Indicator Private sector-ontwikkeling (PSD): Aantal banen ondersteund door PSD-programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie)
Ontwikkeling van bedrijfsleven in lage- en middeninkomenslanden is van belang om de grondoorzaken van armoede, migratie en klimaatverandering aan te pakken. Succesvolle bedrijfsontwikkeling resulteert in meer en betere banen. Op basis van internationale afspraken is de monitoring van werkgelegenheid gericht op het aantal gecreëerde of behouden «directe» banen in ondernemingen die worden ondersteund door programma’s voor private sector ontwikkeling. Dit zijn banen in ondernemingen die via programma’s voor bedrijfsontwikkeling worden ondersteund.
Doordat in de rapportageperiode meer programma’s op deze aggregeerbare resultaatindicator konden rapporteren werd de streefwaarde van 160.000 ruimschoots overtroffen met een realisatie van 217.000 ondersteunde banen. De lagere streefwaarde voor 2020 houdt rekening met een verwachte afname in de projectontwikkeling op het resultaatgebied van bedrijfsontwikkeling. Dit komt doordat verschillende programma’s voor bedrijfsontwikkeling ten einde lopen in de periode 2017–2020. Tevens zullen bepaalde programma’s voor bedrijfsontwikkeling, zoals het Nederlandse Centrum tot Bevordering van Import uit ontwikkelingslanden (CBI), naar aanleiding van externe evaluatie hun focus verschuiven naar kleinere MKB-ondernemingen en naar armere landen en fragiele staten. Hier zal de Nederlandse inzet op minder of kleinere ondernemingen worden ingezet. Daar staat tegenover dat het Dutch Good Growth Fund het aantal transacties met Nederlandse en lokale bedrijven in de komende jaren zal kunnen verhogen.
Indicator Private sector-ontwikkeling (PSD): Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening
Ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden is van belang om de grondoorzaken van armoede, migratie en klimaatverandering aan te pakken. Nederland steunt het opstarten en de groei van ondernemingen met advies en financiële middelen. De voortgang van deze bedrijfsontwikkeling wordt gemeten met het aantal plannen van bedrijven voor investering of handel in lage- en middeninkomenslanden die zijn ondersteund door Nederlandse programma’s voor private sector ontwikkeling.
Doordat meer programma’s in de rapportageperiode konden rapporteren op deze aggregeerbare resultaatindicator dan voorzien en programma’s zoals het Dutch Good Growth Fund hun investeringen in het midden- en kleinbedrijf konden vergroten, is het aantal gerealiseerde bedrijfsplannen voor investering of handel in de rapportageperiode twee keer zo hoog uitgevallen als de streefwaarde voor 2017 van 2.250. Van het totaal van de 5.576 gerealiseerde plannen voor investering of handel in lage- en middeninkomenslanden die werden ondersteund zijn er 769 van Nederlandse en 4.807 van lokale of andere ondernemingen.
Het aantal ontwikkelde projecten voor bedrijfsontwikkeling zal in de periode 2017–2020 afnemen. Dit komt vooral doordat programma’s in deze periode aflopen. Ook zijn er programma’s waarvan de projecten een langere doorlooptijd hebben, waardoor resultaten deels later gerealiseerd worden. Daarnaast zal het Nederlandse Centrum voor Bevordering van Import uit ontwikkelingslanden (CBI) zich naar aanleiding van externe evaluatie in 2016 meer richten op armere landen en fragiele staten. Dit zal naar verwachting in deze landen een kwaliteitsverbetering opleveren, omdat meer diepgaande en langlopende ondersteuning van de bedrijfsontwikkeling zal worden geboden. Dat betekent wel dat aan minder bedrijven ondersteuning kan worden verstrekt.
Indicator voedselzekerheid: Aantal mensen met verbeterde inname van voedsel
Nederland streeft ernaar om tussen nu en 2030 een einde te maken aan de ondervoeding van 32 miljoen mensen (met name kinderen). Elk jaar bereiken de voedingsprogramma’s gesteund door Nederland direct tientallen miljoenen volwassenen en kinderen. Uiteindelijk zullen die inspanningen (gericht op verbetering van voedselinname, toegang tot voedsel en de bestendigheid van de voedselvoorziening) een einde moeten maken aan ondervoeding. Om de voortgang te monitoren houdt Nederland het aantal mensen (met name kinderen) bij dat direct is behandeld voor (ernstige) ondervoeding, dan wel aanvullende voeding, extra vitamines en/of een ontwormingskuur heeft ontvangen. Als gevolg daarvan is de voedselinname van deze mensen verbeterd ten opzichte van gevallen waarin niet werd ingegrepen.
