gepaard gaat en een dergelijke abortus het enige vroegtijdige klinische signaal is dat een rund besmet kan zijn met brucella abortus. Bij een dergelijke abortus volgt nader onderzoek om definitief vast te stellen of er sprake is van een besmetting met brucella abortus of dat een andere oorzaak de abortus heeft veroorzaakt. De onderzoeken op 5.566 bedrijven in 2017 hebben geen besmetting met brucella abortus aangetoond.

De bestrijding van dierziekten omvat feitelijk twee fasen, de eerste fase (de verdenkingsfase) vangt aan als verschijnselen, informatie of resultaten van onderzoek worden gemeld die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, de tweede fase (de bestrijdingsfase) vangt aan als een besmetting is vastgesteld of als er zodanige aanwijzingen zijn dat moet worden uitgegaan van een besmetting.

Zodra sprake is of moet worden uitgegaan van een besmetting, worden onmiddellijk bestrijdingsmaatregelen getroffen door de (permanente) crisisorganisatie van LNV. Vertraging van de bestrijding leidt tot meer besmettingen en daarmede tot langduriger bestrijdingsmaatregelen. Door LNV zijn contracten gesloten met bedrijven voor de beschikbaarstelling van mensen en middelen die een kritische rol vervullen in het bestrijdingsproces. Bestrijding vindt plaats volgen Europese bestrijdingsrichtlijnen. De aanpak is geregeld in diverse draaiboeken van het ministerie. Op www.rijksoverheid.nl staan de actuele draaiboeken.

In bepaalde gevallen kan de inzet van beschermende noodvaccinatie (vaccinatie «voor het leven») een effectieve bestrijdingsmethode zijn. In plaats van het in grote aantallen ruimen van dieren kan de uitbraak bij bepaalde dierziekten tot staan worden gebracht door vaccinatie, in een bepaalde cirkel rondom besmette bedrijven. Gezonde gevaccineerde dieren worden niet meer gedood. Op basis van de huidige EU-regelgeving is beschermende noodvaccinatie mogelijk bij de bestrijding van uitbraken van MKZ, KVP en AI. Deze aanpak is op dit moment alleen uitvoerbaar bij dierziekten waarvoor een effectief vaccin beschikbaar is, te weten MKZ en KVP. De mogelijkheid van noodvaccinatie is vastgelegd in de betreffende beleidsdraaiboeken.

Streefwaarden

Zo snel en effectief mogelijk bestrijden van dierziekten. Concreet houdt dit in dat bij een melding een onderzoek wordt ingesteld. Voor zover de melding betrekking heeft op verschijnselen die duiden op een zeer besmettelijke dierziekte, moet een deskundigenteam ter plaatse een onderzoek instellen.

Beleidsinstrumenten

Voor de bestrijding van dierziekten staan onder andere de volgende instrumenten ter beschikking:

  • Wettelijke verplichting van houders van dieren en dierenartsen om verschijnselen die duiden op een aangifteplichtige dierziekte te melden;

  • Klinische inspectie door een deskundigenteam, bestaande uit dierenartsen (bedrijfsdierenarts van veehouder, GD-dierenarts en NVWA-dierenarts op bedrijven waar mogelijk sprake is van aangifteplichtige dierziekten);

  • Monsternames door het deskundigenteam;

  • Diagnostisch onderzoek van afgenomen monsters bij dieren;

  • Instellen van stand-still, vervoersverboden, compartimenten;

  • Vaccineren van dieren;

  • Onderzoek van dieren op buurt-/contactbedrijven en andere relevante bedrijven;

  • Tracering van een besmetting (van en naar);

  • Doden van besmette dieren;

  • Doden van dieren die een reëel gevaar zijn voor verspreiding van de besmetting;

  • Destructie van gedode (besmette) dieren;

  • Reinigen en ontsmetten van bedrijven;

  • Schadeloosstellen van houders voor gedode dieren.

De grondslag voor de inzet van bovenstaande instrumenten zijn:

  • EU-richtlijnen en EU-verordeningen;

  • GWWD, Wet Dieren;

  • (beleids)draaiboeken;

  • Crisisorganisatie en voorzieningen.

Op dit onderdeel worden de uitgaven verantwoord als een verdenking of een uitbraak van een wettelijk te bestrijden dierziekte zich voordoet. Het gaat dan om de uitgaven voor het onderzoek naar de verdenkingen en de bestrijdingsmaatregelen.

NVWA-cijfers en toelichting

NVWA-Cijfers

Onderstaand overzicht geeft het aantal dierziektenverdenkingen weer waar het Nederlands Veterinair Incident- en Crisiscentrum (NVIC) van de NVWA nader onderzoek naar heeft ingesteld met aanvullend laboratoriumonderzoek. In 2017 heeft het NVIC in totaal 1.155 dierziektemeldingen ontvangen en afgehandeld.

