Base description which applies to whole site

4.7 Beleidsartikel 11 Studiefinanciering

Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en in de beroepsopleidende leerweg de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.

De Minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.

Financieren

De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd; er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering van de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.

Indicatoren/kengetallen

Voor indicatoren/kengetallen over studiefinanciering wordt verwezen naar de website OCW in Cijfers.

Per studiejaar 2023/2024 is de basisbeurs in het hoger onderwijs opnieuw ingevoerd. Hiermee wil het kabinet gehoor geven aan de zorgen van de huidige generatie jongeren. Daarnaast is de bijverdiengrens in het mbo afgeschaft en worden de terugbetaalvoorwaarden in het mbo gelijkgetrokken met de voorwaarden zoals deze gelden voor studenten in het hoger onderwijs. Ook is de zogenoemde 1-februariregeling verruimd, om zo een mogelijke belemmering voor doorstromers uit het mbo naar het hbo weg te nemen.

Voor de volledigheid wordt benoemd dat, als onderdeel van de herinvoering van de basisbeurs in het hbo en wo, ook twee maatregelen zijn getroffen die geen impact hebben op de realisaties in 2023. Voor studenten in het hbo en wo met ouders die een laag- of middeninkomen verdienen, wordt de aanvullende beurs per 2024 uitgebreid. Daarnaast komt er vanaf 2025 een tegemoetkoming voor studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd.

Het kabinet heeft daarnaast de basisbeurs voor uitwonende studenten voor het studiejaar 2023/2024 met € 164,30 per maand verhoogd. Deze verhoging geldt voor de duur van één studiejaar en voor zowel mbo- als ho-studenten. Deze maatregel is onderdeel van de koopkrachtmaatregelen die het kabinet nodig achtte om de tijdelijk hoge inflatie het hoofd te bieden.

In het kader van de hersteloperatie toeslagen worden op dit artikel DUO-schulden van gedupeerde ouders in de toeslagenaffaire kwijtgescholden. Dit wordt ook gedaan voor de huidige partner van de ouder. In 2023 is er € 52,6 miljoen aan DUO-schulden kwijtgescholden bij gedupeerden. Daarnaast zijn de ov-bedrijven in 2023 voor een bedrag van € 5,1 miljoen gecompenseerd voor de ov-boetes die bij gedupeerden zijn kwijtgescholden.

Tabel 30 Budgettaire gevolgen van beleid van artikel 11 (bedragen x € 1.000)1
  

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

  

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

 

5.317.390

5.171.220

5.653.306

5.330.402

5.242.784

5.516.325

‒ 273.541

         

Uitgaven

 

5.317.390

5.171.220

5.653.306

5.330.402

5.242.784

5.516.325

‒ 273.541

         

Inkomensoverdracht

 

2.651.162

2.328.241

2.839.628

2.338.730

2.335.894

1.447.206

888.688

Basisbeurs gift ( R)

1.099.286

865.335

652.574

494.769

396.474

373.559

22.915

Aanvullende beurs gift ( R)

665.431

692.622

711.543

714.952

715.957

761.611

‒ 45.654

Reisvoorziening gift ( R)

790.046

666.540

1.054.939

904.442

1.020.478

296

1.020.182

Caribisch Nederland gift (R)

3.340

2.852

2.554

2.683

2.058

2.971

‒ 913

Studievoorschotvouchers (R)

0

0

0

46

583

9.152

‒ 8.569

Maatregelen herinvoeren basisbeurs

0

0

0

0

0

29.925

‒ 29.925

Overige uitgaven ( R)

93.059

100.892

418.018

221.838

200.344

269.692

‒ 69.348

Leningen

2.543.858

2.717.821

2.669.152

2.837.164

2.706.755

3.890.737

‒ 1.183.982

Basisbeurs prestatiebeurs (NR)

‒ 760.632

‒ 622.580

‒ 400.676

‒ 262.141

278.349

‒ 117.068

395.417

Aanvullende beurs prestatiebeurs (NR)

144.946

122.378

149.305

127.858

82.140

117.521

‒ 35.381

Reisvoorziening (NR)

175.475

161.344

170.083

182.661

249.169

147.994

101.175

Rentedragende lening (NR)

2.587.047

2.645.105

2.476.627

2.600.355

1.899.591

2.937.615

‒ 1.038.024

Collegegeldkrediet (NR)

332.520

303.414

228.999

161.364

180.340

352.580

‒ 172.240

Levenlanglerenkrediet (NR)

27.108

29.551

27.275

21.197

21.076

35.011

‒ 13.935

Caribisch Nederland Leningen (NR)

549

0

549

Maatregel herivoeren (NR)

0

0

0

0

0

362.000

‒ 362.000

Overige uitgaven (NR)

37.395

78.609

17.539

5.870

‒ 4.459

55.084

‒ 59.543

Bijdrage aan agentschappen

122.370

125.158

144.526

154.508

200.135

178.382

21.753

Dienst Uitvoering Onderwijs ( R)

122.370

125.158

144.526

154.508

200.135

178.382

21.753

         

Ontvangsten

 

914.341

1.051.508

1.136.446

1.233.544

1.504.908

1.233.363

271.545

Ontvangsten ( R)

