Base description which applies to whole site

5.3 Artikel 7: Apparaat

Personele en materiële uitgaven Dit artikel betreft de apparaatsuitgaven van zowel het postennetwerk in het buitenland als het departement in Den Haag, exclusief de personele uitgaven voor de politieke leiding en attachés van andere ministeries. Het omvat de verplichtingen voor en uitgaven aan het ambtelijke personeel, de overige personele uitgaven en het materieel.

Personeel De personele uitgaven vallen uiteen in de volgende categorieën: (1) Uitgaven voor het ambtelijke personeel werkzaam op het ministerie in Den Haag. Dit betreft de algemene ambtelijke leiding van het departement - met uitzondering van de secretaris-generaal, plaatsvervangend secretaris-generaal en directeuren-generaal - de beleidsdirecties en de ondersteunende diensten. (2) Uitgaven voor het uitgezonden personeel op de ambassades zoals salariskosten, vergoedingen en de kosten voor dienstreizen. (3) Uitgaven voor het lokaal aangenomen personeel op de ambassades.

Materieel De materiële uitgaven hebben betrekking op de uitgaven voor de exploitatie van en investeringen in het departement in Den Haag en de vertegenwoordigingen in het buitenland. Hieronder vallen onder andere de verplichtingen en uitgaven voor (1) huisvesting zoals huur van kanselarijen, residenties, personeelswoningen en het kantoor in Den Haag, klein onderhoud en bouwkundige projecten, (2) beveiligingsmaatregelen, (3) ICT uitgaven zoals automatisering en communicatiemiddelen en (4) bedrijfsvoeringsuitgaven. Specifiek wordt van de materiële uitgaven aangegeven welk deel hiervan betrekking heeft op ICT uitgaven en hoeveel van de uitgaven via een Rijksbrede shared serviceorganisatie (SSO) worden verricht.

Tabel 12 Apparaatsuitgaven Kerndepartement Budgettaire gevolgen (bedragen x € 1.000)
  

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Vastgestelde begroting 2023

Verschil 2023

 

Verplichtingen

805 205

806 524

822 922

951 345

1 067 724

921 949

145 775

         
 

Uitgaven

805 205

806 524

822 922

943 636

1 013 749

921 949

91 800

         

7.1.1

Personele uitgaven

507 727

535 552

543 541

610 262

679 695

617 182

62 513

 

Eigen personeel

435 712

447 903

450 293

484 660

532 189

605 182

‒ 72 993

 

Inhuur extern

31 991

27 207

32 390

43 920

47 576

12 000

35 576

 

Overige personeel

40 024

60 442

60 858

81 682

99 930

0

99 930

         

7.1.2

Materiele uitgaven

275 961

270 972

271 769

332 695

334 054

304 767

29 287

 

ICT

52 031

54 751

50 749

65 782

64 832

67 711

‒ 2 879

 

Bijdragen aan SSO's

64 972

53 144

49 699

53 591

74 942

49 347

25 595

 

Overige materieel

158 958

163 077

171 321

213 322

194 280

187 709

6 571

         

7.2

Koersverschillen

21 517

0

7 612

679

0

0

0

         
         
 

Ontvangsten

68 993

54 434

56 147

28 682

59 214

31 671

27 543

         

7.10

Diverse ontvangsten

68 993

41 696

56 147

28 682

46 536

31 671

14 865

         

7.11

Koersverschillen

0

12 738

0

0

12 678

0

12 678

VerplichtingenVoor de verantwoording van de verplichtingen voor de apparaatsuitgaven werd door het ministerie van Buitenlandse Zaken in voorgaande jaren art. 2.14, lid 3 van de Comptabiliteitswet 2016 (de zg. 'V=K methode') toegepast, echter niet in alle gevallen juist. In de praktijk betekende deze methode dat de totale aangegane verplichtingen binnen dit artikel, voor één specifiek jaar overeenkwamen met de totale kasuitgaven voor dat jaar. Deze verplichtingenstand was niet gelijk aan de verplichtingenstand in de administratie. Doordat verplichtingen op artikel 7 (apparaat) in voorgaande jaren gedeeltelijk ten onrechte extracomptabel in de jaarrekening gelijk gesteld zijn aan de kasuitgaven worden bij het verantwoorden van de verplichtingen voor artikel 7, vanaf dit jaarverslag, de verplichtingen gelijk gesteld aan de verplichtingenstand in de administratie.