Jaaroverzicht Dierziekten 2017

Aangifteplichtige dierziekten

Casussoort

Totaal Casus

Positief

Negatief

Volgt

Geen actie

Afrikaanse Varkenspest

11

 

11

   

Amerikaans Vuilbroed

5

3

1

 

1

Aujeszky

2

 

2

   

Aviaire Influenza1

277

25

144

 

108

Bluetongue

30

 

20

 

10

Bovine Spongieuze Encephalopathie

2

 

2

   

Brucellose Abortus Bang

49

 

45

1

3

Brucellose Canis2

20

6

10

 

4

Brucellose Melitensis

41

 

41

   

Brucellose Ovis

4

 

4

   

Brucellose Suis

81

 

78

 

3

Klassieke Varkens Pest

13

 

13

   

Leucose

40

 

38

 

2

Lumpy Skin Disease

2

 

1

 

1

Miltvuur

6

 

5

 

1

Mond- en Klauwzeer

4

 

4

   

Mycoplasma Gallisepticum

4

1

1

 

2

New Castle Disease

8

0

8

   

Psittacose Dier

31

19

5

3

4

Q-Koorts Dier

1

     

1

Q-Koorts Tankmelk

4

 

3

1

 

Rabies Zoogdier

20

 

10

 

10

Salmonella Zoönotisch Pluimvee

136

31

19

 

86

Scrapie

1

 

1

 

0

Swine Vesiculair Disease

5

 

1

 

4

Tuberculose

68

 

63

 

5

Tularemie

11

4

5

 

2

West Nile Virus (Vogels)

1

0

1

   
 

877

89

536

5

247

1

1 positieve Laagpathogene AI en 24 Hoogpathoge AI.

2

3 honden waren serologisch positief. Maar in de BO negatief, dus zijn deze bij de negatieve uitslagen meegeteld

Zoönoses

Casussoort

Totaal Casus

Positief

Negatief

Volgt

Geen actie

Campylobacter Fetus

3

2

   

1

Chlamydia Caviae

1

 

1

   

Corynebacterium Ulcerans

2

 

1

 

1

Hantavirus

2

2

     

Koepokken

4

 

1

 

3

Listeriose

2

1

1

   

Leptospirose

6

2

   

4

Psittacose Humaan

55

19

15

 

21

Q-Koorts Humaan

11

1

1

1

8

Rabies Vleermuis Humaan

30

9

15

 

6

Rabies Zoogdier Humaan

8

 

3

 

5

Salmonellose

87

85

1

 

1

Yersiniose

4

2

1

 

1

 

215

123

40

1

51

Paardenziekten

Casussoort

Totaal Casus

Positief

Negatief

Volgt

Geen actie

Afrikaanse Paardenpest

1

 

1

   

Dourine

1

 

1

   

Equine Infectieuze Anemie

9

1

7

 

1

Equine Virale Arteritis

2

     

2

Kwade Droes / Malleus / Glanders

2

 

2

   

Vesiculaire Stomatitis

1

 

1

   

West Nile Virus (Paard)

1

 

1

   
 

17

1

13

0

3

Visziekten

Casussoort

Totaal Casus

Positief

Negatief

Volgt

Geen actie

Bonemia

2

     

2

Infectieuze Haematopoietïsche Necrose

1

 

1

   

Koi Herpes Virus

5

3

0

 

2

 

8

3

1

0

4

Overige gemelde Dierziekten

Casussoort

Totaal Casus

Positief

Negatief

Volgt

Geen actie

Cysticercose

1

     

1

Echinococcus

1

 

1

   

Erysipelothrix rhusiopathiae Suis

22

     

22

Mycobacterium Avium

12

7

5

   

Sarcosporidiose

1

     

1

Viral Hemorrhagic Disease

1

     

1

 

38

7

6

0

25

Aviaire Influenza overig (HPAI H5N6 Screening)

Casussoort

Totaal Casus

Positief

Negatief

Volgt

Geen actie

Screening Biddinghuizen

4

 

4

   
 

4

0

4

0

0

Totaal casussen

Totaal casussen

1.159

223

600

6

330

Bron: NVWA

Toelichting

Aviaire influenza

Naar aanleiding van de besmettingen met HPAI H5N8 eind 2016, stond begin 2017 in het teken van ontsmetten en herbevolken van de besmette en preventief geruimde bedrijven. In de eerste 3 maanden van 2017 zijn 60 meldingen van vogelgriep afgehandeld. Hierbij werden 17 besmettingen met HPAI vastgesteld. In 10 gevallen werd er HPAI vastgesteld bij dode wilde vogels. In 7 gevallen op locaties waar hobbymatig vogels werden gehouden.

