Artikel
Algemene doelstelling
De overheid biedt een basisinkomen aan personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. De overheid stimuleert de opbouw van en stelt kaders voor de houdbaarheid van aanvullende arbeidspensioenen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.
De overheid vindt dat iedere gepensioneerde minimaal een basisinkomen dient te hebben. Daarom verschaft zij een basispensioen (AOW) aan diegenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit is de eerste pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarnaast bevordert de overheid het opbouwen van toekomstbestendige aanvullende pensioenen, zodat werknemers na hun pensionering niet te maken krijgen met een grote inkomensachteruitgang. Momenteel bouwt ruim 95% van de werknemers een aanvullend arbeidspensioen op door verplichte deelname aan pensioenregelingen die vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers meestal beheren. Met regelgeving en toezicht waarborgt de overheid een zorgvuldig beheer van de ingelegde pensioengelden. Dit betreft de tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. In de derde pijler van het pensioenstelsel kunnen mensen facultatief individuele pensioenverzekeringen afsluiten.
De overheid biedt onder voorwaarden een inkomensondersteuning aan AOW-gerechtigden en biedt een overbruggingsuitkering aan mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Inwoners van Caribisch Nederland die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een basispensioen op grond van de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV). Tevens kent de AOV een partnertoeslag.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen en de aanvullende arbeidspensioenen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
-
• De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
-
• De vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen voor zover de overheid hier zelf verantwoordelijkheid voor draagt;
-
• De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;
-
• De vormgeving van het toezicht met betrekking tot de arbeidspensioenen door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM);
-
• De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
Aangekondigde beleidswijzigingen
Beleidsconclusies
In de uitvoering hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan en de in de begroting 2017 aangekondigde beleidswijzigingen zijn gerealiseerd. Op het gebied van de aanvullende pensioenen is in 2017 bijvoorbeeld de wet waardeoverdracht klein pensioen aangenomen door het parlement. Deze wet zorgt ervoor dat kleine aanspraken hun pensioenbestemming behouden, waar deze nu nog vaak worden afgekocht. Zo wordt de pensioenvoorziening verbeterd van vooral werknemers met meerdere kortlopende dienstverbanden.
Daarnaast is besloten tot afstel van de kostendelersnorm in de AOW (aangekondigd in de Begroting SZW 2018).
Hervorming pensioenstelsel
Verder zijn er in 2017 voorbereidende stappen gezet om een nieuw pensioenstelsel mogelijk te maken.
In het regeerakkoord staat de ambitie van het kabinet om het pensioenstelsel te vernieuwen. Het kabinet roept de SER op om snel tot een advies hierover te komen en streeft ernaar om overeenstemming met sociale partners te krijgen over de invulling op hoofdlijnen binnen de kaders van de daarvoor in het regeerakkoord benoemde uitgangspunten, zodat in 2020 het wetgevingsproces kan worden afgerond.
Ook de Europese Commissie beveelt Nederland aan om het pensioenstelsel aan te passen, om de tweede pijler van het pensioenstelsel transparanter, intergenerationeel billijker en schokbestendiger te maken.
Aanvullende ontwikkelingen en beleidswijzigingen
Naast de in de begroting aangekondigde beleidswijzigingen, hebben de volgende ontwikkelingen / aanvullende beleidswijzigingen plaatsgevonden.
Op 3 november 2017 is op basis van de CBS-prognose 2017–2060 over de resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd, de AOW-gerechtigde leeftijd voor het kalenderjaar 2023 bekend gemaakt. De AOW-leeftijd blijft 67 jaar en drie maanden, net als in 2022 (Tweede Kamer, 2017–2018, 32 163, nr. 45).
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft een uitspraak gedaan inzake de Overbrugingsregeling AOW (OBR).
De uitspraak van de CRvB heeft ertoe geleid dat voortaan ook op grond van een lijfrente-uitkering recht kan ontstaan op een OBR-uitkering.
In het najaar van 2017 is het wetsvoorstel fuserende bedrijkfstakpensioenfondsen ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel biedt verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen de mogelijkheid om onder een aantal randvoorwaarden tijdelijk afgescheiden vermogens aan te houden. Dit maakt het uiteindelijk makkelijker voor bedrijfstakpensioenfondsen om te fuseren.