In de rapportageperiode werden 33,7 miljoen ondervoede mensen direct bereikt middels door Nederland gefinancierde en specifiek op voeding gerichte interventies. Bij 15,5 miljoen daarvan was het effect van de interventie zodanig dat er sprake was van een betere voedselinname ten opzichte van een denkbeeldige situatie zonder die interventie. Het betrof activiteiten zoals het toedienen van therapeutische voeding, verschaffen van voedingssupplementen, extra vitamines en mineralen en diversificatie van het voedselpakket. De overige groep werd met een ander type activiteiten bereikt, bijvoorbeeld met voorlichting, advies en aanbod van beter voedsel, waarbij niet zeker (maar ook niet uitgesloten) is of dit heeft geleid tot betere voedselinname.
De geschatte streefwaarde van 10 miljoen te bereiken mensen is aan de lage kant gebleken. Op dat moment hadden we nog weinig ervaring met grotere voedingsprogramma’s, zoals van UNICEF, en was nog onduidelijk in hoeverre die in staat zouden zijn om op te schalen. De streefwaarden voor 2018 en 2020 lijken realistisch aangezien er de komende jaren nog geïntensiveerd zal worden op het terrein van voeding.
Indicator voedselzekerheid: Aantal boeren met toegenomen productiviteit en inkomen
Nederland streeft ernaar om de productiviteit en/of de inkomsten van 8 miljoen boerenbedrijven in 2030 te hebben verdubbeld. Door Nederland gesteunde activiteiten gericht op groei binnen de landbouw bereiken elk jaar direct miljoenen boerenbedrijven. De geconsolideerde effecten van die steun (gericht op hogere productiviteit en inkomsten, markttoegang en de bestendigheid van het boerenbedrijf) moeten op termijn leiden tot een einde aan de rurale armoede.
Om de voortgang te monitoren houdt Nederland het aantal boeren bij dat hun productiviteit en/of inkomsten aantoonbaar heeft verbeterd als gevolg van ontvangen training, advies, technologie, financiële diensten, input, infrastructuur en organisatorische steun. In de rapportageperiode werden 7,4 miljoen kleinschalig producerende boer(inn)en direct bereikt middels door Nederland gefinancierde landbouwinterventies. Bij 1,95 miljoen daarvan was het effect van de interventie zodanig dat er sprake was van een toename van productiviteit en daaraan gerelateerd inkomen ten opzichte van een denkbeeldige situatie zonder die interventie. Het betrof bijvoorbeeld activiteiten gericht op het verschaffen van beter uitgangsmateriaal, landbewerking, bodembemesting, gewasbescherming en toegang tot markten. De overige groep werd op dezelfde manier bereikt, maar informatie over effecten op productiviteit en inkomen ontbreekt, zodat niet zeker is (maar ook niet uitgesloten) dat die daadwerkelijk zijn toegenomen.
De geschatte streefwaarde van 4,5 miljoen is aan de hoge kant gebleken. Dit komt doordat de mogelijkheden om daadwerkelijke stijging van productiviteit en inkomen aan te tonen te optimistisch zijn ingeschat. Het blijkt dat in veel gevallen wel aannemelijk is dat productiviteit en inkomen zullen zijn toegenomen, maar dat niet altijd studies of steekproeven voorhanden zijn om dat ook aan te tonen. Er zal de komende jaren nog meer nadruk worden gelegd op het beter in beeld brengen van deze effecten. De verwachting is dat daarmee streefwaarden voor 2018 en 2020 gerealiseerd kunnen worden.
Indicator voedselzekerheid: Aantal hectare landbouwgrond dat eco-efficiënter wordt gebruikt
Nederland is voornemens om tussen nu en 2030 7,5 miljoen hectare landbouwgrond te helpen converteren naar duurzaam gebruik. De geconsolideerde effecten van die steun, die zijn gericht op efficiënt gebruik van natuurlijke hulpbronnen, stroomgebied- en landschapsbeheer en agro-ecologische bestendigheid, moeten uiteindelijk leiden tot een transitie naar duurzaam landgebruik. Om de voortgang te monitoren houdt Nederland het aantal hectare landbouwgrond bij dat is bewerkt met methodes die de opbrengst per natuurlijke hulpbron (bijv. water, (kunst)mest, bodem) aantoonbaar vergroten.
In de rapportageperiode zijn 1,36 miljoen hectare land direct bereikt middels door Nederland gefinancierde landgebruiksinterventies. Bij 370.000 miljoen daarvan was het effect van de interventie zodanig dat er sprake was van een ecologisch duurzamer (eco-efficiënter) gebruik. Het betreft programma’s gericht op geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer, waterefficiëntie, erosiebestrijding en rehabilitatie van gedegradeerd land. Het overige areaal van ca. 1 miljoen hectare werd met dezelfde soort activiteiten bereikt, maar informatie over toepassing/effect ontbreken hier, zodat niet zeker is (maar ook niet uitgesloten) dat de ecologische duurzaamheid van het landgebruik daadwerkelijk is toegenomen.
