Base description which applies to whole site

6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

De bedrijfsvoering, inclusief het financieel beheer binnen het Ministerie van OCW, is op orde. De financiële overzichten geven een getrouw beeld van de uitkomsten van de begrotingsuitvoering. Wat betreft de financiële rechtmatigheid en getrouwheid zijn zowel de fouten als de onzekerheden gedurende het jaar 2018 binnen de gestelde rapporteringstoleranties gebleven, met uitzondering van artikel 8. De overschrijding is hieronder toegelicht in paragraaf 1, onder Rechtmatigheid.

Paragraaf 1 – Rechtmatigheid, totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie, financieel en materieelbeheer en overige aspecten bedrijfsvoering

• Rechtmatigheid

De verantwoording in het departementale jaarverslag (DJV) is in overeenstemming met de begrotingswetten, de Europese regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en in ministeriële regelingen opgenomen bepalingen. Voor de bepaling van fouten en onzekerheden is de rijksbrede normering toegepast.

Rapporteren over onrechtmatigheden is verplicht als deze meer bedragen dan de betreffende tolerantiegrens. Bij het begrotingsartikel 8, Internationaal Beleid, bedraagt de tolerantiegrens voor fouten en onzekerheden € 1,3 miljoen. Bij dit artikel is in 2018 sprake geweest van een fout en een onzekerheid in de rechtmatigheid van de aangegane verplichtingen ter grootte van € 6,4 miljoen. Dit betreft 48,5% van het artikel. Deels is dit veroorzaakt doordat OCW onvoldoende waarborgen heeft getroffen om vooraf risico’s op staatssteun (onzekerheid € 2,8 miljoen) in de subsidiebeschikking aan Nuffic voor 2019 te ondervangen. Om dergelijke onzekerheden in het vervolg te voorkomen heeft OCW het subsidieproces als geheel aangepast en wordt vanaf 2019 bij alle verstrekte subsidies boven € 125.000 een voorafgaande staatssteunanalyse expliciet uitgevoerd. Daarnaast zijn bij dit artikel in 2018 al enkele verplichtingen (fout € 3,6 miljoen) voor 2019 aangegaan die niet in de 2e suppletoire begroting waren vermeld.

(1) Rapporterings-tolerantie

(2) Verantwoord bedrag in € (omvangsbasis)

(3) Rapporterings-tolerantie voor fouten en onzekerheden in €

(4) Bedrag aan fouten in €

(5) Bedrag aan onzekerheden in €

(6) Bedrag aan fouten en onzekerheden in €

(7) Percentage aan fouten en onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag = (6)/(2)*100%

Artikel 8 Internationaal beleid Verplichtingen

€ 13,2 mln.

€ 1,3 mln.

€ 3,6 mln.

€ 2,8 mln.

€ 6,4 mln.

48,5%

• Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

• Financieel en materieel beheer

De Algemene Rekenkamer (AR) constateerde in het verantwoordingsonderzoek over 2017 drie onvolkomenheden, te weten bij het Inkoop Uitvoeringscentrum Noord, Informatiebeveiliging DUO en voorschottenbeheer OCW. De status is als volgt:

–  Inkoop Uitvoeringscentrum Noord

De AR constateerde over 2016 al een onvolkomenheid op het gebied van inkoopbeheer. Ondanks verbeteringen kon in 2017 nog niet vastgesteld worden dat er bij het Inkoop Uitvoeringscentrum Noord (IUC-Noord) gewerkt wordt volgens de nieuwe procedures en dat de risico’s in het inkoopproces voldoende worden beperkt middels beheersmaatregelen. Ook ontbraken over 2017 nog een goed contractenregister, een adequate aanbestedingskalender en een uniform inkoopdossier.

Het IUC-Noord heeft in 2018 diverse verbeteringen gerealiseerd. De processen van het IUC-Noord zijn in 2018 gestandaardiseerd. De Auditdienst Rijk (ADR) heeft in 2018 een audit gedaan op bestaan en werking van de beheersmaatregelen in de nieuwe werkprocessen. Verder heeft IUC-Noord alle inkoopdossiers op volledigheid gecontroleerd en waar nodig aangevuld. In 2019 blijft het IUC-Noord zich inspannen om het aantal opmerkingen per dossier nog verder terug te brengen.

