Gemeenten, provincies en andere regionale openbare lichamen als bedoeld in de Wet op het BTW-compensatiefonds hebben de mogelijkheid om een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De btw speelt hierin geen rol.
Het Btw-compensatiefonds (BCF) is opgericht om een eind te maken aan de factor btw bij de afweging door decentrale overheden tussen het uitbesteden van werkzaamheden of het uitvoeren ervan door de eigen organisatie (inbesteden). De factor btw wordt weggenomen door het BCF waaruit decentrale overheden de betaalde btw kunnen terugvragen. De betaalde btw moet daarvoor aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet de btw betaald zijn over een niet-ondernemerstaak en mag geen sprake zijn van verstrekking aan een individuele derde. Voorbeelden van taken waarvoor gemeenten btw kunnen terugvragen zijn inzameling van huisvuil, onderhoud aan gebouwen, straatbeheer, schoonmaakactiviteiten, archivering, ingenieurswerkzaamheden en groenbeheer.
De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor en heeft een uitvoerende rol bij:
• verstrekken, verzamelen en controleren van de opgaafformulieren en het uitbetalen van de compensabele btw;
• beheer van het BCF.
In 2019 hebben zich qua beoogde resultaten geen bijzonderheden voorgedaan en de beleidsdoelen zijn bereikt zoals voorzien. Zoals ook in 2016 met een beleidsdoorlichting is geconcludeerd, worden de algemene en operationele doelstelling van het BCF behaald: door de invoering van het BCF speelt btw geen rol meer bij de afweging tussen in- of uitbesteden. Hierdoor ontstaat er een grotere vrijheid voor gemeenten en provincies in de keuze tussen in- en uitbesteden. Verder is geconcludeerd dat het plafond niet afdoet aan de effectiviteit van het BCF.
Compensatie
De Belastingdienst heeft als taak om opgaafformulieren te verstrekken en te verzamelen en de btw over niet-ondernemersactiviteiten te compenseren.
Controle- en toezichtsbeleid, uitvoering- en toezichtstrategie
Bij de uitvoering van de Wet op het Btw-compensatiefonds is een centrale rol toegekend aan de Belastingdienst. Dit vanwege de nauwe relatie tussen de heffing van de omzetbelasting op grond van de Wet op de Omzetbelasting en de compensatie van de omzetbelasting op grond van het BCF. Uit oogpunt van eenvoud en doelmatigheid is ervoor gekozen de Wet op het Btw-compensatiefonds in belangrijke mate te laten aansluiten bij het systeem van heffing van omzetbelasting in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). Dit betekent onder meer dat de controle van het BCF deel uitmaakt van de reguliere controle van de aangiften omzetbelasting bij gemeenten en provincies. De handelwijze van de Belastingdienst met betrekking tot de opgaven voor het BCF is, gezien de nauwe relatie met het systeem van heffing van omzetbelasting, hetzelfde als bij de aangifte omzetbelasting. Dit betekent de mogelijkheid van controle achteraf gedurende een periode van vijf jaar. Inherent aan het systeem van heffing van omzetbelasting (voldoening op de aangifte met slechts beperkte informatie) is dat de controle op de juistheid van de ingediende aangiften achteraf en op basis van risicoafweging plaatsvindt. Dit is ook het geval bij het BCF. Slechts in uitzonderingsgevallen vormt de aangifte omzetbelasting zelf aanleiding tot het instellen van een boekenonderzoek. Deze werkwijze betekent dat de Belastingdienst niet per uitkeringsjaar vaststelt in welke mate de uitbetaalde bedragen rechtmatig zijn geweest. Als onderdeel van de uitvoering- en toezichtsstrategie beoordeelt de Belastingdienst op welke aspecten gemeenten en provincies voor nadere toezichtactiviteiten in aanmerking komen. Dit kan bijvoorbeeld van toepassing zijn als blijkt dat opgaven voor het BCF sterk afwijken van het historische patroon.
De algemene beleidsdoelstelling van de Belastingdienst is het onderhouden en versterken van de compliance bij belastingplichtigen. Hierbij maakt de Belastingdienst gebruik van de mogelijkheden die klantbehandeling in de actualiteit biedt. Een gemeente of provincie werkt daarbij zichtbaar aan het onderhouden en versterken van de fiscale beheersing, met als doel het opstellen en indienen van aanvaardbare belastingaangiften en opgaven voor het BCF. De Belastingdienst bespreekt met de gemeenten en provincies hoe zij hun verantwoordelijkheid nemen voor naleving van fiscale wet- en regelgeving en hoe zij zorgdragen voor volledige en juiste aangiften en opgaven. Daarbij krijgt de Belastingdienst zicht op hoe de gemeenten en provincies omgaan met fiscaliteit en of de randvoorwaarden voor een adequate beheersing daarvan zijn ingevuld. De gemeenten en provincies beoordelen vervolgens zelf de opzet, het bestaan en de werking van de interne beheersing van de (fiscaal relevante) bedrijfsprocessen. De resultaten daarvan delen zij met de Belastingdienst. Met deze informatie bepaalt de Belastingdienst in welke mate gesteund kan worden op de interne beheersing en in hoeverre aanvullende eigen werkzaamheden noodzakelijk zijn.
Op 1 januari 2014 waren er 403 gemeenten. Het toezicht BCF richt zich zowel op bestaande als reeds opgeheven gemeenten. Op 1 januari 2019 zijn er nog 355 gemeenten over en daarnaast de 12 provincies. Eind 2019 is 97% van de 355 gemeenten beoordeeld op de mogelijkheid voor klantbehandeling in de actualiteit. De Belastingdienst heeft met ongeveer de helft van de gemeenten en provincies een individueel toezichtconvenant gesloten.