De geschatte streefwaarde van 3 miljoen hectare is aan de hoge kant. Zowel het mogelijk te bereiken aantal hectare, als de mogelijkheden om daadwerkelijke toename van de ecologische duurzaamheid van het landgebruik aan te tonen zijn te optimistisch ingeschat. De aandacht zal uitgaan naar opschalen van het bereik en het beter in beeld brengen van de effecten daarvan. De (bijgestelde) verwachting is dat het eerste zal worden gerealiseerd. Echter, het vaststellen van daadwerkelijk toegenomen ecologische duurzaamheid is methodologisch lastig, onder meer omdat hierover in internationaal verband nog geen overeenstemming bestaat. De verwachting is daarom dat de streefwaardes voor 2018 en 2020 hooguit voor 50% zullen worden gerealiseerd.
Indicator water: Het aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron
Toegang tot veilig drinkwater is essentieel met het oog op gezondheid en heeft raakvlakken met onder andere onderwijs, gender en voeding. Het terugdringen van aan water gerelateerde ziekten draagt ook bij aan betere onderwijsparticipatie, productiviteit en afname van kosten voor gezondheidszorg.
Het aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron is één van de kernindicatoren voor de mate waarin door Nederland gefinancierde programma’s bijdragen aan het bereiken van dit resultaat. De indicator dekt niet alle aspecten, want bijv. duurzaamheid van de dienstverlening, waterkwaliteit en het terugdringen van ongelijkheid worden hier niet mee gemeten. Begin 2017 is de nieuwe water, sanitatie en hygiëne (WASH) strategie goedgekeurd voor de periode 2017–2030. Hierin is een langjarige doelstelling voor drinkwater opgenomen (30 miljoen mensen in de periode 2017–2030). Toegang tot lokale financiering is een belangrijke factor voor duurzame uitbreiding van dienstverlening. In bijvoorbeeld Kenia is met dat doel het opzetten van een financieringsmechanisme gestimuleerd dat geld uit lokale pensioenfondsen gaat mobiliseren.
Het aantal personen dat toegang kreeg tot een verbeterde waterbron is 2.504.187. Dit is ruim boven de streefwaarde van 1 miljoen personen. De streefwaarde was conservatief gesteld, omdat er gedurende 2016 gewerkt werd aan een nieuwe beleidsnotitie op het gebied van drinkwater, sanitatie en hygiëne. In afwachting van de nieuwe strategie zijn er geen grote nieuwe programma’s opgestart. De toerekening van met name IDA (WereldBank) bleek echter hoger uit te vallen dan gedacht. Gedurende 2018 zal het monitoringssysteem voor de nieuwe WASH strategie verder uitgewerkt worden.
Indicator water: Het aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden
Het aantal mensen met toegang tot een verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden is de andere kernindicator voor de mate waarin door Nederland gefinancierde programma’s bijdragen aan het bereiken van de resultaten van de WASH-strategie.
Het aantal personen dat toegang kreeg tot verbeterde sanitatie is 2.440.175 personen. Dit is ruim boven de doelstelling van 1,5 miljoen mensen. Deze doelstelling was conservatief gesteld, omdat er gedurende 2016 gewerkt werd aan een nieuwe beleidsnotitie op het gebied van drinkwater, sanitatie en hygiëne. In afwachting van de nieuwe strategie zijn er geen grote nieuwe programma’s opgestart. De toerekening van het met name het IDA (WereldBank) programma was echter hoger dan verwacht. Gedurende 2018 zal het monitoringssysteem voor de nieuwe WASH strategie verder uitgewerkt worden.
Indicator water: Het aantal mensen dat voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s
Waterschaarste, overstromingen en slechte waterkwaliteit bepalen in belangrijke mate sociale en economische ontwikkeling en kunnen een belangrijke factor zijn voor armoede en conflicten. Het verbeteren van de efficiëntie van het gebruik van water en het verbeteren van (grensoverschrijdend) waterbeheer zijn essentieel om de beperkte watervoorraden eerlijk te verdelen tussen verschillende gebruikers, sectoren en landen. Water is essentieel voor het menselijk leven, voedselproductie en energievoorziening. Meer waterzekerheid maakt mensen beter bestand tegen de gevolgen van klimaatverandering.