Het contractenregister is ingericht voor (vrijwel) alle via het IUC-Noord afgesloten contracten. Sommige afnemers gebruiken het register nu ook voor hun lokale contracten (verdere inrichting daarvan loopt). Bovendien is de aanbestedingskalender ingericht en in werking genomen. Het inkoopdossier is in opzet geüniformeerd.

Positionering IUC-Noord

Het IUC-Noord levert diensten aan diverse overheidsorganen, waaronder DUO. Het IUC-Noord is in 2019 onder aansturing van DUO gebracht. In 2018 is in opdracht van de Secretaris-Generaal (SG) een rapport uitgebracht waarin meerdere mogelijkheden voor de positionering van het IUC-Noord zijn verkend en uitgewerkt. Naar aanleiding van gesprekken met afnemers, medewerkers, bestuurders en andere stakeholders is door de SG in december 2018 besloten om het IUC-Noord binnen DUO te positioneren. Belangrijk argument is dat het opdelen en daarmee regionaliseren van het IUC-Noord leidt tot versplintering van het totale inkoopveld van OCW.

De onafhankelijkheid van het IUC-Noord bij de nieuwe positionering binnen één van haar afnemers wordt geborgd door de inrichting van een strategisch koersbepalend overleg waarin de directeuren van de opdrachtgevende Rijksorganisaties zitting nemen.

De Coördinerend directeur Inkoop (CDI) zal in 2019, zoals in het CPO-CDI stelsel is vastgelegd, er op toe zien dat de sturing op inkoop op een zodanige wijze is ingericht dat hiermee wordt voldaan aan rijksbrede en departementale kaders voor inkoop.

–  Informatiebeveiliging DUO

De Algemene Rekenkamer (AR) heeft over 2017 geconstateerd dat de onvolkomenheid op het gebied van Informatiebeveiliging bij DUO nog niet voldoende was verbeterd. Dit betrof met name het autorisatiebeheer en risico’s daarbij.

Er is in 2018 een compliance programma ingericht dat DUO in staat stelt verder in control te geraken, te blijven en te voldoen aan de geldende rijksbrede normenkaders.

Het meerjarige project Autorisatiebeheer is een onderdeel van het compliance programma. Vanuit het project is gewerkt aan de inrichting van gecentraliseerd en geautomatiseerd autorisatiebeheer, gebaseerd op het toekennen van autorisaties op basis van rollen. Vanwege de complexiteit, beschikbaarheid van specialistische kennis en aanbestedingsissues is het project ten opzichte van het projectplan met in ieder geval een half jaar vertraagd. In 2019 wordt verder gewerkt aan het project Autorisatiebeheer.

Om risico’s met betrekking tot ongeautoriseerde toegang te beperken worden uitgegeven autorisaties jaarlijks geëvalueerd. De jaarlijkse evaluatie van uitgegeven autorisaties is vanwege de vertraging en aanpassing van het project Autorisatiebeheer in 2018 conform het bestaande beleid in beperkte mate uitgevoerd. Additioneel is een Security Operations Center ingericht, dat zich actief richt op het continu monitoren van de beveiligingsstatus van DUO.

–  Voorschottenbeheer OCW

De Algemene Rekenkamer en de Auditdienst Rijk constateerden beide over 2017 dat er bij OCW onvoldoende waarborgen voor ordelijk voorschottenbeheer aanwezig waren. Er bestond onduidelijkheid over de taken en verantwoordelijkheden in het proces van verstrekken en afwikkelen van voorschotten. Ook het sturen op het beheer van de voorschotten, onder meer met cijfer- en ouderdomsanalyses, was gebrekkig. In 2018 zijn de aanbevelingen ter hand genomen. Zo is binnen het ministerie de informatievoorziening over de voorschotten verbeterd. Op basis daarvan zijn analyses uitgevoerd en zo nodig correcties in de openstaande voorschottenstand aangebracht. Tot slot zijn de taken en verantwoordelijkheden in het voorschottenbeheer verhelderd. In 2019 worden nog verbeteringen doorgevoerd om het voorschottenbeheer structureel op orde te krijgen.

• Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Na de 2e suppletoire begrotingswet in 2018 hebben nog enkele (beleidsmatige en technische) mutaties plaatsgevonden. Deze zijn toegelicht in de Slotwet 2018.