119.190

97.386

82.150

69.047

88.034

71.588

16.446

Ontvangen rente ( R)

76.887

63.342

51.780

41.693

57.933

52.633

5.300

Overige ontvangsten ( R)

42.303

33.824

30.071

26.897

29.474

18.630

10.844

Ontvangsten Caribisch Nederland (R)

0

220

299

457

627

325

302

Ontvangsten (NR)

795.151

954.122

1.054.296

1.164.497

1.416.874

1.161.775

255.099

Terugontvangen hoofdsom (NR)

795.151

954.122

1.054.296

1.164.497

1.416.843

1.161.775

255.068

Ontvangsten Caribisch Nederland (NR)

31

0

31

1

Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant

Tabel 31 Indeling budgettaire gevolgen van beleid naar relevant en niet-relevant (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Relevante uitgaven:

2.773.532

2.453.399

2.984.154

2.493.238

2.536.029

1.625.588

910.441

Niet-relevante uitgaven:

2.543.858

2.717.821

2.669.152

2.837.162

2.706.755

3.890.737

‒ 1.183.982

Relevante ontvangsten:

119.190

97.386

82.150

69.048

88.034

71.588

16.446

Niet-relevante ontvangsten:

795.151

954.122

1.054.296

1.164.497

1.416.874

1.161.775

255.099

Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het uitgavenplafond. Uitgangspunt in de begrotingsregels is dat uitgaven die relevant zijn voor het EMU-saldo ook relevant zijn voor het uitgavenplafond. Zoals opgenomen in Miljoenennota 2022 is de behandeling van prestatiebeurzen voor het EMU-saldo veranderd door gewijzigde inzichten van Eurostat en daarmee Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

De relevante uitgaven in dit jaarverslag worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en uitgekeerde prestatiebeurs die wordt omgezet in een gift. In dit jaarverslag van OCW worden de prestatiebeursuitgaven als niet-relevant behandeld (zolang die nog niet zijn omgezet in een gift); in de weergave van het EMU-saldo worden zij wel als relevant weergegeven, middels een correctie op het EMU-saldo. Overige niet-relevante uitgaven zijn de rentedragende leningen. Deze uitgaven zijn niet-relevant voor het uitgavenplafond, maar worden wel meegerekend in de EMU-schuld.

De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van de rentedragende leningen.

De realisatie van de uitgaven lag in 2023 € 273,5 miljoen lager dan oorspronkelijk begroot. De relevante uitgaven vielen € 888,7 miljoen hoger uit dan begroot. Het grootste deel hiervan (€ 1.000,0 miljoen) komt door een ov-kasschuif waarbij uitgaven van 2024 naar 2023 zijn geschoven. De niet-relevante uitgaven waren € 1.184,0 miljoen lager dan begroot. Dit komt met name doordat studenten minder lenen dan geraamd. De realisatie van de ontvangsten is € 271,5 miljoen hoger dan oorspronkelijk begroot. De relevante ontvangsten waren € 16,4 miljoen hoger, en de niet-relevante ontvangsten € 255,1 miljoen hoger dan begroot.

De verschillen tussen de begrotingsramingen en de realisaties 2023 worden hierna bij de financiële instrumenten toegelicht.

Met ingang van studiejaar 2023/2024 is de basisbeurs opnieuw ingevoerd in het hoger onderwijs. In de ontwerpbegroting 2023 waren de bedragen uit dit wetsvoorstel (met uitzondering van de tegemoetkoming en de studievoorschotvouchers) verwerkt in de hoofdbudgetten maatregelen herinvoering basisbeurs (R) en maatregelen herinvoering basisbeurs (NR). In dit jaarverslag is de realisatie van de bedragen van het wetsvoorstel wel toegerekend aan de verschillende financiële budgetten zoals de basisbeurs en de rentedragende leningen. Hierdoor zijn er op de hoofdbudgetten herinvoering basisbeurs (R en NR) geen uitgaven gerealiseerd en zijn op een aantal andere budgetten de mutaties veel hoger uitgevallen. Daardoor is het voor dit jaarverslag op een aantal budgettten niet mogelijk om een goede vergelijking te maken tussen realisatie en begroting. Het gaat voornamelijk om de budgetten Basisbeurs prestatiebeurs (NR) en Rentedragende lening (NR).

Inkomensoverdrachten

Basisbeurs

De basisbeurs is een algemene voorziening die er toe bijdraagt dat deelnemers van 18 jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg (bol) financieel in staat worden gesteld om onderwijs te volgen in Nederland en daarbuiten. Met ingang van studiejaar 2023/2024 is het wetsvoorstel herinvoering basisbeurs in werking getreden. Deze wet regelt dat met ingang van dit studiejaar ook studenten op het hoger onderwijs (ho) weer een basisbeurs kunnen ontvangen.