Budgettaire gevolgen van beleid
Artikelonderdeel | Realisatie 2013 | Realisatie 2014 | Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Begroting 2017 | Verschil 2017 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 1.262.819 | 1.011.827 | 102.168 | 24.118 | 24.175 | 24.887 | – 712 |
Uitgaven | 1.262.819 | 1.011.827 | 102.168 | 24.118 | 24.175 | 24.887 | – 712 |
Inkomensoverdrachten | 1.262.536 | 1.011.606 | 101.951 | 24.118 | 24.157 | 24.887 | – 730 |
MKOB | 1.213.849 | 985.000 | 1.199 | 1.017 | 0 | 0 | 0 |
Overbruggingsregeling | 32.500 | 11.300 | 6.378 | 3.900 | 4.363 | 4.478 | – 115 |
AOV inclusief tegemoetkoming (Caribisch Nederland) | 15.537 | 15.254 | 18.274 | 19.197 | 19.794 | 20.409 | – 615 |
Tegemoetkoming wijziging inkomensbegrip AOW/Anw | 650 | 52 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Tijdelijke regeling inkomensondersteuning AOW | 0 | 0 | 76.100 | 4 | 0 | 0 | 0 |
Opdrachten | 283 | 221 | 217 | 0 | 18 | 0 | 18 |
Ontvangsten | 0 | 32.212 | 621 | 2.124 | 0 | 0 | 0 |
Artikelonderdeel | Realisatie 2013 | Realisatie 2014 | Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Begroting 2017 | Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitgaven | 32.719.000 | 34.119.000 | 35.813.500 | 36.940.400 | 37.412.346 | 37.477.203 | – 64.857 |
Inkomensoverdrachten | 32.719.000 | 34.119.000 | 35.813.500 | 36.940.400 | 37.412.346 | 37.079.477 | 332.869 |
AOW | 32.719.000 | 34.119.000 | 34.968.000 | 36.004.000 | 36.466.225 | 36.133.861 | 332.364 |
Inkomensondersteuning AOW (IOAOW) | 0 | 0 | 845.500 | 936.400 | 946.121 | 945.616 | 505 |
Nominaal | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 397.726 | – 397.726 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
A. Inkomensoverdrachten
Toelichting financiële instrumenten
A1. Overbruggingsregeling (OBR)
De OBR geldt voor mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. De regeling is per 1 oktober 2013 in werking getreden, werkt terug tot 1 januari 2013 en sluit voor nieuwe instroom per 1 januari 2023. Vanaf 2016 is de OBR uitgebreid voor mensen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 met vroegpensioen zijn gegaan. De OBR overbrugt voor deze groep alleen het AOW-gat voor zover dat het gevolg is van de versnelde verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd omdat deze groep zich niet op die versnelling heeft kunnen voorbereiden (deze doelgroep heeft dus een kortere duur van de OBR dan de doelgroep die vóór 1 januari 2013 met vut- of prepensioen is gegaan). De OBR kent een inkomenseis en een partner- en vermogenstoets (exclusief eigen woning en pensioenvermogen). De OBR wordt uitgevoerd door de SVB.
Budgettaire ontwikkelingen
De gerealiseerde uitkeringslasten OBR komen nagenoeg overeen met de begrote uitgaven. De instroom viel lager uit, maar daar tegenover staat dat de gemiddelde uitkering iets hoger uitviel vanwege samensteleffecten. Het aantal personen met een OBR vanwege de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd (kortere duur OBR) viel lager uit, terwijl het aantal personen dat recht heeft vanaf 65 jaar (langere duur OBR) hoger uitviel.
Beleidsrelevante kerncijfers
De instroom in de OBR komt lager uit dan bij het opstellen van de begroting werd verwacht. Het aantal personen dat recht heeft op de OBR in verband met de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd (kortere duur OBR) viel lager uit. De instroom van personen die recht hebben vanaf 65 jaar (langere duur OBR) viel hoger uit.
Realisatie 2013 | Realisatie 2014 | Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Begroting 2017 | Verschil 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Instroom (x 1.000 uitkeringen) | 6,7 | 8,2 | 2,4 | 1,5 | 1,5 | 1,8 | – 0,3 |
A2. Algemene Ouderdomsverzekering (Caribisch Nederland)
Inwoners van Caribisch Nederland die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een ouderdomspensioen op grond van de AOV. Naast het ouderdomspensioen wordt op St. Eustatius en Saba een tegemoetkoming verstrekt die recht doet aan de prijsverschillen tussen de eilanden.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten AOV vallen lager uit dan geraamd. Dit komt onder andere door een gunstige koersontwikkeling van de euro ten opzichte van de dollar. Net als de andere uitkeringsregelingen op Caribisch Nederland wordt de AOV in dollars uitbetaald.
Beleidsrelevante kerncijfers
Het aantal personen met een AOV-uitkering is iets hoger dan geraamd ten tijde van het opstellen van de begroting.
Realisatie 2013 | Realisatie 2014 | Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Begroting 2017 | Verschil 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume AOV (x 1.000 personen, ultimo) | 4,0 | 3,9 | 4,1 | 4,1 | 4,2 | 4,1 | 0,1 |
A3. Algemene Ouderdomswet (AOW)
De AOW is een volksverzekering en heeft als doel het verschaffen van een basispensioen aan degenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De AOW wordt uitgevoerd door de SVB.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten AOW komen circa € 332 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 395 miljoen, in tabel 4.8.2 onderdeel van de post nominaal) is de realisatie circa € 63 miljoen lager dan begroot (0,18%).
