Base description which applies to whole site

10. SALDIBALANS

Tabel 1 Saldibalans per 31 december 2018 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) (bedragen x € 1.000)

Activa

 

Passiva

 

31-12-2018

31-12-2017

   

31-12-2018

31-12-2017

1. Uitgaven ten laste van de begroting

42.326.872

38.053.281

 

2. Ontvangsten ten gunste van de begroting

1.368.558

1.339.178

3. Liquide middelen

277

337

       

4. Rekening-courant RHB

     

4a. Rekening courant RHB

40.954.114

36.710.378

5. Rekening-courant RHB Begrotingsreserve

40.300

13.760

 

5a. Begrotingsreserves

40.300

13.760

6. Vorderingen buiten begrotingsverband

174

397

 

7. Schulden buiten begrotingsverband

4.651

4.459

Subtotaal intra-comptabel

42.367.623

38.067.775

 

Subtotaal intra-comptabel

42.367.623

38.067.775

Extra-comptabele posten

     

Extra-comptabele posten

   

9. Openstaande rechten

219.419

213.839

 

9a. Tegenrekening openstaande rechten

219.419

213.839

10. Vorderingen

29.962.993

28.283.095

 

10a. Tegenrekening vorderingen

29.962.993

28.283.095

11a. Tegenrekening Schulden

0

0

 

11. Schulden

0

0

12. Voorschotten

5.100.292

6.679.489

 

12a. Tegenrekening voorschotten

5.100.292

6.679.489

13a. Tegenrekening garantieverplichtingen

3.135.369

2.928.277

 

13. Garantieverplichtingen

3.135.369

2.928.277

14a. Tegenrekening andere verplichtingen

29.165.728

28.262.293

 

14. Andere verplichtingen

29.165.728

28.262.293

15. Deelnemingen

0

0

 

15a. Tegenrekening deelnemingen

0

0

Subtotaal extra-comptabel

67.583.801

66.366.993

 

Subtotaal extra-comptabel

67.583.801

66.366.993

Overall Totaal

109.951.424

104.434.768

 

Overall Totaal

109.951.424

104.434.768

Toelichting:

1. en 2. Uitgaven/ontvangsten 2018

De uitgaven over 2018 zijn uitgekomen op € 42.326.871.509,72 en de ontvangsten op € 1.368.557.566,91. In de departementale jaarrekening komen de uitgaven uit op € 42.326.880.000,00 en de ontvangsten op € 1.368.566.000,00. Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2018 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.

3. Liquide middelen

De post Liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift).

Tabel 2 Liquide middelen (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2018

Openstaand per

31-12-2017

Totaal Liquide middelen

277

337

4. Rekening-Courant RHB

Op de rekening-courant wordt de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën geadministreerd. Tevens worden door middel van deze administratie de begrotingsuitgaven en ontvangsten met het Ministerie van Financiën afgewikkeld.

5. Rekening-Courant RHB Begrotingsreserve

Een begrotingsreserve is een geoormerkte meerjarige budgettaire voorziening die door een ministerie op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën wordt aangehouden. Het gaat om een budgettaire voorziening of reserve binnen de Rijksbegroting. De reserve blijft meerjarig beschikbaar voor het doen van uitgaven in latere jaren. Voor de begrotingsreserve museaal aankoopfonds en de begrotingsreserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen en rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het Ministerie van Financiën wordt een rekening-courant aangehouden bij het Ministerie van Financiën.

Tabel 3 Rekening-Courant RHB Begrotingsreserve (bedragen x € 1.000)

Naam begrotingsreserve

Saldo 1-1-2018

Toevoeging Groen Onderwijs

Toevoegingen 2018

Onttrekkingen 2018

Saldo 31-12-2018

Verwijzing naar begrotingsartikel

Museaal aankoopfonds

4.679

 

25.068

0

29.747

14

Risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen

9.081

252

1.220

0

10.553

95

Totaal

13.760

252

26.288

0

40.300

 

Begrotingsreserve museaal aankoopfonds

In 1998 is het museaal aankoopfonds opgericht. Dit is een intra-comptabel fonds met het karakter van een interne reserverekening. Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor kunstaankopen voor latere jaren beschikbaar is.