Paragraaf 2 – Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

• Beleid ten aanzien van misbruik en oneigenlijk gebruik

Externe risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik

Het Ministerie van OCW heeft als uitgangspunt regelgeving tot stand te brengen die zo min mogelijk gevoelig is voor fraude, misbruik of oneigenlijk gebruik. Jaarlijks worden de risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik geïnventariseerd. Waar nodig wordt het voorlichtings-, controle-, sanctie- of evaluatiebeleid aangescherpt, daarbij de wenselijkheid en doelmatigheid van deze middelen in ogenschouw nemend.

Risico’s bij het niet toepassen van beheersmaatregelen bij de lerarenbeurs

Met de lerarenbeurs kunnen leraren subsidie aanvragen voor studiekosten voor het volgen van een tweede bachelor-, deficiëntie-, of masteropleiding.

Controle over het jaar 2018 geeft aanleiding tot een evaluatie van de uitvoering van het M&O-beleid. Niet alle beheersmaatregelen bij deze regeling zijn naar behoren uitgevoerd met mogelijke gevolgen voor de rechtmatigheid. In 2019 zal bij de evaluatie van het uitvoeringsproces onder meer gekeken worden naar de beheersmaatregelen, waaronder de beoordeling van de informatie bij de aanvraag ten behoeve van het verlenen van de subsidie en de controle achteraf van onder meer de behaalde studiepunten.

Restrisico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik

In sommige gevallen zijn de getroffen beheersmaatregelen niet voldoende om misbruik en oneigenlijk gebruik geheel uit te sluiten, bijvoorbeeld wanneer de kosten van controles hoger zijn dan de baten of de wettelijke mogelijkheden begrensd zijn. Er is dan sprake van restrisico of «restant M&O». Dit is de gevoeligheid voor misbruik en oneigenlijk gebruik die (bewust) overblijft nadat alle adequate maatregelen ten aanzien van voorlichting, controle, sanctie en evaluatie zijn getroffen. Aan de volgende geldstromen met een restrisico groter dan € 1 miljoen kleven na inzet van deze instrumenten toch nog risico’s:

1. Gewichtenregeling Primair Onderwijs

Scholen met veel achterstandsleerlingen krijgen via de gewichtenregeling extra geld voor personeel en materieel. De bepaling van het leerlingengewicht is gebaseerd op de ouderverklaring over het (maximale) opleidingsniveau van de ouder(s). Het leerlingengewicht werkt ook door in de uitkering van de regeling vaststelling impulsgebieden. Met de gewichtenregeling, waaronder de regeling impulsgebieden, is in 2018 een bedrag gemoeid van € 286 miljoen.

Het gewicht kan worden gecontroleerd via de door de ouders ingevulde, in 2015 vereenvoudigde ouderverklaring. Door deze in 2015 gewijzigde verklaring neemt het risico van foutieve opgaaf (afwijkend van ingevulde formulieren) door de school af. Met dit formulier wordt echter niet ondervangen dat ouders een verkeerde opgaaf kunnen doen en een te laag opleidingsniveau aangeven. Het risico blijft bestaan dat scholen een volledig ingevulde ouderverklaring op een juiste wijze omzetten in een leerlingengewicht, maar dat de ouderverklaring niet op waarheid berust. Het valideren van de ouderverklaring met opleidingsdocumenten van ouders is niet mogelijk, aangezien de verklaring het niet of niet volledig gevolgd hebben van een opleiding betreft. Het niet of niet volledig gevolgd hebben van een opleiding zou in een aantal gevallen wel gecheckt kunnen worden op basis van centrale opleidingsregisters. Een dergelijke toets mag een school en het Ministerie van OCW echter niet uitvoeren vanwege privacywetgeving.

Inmiddels is voor de toekenning van de bekostiging ter bestrijding van onderwijsachterstanden aan basisscholen een nieuwe verdeelsystematiek ontwikkeld door het CBS, gebaseerd op een nieuwe indicator. Uitgangspunt van de nieuwe systematiek is te komen tot een verdeling van de middelen die beter aansluit bij de onderwijsachterstandenproblematiek op basisscholen dan de oude gewichtenregeling en de regeling vaststelling impulsgebieden. Daarnaast heeft de nieuwe systematiek tot doel om de foutgevoeligheid en de administratieve lasten van de tot nu toe geldende regelingen voor basisscholen op te heffen. De daarbij gebruikte indicator wordt door het CBS vastgesteld op basis van bij het CBS aanwezige registraties en niet langer op basis van door belanghebbenden (ouders) verstrekte opleidingsgegevens. Daarmee is er geen sprake van M&O-gevoeligheid.