Tabel 32 Totaal aantal studerenden met studiefinanciering12
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Studerenden met basisbeurs

230.111

222.092

220.960

207.888

655.956

212.000

443.956

bol

213.388

216.315

218.262

206.610

191.377

211.400

‒ 20.023

hbo

15.235

5.218

2.386

1.106

287.711

600

287.111

wo

1.488

559

312

172

176.868

0

176.868

Studenten zonder basisbeurs

547.147

585.572

589.106

591.727

139.157

615.500

‒ 476.343

bol

16.873

20.030

19.209

18.489

15.384

18.600

‒ 3.216

hbo

321.903

345.123

346.110

343.416

61.967

353.400

‒ 291.433

wo

208.371

220.419

223.787

229.822

61.806

243.500

‒ 181.694

Totaal

777.258

807.664

810.066

799.615

795.113

827.500

‒ 32.387

1

Realisatiegegevens DUO

2

De cijfers voor 2023 zijn op basis van de realisatie van september 2023 tot en met december 2023. In deze periode ontvingen ho-studenten weer een basisbeurs.

Toelichting

Uit de realisatiecijfers blijkt dat het totaal aantal studerenden met een basisbeurs in 2023 hoger lag dan geraamd: 443.956 meer ten opzichte van de ontwerpbegroting 2023. Dit komt doordat de raming voor 2023 uitging van een situatie zonder herinvoering van de basisbeurs en wordt hieronder nader toegelicht.

Bij bol zijn zowel het aantal studenten met een basisbeurs als het aantal studenten zonder basisbeurs lager gerealiseerd dan geraamd.

Zoals eerder toegelicht waren de gevolgen van de herinvoering van de basisbeurs bij de ontwerpbegroting 2023 nog niet doorvertaald naar de verschillende hoofdbudgetten en tabellen. Hierdoor zijn de gerealiseerde aantallen in bovenstaande tabel voor ho-studenten niet te vergelijken met de standen die in de ontwerpbegroting 2023 waren opgenomen. Ho-studenten die tot en met begroting 2023 te maken hebben gehad met het studievoorschot en dus geen basisbeurs ontvingen, zijn voor deze jaren nog opgenomen in de categorie «Studenten zonder basisbeurs». Bij de categorie studenten met basisbeurs zijn tot en met realisatie 2022 en ontwerpbegroting 2023 alleen de studenten opgenomen van voor het studievoorschot die nog recht hadden op een basisbeurs.

De ontwerpbegroting 2023 ging uit van de situatie zonder herinvoering van de basisbeurs. Daarom is een meer zinvolle vergelijking voor 2023 om te kijken met welke aantallen rekening werd gehouden bij het wetsvoorstel herinvoering basisbeurs. Dit waren 278.000 studenten met een basisbeurs voor het hbo en 167.000 voor het wo. Tabel 32 laat zien dat de realisatie iets hoger uitvalt dan is geraamd voor het wetvoorstel.

Tabel 33 Uitgaven basisbeurs gift (bedragen x € 1.000)1
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Uitbetaalde basisbeurs gift

83.145

84.597

80.777

70.975

71.252

95.755

‒ 24.503

bol

80.205

82.278

84.725

74.569

70.503

95.755

‒ 25.252

hbo

1.516

1.355

‒ 4.164

‒ 3.943

‒ 794

0

‒ 794

wo

1.424

963

216

349

1.543

0

1.543

Naar gift omgezette basisbeurs prestatiebeurs

1.016.141

780.739

571.797

423.795

325.221

277.803

47.418

bol

223.108

211.376

208.710

200.565

203.663

205.534

‒ 1.871

hbo

508.966

315.070

180.488

105.573

59.872

37.833

22.039

wo

284.067

254.293

182.599

117.657

61.686

34.436

27.250

Totaal

1.099.286

865.335

652.574

494.769

396.473

373.558

22.915

1

Realisatiegegevens DUO

Toelichting

De relevante uitgaven aan de basisbeurs gift zijn in 2023 € 22,9 miljoen hoger dan geraamd. In de bol is er € 25,3 miljoen minder aan basisbeurs gift uitbetaald dan geraamd. Dit komt door lagere studentenaantallen dan geraamd. In 2023 is in de bol € 1,9 miljoen minder basisbeurs prestatiebeurs in gift omgezet dan geraamd.

De toekenningen als gift van basisbeurzen aan hbo-studenten zijn € 0,8 miljoen lager dan geraamd en de toekenningen aan wo-studenten zijn € 1,5 miljoen hoger dan geraamd. In het hoger onderwijs worden basisbeurzen als gift toegekend wanneer de student reeds aan de diploma-eis voldoet. In het hbo zijn de uitgaven aan basisbeurs gift negatief. Dit is het gevolg van de bijverdiengrenscontrole: studenten die teveel hebben verdiend moeten het bedrag boven de bijverdiengrens aan DUO terug betalen. Het gaat hier om de bijverdiengrenscontrole over inkomensjaar 2019 – sindsdien is de bijverdiengrenscontrole niet meer uitgevoerd en inmiddels is deze afgeschaft. In het ho is ten opzichte van de raming € 49,3 miljoen meer basisbeurs omgezet in gift. Zowel in het hbo als in het wo is er meer basisbeurs omgezet in gift dan geraamd. Het betreft hier basisbeurs omzettingen uit het oude basisbeursstelsel.

Aanvullende beurs

In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de studie van hun kinderen. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studerenden een extra financiële belemmering te overwinnen. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt waarvan de hoogte afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.