In 2018 zijn er geen aankopen geweest.

Reserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen

In 2004 is de regeling Schatkistbankieren van kracht geworden. Instellingen kunnen bij het Ministerie van Financiën een schatkistlening aanvragen op basis van een strikte hypothecaire zekerheid of garantiestelling van de gemeenten. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) staat garant voor deze leningen. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,1 procent-punt per jaar gedurende de gehele looptijd van de schatkistlening. In verband met een herziening van de afspraken tussen de Ministeries van Financiën en OCW staat OCW vanaf 2012 tevens garant voor de rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het Ministerie van Financiën. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,25 procent-punt van het uitstaande saldo. Beide risicopremies worden gestort op een begrotingsreserve.

Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor eventuele tegenvallers voor latere jaren beschikbaar is. Dit is een intra-comptabele rekening met het karakter van een interne reserverekening.

6. Vorderingen buiten begrotingsverband

Tabel 4 vorderingen buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2018

Te verrekenen personeel en voormalig personeel

102

Dienst Uitvoering Onderwijs

0

Overig

72

Totaal

174

De post overig heeft betrekking op de te vorderen vennootschapsbelasting.

7. Schulden buiten begrotingsverband

Tabel 5 schulden buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2018

Codart

3.531

Overig

1.120

Totaal

4.651

De post Codart betreft een door het Waarborgfonds gestort bedrag als zekerheid voor de aan Codarts verstrekte lening. Bij de post overig gaat het om diverse posten als EU projecten (€ 0,3 miljoen), legaten (€ 0,1 miljoen), fondsen (€ 0,3 miljoen) en nog af te dragen BTW (€ 0,4 miljoen).

9. Openstaande rechten

Tabel 6 Openstaande rechten (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2018

Lesgelden

219.419

Totaal

219.419

Het betreft hier de lesgeldvorderingen DUO Groningen.

10. vorderingen

De stand van de debiteuren per 31-12-2018 wordt als volgt gespecificeerd naar beleidsartikel en overige onderdelen:

Tabel 7 Stand debiteuren (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2018

Openstaand per

31-12-2017

01

Primair onderwijs

12.852

3.070

03

Voortgezet onderwijs

1.224

1.081

04

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

2.862

4.179

06

Hoger beroepsonderwijs

10.427

9.650

07

Wetenschappelijk onderwijs

0

0

08

Internationaal beleid

17

127

09

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

6.588

4.723

11

Studiefinanciering

29.853.450

28.192.644

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

9.049

7.638

 

Lesgelden

   

14

Cultuur

64.184

56.585

15

Media

0

1.535

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

1.210

118

25

Emancipatie

305

305

95

Bestuursdepartement

825

1.440

Lening Bonaire

0

0

Totaal

29.962.993

28.283.095

De openstaande vorderingen van beleidsartikel 11 worden hieronder nader toegelicht.

De overige openstaande vorderingen (€ 109,5 miljoen) hebben onder meer betrekking op de afrekeningen van voorschotten. Deze vorderingen worden beschouwd als direct opeisbaar.

De openstaande vorderingen van beleidsartikel 11 kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Tabel 8 Specificatie debiteuren Studiefinanciering (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2018

Openstaand per

31-12-2017

Niet-relevante langlopende vorderingen

29.092.214

27.309.467

 

Leningen – hoofdsom

21.312.139

19.163.570

 

Prestatiebeursleningen – hoofdsom

7.780.075

8.145.897

     

Relevante langlopende vorderingen

633.160

745.084

 

Leningen – rente

568.418

664.887

 

Prestatiebeursleningen – rente

24.179

39.924

Overig

40.563

40.273

Relevante kortlopende

128.076

138.093

     

Totaal

29.853.450

28.192.644

Prestatiebeursleningen zijn leningen die in een gift worden omgezet als de debiteur heeft voldaan aan de eerstejaars prestatienorm of een diploma heeft behaald.