In oktober 2017 is er op een commercieel pluimvee bedrijf met buitenuitloop een besmetting met LPAI H5N2 vastgesteld. Het bedrijf is geruimd en er is een 1km vervoersverbod gebied ingesteld. In dit gebied waren geen andere pluimveebedrijven gelegen.

Begin december 2017 is op een vleeseendenbedrijf in Biddinghuizen hoog pathogene vogelgriep H5N6 vastgesteld. Het bedrijf is geruimd en er is een beschermingsgebied van 3km en een toezichtsgebied van 10km ingesteld. De bedrijven in het beschermingsgebied zijn gescreend. In de 1km cirkel rond het besmette bedrijf waren geen andere pluimveebedrijven gelegen.

Er zijn geen andere besmettingen bij commerciële pluimveebedrijven geconstateerd. Wel een uitbraak van HPAI H5N6 op een locatie binnen het toezichtsgebied waar hobbymatig vogels gehouden werden. Ook deze locatie is geruimd.

Salmonella zoönotisch pluimvee

Bij de monitoring op zoönotische salmonella bij legpluimvee bedrijven en pluimvee vermeerderingsbedrijven is in 2017 op 31 pluimveebedrijven een besmettingen met zoönotische salmonella vastgesteld. Dit betrof in 29 gevallen legpluimvee bedrijven. In 2 gevallen betrof het opfok ouderdieren waar een besmetting werd vastgesteld op basis van antibiotica gebruik.

De monitoring bij de pluimvee vermeerderingsbedrijven heeft in 2017 geen besmettingen met zoönotische salmonella opgeleverd.

Tuberculose

Het grote aantal tuberculose verdenkingen heeft voor een groot deel betrekking op een ernstige verdenking op een melkveebedrijf. PCR onderzoek op materiaal van 2 runderen van dit bedrijf bleek positief op mycobacterium bovis. De officiële bevestiging van een besmetting moet gedaan worden op basis van bacteriologisch onderzoek. Dit onderzoek kan 4 maanden in beslag nemen. Op basis van de PCR uitslag is besloten om, vooruitlopend op de uitslag van het bacteriologisch onderzoek, traceringsonderzoek uit voeren op 22 bedrijven die de afgelopen 2 jaar runderen hebben ontvangen van het verdachte bedrijf en 2 bedrijven die runderen hebben geleverd aan het verdachte bedrijf. Op de 24 bedrijven zijn geen verdachte runderen gevonden. Het bacteriologisch onderzoek heeft de besmetting niet kunnen bevestigen.

Realisatie 2017

Bestrijding van dierziekten

Realisatie 2017

Begrote uitgaven 20171

x € 1.000

x € 1.000

Verdenkingen

   

– Brucellose (verwerpersonderzoek)2

1.137

1.000

– KVP

13

100

– MKZ (rund, schaap, geit)

 

15

– AI (HPAI en LPAI)3

586

300

– BSE (rund)

4

20

– TSE (schaap, geit)

5

15

–  Psittacose

136

43

–  TBC

43

30

–  BT

22

8

– Rabies

32

12

– Diagnostiek verdenkingen4

387

600

       

Voorzieningen

   

– Middelenbeheer5

724

300

– Calamiteitenreserve destructie6

2.499

1.890

– Waakvlamcontracten

   

– Voorziening vaccinatie ZvA, MKZ en KVP

2.402

2.698

– Overige voorzieningen

716

715

Bestrijding

   

Jaarlijks terugkerende kosten bestrijding7

5.516

2.700

       

Subtotaal

14.221

10.446

       

Overgenomen Productschapstaken

   

(verdenkingen)

   

– Ziekte van Aujeszky8

8

40

– Salmonella

   
 

– verificatieonderzoek VB

446

36

 

– verificatieonderzoek Leg

 

121

(bestrijding)

   

–  Salmonella

   
 

– ruimingskosten

358

303

 

– vergoeding waarde dieren9

 

1.500

– Mycoplasma Gallisepticum10

55

600

       

Subtotaal

867

2.600

       

Totaal

15.088

13.046

       

Begrote sectorbijdrage11

   

Rund

 

2.622

Varken (inclusief ziekte van Aujeszky)

 

1.734

Schapen en geiten

 

396

Pluimvee (inclusief Salmonella)

 

4.083

1

Begrote bedragen gebaseerd op gerealiseerde kosten van de afgelopen jaren, daarbij rekening houdend met meerjarige trends en structurele veranderingen. De jaarlijkse uitgaven laten echter een grote fluctuatie zien onder invloed van de daadwerkelijke verdenkingen.