Tabel 34 Totaal aantal studenten met een aanvullende beurs1
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

bol

108.074

108.264

112.674

107.367

98.992

111.200

‒ 12.208

hbo

88.969

89.602

96.185

93.884

88.755

97.500

‒ 8.745

wo

31.295

31.493

34.615

35.716

35.730

37.900

‒ 2.170

Totaal

228.338

229.359

243.474

236.967

223.477

246.600

‒ 23.123

1

Realisatiegegevens DUO

Toelichting

Het aantal verstrekte aanvullende beurzen aan bol-studenten is in 2023 lager uitgevallen dan geraamd (12.208 minder). In het hbo en wo zijn er ook minder aanvullende beurzen verstrekt (10.915 minder).

Tabel 35 Uitgaven aanvullende beurs gift (bedragen x € 1.000)1
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Uitbetaalde aanvullende beurs gift

282.850

289.739

291.160

274.412

258.228

300.755

‒ 42.527

bol

229.322

231.259

237.829

221.687

204.678

245.376

‒ 40.698

hbo

41.841

45.783

41.342

39.090

39.153

42.664

‒ 3.511

wo

11.687

12.697

11.989

13.635

14.397

12.715

1.682

Naar gift omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs

382.581

402.884

420.382

440.539

457.729

460.856

‒ 3.127

bol

151.285

141.841

140.435

137.396

144.419

137.183

7.236

hbo

167.652

191.368

205.943

221.883

221.699

237.431

‒ 15.732

wo

63.644

69.675

74.004

81.260

91.611

86.242

5.369

Totaal

665.431

692.622

711.542

714.951

715.957

761.611

‒ 45.654

1

Realisatiegegevens DUO

Toelichting

De relevante uitgaven aan de aanvullende beurs gift zijn in 2023 € 45,5 miljoen lager dan geraamd. De toekenningen van aanvullende beurzen gift in de bol zijn in 2023 € 40,7 miljoen lager dan geraamd. Dit komt omdat het aantal bol-studenten lager is dan geraamd. De omzettingen van aanvullende beurs prestatiebeurs naar gift van bol-studenten zijn € 7,2 miljoen hoger dan geraamd.

In het hbo is er € 3,5 miljoen minder aan aanvullende beurs als gift uitbetaald dan geraamd en in het wo € 1,7 miljoen meer dan geraamd. In het hbo is ten opzichte van de raming € 15,7 miljoen minder aanvullende beurs omgezet in gift. In het wo is € 5,4 miljoen meer aanvullende beurs omgezet in gift.

Reisvoorziening

Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.

Tabel 36 Aantal studenten met een reisvoorziening1
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Aantal gebruikers van het reisrecht

782.943

792.104

817.573

847.630

841.525

794.314

858.200

‒ 63.886

bol minderjarig

109.345

111.281

112.599

108.797

104.827

102.644

100.800

1.844

bol

215.032

216.548

218.779

220.292

209.045

192.237

213.400

‒ 21.163

ho

458.566

464.275

486.195

518.541

527.653

499.433

544.000

‒ 44.567

Aantal RBS

19.314

17.250

11.497

10.065

15.385

15.627

19.000

‒ 3.373

bol

2.992

2.605

1.378

839

1.684

1.764

2.600

‒ 836

ho

16.322

14.645

10.119

9.226

13.701

13.863

16.400

‒ 2.537

Totaal

802.257

809.354

829.070

857.695

856.910

809.941

877.200

‒ 67.259

1

Realisatiegegevens DUO

Toelichting

Het aantal studenten dat gebruik heeft gemaakt van de reisvoorziening is in 2023 per saldo 63.886 lager dan begroot, waarbij de daling vooral veroorzaakt wordt door meerderjarige bol-studenten en ho-studenten. Het aantal studenten dat in 2023 een financiële vergoeding voor studeren in het buitenland, ofwel de reisvoorziening buitenland studerenden (RBS), ontving is 3.373 studenten lager dan geraamd. Dit komt door lagere aantallen in zowel de bol als het ho.

Tabel 37 Uitgaven reisvoorziening (bedragen x € 1.000)
   

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Uitbetaalde reisvoorziening gift