Bij de leningen en de prestatiebeursleningen is alleen de hoofdsom niet-relevant. De rente wordt als relevant beschouwd.

De relevante kortlopende vorderingen bestaan voornamelijk uit ten onrechte betaalde studiefinanciering en vorderingen wegens het onterecht bezit van reisrecht.

Tabel 9 Verloop van de vorderingen studiefinanciering (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31–12.2018

Openstaand per

31-12-2017

Openstaande bedragen per 01-01-2018

28.192.644

26.464.928

Mutatie bruto vorderingen

4.883.780

5.021.023

Omgezet in gift

– 2.255.641

– 2.135.633

Afgelost (ontvangen en verrekend)

– 847.248

– 826.868

Overige mutaties, w.o. buiten invordering en kwijtschelding

– 120.085

– 330.806

Totaal

29.853.450

28.192.644

De vorderingstand neemt toe doordat vorderingen worden uitbetaald of ingesteld.

De vorderingstand neemt af doordat er wordt afgelost, doordat prestatieleningen worden omgezet in gift, en omdat vorderingen onder voorwaarden mogen of moeten worden afgeboekt.

12. Voorschotten

De stand van de voorschotten per 31-12-2018 wordt als volgt naar beleidsartikel gespecificeerd:

Tabel 10 Voorschotten naar beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2018

Openstaand per

31-12-2017

01

Primair onderwijs

856.348

2.629.605

03

Voortgezet onderwijs

113.187

202.071

04

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

632.675

1.154.131

06

Hoger beroepsonderwijs

37.637

43.813

07

Wetenschappelijk onderwijs

25.880

47.753

08

Internationaal beleid

20.448

30.147

09

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

176.856

229.587

11

Studiefinanciering

1.760.012

916.041

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

   

13

Lesgelden

   

14

Cultuur

1.086.986

699.110

15

Media

10.286

7.168

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

360.161

698.486

25

Emancipatie

19.640

21.167

95

Bestuursdepartement

176

410

Totaal

5.100.292

6.679.489

Het bedrag aan openstaande voorschotten bij artikel 11 Studiefinanciering betreft de voorlopige vergoeding van contractkosten aan de OV-bedrijven. In 2018 heeft de betaling voor zowel 2018 als 2019, voor de optimalisatie van het kasritme van de Staat, plaatsgevonden. Dit verklaart de toename in het openstaande voorschot.

De stand van de voorschotten per 31-12-2018 wordt als volgt gespecificeerd naar vergoedingsjaar:

Tabel 11 Voorschotten naar vergoedingsjaar (bedragen x € 1.000)
 

Stand per

01-01-2018

Verstrekt 2018

Afgerekend 2018

Stand per

31-12-2018

2003

1.340

 

0

1.340

2004

8.336

 

0

8.336

2005

10.158

 

1.500

8.658

2006

40.522

 

2.500

38.022

2007

81.906

 

13.793

68.113

2008

93.534

 

28.540

64.994

2009

119.103

 

64.389

54.714

2010

117.654

 

59.515

58.139

2011

354.692

 

320.852

33.840

2012

447.778

 

419.526

28.252

2013

510.386

 

468.322

42.064

2014

551.301

 

469.162

82.139

2015

803.091

 

699.913

103.178

2016

1.585.784

 

1.393.446

192.338

2017

1.953.904

 

838.375

1.115.529

2018

 

3.209.250

8.614

3.200.636

Totaal

6.679.489

3.209.250

4.788.447

5.100.292

In de afgerekende voorschotten zijn correcties ter grootte van € 600,0 miljoen op voorschotten uit eerdere jaren verwerkt.