2

Aantal bemonsterde dieren met betrekking tot brucellose verwerpers onderzoek is geraamd op 11.000 monsters, het zijn er 11.002 geworden. Niet alleen de uitgaven voor runderen zijn hier opgenomen, maar ook voor de sectoren schaap/geit en varkens. De uitgaven voor runderen zijn in lijn met de opgenomen begroting.

3

Als gevolg van de HPAI-uitbraken (vogelgriep) eind 2016 zijn er meer verdenkingen geweest in 2017.

4

Met betrekking tot de diagnostiek verdenkingen is een contract gesloten met Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) waarbij naar schatting € 0,6 mln ten laste van bestrijding dierziekten komt. Hier valt ook diagnostiek ZvA en SVD onder. De kosten worden uiteindelijk afgerekend per diersoort. In 2017 zijn deze uitgaven lager dan was opgenomen in de begroting door een hogere overlooppost richting 2018 waarbij uitgaven dus doorschuiven.

5

Het middelenbeheer is duurder uitgevallen dan begroot door de extra inkoop van middelen naar aanleiding van de uitbraak HPAI eind 2016.

6

Calamiteiten reserve destructie: De factuur van het vierde kwartaal 2017 is reeds ontvangen en uitbetaald in 2017. Deze was voorzien voor 2018 waardoor de begrote uitgaven zijn overschreden.

7

De jaarlijkse bestrijdingskosten zijn hoger dan was begroot. Hier ligt volledig de HPAI uitbraak (vogelgriep) van 2016 aan ten grondslag. Vrijwel alle kosten zijn ten laste van 2017 gekomen. Het aantal LPAI-uitbraken was juist lager dan begroot in 2017.

8

Zie toelichting bij voetnoot «Diagnostiek verdenkingen».

9

De vergoeding van de waarde van de dieren bij de bestrijding van Salmonella betreft 50% cofinanciering door EU en 50% door sector.

10

Eind 2017 was op de valreep nog een uitbraak Mycoplasma Gallisepticum. De meeste uitgaven die daarbij horen zullen in 2018 plaats vinden.

11

De gerealiseerde ontvangsten per sector zijn niet uitgesplitst in bewaking en bestrijding maar zijn toegelicht bij de tabel budgettaire gevolgen van beleid.

Voorzieningen

Naast bewaken en bestrijden, als dat aan de orde is, is het noodzakelijk om voorzieningen te treffen om onmiddellijk te kunnen bestrijden. Sommige van deze voorzieningen zijn leveringen of diensten van bedrijven. Voor de onmiddellijke beschikbaarheid daarvan worden met deze bedrijven (waakvlam)contracten gesloten en moet een vergoeding worden betaald. Daarnaast worden er voorraden materialen aangeschaft, die nodig zijn bij een bestrijding. In 2017 zijn 11 nieuwe contracten gesloten en 8 contracten zijn verlengd.

3. Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Bij uitbraken van wettelijk te bestrijden dierziekten treden – op basis van het draaiboek – diverse veterinaire maatregelen in werking. Eén van de maatregelen is het instellen van een vervoersverbod waardoor in bepaalde gebieden het vervoer van bepaalde diercategorieën niet meer is toegestaan dan wel aan stringente voorwaarden is gebonden. Als gevolg van het vervoersverbod kunnen in deze gebieden welzijns- en huisvestingsproblemen ontstaan (meer of grotere dieren dan de beschikbare hokcapaciteit toelaat, met als gevolg onder andere gezondheidsproblemen, agressiviteit, stress etc.). In 2017 zijn hiervoor geen uitgaven gedaan.

4. Overig

Dit artikel is onder andere voor de financiering van overige uitgaven. In het jaarverslag zijn hier een drietal posten opgenomen. Als eerste zijn de sectorbijdragen aan de SDa monitoring hieronder verantwoord (€ 0,1 mln). De bijdrage is lager dan begroot door de ontvangen eindafrekeningen over 2015 en 2016.

Daarnaast zijn de uitvoeringskosten voor het innen van heffingen opgenomen (€ 2,1 mln). Dit bedrag is hoger dan begroot door de overloop uit 2016. In 2017 zijn zowel de heffingskosten over 2015 als 2016 betaald. Deze uitgaven waren niet in de begroting opgenomen.

Tenslotte zijn sinds 2016 de GD Percelen: deelname aan de zoönosenstructuur; beleidsadvisering; assistentie van de NVWA bij verdenkingen en afhaaldienst voor onderzoek dode dieren (AI en scrapie) opgenomen binnen het DGF (€ 1 mln). Deze post is hoger dan begroot door overlopende uitgaven uit 2016.

Evaluatie

De evaluatie van het beleid dat aan de basis ligt van het DGF, is weergegeven in de evaluatiebijlage onder het beleidsartikel 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens van het EZ-jaarverslag.

Licence