Ruim 2 miljard mensen wonen in gebieden met waterschaarste. 1,8 miljard mensen gebruiken een drinkwaterbron die vervuild is met faeces, waardoor ze risico lopen op infectieziekten (bron: WHO/UNICEF 2015). Naar schatting 90% van de natuurrampen is gerelateerd aan water (bron: UNISDR 2015). Als gevolg van klimaatverandering zullen in toenemende mate mensen wegtrekken uit droge gebieden.
Nederland geeft via een groot aantal partners steun aan verbeterd waterbeheer. Daarbij wordt gewerkt aan o.a. wetgeving, institutionele ontwikkeling en capaciteitsontwikkeling. Ook wordt steun verleend aan het opstellen en uitvoeren van plannen voor waterbeheer. Ruim 10,2 miljoen mensen in Azië en Afrika hebben direct baat gehad bij de door Nederland gefinancierde projecten voor verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s. Voorbeelden van activiteiten die werden uitgevoerd zijn bescherming tegen overstroming, bescherming tegen droogte door aanleg van irrigatie- en drainagesystemen en bescherming van het stroomgebied. Belangrijkste uitvoerders zijn de Wereldbank en de Asian Development Bank. Ook via de bilaterale programma’s in Bangladesh, Kenia en Mali is aan dit resultaat bijgedragen. Institutionele ondersteuning verliep via organisaties zoals het Global Water Partnership, Water Integrity Network en Watershed.
Het behaalde resultaat is ruim hoger dan de streefwaarde van 3 miljoen te bereiken mensen. Dit komt omdat de streefwaarde was gebaseerd op resultaten uit het verleden. Via een programma met de Asian Development Bank en het programma in Mali worden meer mensen bereikt dan van tevoren werd ingeschat. Het is te verwachten dat ook in 2018 en 2020 een hoger aantal mensen zal worden bereikt. Er zijn geen wijzigingen in beleid en uitvoering.
Indicator klimaat: Aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie
Bij de aanpak van klimaatverandering neemt de overgang van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energie een centrale plaats in. De voornaamste groei in energiegebruik en daaraan gerelateerde CO2-emissies vindt plaats in ontwikkelingslanden, waar nog steeds meer dan een miljard mensen geen elektriciteit heeft en 3 miljard mensen koken op (vervuilend) houtvuur, met grote gevolgen voor de volksgezondheid als ongewenst neveneffect. Toegang tot hernieuwbare energie is belangrijk voor welzijn, economische ontwikkeling en sociale vooruitgang. Nederland geeft daarom binnen het klimaatbeleid prioriteit aan investeringen in hernieuwbare energie in lage inkomenslanden.
Het doel is om tot 2030 in totaal 50 miljoen mensen toegang tot hernieuwbare energie te bieden. Nederland heeft in totaal 2,7 miljoen mensen toegang geboden tot hernieuwbare energie. Dit is hoger dan de streefwaarde van 2,3 miljoen mensen. Het totaal aantal mensen dat sinds 2015 is bereikt komt op 4,6 miljoen mensen.
Het kabinet investeerde in directe toegang tot hernieuwbare energie op huishoudniveau via Energising Development, het Afrika Biogas Programma, en het Access to Energy Fund van FMO. Nederland financierde programma’s van de Wereldbankgroep zoals Lighting Africa, Scaling Solar en Energy Sector Management Assistance Programme (ESMAP), die overheden van ontwikkelingslanden ondersteunen bij hun energiebeleidsontwikkeling en uitvoering. Het Lighting Africa-programma van IFC, dat landen helpt een markt te ontwikkelen voor zonnelampen en kleine zonne-energiesystemen, droeg voor het eerst bij aan de hernieuwbare energie resultaten van het Ministerie, waardoor de jaarresultaten hoger uitvallen dan de streefwaarde.
De resultaten geven geen aanleiding tot bijstellen van het beleid op hernieuwbare energie. Wel vraagt de 50 miljoen doelstelling om een sterke groei van de jaarlijkse resultaten. Om dit te bereiken zal het kabinet vaker gebruik gaan maken van zgn. «resultaatgerichte financiering» waarbij de hoogte van de bijdrage varieert met de omvang van de werkelijk behaalde resultaten.
Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal aantoonbare bijdragen door publieke instanties en bedrijven aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid
De Nederlandse inspanningen voor vrouwenrechten en gendergelijkheid zijn gericht op het tegengaan van geweld tegen vrouwen, het vergroten van de politieke deelname en leiderschap van vrouwen, het verbeteren van de economische positie van vrouwen en het vergroten van hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw. In totaal 103 verbeteringen in de randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid zijn gerealiseerd dankzij door Nederland gefinancierde programma’s. Hiermee is de streefwaarde van 100 behaald. Voor ieder van de Nederlandse doelstellingen wordt hieronder aangegeven wat het resultaat is geweest en worden enkele concrete voorbeelden gegeven.