89.552

92.663

91.316

95.082

99.738

101.290

‒ 1.552

bol

79.372

81.448

79.665

76.848

79.915

82.971

‒ 3.056

ho

10.179

11.215

11.651

18.234

19.823

18.319

1.504

Naar gift omgezette reisvoorziening prestatiebeurs

654.992

688.227

719.640

750.327

774.497

804.380

‒ 29.883

bol

184.301

210.598

245.662

257.929

270.428

272.380

‒ 1.952

ho

470.691

477.629

473.978

492.398

504.069

532.000

‒ 27.931

Bijdrage studerenden aan OV-contract

‒ 912.228

‒ 972.683

‒ 1.015.081

‒ 1.058.864

‒ 1.157.949

‒ 1.082.211

‒ 75.738

bol

‒ 378.130

‒ 394.983

‒ 395.302

‒ 395.716

‒ 430.595

‒ 403.818

‒ 26.777

ho

‒ 534.098

‒ 577.701

‒ 619.779

‒ 663.148

‒ 727.354

‒ 678.393

‒ 48.961

Kosten contract OV-bedrijven

957.731

858.333

1.259.065

1.117.897

1.304.192

176.837

1.127.355

Totaal reisvoorziening

790.046

666.540

1.054.940

904.442

1.020.478

296

1.020.182

Toelichting

De relevante uitgaven aan de reisvoorziening zijn in 2023 in totaal € 1.020,2 miljoen hoger dan geraamd, grotendeels vanwege kasschuiven. Het bedrag aan reisvoorziening gift dat is uitbetaald is € 1,6 miljoen lager dan begroot. Dit betreft studenten die niet onder de prestatiebeurs vallen en daardoor de reisvoorziening als directe gift krijgen. De omzettingen van prestatiebeurs naar gift waren in 2023 lager dan begroot. De omzettingen voor de bol-studenten was € 2,0 miljoen lager dan geraamd, en voor de studenten hoger onderwijs € 27,9 miljoen lager.

Het hogere normbedrag voor de OV-studentenkaart zorgt voor lagere uitgaven op de post bijdrage van studerenden, omdat dit een negatieve, technische tegenboeking betreft waarmee relevante uitgaven aan vervoerders worden aangesloten op de prestatiebeurssystematiek voor studenten. In 2023 is er daardoor € 75,7 miljoen minder uitgegeven dan geraamd. Dit effect is per saldo groter dan het tegengestelde effect dat veroorzaakt wordt door de lagere studentenaantallen. De kosten voor het contract OV-bedrijven zijn € 1.127,4 miljoen hoger dan geraamd. Dit bedrag geeft een vertekend beeld vanwege diverse kasschuiven die na vaststelling van de begroting 2023 tot stand zijn gekomen. Deze kasschuif vindt plaats om het kasritme van de Staat te optimaliseren. Als gevolg van deze kasschuiven zijn de uitgaven in 2023 per saldo € 1.000,0 miljoen hoger dan bij de vastgestelde begroting. Deze uitgaven zijn naar voren geschoven uit 2024. De rest van de hogere uitgaven wordt veroorzaakt door de hogere prijs voor de OV-studentenkaart.

Studievoorschotvouchers

In de Wet herinvoering basisbeurs is de vormgeving van de studievoorschotvouchers met ingang van 1 september 2023 aangepast, zodat deze qua vormgeving gelijk is aan de tegemoetkoming voor leenstelselstudenten. De doelgroep van de studievoorschotvouchers is het hetzelfde gebleven – namelijk ho-studenten die in de studiejaren 2015-2016 tot en met 2018-2019 voor het eerst een opleiding met studiefinanciering zijn gaan doen en daarvoor binnen de diplomatermijn een diploma hebben behaald. Tot 1 september 2023 konden studenten gebruik maken van de oude regeling. De nieuwe regeling geldt met ingang van 1 januari 2025. De kosten voor de studievouchers zijn in 2023 € 8,6 miljoen lager dan geraamd. Het gebruik voor de nieuwe voucherregeling is naar verwachting hoger dan het gebruik voor de oude voucherregeling. Daardoor schuiven de uitgaven op naar achteren en is er in 2023 een lager bedrag gerealiseerd.

Overige uitgaven

De relevante overige uitgaven omvatten voornamelijk kwijtscheldingen, technische correcties tussen relevante- en niet-relevante uitgaven en de tegemoetkoming voor studenten in verband met corona. De realisatie 2023 bij relevante overige uitgaven is € 69,3 miljoen lager uitgevallen. Deze bijstelling is grotendeels het gevolg van de kwijtscheldingen van DUO-schulden in verband met de kinderopvangtoeslagenaffaire. In het kader van de kinderopvangtoeslagenaffaire worden ook de DUO-schulden bij ex-partners kwijtgescholden. Deze regeling zou in 2023 worden uitgevoerd, maar dat is uitgesteld naar 2024. Dit is het gevolg van vertraging aan de kant van uitvoering herstel toeslagen (UHT), de hersteloperatie duurt daardoor langer dan verwacht.

Leningen

Niet-relevante uitgaven zijn binnen dit jaarverslag uitgaven die niet relevant zijn voor het uitgavenplafond. In dit jaarverslag worden prestatiebeurzen, de rentedragende lening, het collegegeldkrediet en het levenlanglerenkrediet als niet-relevant gezien. In de weergave van het EMU-saldo worden prestatiebeurzen als relevant in beeld gebracht middels een correctie.

Basisbeurs

Studenten in de bol niveau 3 en 4 en in het ho hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. Sinds het studiejaar 2023-2024 is de basisbeurs heringevoerd voor studenten in het hoger onderwijs.