De nieuwe indicator wordt vanaf 1 augustus 2019 toegepast. Wel is er een overgangsperiode van drie schooljaren (2019–2020 tot en met 2021–2022), waarbinnen het schoolgewicht op 1 oktober 2018 ook een rol speelt bij de vaststelling van het te ontvangen budget ter bestrijding van onderwijsachterstanden. In die periode is er dus nog sprake van een gedeeltelijke M&O-gevoeligheid.

Gedurende het hele jaar 2018 is alleen de oude gewichtenregeling (inclusief impulsregeling) van toepassing geweest. Net als in vorige jaren is het lastig in te schatten wat het restrisico is. Daarom wordt het totale bedrag aan gewichtenmiddelen van € 286 miljoen als restrisico aangemerkt.

2. Leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond

Niet-basisscholen in het primair onderwijs met leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond komen in aanmerking voor een aanvullende vergoeding. De uitgaven voor leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond bedragen in 2018 € 19,2 miljoen. De opgaven van de scholen worden gecontroleerd aan de hand van de door ouders of verzorgers getekende verklaringen of inschrijfformulieren. De inhoud van de verklaringen kan niet sluitend worden gecontroleerd.

Voor 2018 is het restrisico bij leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond derhalve € 19,2 miljoen.

3. Nederlands Onderwijs aan Anderstaligen

Voor kinderen met een niet-Nederlandse achtergrond, en niet afkomstig uit Suriname, de Nederlandse Antillen of Aruba, wordt bij de basisscholen in de materiële instandhouding een NOAT-bekostiging gegeven voor Nederlands Onderwijs aan Anderstaligen. De uitgaven voor leerlingen met een dergelijke achtergrond bedragen in 2018 € 4,6 miljoen. De opgave van de school wordt steekproefsgewijs gecontroleerd aan de hand van de door de ouders ingevulde ouderverklaringen. De ouderverklaringen kunnen niet op juistheid worden gecontroleerd.

Voor 2018 is het restrisico van de uitgaven aan Nederlands onderwijs aan anderstaligen daarmee € 4,6 miljoen.

4. Studiefinanciering uitwonenden

Op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) komt een deel van de studerenden in aanmerking voor een extra beurs wanneer ze uitwonend zijn. Dit geldt alleen voor de mbo-studenten en studenten hoger onderwijs die niet onder het studievoorschot vallen. De extra basisbeurs voor een uitwonende mbo student is € 2.243 per jaar. De totale uitgaven aan uitwonende beurzen bedroegen in 2018 € 275,3 miljoen (WSF 2000). De bijdrage die op grond van de WTOS (regeling VO18+) aan uitwonenden is verstrekt, bedroeg in 2018 € 5,7 miljoen.

Bij de vaststelling van de studiefinanciering wordt nu uitgegaan van het adres in de Basis Registratie Personen (BRP), maar niet alle studerenden wonen daadwerkelijk op het geregistreerde adres. Daarom worden fysieke controles op het opgegeven woonadres uitgevoerd, zodat het risico op misbruik van de uitwonendenbeurs wordt beperkt. Er zijn in 2018 ongeveer 1.500 controles uitgevoerd op basis van een risicoprofiel. In ongeveer 39% van de geselecteerde gevallen is vastgesteld (voor bezwaar en beroep) dat de studerende niet op het in de BRP geregistreerde adres woonachtig was. Studenten moeten de onterecht ontvangen studiefinanciering terugbetalen en krijgen een boete opgelegd.

Het bovenstaande betreft studerenden die in Nederland wonen. Bij studerenden in het buitenland wordt anders gecontroleerd. Er wordt gecontroleerd of de student aan de instelling in het buitenland is ingeschreven. Er wordt aangenomen dat hij in het buitenland woonachtig is. Omdat er geen adrescontrole plaatsvindt, is er voor studerenden in het buitenland een restrisico.