13. Garantieverplichtingen

In het verleden zijn instellingen zelfstandig op de kapitaalmarkt leningen aangegaan ter financiering van bouwinvesteringen, onder garantiestelling van het Rijk jegens de geldverschaffers voor de rente en aflossingsverplichtingen. De destijds vigerende garantieregelingen zijn inmiddels niet meer van kracht. Vanaf 2014 kunnen onderwijsinstellingen leningen afsluiten bij het Ministerie van Financiën in het kader van schatkistbankieren voor her- en nieuwbouw. Het bedrag van de garantie verplichtingen (nog openstaande rente en aflossingsverplichtingen op lopende leningen) is het theoretisch maximale risico dat het ministerie ultimo 2018 nog loopt in verband met garantiestellingen op bouwleningen en overige garantieleningen. In onderstaand overzicht zijn de openstaande garanties gespecificeerd opgenomen in vergelijking met ultimo 2017:

Tabel 12 Garantieverplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2018

Openstaand per

31-12-2017

Bouwleningen aan academische ziekenhuizen

163.921

176.631

Bouwleningen aan scholen en instellingen vo

0

0

Garanties Cultuur

753.098

718.275

Garantie Vervangingsfonds

23.000

23.000

Garantie Participatiefonds

7.000

7.000

Garanties Onderzoek en wetenschapsbeleid

23.330

24.264

Garanties Wetenschappelijk Onderwijs

254.483

264.757

Garanties Hoger beroepsonderwijs

766.468

744.058

Garanties Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

643.536

532.541

Garanties Voortgezet onderwijs

391.516

341.324

Garanties Primair onderwijs

109.017

96.427

Totaal

3.135.369

2.928.277

Voor de academische ziekenhuizen is sinds 1991 de garantieregeling niet meer van kracht, met uitzondering van enkele op dat moment in gang gezette bouwprojecten. Sinds 1996 zijn geen garanties meer verstrekt. Deze leningen hebben gemiddeld een looptijd van 40 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2035 volledig hebben plaatsgevonden.

De uitstaande garanties bij Cultuur bedragen € 753,1 miljoen. Hiervan is € 461,5 miljoen verstrekt door het Nationaal Restauratiefonds en € 288,1 miljoen betreft een garantie onder de indemniteitsregeling. Voorts is er garantie verleend ad € 3,5 miljoen betrekking hebbende op de door het Ministerie van Financiën verstrekte geldleningen aan Cultuurinstellingen.

De uitstaande garanties participatie- en vervangingsfonds zijn het gevolg van het bestuurlijk akkoord dat in 2003 met de fondsen is gesloten en houden verband met garantstelling in verband met het schatkistbankieren.

De uitstaande garantie bij Onderzoek en Wetenschapsbeleid bedraagt € 23,3 miljoen. Dit betreft de garantie voor een lening van Stichting Biomedical Primate Research Center (BPRC) bij de Bank Nederlandse Gemeenten.

De uitstaande garanties bij Beroepsonderwijs en Volwasseneneductie (€ 643,5 miljoen), het Hoger beroepsonderwijs (€ 766,5 miljoen), het Voortgezet onderwijs (€ 391,5 miljoen) het Wetenschappelijk Onderwijs (€ 254,5) en het Primair Onderwijs (€ 109,0 miljoen) hebben betrekking op de door het Ministerie van Financiën onder hypothecaire zekerheid of garantiestelling van de gemeenten verstrekte geldleningen aan onderwijsinstellingen en garantstellingen rekening courantlimieten.

De opbouw van de stand van de garantieverplichtingen kan als volgt worden weergegeven:

Tabel 13 Openstaande Garantieverplichtingen (bedragen x € 1.000)

Stand 1 januari 2018

2.928.277

Bij: Aangegane verplichtingen 2018

825.259

   

Af: Afgelopen garantie 2018

618.167

Af: Verrichte betalingen 2018

0

Af: Negatieve bijstellingen van aangegane garantieverplichtingen voor 2018

0

Stand 31 december 2018

3.135.369

14. Andere verplichtingen

De opbouw van de stand van de aangegane verplichtingen kan als volgt worden weergegeven:

Tabel 14 Andere verplichtingen (bedragen x € 1.000)

Stand 1 januari 2018

28.262.293

Bij: Groen Onderwijs

761.673

Aangegaan 2018

42.468.634

Af: Tot betaling gekomen in 2018

42.326.872

Stand 31 december 2018

29.165.728

De specificatie van de openstaande verplichtingen per beleidsartikel ultimo 2018 is hieronder opgenomen.