Dit wordt voornamelijk verklaard doordat het aantal AOW’ers, de uitgaven aan de partnertoeslag, en het percentage alleenstaanden (die recht hebben op een hogere AOW-uitkering) lager uitviel dan waar bij het opstellen van de begroting vanuit is gegaan. Het lagere aantal AOW’ers hangt samen met hogere sterfte dan waar in de CBS-bevolkingsprognose vanuit werd gegaan.Tegelijkertijd viel de indexatie van de AOW hoger uit dan aanvankelijk geraamd. Per saldo zijn de neerwaartse factoren groter dan de opwaartse effecten.
Beleidsrelevante kerncijfers
Het aantal personen met een AOW-uitkering is lager uitgekomen dan geraamd ten tijde van het opstellen van de begroting. Het percentage personen met een onvolledige AOW-uitkering en het gemiddelde kortingspercentage voor personen met een onvolledige AOW-uitkering komen afgerond overeen met de toenmalige raming.
Realisatie 2013 | Realisatie 2014 | Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Begroting 2017 | Verschil 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde) | 3.172 | 3.259 | 3.329 | 3.364 | 3.387 | 3.390 | – 3 |
Personen met een onvolledige AOW-uitkering (% van totaal, ultimo) | 19 | 19 | 19 | 19 | 19 | 19 | 0 |
Gemiddeld kortingspercentage AOW-uitkering i.v.m. niet verzekerde jaren (%) | 47 | 46 | 47 | 46 | 46 | 46 | 0 |
Handhaving
De kerncijfers op het gebied van handhaving tonen een vergelijkbare ontwikkeling met voorgaande jaren.
Realisatie 2013 | Realisatie 2014 | Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | |
---|---|---|---|---|---|
Preventie1 | |||||
Gepercipieerde detectiekans (%) | –2 | 70 | 66 | 67 | 61 |
Kennis van de verplichtingen (%) | –2 | 89 | 87 | 88 | 84 |
Opsporing3 | |||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000) | 1,3 | 0,6 | 0,7 | 0,5 | 0,5 |
Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln) | 5,6 | 2,7 | 4,0 | 3,2 | 3,3 |
Terugvordering3 | |||||
Incassoratio 2013 (%) | 39 | 65 | 72 | 74 | 75 |
Incassoratio 2014 (%) | –4 | 21 | 43 | 51 | 54 |
Incassoratio 2015 (%) | –4 | –4 | 22 | 44 | 50 |
Incassoratio 2016 (%) | –4 | –4 | –4 | 23 | 48 |
Incassoratio 2017 (%) | –4 | –4 | –4 | –4 | 31 |
A4. Inkomensondersteuning AOW
In 2015 is een inkomensondersteuning voor AOW-gerechtigden geïntroduceerd die afhankelijk is van de opbouwjaren op grond van de AOW. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB en gefinancierd uit het Ouderdomsfonds.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten Inkomensondersteuning AOW komen ongeveer overeen met de geraamde uitgaven ten tijde van het opstellen van de begroting, ook als rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 2,8 miljoen, in tabel 4.8.2 onderdeel van de post nominaal).
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2013 | Realisatie 2014 | Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Begroting 2017 | Verschil 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume inkomensondersteuning AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde) | – | – | 3.329 | 3.364 | 3.387 | 3.390 | – 3 |
B. Opdrachten
Dit betreft uitgaven ten behoeve van extra communicatie over de verdere verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd. De financiële middelen zijn door middel van budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting toegevoegd aan artikel 8.
Aanvullende arbeidspensioenen
Aanvullend pensioen is een arbeidsvoorwaarde. Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de reikwijdte van pensioenregelingen. De overheid stelt regels om te bevorderen dat toezeggingen ook daadwerkelijk worden nagekomen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.
Beleidsrelevante kerncijfers
Als kerncijfers zijn het totaal aantal pensioenfondsen opgenomen en het aantal pensioenfondsen met een dekkingsgraad onder de 130%, alsmede de daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden. De maatstaf van 130% is gekozen omdat een dergelijke dekkingsgraad gemiddeld genomen toereikend is om de pensioenverplichtingen na te komen. Het aantal pensioenfondsen is tot en met 2016 afgenomen en is in 2017 constant gebleven. Het gaat hierbij vooral om de pensioenfondsen met een geringe omvang. Door schaalvergroting met andere pensioenfondsen kan beter worden voldaan aan de eisen die worden gesteld aan een verantwoord beheer. Het aandeel pensioenfondsen – ook in termen van daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden – met een dekkingsgraad lager dan 130% is vergelijkbaar met dat van voorafgaande jaren.
Realisatie 2013 | Realisatie 2014 | Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal aantal pensioenfondsen2 | 281 | 245 | 231 | 219 | 219 |
Aantal pensioenfondsen met dekkingsgraad ≤130% | 263 | 227 | 212 | 208 | 201 |
Aantal bij deze fondsen betrokken deelnemers (x 1.000) | 5.266 | 5.130 | 5.080 | 5.273 | 5.340 |
Aantal bij deze fondsen betrokken gepensioneerden (x 1.000) | 2.897 | 2.943 | 3.144 | 3.192 | 3.164 |