Als gevolg van de maatregelen van de afgelopen jaren om misbruik met de uitwonendenbeurs aan te pakken en als gevolg van het vervallen van het onderscheid tussen uit- en thuiswonenden in het studievoorschotstelsel, is dit misbruik substantieel afgenomen. Het restrisico wordt veroorzaakt door onjuiste inschrijvingen in het BRP en wordt niet aan OCW toegerekend. Er is dus sprake van een geïmporteerd risico. In 2017 is een a-selecte steekproef uitgevoerd onder mbo-studenten met een uitwonendenbeurs. Op basis van dit onderzoek wordt het restrisico in het mbo ingeschat op ongeveer € 4 miljoen. In totaal (mbo en ho) resteert in 2018 nog een restrisico van ongeveer € 5 miljoen, hetgeen ten opzichte van eind 2016 een daling betekent van ongeveer € 3 miljoen.

5. Aanvullende beurs

Studenten kunnen in aanmerking komen voor de aanvullende beurs. De hoogte van de beurs hangt mede af van het ouderlijk inkomen. Het ouderlijk inkomen kan niet in alle gevallen juist en volledig worden vastgesteld. In 2018 is in totaal € 808,3 miljoen aan aanvullende beurs verstrekt. Daarvan heeft € 28,8 miljoen betrekking op studenten met ouders in het buitenland.

Wanneer ouders in Nederland wonen, is het risico op misbruik beperkt. De Belastingdienst beheert het inkomensgegeven uit het basisregister inkomen. DUO is bevoegd deze inkomensgegevens van de Belastingdienst te gebruiken en is ook afhankelijk van deze gegevens. Er zijn 10.056 studenten met ouders in het buitenland en in deze gevallen vraagt DUO bewijsstukken van het buitenlands inkomen op. Gegevensuitwisseling met buitenlandse Belastingdiensten komt in beperkte mate tot stand.

DUO vraagt de bewijsstukken op maar de juistheid en volledigheid van het opgegeven buitenlands inkomen is niet volledig met zekerheid vast te stellen door DUO noch door de Belastingdienst, met uitzondering van de voormalige Nederlandse Antillen ad € 6,5 miljoen, waar dit wel mogelijk is. Hierdoor is sprake van restrisico bij studenten met een aanvullende beurs met ouders in het buitenland van € 22,3 miljoen.

6. Terugbetalen studieschulden

Van oud-studenten met een studieschuld is niet altijd een adres bekend, met name wanneer zij in het buitenland verblijven. Bij betalingsachterstanden zijn zij dan niet bereikbaar voor inningsactiviteiten. Daarnaast kunnen oud-studenten dan niet worden geïnformeerd over de draagkrachtregeling en worden zij geconfronteerd met extra invorderingskosten. Aanpalend risico is dat in het buitenland het inkomen van de debiteur en van een eventuele partner (voor zover relevant) niet in alle gevallen juist en volledig kan worden geverifieerd en moet worden volstaan met de klantopgave (inclusief bewijsstukken). Gegevensuitwisseling met het buitenland komt immers in beperkte mate tot stand. Ultimo 2018 ontbrak nog van circa 2,4% van de debiteuren een betrouwbaar adres (afgerond 20.000 van de circa 835.000 debiteuren). Eind 2015 waren dit er nog circa 30.000 (was 4% van het totaal aantal debiteuren).

• Grote, lopende ICT-projecten

Het Ministerie van OCW kent in 2018 vijf ICT-projecten groter dan € 5 miljoen (waarvan er in de loop van 2018 twee zijn afgerond): Doorontwikkelen Basisregistratie Onderwijs (BRON), ICT werkplekdienstverlening OCW, Implementatie Wet Beroep Leraar (voorheen: Krachtig Leraarschap en Lerarenregister), Programma Vernieuwing Studiefinanciering (afgerond in 2018) en Programma Dienstverlening Instellingen (PDI) (afgerond in 2018). Jaarlijks rapporteert het Ministerie van OCW over deze projecten conform het daarvoor afgesproken rapportagemodel aan BZK. Van alle projecten wordt de stand van zaken openbaar gemaakt via het Rijks ICT-dashboard www.rijksictdashboard.nl. Het gaat om informatie over onder andere het doel van het project, de geraamde kosten, de doorlooptijd en de uitgebrachte kwaliteitstoetsen. Minimaal één keer per jaar wordt het dashboard geactualiseerd. Raadpleging van het dashboard maakt het mogelijk in één oogopslag het verloop van kosten en doorlooptijd te zien. Ook maakt een grafiek de ramingen en de feitelijk gemaakte kosten zichtbaar. Verder is aangegeven aan welk beleidsterrein het project bijdraagt.