In de Decemberbrief is aangegeven dat de verplichtingen in 2023 iets hoger uitvallen dan verwacht. De stijging zit onder meer in hogere verplichtingen voor de ICT activiteiten. Verder zijn er verplichtingen aangegaan voor crisissituaties die nog niet eerder bekend waren. Daarnaast zijn er nog meerjarige contracten afgesloten voor de reiskostenvergoedingen.

UitgavenPersonele uitgaven:

  • Zoals toegelicht in de eerste suppletoire begroting, stijgen de personele uitgaven voor zowel het personeel in Nederland als op de posten. Deze meerjarige stijging is hoofdzakelijk gefinancierd met de coalitieakkoord middelen en komt door de intensiveringen en de loon-, prijs- en koersontwikkeling. Verder worden de uitgaven m.b.t. de loon- en prijsontwikkeling gefinancierd vanuit de voorziening binnen de HGIS. Een deel van de personele groei is ook gefinancierd met een begrotingsoverboeking vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor functies bij de Hoofddirectie Consulaire- en Visumzaken (HDCV).

  • De uitgaven voor externe inhuur zijn gestegen vanwege o.a. inhuur op formatie, oftewel reguliere functies die om uiteenlopende redenen tijdelijk extern moeten worden ingevuld. Dit is toegelicht in de Decemberbrief. Bij de opmaak van de Decemberbrief is er onvoldoende rekening gehouden met de externe inhuur voor ICT- en consulaire zaken.

  • De uitgaven voor het overige personeel werden in het verleden niet geraamd in de Ontwerpbegroting, maar achteraf vastgesteld op basis van de daadwerkelijk gerealiseerde uitgaven. Dit verklaart de mutatie en kent meerdere redenen. Het overige personeel betreft geen homogene uitgaven, maar bevat uitgaven met betrekking tot o.a. de reiskosten buitenland, verhuizingen, onderwijskosten voor de kinderen van het uitgezonden personeel, reiskosten evacuaties en detacheringen. De diversiteit en het vaak incidentele karakter van deze uitgaven bemoeilijken accurate ramingen. In het vervolg worden deze uitgaven wel begroot.

  • Bij ambtelijk personeel is onderuitputting op jaarbasis grotendeels gerelateerd aan de intensiveringen. De budgettoewijzing uit hoofde van intensiveringen is feitelijk een voorfinanciering voor de extra functies, waarbij de realisatie als gevolg van de feitelijke bezettingsgroei slechts ten dele plaatsvindt. Dit heeft twee oorzaken. In de eerste plaats leidt (externe) werving tot onderuitputting gedurende het jaar vanwege de doorlooptijd tussen werving en aanstelling. Dit effect kan meerjarig worden indien krapte op de arbeidsmarkt snelle functievervulling bemoeilijkt. In de tweede plaats leidt interne werving tot doorstroom, niet tot instroom.

Materiële uitgaven:

  • De uitgaven aan ICT zijn iets lager uitgevallen dan in de begroting was geraamd. Dit ondanks de toevoeging van loon- en prijsbijstelling. Dat is in de eerste suppletoire begroting toegelicht.

  • De uitgaven aan SSO's (Shared Service Organisaties) zijn ten opzichte van de vastgestelde begroting meer toegenomen dan verwacht, vanwege hogere bijdragen aan onder meer SSC-ICT. Dit heeft onder meer te maken met zowel tarief- als volumestijgingen. Verder is ook loon- en prijsbijstelling toegekend, zoals toegelicht in de eerste suppletoire begroting. Daarnaast zij er vervangingsuitgaven vanwege Life Cycle Management (LCM). Dit is ook beschreven in de Decemberbrief.