Wanneer daar aanleiding voor is kunnen ook boekenonderzoeken worden ingezet. Dit kunnen volledige boekenonderzoeken zijn, waarvan het BCF deel uitmaakt, of deelonderzoeken die specifiek zijn gericht op de juistheid van de opgaven BCF van gemeenten en provincies.
In 2019 zijn bij 14 gemeenten specifieke boekenonderzoeken voor het BCF uitgevoerd. Deze onderzoeken hebben per saldo geleid tot een totaal correctiebedrag van € 2.464.289, wat neerkomt op een gemiddelde controleopbrengst van € 176.021.
Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Streefwaarde 2019 | Realisatie 2019 | |
Percentage gemeenten en provincies waarvan klantbehandeling in de actualiteit beoordeeld is1 | n.v.t. | 90,5% | 95,2% | 96,4% | 95% | 97,3% |
Bron: Belastingdienst/directie Grote Ondernemingen.
De term klantbehandeling in de actualiteit vervangt de term horizontaal toezicht uit het vorige jaarverslag. De definities zijn uitwisselbaar, d.w.z. dat de achterliggende metingen niet zijn aangepast. Het streven is met gemeenten en provincies waar mogelijk in de actualiteit te werken. Voor gemeenten en provincies die hiervoor in aanmerking komen, biedt horizontaal toezicht doorgaans de beste mogelijkheden om in de actualiteit te werken.
Toelichting
Percentage gemeenten en provincies waarvan klantbehandeling in de actualiteit beoordeeld is
Eind 2019 is de beoordeling voor ruim 97% van alle gemeenten en provincies uitgevoerd. Dit betreft cumulatieve stand per jaareinde 2019. Niet alle beoordelingen hebben in 2019 plaatsgevonden.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 2.870.250 | 3.003.566 | 3.029.706 | 3.286.561 | 3.422.490 | 3.225.010 | 197.480 |
Uitgaven | 2.870.250 | 3.003.566 | 3.029.706 | 3.286.561 | 3.422.490 | 3.225.010 | 197.480 |
Bijdragen aan medeoverheden | 2.870.250 | 3.003.566 | 3.029.706 | 3.286.561 | 3.422.490 | 3.225.010 | 197.480 |
waarvan bijdragen aan gemeenten en kaderwetgebieden | 2.546.903 | 2.618.435 | 2.630.051 | 2.881.223 | 2.955.990 | 2.821.355 | 134.635 |
waarvan bijdragen aan provincies | 323.347 | 385.131 | 399.655 | 405.338 | 466.500 | 403.655 | 62.845 |
Ontvangsten | 2.870.250 | 3.003.566 | 3.029.706 | 3.286.561 | 3.422.490 | 3.225.010 | 197.480 |
Verplichtingen en Uitgaven
Gemeenten declareren in absolute zin meer btw bij het BCF dan provincies. Ten opzichte van de totale uitgaven van gemeenten en provincies declareren provincies meer bij het BCF. De provincies zijn vooral actief op het gebied van verkeer en vervoer, een uitgavencategorie die veelal voor compensatie van btw in aanmerking komt. Dit is een mogelijke verklaring voor het feit dat provincies in vergelijking tot gemeenten een relatief groot beroep doen op het BCF.
Ontvangsten
De ontvangsten zijn gelijk aan de uitgaven omdat de terugbetaalde btw-bedragen tevens belastinginkomsten zijn.
Plafond
Realisatie 2019 | Vastgestelde begroting 2019 | Verschil 2019 | |
Plafond | 3.552.671 | 3.569.421 | ‒ 16.750 |
Waarvan stand Miljoenennota 2019 | 3.569.421 | 3.410.791 | |
Waarvan overheveling i.v.m. taakmutaties | 38,019 | ||
Waarvan accres | ‒ 54.769 | ||
Uitgaven | 3.422.490 | 3.225.010 | 197.480 |
Waarvan gemeenten | 2.955.990 | 2.821.355 | 134.635 |
Waarvan Provincies | 466.500 | 403.655 | 62.845 |
Ruimte onder plafond | 130.181 | 344.411 | ‒ 214.230 |
Waarvan gemeenten | 112.437 | 301.303 | ‒ 188.866 |
Waarvan Provincies | 17.744 | 43.108 | ‒ 25.364 |
Het plafond op het BCF is gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het Gemeentefonds en Provinciefonds. Het plafond wordt tevens aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het Gemeentefonds en Provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het Gemeentefonds en Provinciefonds. De toevoeging of uitname moet worden verdeeld over gemeenten en provincies. Er is tussen decentrale overheden en het Rijk afgesproken dit te doen op basis van de verhouding van wat de gezamenlijke gemeenten en provincies in het afgelopen jaar ook daadwerkelijk hebben ontvangen uit het BCF73.
Aan de hand van de realisatiecijfers wordt in het Financieel Jaarverslag Rijk de definitieve ruimte onder het BCF-plafond bepaald. Het verschil tussen de voorlopige afrekening die bij Miljoenennota 2020 heeft plaatsgevonden (€ 91,9 mln.) en de definitieve ruimte onder het plafond (€ 130,2 mln.), wordt bij Voorjaarsnota verrekend met het Gemeentefonds en Provinciefonds.
In de volgende tabel worden de openstaande voorschotten weergegeven. Er zijn in 2019 meer nieuwe voorschotten verstrekt dan afgerekend. Het openstaande saldo aan voorschotten is daarom gestegen in 2019.
Saldo per 1 januari 2019 | 133.736.532 |
Bedrag nieuwe voorschotten 2019 | 195.604.504 |
Bedrag afgerekende voorschotten 2019 | 178.266.822 |
Saldo per 31 december 2019 | 151.074.214 |