Voor alle projecten geldt dat CIO- en privacyfunctionarissen van de betreffende organisatie(onderdelen) adviseren over de risico’s voor de privacy en uitvoering. Door de advisering door CIO- en privacyfunctionarissen, maar ook door de inzet van instrumenten als «Gateway», BIT-toetsen en de OCW risicorapportage worden dergelijke risico’s tijdig in kaart gebracht en zijn deze continu onder de aandacht. Daartoe worden in de projecten zelf ook waarborgen ingebracht om risico’s voor de uitvoering te onderkennen. De functionarissen gegevensbescherming van het Ministerie van OCW zien toe op navolging van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Bij nieuwe wetgeving en grote ICT projecten heeft het opstellen van Privacy Impact Assessments een plaats gekregen. OCW voldoet aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming die op 25 mei 2018 formeel van toepassing is geworden. In 2019 zullen nog enkele verbeteringen plaatsvinden in het proces.

• Betaalgedrag

Tijdig betalen

Het streefcijfer voor tijdig betalen is 95 procent van alle facturen binnen 30 dagen na datum van ontvangst van de factuur. Het Ministerie van OCW voldoet al jarenlang aan de gestelde norm. Over 2018 is het percentage tijdig betalen bij het Ministerie van OCW uitgekomen op 96,6 procent.

E-factureren

Alle aanbestedende diensten in Europa zijn conform de EU-Richtlijn «Elektronische facturering bij overheidsopdrachten» uiterlijk per november 2018 verplicht om e-factureren te implementeren. Dit betekent dat deze diensten e-facturen van leveranciers moeten kunnen ontvangen en verwerken. De EU-richtlijn is in Nederland uitgewerkt in de Aanbestedingswet en het Aanbestedingsbesluit. Deze wijzigingen gaan in op 18 april 2019. Vooruitlopend op de EU Richtlijn, de Aanbestedingswet en het Aanbestedingsbesluit is op 16 juni 2016 door de Ministers van Economische Zaken en voor Wonen en Rijksdienst besloten en bekend gemaakt dat de rijksoverheid vanaf 1 januari 2017 bij nieuwe overeenkomsten voor de levering van producten, verrichting van diensten of voor de uitvoering van werken van leveranciers, een elektronische factuur eist. Dit ligt vast in het «Toepassingskader elektronisch factureren rijksoverheid». Tot nu toe werden leveranciers nog niet aangesproken op niet naleving van de plicht tot e-factureren. In 2018 zijn echter door de vijf bij het Financieel Diensten Centrum aangesloten departementen in projectvorm de nodige voorbereidingen getroffen om de naleving van de inkoopvoorwaarde e-factureren door leveranciers te stimuleren. De maatregelen starten in de loop van 2019.

• Audit Committee

In dit onderdeel wordt verslag gedaan van de activiteiten van het Audit Committee in het verslagjaar.

Volgens de Regeling Audit Committees van het Rijk adviseert het Audit Committee in elk geval over:

  • Het borgen van de kwaliteit van de bedrijfsvoering, inclusief de financiële vastlegging;

  • De regie op het auditbeleid;

  • Het risicomanagement en de uitkomsten daarvan.

De Secretaris-Generaal als voorzitter vormt samen met de leden van het MT-OCW en vier externe leden het Audit Committee. De directeur FEZ en de directeur Auditdienst Rijk nemen als adviseur ook deel aan de vergaderingen. Er is een open stoel voor de Algemene Rekenkamer en het secretariaat van het Audit Committee wordt door FEZ gevoerd.

Agendapunten van het afgelopen jaar waren:

  • Departementaal jaarverslag OCW;

  • Samenvattend auditrapport OCW van de Auditdienst Rijk;

  • Auditplan en -rapportage OCW van de Auditdienst Rijk;

  • Verantwoordingsonderzoek Algemene Rekenkamer;

  • Risicomanagement;

  • Reviewplan OCW van de Auditdienst Rijk;

  • Jaarwerkplan Inspectie van het Onderwijs, Onderwijsverslag en meerjarenplanning Inspectie van het Onderwijs.