Geweld tegen vrouwen en meisjes is een probleem dat op drie niveaus moet worden aangepakt: wetgeving en beleid, regelgeving en handhaving, en gemeenschappen en de samenleving als geheel waar normen en gebruiken dit sociale onrecht gedogen en in stand houden. Vrouwenorganisaties in Mozambique hebben de overheid gesteund bij het ontwikkelen van maatregelen om kindhuwelijken te voorkomen en discriminatoire bepalingen uit het familierecht te verwijderen. In Afghanistan, Ghana, Myanmar, Pakistan en Rwanda zijn vrouwenrechtenorganisaties bezig met bewustmaking, dienstverlening en lobby voor effectieve wetgeving. In Afghanistan, Ghana, Myanmar en Rwanda zijn vrouwenrechtenorganisaties bezig met bewustmaking, dienstverlening en lobby voor effectieve wetgeving. In Bolivia hebben maatschappelijke organisaties ervoor gezorgd dat gender-gerelateerd geweld strafbaar werd gesteld.
Politieke deelname en leiderschap van vrouwen vereisen een omgeving die vrouwen en mannen gelijke kansen biedt. Tijdens de rapportageperiode zijn 44 verbeteringen in de randvoorwaarden waargenomen, zoals bijvoorbeeld aanpassing van de lokale kieswet en de invoer van quotasystemen. In Myanmar hebben vier maatschappelijke organisaties voor het eerst progressieve vrouwelijke volksvertegenwoordigers betrokken bij discussies over de verantwoordelijkheid van de staat met betrekking tot vrouwenrechten. In Oost-Timor nam het aantal vrouwelijke kandidaten bij lokale verkiezingen met een factor twintig toe, dankzij veranderingen in de lokale kieswet. In Bangladesh werden vrouwelijke leiders van elf inheemse groepen samen met lokale politici en journalisten voorgelicht over bestuurssystemen, waardoor zij met meer kennis en zelfvertrouwen konden deelnemen aan politieke besluitvorming.
Het verbeteren van de economische positie van vrouwen vergt inzet op verschillende niveaus en in verschillende sectoren. van lokale overheden, publieke en private dienstverleners en van werkgevers is essentieel voor het scheppen van een omgeving waarin vrouwen een fatsoenlijk inkomen kunnen verdienen en hun economische potentieel kunnen waarmaken.De betrokkenheid van lokale overheden, publieke en private dienstverleners en werkgevers is essentieel voor het scheppen van een omgeving waarin vrouwen een fatsoenlijk inkomen kunnen verdienen en hun economische potentieel kunnen waarmaken. In Vietnam worden 5.000 vrouwelijke rijstboeren gesteund bij het verbeteren van de teelttechniek. In Bangladesh, Ghana en Rwanda worden vrouwelijke boeren ondersteund om groepen te vormen. Het programma ondersteunt hen bij het verkrijgen van landeigendomspapieren, bij het opzetten van marktverenigingen of de uitoefening van leiderschapstaken in de lokale gemeenschap. In samenwerking met de lokale overheid wordt gewerkt aan maatregelen die de last van onbetaalde zorgarbeid voor vrouwen helpen verlichten. In Vietnam steunt het programma 5.000 vrouwelijke rijstboeren bij het verbeteren van de teelttechniek. In Bangladesh, Pakistan, Ghana en Rwanda heeft FLOW zo'n 20.000 vrouwelijke boeren ondersteund om groepen te vormen. Het programma ondersteunt hen bij het verkrijgen van landeigendomspapieren, bij het opzetten van marktverenigingen of de uitoefening van leiderschapstaken in de lokale gemeenschap. In samenwerking met de lokale overheid wordt gewerkt aan maatregelen die de last van onbetaalde zorgarbeid voor vrouwen helpen verlichten.
Nederland droeg in de rapportageperiode bij aan het vergroten van de rol van vrouwen in conflictoplossing en wederopbouw door steun aan maatschappelijke organisaties die vrouwen stimuleert in hun lokale vredeswerk en deelname aan formele vredesonderhandelingen. In een trainingsprogramma in Afghanistan hebben 140 militaire en civiele vredeshandhavers geleerd om seksueel geweld te herkennen, het te helpen voorkomen en hulp te bieden aan de slachtoffers. Daarnaast heeft Nederland senior genderexperts gedetacheerd bij de VN-vredesmissies in de Democratische Republiek Congo en Mali om daarbij te dragen aan de ontwikkeling en uitvoering van training en analyses op het gebied van gender en militaire operaties. De VN-missie stelt vrouwen en vrouwennetwerken door middel van trainingen en workshops beter in staat om een actieve rol te spelen in het vredesproces.
Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid
Het gaat in dit kader om de capaciteit bij maatschappelijke organisaties voor het ondernemen van actie voor vrouwenrechten en gendergelijkheid, het boeken van concrete resultaten, het samenwerken met externe stakeholders, en het creëren van, en werken op grond van, een sterke identiteit. De organisaties beogen de politieke en economische zeggenschap van vrouwen te vergroten evenals hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw en geweld tegen vrouwen tegen te gaan. Mede dankzij door Nederland gefinancierde programma’s zijn 113 maatschappelijke organisaties versterkt in hun capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Hiermee is de streefwaarde van 50 ruimschoots behaald. Hieronder wordt aangegeven wat de resultaten waren en worden enkele concrete voorbeelden gegeven.
Op het gebied van vrouwenrechten bieden de meeste organisaties niet alleen opvang aan slachtoffers, maar werken ze ook samen met de zorgsector en politie om hun kennis en de kwaliteit van dienstverlening te verbeteren. Sommige geven voorlichting aan vrouwen over hun rechten, terwijl andere zich op mannen en jongens richten. Een project in Bolivia heeft kunstenaars uitgenodigd om door heel La Paz muurschilderingen te maken die geweld tegen vrouwen en meisjes veroordelen.
Politieke deelname en leiderschap van vrouwen vereisen een omgeving die vrouwen en mannen gelijke kansen biedt. 75 maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor de representatie van vrouwen in de lokale politiek werden door Nederland gesteund. Kandidaten zijn getraind in communicatieve vaardigheden en campagnestrategieën, met positieve resultaten in acht landen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Als gevolg daarvan is het aantal vrouwelijke kandidaten én het aantal gekozen vrouwen gestegen.
68 maatschappelijke organisaties (waarvan een aantal ook werkten op politieke deelname en leiderschap) werkten met Nederlandse steun op lokaal gebied aan het verbeteren van de economische positie van vrouwen, onder meer door te pleiten voor betere werkomstandigheden en toegang tot markten, door technologie en krediet te faciliteren en de vorming van verenigingen en coöperaties te steunen. Behalve technische steun geven zij vrouwen ook voorlichting over hun rechten en helpen ze hen bij het verkrijgen van markttoegang, training of krediet. Andere maatschappelijke organisaties werken samen met werkgevers uit de particuliere sector om de werkomstandigheden voor vrouwen te verbeteren, onder andere door ongewenste intimiteiten en geweld op de werkvloer te bestrijden. Behalve technische steun geven zij vrouwen ook voorlichting over hun rechten en helpen ze hen bij het verkrijgen van markttoegang, training of krediet. Andere maatschappelijke organisaties werken samen met werkgevers uit de particuliere sector om de werkomstandigheden voor vrouwen te verbeteren, onder andere door ongewenste intimiteiten en geweld op de werkvloer te bestrijden. In Vietnam steunt het programma 5.000 vrouwelijke rijstboeren bij het verbeteren van de teelttechniek. In Bangladesh, Pakistan, Ghana en Rwanda heeft FLOW zo'n 20.000 vrouwelijke boeren ondersteund om groepen te vormen. Het programma ondersteunt hen bij het verkrijgen van landeigendomspapieren, bij het opzetten van marktverenigingen of de uitoefening van leiderschapstaken in de lokale gemeenschap. In samenwerking met de lokale overheid wordt gewerkt aan maatregelen die de last van onbetaalde zorgarbeid voor vrouwen helpen verlichten.
Vier maatschappelijke organisaties droegen met Nederlandse steun het afgelopen rapportagejaar bij aan het vergoten van de rol van vrouwen in conflictoplossing en wederopbouw. Zo ondersteunt Nederland samen met UN Women het werk van het Yemeni Women’s Pact door het faciliteren van dialoog en gesprekken met de speciale gezant van de secretaris-generaal van de VN voor Jemen.
Indicator Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en HIV: Aantal vrouwen en meisjes dat toegang heeft tot moderne anticonceptie in 69 FamilyPlanning2020 focuslanden
Het aantal meisjes en vrouwen dat toegang heeft tot voorbehoedmiddelen, moderne anticonceptie, is één van de vier aandachtsgebieden van het Nederlandse SRGR beleid. Toegang tot en gebruik van moderne anticonceptie ondersteunt de seksuele en reproductieve gezondheid van mensen en stelt mensen beter in staat te bepalen wanneer en hoeveel kinderen zij willen krijgen. Deze indicator geeft de toename aan van het aantal mensen dat family-planning producten gebruikt. Om de toename van het aantal meisjes en vrouwen dat toegang heeft tot moderne anticonceptie te meten hanteert het ministerie de data van het internationale initiatief FamilyPlanning2020 (FP2020).