Tabel 38 Uitgaven basisbeurs prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Uitbetaalde basisbeurs

287.270

256.278

236.669

238.201

687.025

277.188

409.837

bol

234.729

234.960

244.224

236.703

240.451

269.218

‒ 28.767

hbo

47.396

19.108

9.664

6.040

236.012

7.003

229.009

wo

5.145

2.210

2.090

1.498

213.851

967

212.884

Toeslagenaffaire

‒ 19.309

‒ 6.040

‒ 3.288

0

‒ 3.288

Naar gift omgezette basisbeurs prestatiebeurs

‒ 1.016.143

‒ 780.739

‒ 571.797

‒ 423.795

‒ 325.222

‒ 277.804

‒ 47.418

bol

‒ 223.110

‒ 211.376

‒ 208.710

‒ 200.565

‒ 203.664

‒ 205.535

1.871

hbo

‒ 508.966

‒ 315.070

‒ 180.488

‒ 105.573

‒ 59.872

‒ 37.833

‒ 22.039

wo

‒ 284.067

‒ 254.293

‒ 182.599

‒ 117.657

‒ 61.686

‒ 34.436

‒ 27.250

Naar lening omgezette basisbeurs prestatiebeurs

‒ 31.759

‒ 98.120

‒ 65.549

‒ 76.547

‒ 83.454

‒ 116.454

32.999

bol

‒ 3.348

‒ 15.484

‒ 4.811

‒ 7.067

‒ 10.775

‒ 9.235

‒ 1.541

hbo

‒ 15.119

‒ 60.976

‒ 43.120

‒ 53.851

‒ 63.958

‒ 83.462

19.504

wo

‒ 13.292

‒ 21.660

‒ 17.618

‒ 15.629

‒ 8.721

‒ 23.757

15.036

Totaal

‒ 760.632

‒ 622.580

‒ 400.677

‒ 262.141

278.349

‒ 117.070

395.418

Toelichting

In totaal is er in 2023 € 413,1 miljoen meer aan basisbeurs prestatiebeurs uitbetaald dan geraamd bij de ontwerpbegroting 2023. Dit komt wederom door de herinvoering van de basisbeurs in het hoger onderwijs en wordt hieronder nader toegelicht. In de bol is er € 28,8 miljoen minder uitgegeven dan begroot. Dit komt door lagere studentenaantallen met een basisbeurs dan verwacht. In het hbo is € 229,0 miljoen meer uitgegeven aan basisbeurs prestatiebeurs dan begroot. In het wo is € 212,9 miljoen meer uitgegeven dan begroot. Op deze post is er een tegenboeking van € 3,3 miljoen voor het kwijtschelden van basisbeurs prestatiebeurs als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire. Deze uitgaven waren voor 2023 niet begroot.

De ontwerpbegroting 2023 ging in tabel 38 uit van de situatie zonder herinvoering van de basisbeurs. In het wetvoorstel waren de prestatiebeurs uitgaven aan basisbeurs, inclusief de koopkrachtmaatregel, geraamd op circa € 500 miljoen voor de vier maanden waarvoor deze in 2023 gold. Uitgaande van deze raming is er uiteindelijk in 2023 minder aan basisbeurzen in het ho uitbetaald dan begroot. Dit komt omdat, vooral in het hbo, minder studenten een uitwonende beurs ontvangen dan geraamd.

Het bedrag aan basisbeurs prestatiebeurs dat naar gift is omgezet in 2023 is € 47,4 miljoen lager dan begroot. Deze post bevat de niet-relevante tegenboeking van de relevante omzetting naar gift, die is toegelicht onder tabel 33. Het bedrag aan basisbeurs dat naar lening is omgezet in 2023 is € 33,0 miljoen hoger dan begroot. Dit is het gevolg van lagere omzettingen naar lening in het ho dan begroot.

Aanvullende beurs

Studenten in de bol niveau 3 en 4 en het ho met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime.

Tabel 39 Uitgaven aanvullende beurs prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Uitbetaalde aanvullende beurs

538.180

559.371

596.875

604.904

585.702

624.860

‒ 39.158

bol

160.014

165.388

174.238

173.659

167.350

173.771

‒ 6.421

hbo

276.478

286.532

311.930

311.217

295.940

318.821

‒ 22.881

wo

101.688

107.451

117.362

122.042

123.586

132.268

‒ 8.682

Toeslagenaffaire

‒ 6.655

‒ 2.014

‒ 1.174

0

‒ 1.174

Naar gift omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs

‒ 382.581

‒ 402.884

‒ 420.382

‒ 440.539

‒ 457.729

‒ 460.856

3.127

bol

‒ 151.285

‒ 141.841

‒ 140.435

‒ 137.396

‒ 144.419

‒ 137.183

‒ 7.236

hbo

‒ 167.652

‒ 191.368

‒ 205.943

‒ 221.883

‒ 221.699

‒ 237.431

15.732

wo

‒ 63.644

‒ 69.675

‒ 74.004

‒ 81.260

‒ 91.611

‒ 86.242

‒ 5.369

Naar lening omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs

‒ 10.653

‒ 34.110

‒ 27.188

‒ 36.507

‒ 45.833

‒ 46.483

650

bol

‒ 2.058

‒ 9.192

‒ 3.988

‒ 5.967

‒ 9.840

‒ 7.814

‒ 2.025

hbo

‒ 4.536

‒ 19.109

‒ 17.048

‒ 22.528

‒ 26.587

‒ 27.989

1.402

wo

‒ 4.059

‒ 5.809

‒ 6.152

‒ 8.012

‒ 9.407

‒ 10.680

1.273

Totaal

144.946

122.378

149.305

127.857

82.140

117.521

‒ 35.381

Toelichting

In totaal is er in 2023 € 39,2 miljoen minder aan aanvullende beurs prestatiebeurs uitbetaald dan geraamd. In de bol is er € 6,4 miljoen minder uitgegeven dan begroot, in het hbo € 22,9 miljoen minder en in het wo is er € 8,7 miljoen minder uitbetaald aan aanvullende beurs prestatiebeurs dan begroot. Dit komt door lagere studentenaantallen met een aanvullende beurs dan verwacht. Op deze post is er een tegenboeking van € 1,2 miljoen voor het kwijtschelden van aanvullende beurs prestatiebeurs als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire. Deze uitgaven waren voor 2023 niet begroot.