In 2019 zal een evaluatie van het Audit Committee OCW plaatsvinden.

• Departementale checks and balances subsidieregelingen

Belangrijke gremia bij de totstandkoming van subsidieregelingen bij OCW zijn het Interdepartementaal Expertisecentrum subsidies (I-ECS) en het Expertisecentrum subsidies OCW (ECS OCW).

Het I-ECS is een periodiek overleg van de ministeries OCW en VWS over subsidieaangelegenheden waarin de disciplines juridische zaken, uitvoering en financiën en de Auditdienst Rijk (ADR) zijn vertegenwoordigd. In het I-ECS worden de harmonisatie van subsidieprocessen en algemene vraagstukken op het terrein van subsidies besproken. In het I-ECS is ook de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS opgesteld.

In het ECS OCW ondersteunen diverse disciplines de beleidsdirecties bij het maken van subsidieregelingen. Het ECS OCW heeft als doel de kwaliteit en de uitvoerbaarheid van subsidieregelingen te bevorderen. Een beschrijving van de stappen die gezet moeten worden bij het maken van een subsidieregeling staat in het OCW Draaiboek voor subsidieregelingen, waarbij ook rekening is gehouden met het Integraal Afwegings Kader. Bij de totstandkoming van een subsidieregeling voert de betrokken uitvoeringsorganisatie ook een uitvoeringstoets uit met een advies van de ADR.

OCW heeft als uitgangspunt regelgeving tot stand te brengen die zo min mogelijk gevoelig is voor fraude, misbruik of oneigenlijk gebruik. Jaarlijks worden voor alle geldstromen (dus ook voor subsidies) de risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik geïnventariseerd. De gevoeligheid voor misbruik en oneigenlijk gebruik die (bewust) overblijft nadat alle adequate maatregelen ten aanzien van voorlichting, controle, sanctie en evaluatie zijn getroffen, is toegelicht in deze bedrijfsvoeringsparagraaf.

• Normenkader financieel beheer zbo’s en rwt’s

OCW past in haar toezichtsrelaties met de zelfstandige bestuursorganen en rechtspersonen met een wettelijke taak het normenkader waar mogelijk toe. In bijlage 1 «Toezichtsrelaties en zelfstandige bestuursorganen en rechtspersonen met een wettelijke taak» wordt ingegaan op eventuele uitzonderingen.

Paragraaf 3 – Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

• Organisatieaanpassingen bij DUO

DUO bevindt zich momenteel in een transitie van een organisatie met een complex systeemlandschap naar een meer wendbare ICT-gedreven organisatie waarin onderhoud en vervanging structureel geborgd zijn. De transitie daarvan binnen DUO is nog volop bezig en een goede bemensing is daar cruciaal voor.

DUO maakt bij het ontwikkelen van ICT zowel gebruik van eigen personeel als ingehuurd personeel. Het is de ambitie van DUO om meer te werken met eigen personeel, zowel vanwege de lagere kosten als vanwege de noodzaak om langdurig te kunnen beschikken over vitale kennis.

Door het aantrekken van de ICT-markt blijkt het toch moeilijker dan gedacht om vast personeel te werven. Daarmee is er grote druk ontstaan op de stabiliteit van de taakuitvoering en heeft DUO een aantal belangrijke doelen niet kunnen realiseren, bijvoorbeeld bij de eindtoets PO. DUO is dan ook een campagne gestart om ICT-ers te werven met behulp van een website en door publiciteit te zoeken in diverse media. Parallel werkt DUO in het Rijks ICT Gilde samen met andere uitvoeringsorganisaties om het aantrekkelijk te maken voor ICT-ers aan de slag te gaan bij organisaties met een publieke taak. Het onvoldoende kunnen aantrekken van nieuw ICT personeel kan de continuïteit van de dienstverlening in gevaar brengen.

• Conversie naar nieuw Studiefinancieringssysteem DUO

De realisatie van een nieuw Studiefinancieringssysteem is in 2018 succesvol afgerond. Met het Programma Vernieuwing Studiefinanciering laat DUO zien dat het in staat was een ingewikkeld samenstel van verouderde systemen te vervangen door een nieuw systeem en een meer eigentijdse manier om klanten te bedienen.