  • Op het gebied van overig materieel is er een onderrealisatie te zien. Het grootste gedeelte hiervan is reeds in de tweede suppletoire begroting toegelicht. Dit komt grotendeels door vertragingen op het gebied van huisvestingsprojecten. Deze middelen worden doorgeschoven naar komende jaren. In onderstaande tabel is dit duidelijk gemaakt. Dit budget is nodig om opvolging te geven aan de huisvestingsstrategie van het ministerie om de huisvestingsportefeuille doelmatig, duurzaam, veilig en toekomstbestendig te maken.

  • Naast de mutaties voor huisvesting worden in de Decemberbrief voor ‘Overig materieel’ een aantal andere mutaties genoemd. Voor de crisis in Soedan zijn er (evacuatie) kosten gemaakt. Verder stijgen de kosten voor de bedrijfsvoering onder meer door gestegen reiskosten. De kosten voor het systeem voor de registraties van de dienstreizen vallen hoger uit dan begroot. Tot slot vallen de beveiligings- en facilitaire kosten lager uit.

  • Doordat niet alle functies vanuit de intensiveringsmiddelen zijn ingevuld zijn (ook) de aanverwante kosten lager uitgevallen. Verder zijn aantal verwachte facturen en betalingen niet meer gedaan in 2023.

Ontvangsten

In de tweede suppletoire begroting is al een stijging aangegeven van de ontvangsten in 2023. Deze ontvangsten hebben betrekking op verkopen van vastgoed in het buitenland in 2022. Deze ontvangsten zijn gebruikt om investeringen te realiseren binnen de kaders van de huisvestingsstrategie.

De begroting van Buitenlandse Zaken werkt met een vooraf vastgestelde wisselkoers ten opzichte van buitenlandse valuta (de zgn. corporate rate). Deze koers wordt gelijktijdig met de presentatie van de begroting vastgesteld. Omdat bij betalingen in buitenlandse valuta gedurende het jaar echter een verschil ontstaat als gevolg van de werkelijk geldende koers, ontstaat er een saldo. In de Decemberbrief is dit al aangegeven. Uiteindelijk is het een meevaller van EUR 12,7 miljoen geworden.

I: Huisvesting

Doel van het huisvestingsbeleid van BZ is om ambassadekantoren waar mogelijk duurzaam, doelmatig, veilig en toekomstbestendig in te richten ter ondersteuning van de modernisering van de diplomatie. Panden worden afgestoten, aangeschaft of verbouwd conform de huisvestingsvisie en rekening houdend met de duurzaamheidsdoelstellingen die voortvloeien uit het Parijs Akkoord.

Teneinde de gewenste slagen te kunnen maken is in 2013 een middelenafspraak overeengekomen tussen BZ en Financiën (het zogenaamde 'Huisvestingsfonds'). Deze afspraak is in vergelijkbare vorm in 2019 verlengd tot en met 2025. Daarbij is afgesproken dat ontvangsten uit de verkoop van onroerend goed in het buitenland in latere jaren kunnen worden ingezet voor investeringen die samenhangen met de voorgenomen aanpassingen in de huisvesting in het buitenland en de verduurzaming van de huisvestingsportefeuille.

Zoals toegezegd tijdens het Wetgevingsoverleg op 12 juni 2017 over het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken 2016 is hieronder een overzicht opgenomen van de onroerend goed mutaties die gemoeid zijn met de middelenafspraak van de afgelopen vijf jaar. De uiteindelijke opbrengsten van verkoop zijn onder meer afhankelijk van de vastgoedmarkt in de betreffende landen. Op 31 december 2023 was het saldo voor investeringen EUR 28,9 miljoen. Vastgoed investeringen en/of aankopen zijn verricht in 2023 voor EUR 20,8 miljoen en voor EUR 10,0 miljoen aan vastgoed is verkocht in 2023.