Het bedrag aan aanvullende beurs prestatiebeurs dat naar gift is omgezet in 2023 is € 3,1 miljoen hoger dan begroot. Deze post bevat de tegenboeking van de relevante omzetting naar gift, die is toegelicht onder tabel 35. Het bedrag aan aanvullende beurs dat naar lening is omgezet in 2023 is € 0,7 miljoen hoger dan begroot. Dit komt voornamelijk door meer omzettingen naar lening in het hbo en wo dan geraamd. In de bol is juist minder aanvullende beurs omgezet naar lening dan geraamd.

Reisvoorziening

Studenten in de bol niveau 3 en 4 en in het ho hebben recht op een reisvoorziening onder het prestatiebeursregime.

Tabel 40 Uitgaven reisvoorziening prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)
   

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Uitbetaalde reisvoorziening

843.509

894.126

922.301

974.266

1.073.503

1.004.374

69.129

bol

302.056

315.311

315.526

319.557

351.089

324.011

27.078

ho

541.453

578.814

613.831

657.260

724.129

680.363

43.766

Toeslagenaffaire

‒ 7.056

‒ 2.551

‒ 1.715

0

‒ 1.715

Naar gift omgezette reisvoorziening prestatiebeurs

‒ 654.992

‒ 688.227

‒ 719.640

‒ 750.327

‒ 774.497

‒ 804.380

29.883

bol

‒ 184.301

‒ 210.598

‒ 245.662

‒ 257.929

‒ 270.428

‒ 272.380

1.952

ho

‒ 470.691

‒ 477.629

‒ 473.978

‒ 492.398

‒ 504.069

‒ 532.000

27.931

Naar lening omgezette reisvoorziening prestatiebeurs

‒ 13.042

‒ 44.555

‒ 32.578

‒ 41.278

‒ 49.837

‒ 52.000

2.163

bol

‒ 1.514

‒ 8.082

‒ 2.781

‒ 4.300

‒ 6.998

‒ 7.000

2

ho

‒ 11.527

‒ 36.473

‒ 29.797

‒ 36.978

‒ 42.839

‒ 45.000

2.161

Totaal reisvoorziening

175.475

161.344

170.083

182.661

249.169

147.994

101.175

Toelichting

In totaal is in 2023 € 69,1 miljoen meer reisvoorziening prestatiebeurs uitbetaald dan geraamd. Dit is het gevolg van een hoger normbedrag. De uitgaven aan bol prestatiebeurs waren € 27,1 miljoen hoger, aan ho prestatiebeurs waren de uitgaven € 43,8 miljoen hoger. Op deze post is er een tegenboeking van € 1,7 miljoen voor het kwijtschelden van uitbetaalde reisvoorziening als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire. Deze uitgaven waren voor 2023 niet begroot.

Het bedrag aan reisvoorziening dat naar gift is omgezet in 2023 is € 29,9 miljoen hoger dan begroot. Deze post bevat de tegenboeking van de relevante omzetting naar gift, die is toegelicht onder tabel 37. Het bedrag aan reisvoorziening dat naar lening is omgezet in 2023 is € 2,2 miljoen hoger dan begroot, het betreft hier een negatieve boekingsgang. Dit is het gevolg van lagere omzettingen naar lening in de bol en in het ho.

Leenfaciliteit

De leenmogelijkheden in de studiefinanciering stellen studerenden in staat om hun eigen bijdrage tegen relatief gunstige voorwaarden via de Rijksoverheid te financieren.

Tabel 41 Niet-relevante uitgaven leenfaciliteit (bedragen x € 1.000)1
   

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Rentedragende lening

2.587.048

2.645.105

2.476.627

2.600.353

1.899.591

2.937.615

‒ 1.038.024

Rentedragende lening

2.587.048

2.645.105

2.476.627

2.646.240

1.937.041

2.937.615

‒ 1.000.574

Toeslagenaffaire

‒ 45.887

‒ 37.450

0

‒ 37.450

Collegegeldkrediet

332.520

303.414

228.999

161.364

180.340

352.580

‒ 172.240

Collegegeldkrediet

332.520

303.414

228.999

164.119

182.050

352.580

‒ 170.530

Toeslagenaffaire

   

‒ 2.755

‒ 1.710

 