Tabel 15 Andere verplichtingen naar beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

01

Primair onderwijs

6.385.491

03

Voortgezet onderwijs

7.503.146

04

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

3.759.231

06

Hoger beroepsonderwijs

3.235.376

07

Wetenschappelijk onderwijs

4.893.098

08

Internationaal beleid

8.618

09

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

19.534

11

Studiefinanciering

0

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en

schoolkosten

0

13

Lesgelden

0

14

Cultuur

1.295.685

15

Media

905.223

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

1.124.913

25

Emancipatie

35.413

95

Bestuursdepartement

0

Totaal

29.165.728

Op artikel 16 Onderzoek en wetenschapsbeleid is in 2018 een aanvullende verplichting afgeboekt van € 266,0 miljoen. Deze verplichting was op de saldibalans opgenomen in verband met de administratieve verwerking van subsidieverplichtingen die de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) is aangegaan richting de kennisinstellingen. Deze aanvullende verplichting wordt nu afgeboekt gezien de herziene afspraak met het NWO. Als gevolg hiervan is er geen sprake meer van een aanvullende verplichting.

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Op 26 november 2014 is het Bestuursakkoord PO 2014–2020 met de PO-Raad afgesloten. Met dit akkoord komt er voor 2018 e.v. een additioneel bedrag van € 444,0 miljoen beschikbaar. Ultimo 2018 zijn de daarin afgesproken toevoegingen aan prestatiebox (€ 263,0 miljoen) en aan lumpsum (€ 142,0 miljoen) volledig als juridische verplichting vastgelegd. Van de voor 2019 afgesproken € 39,0 miljoen aan overige bestemmingen is ultimo 2018 € 6,0 miljoen vastgelegd als verplichting. De overige € 33,0 miljoen voor 2019 betreft derhalve een niet in de saldibalans opgenomen bestuurlijke verplichting.

Voor 2020 is van het afgesproken bedrag van € 444,0 miljoen circa € 439,8 miljoen nog niet juridisch verplicht en derhalve niet in de saldibalans opgenomen.

Op 7 februari 2018 is het «Bestuursakkoord MBO 2018–2022:Trots, vertrouwen en lef» met de MBO Raad afgesloten. Onderdeel van het Bestuursakkoord MBO is de tweede tranche van de regeling kwaliteitsafspraken mbo. Hiermee is een bedrag van in totaal € 1.671,0 miljoen bestuurlijk verplicht over de periode 2018 tot en met 2023. Van dit bedrag is ultimo 2018 nog geen juridische verplichting aangegaan voor de jaren 2018 tot en met 2023. Het gehele bedrag van € 1.671,0 miljoen is in het jaar 2018 bestuurlijk verplicht.

Op 9 april 2018 zijn de sectorakkoorden hoger beroepsonderwijs 2018 en wetenschappelijk onderwijs 2018 afgesloten met de Vereniging Hogescholen en de VSNU. Onderdeel van deze akkoorden zijn de kwaliteitsafspraken 2019–2024 «Investeren in Onderwijskwaliteit». Hiermee is een bedrag van in totaal € 2.314,0 miljoen (€ 1.436,0 miljoen voor het hbo en € 878,0 miljoen voor het wo) bestuurlijk verplicht voor de periode 2019–2024. Van dit bedrag is ultimo 2018 voor het jaar 2019 al een bedrag van € 188,0 miljoen (€ 117,0 miljoen hbo en € 71,0 miljoen wo) juridisch verplicht. Het resterende bedrag voor 2020 t/m 2024 van € 2.126,0 miljoen (€ 1.319,0 miljoen voor het hbo en € 807,0 miljoen voor het wo) is ultimo 2018 als bestuurlijk verplicht aan te merken.

Licence