Tabel 13

Tabel 14 Overzicht mutaties middelenafspraak

Bedragen x EUR 1 miljoen

2019

2020

2021

2022

2023

Stand aanvang begrotingsjaar

3,6

26

4,2

33,7

39,7

Opbrengsten

37,8

5,4

34,7

62,81

10,0

Investeringen en/of aankopen

15,4

27,2

5,2

56,8

20,8

Stand einde van het begrotingsjaar

26

4,2

33,7

39,7

28,9

1

Dit betreft voor EUR 60 miljoen een kasschuif.

  • 2018: Inkomsten uit verkoop van panden in Bogota, Port of Spain en Rabat. Investeringen in o.a. Bamako, Kabul, Juba en Tunis

  • 2019: Gerealiseerde verkopen en uitgaven in diverse panden conform masterplan: verkopen in o.a. Londen, Khartoum en uitgaven ten behoeve van huisvesting in Jakarta, Juba, Bagdad en Kaboel.

  • 2020: De verwachte verkopen in o.a Lima, San Jose en Kiev zijn gerealiseerd. Andere verkopen zijn vertraagd door COVID-19. Investeringen in o.a. Washington, Rabat en Ankara.

  • 2021: Gerealiseerde verkopen en uitgaven in diverse panden conform de meerjarenplanning: verkoop in Seoul. Investeringen o.a. in Sydney, Caracas, Atlanta, Bangalore en wereldwijd veiligheidsproject

  • 2022: Inkomsten uit verkoop van o.a. pand in Lagos. Daarnaast is er budget toegevoegd middels een kasschuif vooruitlopend op toekomstige ontvangsten. Investeringen hebben plaatsgevonden conform de meerjarenplanning in Brussel, Londen, Milaan en Beiroet.

  • 2023: Geen verkopen, wel opbrengsten van eerdere jaren. Investeringen in o.a. aankoop residentie Kopenhagen, verbouwing residentie Beiroet, nieuwe kanselarij Jerevan, verbouwing Washington en renovatie residentie Parijs.

II: Kengetallen personeel

Tabel 14

Tabel 15 Kengetallen Personeel

 

realisatie

realisatie

Personeel

2023

2022

Loonkosten departement

  

Gemiddelde bezetting (fte)

2.771

2.580

Gemiddelde prijs (EUR)

102.521

97.044

Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1.000)

284.086

250.374

   

Loonkosten posten

  

Gemiddelde bezetting (fte)

788

768

Gemiddelde prijs (EUR)

120.953

116.794

Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1.000)

95.311

89.698

   

Totaal loonkosten ambtelijk personeel (A)

  

Gemiddelde bezetting (fte)

3.559

3.348

Gemiddelde prijs (EUR)

106.602

101.575

Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1.000)

379.397

340.072

   

Vergoedingen uitgezonden personeel (B)

  

Gemiddelde bezetting (fte)

788

768

Gemiddelde prijs (EUR)

97.666

91.083

Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1.000)

76.960

69.952

   

Loonkosten lokaal personeel (C)

  

Gemiddelde bezetting (fte)

2.040

2.039

Gemiddelde prijs (EUR)

66.006

59.829

Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1.000)

134.655

121.972

   

Totaal loonkosten (A-C) (x EUR 1.000)

591.013

531.996

Toelichting:

De gemiddelde bezetting op het departement nam in 2023 met ruim 210 fte toe, merendeels op het departement in Den Haag.                                                    

De loonkosten ambtelijk personeel stegen in 2023 uit hoofde van afspraken in de CAO rijk en door loonontwikkeling als gevolg van het feit dat door de toename van de bezetting ook de gemiddelde loonkosten stegen.

De loonkosten lokaal personeel stegen in 2023 door loonaanpassingen (gebaseerd op loononderzoeken via de markersystematiek) en een in 2023 geïntroduceerde tijdelijke inflatoetoeslag.

Er is ook altijd sprake van koerseffecten door periodieke aanpassingen van interne omrekenkoersen (corporate rates) voor loonbestanddelen die in vreemde valuta worden uitbetaald.

Licence