Het ministerie rapporteert over 2017 met gegevens over de financiële gegevens van 2015, omdat 2015 het laatste jaar is waarvan FP2020 het overzicht van de totale uitgaven beschikbaar heeft op moment van aanleveren. Deze financiële gegevens zijn nodig om te bepalen welk aandeel Nederland heeft in de resultaten van dit internationale initiatief. De Nederlandse bilaterale bijdrage aan FP2020 in 2015 was USD 165,8 miljoen. De totale uitgaven in 2015 bedroegen USD 2,623 miljard. De Nederlandse bijdrage komt hiermee uit op 6,32% van de totale uitgaven.
Volgens FP2020 gebruiken in 2017 309 miljoen vrouwen en meisjes moderne anticonceptie, een toename van EUR 38,8 miljoen ten opzichte van 2012. Op basis van de Nederlandse bijdrage van 6,32% is de Nederlandse bijdrage aan deze toename (38,8 miljoen x 6,32% =) EUR 2.420.560 miljoen. Dit ligt ca. 580.000 onder de streefwaarde van 3 miljoen voor 2017.
FP2020 rapporteert jaarlijks over de voortgang van doelstellingen op het gebied van Family-planning. Daarbij wordt de doelstelling van 120 miljoen extra meisjes en vrouwen met toegang tot moderne anticonceptie gehanteerd. De realisatie tot nu toe van EUR 38,8 miljoen blijft achter op de benodigde trend om de doelstelling te behalen. Redenen zijn een gebrek aan beschikbare financiële middelen en het ontbreken van adequate toeleveringskanalen. Door het achterblijven van de internationale FP2020 resultaten valt ook de Nederlandse bijdrage lager uit dan beoogd. Nederland neemt de FP2020 informatie en kennis mee in de dialoog met onder meer UNFPA en internationale NGO’s met als doel om tot extra inspanningen te komen om zodoende de internationale doelstelling van 120 miljoen wel te kunnen behalen.
Indicator Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en HIV: Tevredenheid van de SRGR-partners over de mate waarin barrières in SRGR voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen zijn afgenomen in hun focuslanden
Op het gebied van seksuele gezondheid en rechten is, vanuit het perspectief van universele mensenrechten, specifieke aandacht noodzakelijk voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen, zoals jongeren, kindbruiden, vrouwen die een abortus willen of hebben gehad, drugsgebruikers, sekswerkers en mannen die seks hebben met mannen. Het ontbreken van rechten en dienstverlening voor deze groepen heeft een onevenredig negatieve invloed op duurzame ontwikkelingsdoelstellingen ten aanzien van moedersterfte en HIV.
Om inzicht te krijgen in de mate waarin barrières voor de genoemde doelgroepen zijn weggenomen is in juli 2017 een online enquête ingevuld door de SRGR partnerschappen (Down to zero, Get up speak out, Health systems advocacy, Her choice, Jeune S3, More than brides, PITCH, Right here right now, Yes I do en Bridging the gaps II). De enquête is in 2017 voor het eerst afgenomen, en de resultaten dienen hierdoor te worden gezien als referentiewaarde. In de enquête werden vertegenwoordigers van de partnerschappen in de verschillende landen gevraagd in welke mate zij tevreden zijn over de afname van SRGR gerelateerde barrières in hun land (wet en regelgeving, beleid, toegang tot diensten, verantwoordingsmechanismen en ruimte voor maatschappelijke organisaties).
Uit de enquête blijkt dat respondenten in 34,6% van de landen tevreden zijn over de vooruitgang in hun focusland. Dit percentage ligt nog ruim onder de streefwaarde van 80% in 2020. Verklaringen voor het achterblijven van tevredenheid zijn: (1) het feit dat de partnerschappen in 2016 zijn gestart en slechts in beperkte mate een invloed hebben kunnen uitoefenen op de gesignaleerde barrières en (2) onvoldoende capaciteit (aantal mensen en kwaliteit) in de verschillende focuslanden om beleid ook daadwerkelijk te implementeren. Op basis van de knelpunten die in de enquête worden gesignaleerd, wordt in 2018 een dialoog gestart met de verschillende partnerorganisaties gericht op verdere vergroting van de effectiviteit van hun interventies. In augustus 2018 zal de enquête worden herhaald. Op basis van de geleerde lessen met de referentiewaarde wordt het instrument verder geoptimaliseerd voor het meten van de afname van barrières.
Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot rechtspraak via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslechten
Het ontbreken van formele of informele rechtssystemen waar burgers met hun grieven terecht kunnen werkt onveiligheid en conflict in de hand. Toegang tot effectieve en als legitiem ervaren rechtspleging maakt vreedzame oplossing van geschillen mogelijk en vermindert de kans dat conflicten op gewelddadige wijze geslecht worden. Rechtszekerheid bevordert het investeren in ontwikkeling en ondernemerschap. Een functionerende justitieketen en effectieve, voorspelbare en transparante justitiële organen zijn belangrijke voorwaarden voor duurzame rechtsorde. Om de legitimiteit van het rechtsstelsel in de ogen van de burger te versterken, moeten de wensen en noden van de burger een centrale plaats innemen. Een eerste belangrijke voorwaarde is dat burgers zich bewust zijn van hun rechten. Ook is in fragiele staten meer aandacht nodig voor de rol en het functioneren van non-statelijk recht. Een groot deel van de bevolking, vooral burgers die in afgelegen of rurale gebieden wonen, is daarvan afhankelijk. Voor legitieme stabiliteit is nodig dat zowel burgers als de overheid onderworpen zijn aan de wet, en dat de rechterlijke macht onafhankelijk is. Ook geschillen over de rechtmatigheid van de uitoefening van staatsmacht moeten langs de weg van het recht beslecht kunnen worden en machtige elites, private actoren en individuen dienen niet boven de wet te staan.
De indicator en gerelateerde streefwaarde gaat vooral over het actuele gebruik van juridische instellingen (formeel en informeel), maar hoeft niet te betekenen dat een zaak is uitgeprocedeerd. Om meegerekend te worden in deze indicator moet een juridische instelling wel aan bepaalde kwalitatieve voorwaarden voldoen die in de definitie van «juridische instellingen» is opgenomen. Het aantal mensen dat bereikt is, is drie keer zo hoog als de beoogde waarde, namelijk 147.000 t.o.v. 50.000. Toen de streefwaarde werd bepaald zijn niet alle bilaterale programma’s meegerekend, omdat soms te weinig gegevens beschikbaar waren. Dit verklaart het verschil tussen de realisatie en streefwaarde.
De resultaten komen voor een groot deel voort uit het UNDP Global Program on Security and Rule of Law, dat in meerdere landen wordt uitgevoerd. Andere substantiële bijdragen komen uit programma’s in Kenia, Mali en Oeganda. De programma’s zijn gericht op het verbeteren van de kwaliteit van de levens van mensen die gebruik maken van rechtssystemen, door ze concrete oplossingen te bieden voor hun dagelijkse conflicten en geschillen. Op die manier draagt toegang tot recht bij aan het tegengaan van conflict en bevordering van sociale cohesie. De streefwaarde van minimaal 50% vrouwen is niet behaald, want 56.000 bereikte vrouwen op een totaal van 147.000 personen is 38%. Inspanningen om meer vrouwen te bereiken zullen doorgaan, maar in veel fragiele staten blijft toegang tot recht voor vrouwen een uitdaging. Zelfs met positieve initiatieven zoals betere wetgeving en meer vrouwen in machtsposities (waaronder parlementariërs en rechters) kan het nog lang duren voordat vrouwen daadwerkelijk gelijke toegang hebben tot recht als mannen, vooral in fragiele staten.
Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal m2 land dat is ontmijnd
De door Nederland gesteunde inzet van ontmijningsorganisaties op het gebied van humanitaire ontmijning draagt direct bij aan het vergroten van de veiligheid van mensen («Human security») in fragiele staten. Het neemt fysieke risico’s voor de lokale bevolking van landmijnen en explosieve oorlogsresten weg. Daarnaast kunnen ontheemden dankzij het werk van ontmijningsorganisaties weer veilig terugkeren naar huis en krijgen organisaties die humanitaire hulp bieden of zich inzetten voor wederopbouw betere toegang tot de ontmijnde gebieden. Deze gebieden kunnen daardoor weer in gebruik worden genomen om te wonen en te werken.
Het totaal behaalde resultaat op deze indicator is 18 miljoen m2 en bestaat uit de gerapporteerde aantallen van NGO-partners en United Nations Mine Action Service (UNMAS). Dit resultaat overtreft ruimschoots de streefwaarde van 5 miljoen m2. De stijging van het resultaat ten opzichte van voorgaande jaren is m.n. te danken aan behaalde resultaten van UNMAS. Gedurende het vorige ontmijningsprogramma (2012–2016) was een daling in resultaten zichtbaar, veroorzaakt door verslechterde veiligheidssituaties in het werkgebied van partners.
De uitkomsten van de evaluatie van het vorige ontmijningsprogramma (2012–2016) waren zeer positief en geleerde lessen zijn meegenomen in de opzet van het huidige programma (2016–2020): meerjarige financiering, meer ruimte voor landenkeuze, middelen voor Emergency Response, intensivering dialoog tussen partners en ambassades, grotere genderfocus en sturing op sociaaleconomische impact.