• Financiering Kinderopvang DUO

In de loop van 2018 is, ondanks de (succesvolle) voorbereidende stappen die bij DUO waren gezet, het politieke besluit genomen om te stoppen met het wetstraject directe financiering Kinderopvang, waarbij DUO de uitvoering voor het Ministerie van SZW op zich zou nemen. Het hiermee verbonden programma bij DUO is daarna gestopt.

• Aanpassingen bedrijfsprocessen en departementsbrede analyse op sturingsrelaties

OCW heeft in 2018 een aantal van haar bedrijfsprocessen aangepast. Voor een belangrijk deel heeft dit te maken met het implementeren van wet- en regelgeving. Voorbeelden hiervan zijn de Algemene Verordening Gegevensbescherming en het invoeren van een ex-ante analyse op het verlenen van staatssteun. Deze analyse wordt aan het betreffende subsidiedossier toegevoegd.

Naar aanleiding van het onderzoek «sturing richting Nuffic bij OCW» dat de Auditdienst Rijk heeft uitgevoerd, is door een projectteam nader gekeken naar de subsidie- en sturingsrelatie met Nuffic. Hieruit kwam naar voren dat in de subsidierelatie het risico op staatssteun aanwezig is. Dit komt mede omdat OCW taken die Nuffic structureel uitvoert niet goed wettelijk heeft geborgd. Op basis hiervan melden we hierboven in paragraaf 1 «Rechtmatigheid» een overschrijding van de artikeltolerantie op artikel 8. Doelstelling van OCW is om de sturingsrelatie tussen OCW en Nuffic opnieuw vorm te geven aan de hand van het door de ADR geschetste handelingsperspectief.

In navolging van deze nadere analyse is in 2018 binnen het bestuursdepartement een traject in gang gezet waarbij wordt gekeken of de sturingsrelatie die OCW met andere partijen heeft, effectief is en past binnen de interne en externe kaders. In voorkomend geval zal de sturingsrelatie en de bijhorende wijze van financiering worden bijgesteld. Ook wordt bekeken hoe invulling kan worden gegeven aan aanbevelingen uit het interdepartementaal beleidsonderzoek «Subsidies». Dit traject loopt ook in 2019 en stelt OCW beter in staat effectief te sturen op het realiseren van haar beleidsdoelstellingen.

• Awareness datalekken OCW en DUO

Ook in 2018 is binnen OCW en bij DUO, veel aandacht besteed aan het veilig omgaan met persoonsgegevens en het melden van datalekken. Bewustwording blijft belangrijk om te voorkomen dat er datalekken ontstaan maar ook om te zorgen dat ze volgens de voorschriften tijdig worden gemeld als ze zijn opgetreden.

Het aantal datalekken bij OCW (exclusief DUO) is 12 geweest. Hiervan zijn er 3 bij de Autoriteit Persoonsgegevens gemeld.

DUO heeft eveneens veel aandacht besteed aan het veilig omgaan met persoonsgegevens en het melden van datalekken. Deze aandacht heeft geleid tot meer bewustwording binnen de organisatie. Er is sprake van een stijging van het aantal meldingen bij het meldpunt datalekken van DUO. In 2018 zijn binnen DUO in totaal 73 incidenten gemeld die zijn gekwalificeerd als datalek. Tien hiervan hebben uiteindelijk, volgens de voorschriften vanuit de Algemene Verordening Gegevensbescherming, tot een melding bij de Autoriteit Persoonsgegevens geleid. DUO heeft ook 22 incidenten gemeld bij het meldpunt datalekken van andere departementen voor wie DUO regelingen uitvoert.

De opgetreden datalekken hebben niet geleid tot openbaar worden van gegevens op internet door hackers. Ook in 2019 zal OCW stappen zetten om noodzakelijke verbetering door te voeren.

• Fiscaliteit

Het Ministerie van OCW heeft gedurende 2018 haar fiscale processen nagelopen en voor mogelijke risico’s beheersmaatregelen opgesteld in de vorm van een plan van aanpak. Deze met de Belastingdienst afgestemde aanpak, heeft in 2018 geleid tot verdergaande samenwerking en de ondertekening van het convenant Horizontaal Toezicht met de Belastingdienst. Het doel van de samenwerking is het continu verbeteren van de interne processen met als doel een optimale fiscale beheersing bij het Ministerie van OCW.

Licence