‒ 1.710

Levenlanglerenkrediet

27.109

29.551

27.275

21.197

21.076

35.011

‒ 13.935

Levenlanglerenkrediet

27.109

29.551

27.275

21.229

21.101

35.011

‒ 13.910

Toeslagenaffaire

‒ 32

‒ 25

0

‒ 25

Carbisch Nederland

549

0

549

Totaal

2.946.677

2.978.070

2.732.901

2.782.914

2.101.556

3.325.206

‒ 1.223.650

1

Realisatiegegevens DUO

Toelichting

De uitgaven aan de rentedragende lening zijn in 2023 per saldo € 1.038,0 miljoen lager dan geraamd. In de ontwerpbegroting 2023 waren de gevolgen van minder leningen vanwege de herinvoering van de basisbeurs (geraamd op ‒ € 161,0 miljoen) niet op deze post meegenomen. Ook met deze correctie zijn de leningen fors lager dan geraamd. Voor zowel de bol als het in het hbo en wo wordt er minder geleend dan geraamd. Daarnaast vindt op deze post ook de tegenboeking plaats van kwijtscheldingen van DUO-schulden als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire (totaal ‒ € 37,5 miljoen).

De niet-relevante uitgaven aan collegegeldkrediet zijn lager gerealiseerd dan geraamd. In totaal is er € 172,2 miljoen minder collegegeldkrediet verstrekt. Er wordt door studenten fors minder gebruik gemaakt van het collegegeldkrediet dan geraamd en ook ten opzichte van eerdere jaren. De uitgaven aan het levenlanglerenkrediet zijn in 2023 € 13,9 miljoen lager dan geraamd. Er wordt minder gebruik gemaakt van het levenlanglerenkrediet ten opzichte van eerder jaren.

Bijdrage aan agentschappen

DUO is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

De gerealiseerde uitgaven liggen € 21,8 miljoen hoger dan in de oorspronkelijke begroting opgenomen. Allereerst waren de uitvoeringskosten voor de herinvoering van de basisbeurs niet meegenomen in deze post in de ontwerpbegroting van 2023. Daarnaast is de realisatie hoger uitgevallen door compliance kosten en een hoge LPO bijstelling.

Ontvangsten

Onder de relevante ontvangsten vallen de ontvangen rente, de overige ontvangsten en de ontvangsten Caribisch Nederland.

Tabel 42 Relevante ontvangsten (bedragen x € 1.000)
   

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Ontvangen rente

76.887

63.342

51.780

41.694

57.933

52.633

5.300

Overige ontvangsten

42.303

33.824

30.070

26.897

29.473

18.630

10.843

Renteloos voorschot en relevante rentedragende lening

1.212

1.034

1.075

844

598

986

‒ 388

Kortlopende vorderingen

41.091

32.790

28.995

26.053

24.271

17.644

6.627

Overige ontvangsten

    

4.604

0

4.604

Caribisch Nederland

 

220

299

457

627

325

302

Totaal relevante ontvangsten

119.190

97.386

82.149

69.048

88.034

71.588

16.445

Toelichting

In vergelijking met de raming is er in 2023 per saldo € 16,4 miljoen meer ontvangen dan geraamd. De rente op studieleningen is voor het eerst sinds jaren weer positief. Dit is zichtbaar in de hogere dan geraamde rente ontvangsten (€ 5,3 miljoen). Daarnaast zijn de ontvangsten op de kortlopende vorderingen en de overige ontvangsten hoger dan geraamd. De overige ontvangsten betreft balansposten die door DUO zijn teruggestort naar de OCW begroting.

De niet relevante ontvangsten bestaan uit de ontvangsten op de hoofdsom. Het terugbetalingssysteem van leningen is naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet of niet volledig terug te betalen.

In vergelijking met de raming is er in 2023 per saldo € 255,1 miljoen meer ontvangen op de hoofdsom dan geraamd. Dit komt voornamelijk doordat er meer vervroegd is afgelost dan geraamd. Het gaat dan om aflossingen bovenop de termijnontvangsten.

Tabel 43 Bedrag aan uitstaande leningen (bedragen x € 1 miljoen)1
 

2019

2020

2021

2022

2023

Leningen

22.222,5

23.867,0

25.266,0

26.803,7

27.423,7

Collegegeldkrediet

1.691,9

1.963,4

2.152,5

2.260,3

2.374,1

Levenlanglerenkrediet

50,5

78,9

103,8

117,6

127,5

Totaal

23.964,9

25.909,3

27.522,3

29.181,6

29.925,3

1

Realisatiegegevens DUO

Toelichting

Tabel 43 geeft de vorderingsstanden aan het einde van het jaar weer. Het betreft de uitstaande leningen op oud-studenten en op actieve studenten, exclusief de uitgaven aan prestatiebeursleningen. Het totaal aan uitstaande leningen in 2023 is € 29,9 miljard. Het totaal aan uitstaande leningen is in 2023 gestegen met ongeveer € 0,7 miljard. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt doordat er steeds meer studenten onder het studievoorschot vallen die gemiddeld een hoger bedrag lenen. Ook is de rente voor het eerst sinds jaren weer positief, wat leidt tot hoge vorderingen. Daarnaast lossen studenten onder het studievoorschot in 35 jaar af, in het oude stelsel is dit 15 jaar. Daardoor staat een lening gemiddeld langer uit.

Licence