De Koninklijke Landmacht stelt operationele eenheden gereed om bij te dragen aan de strategische afschrikking voor NATO. Indien nodig voeren grondeenheden onder de zwaarste omstandigheden, met mensen, door mensen en tussen mensen, gevechtsoperaties uit om Nederland en het bondgenootschappelijk grondgebied te verdedigen. De landmacht draagt met expeditionaire missies bij aan het bevorderen van de internationale veiligheid en rechtsorde en ondersteunt civiele autoriteiten bij crises- en rampenbestrijding en het verlenen van humanitaire hulp.
De Minister is verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang en samenstelling van de landmacht alsmede de mate van gereedheid van de grondgebonden eenheden. De landmacht is verantwoordelijk voor het operationeel gereedstellen en instandhouden van de eenheden. De landmacht is inzetbaar voor zowel internationale als nationale taken.
Sinds de invasie van Rusland in Oekraïne staan landmachteenheden in verhoogde staat van gereedheid. In het bijzonder stond de NATO Very High Readiness Joint Task Force (VJTF), bestaande uit onder andere 2.800 landmacht-militairen, op stand-by als snelle reactiemacht. Ook in 2023 ondersteunde de landmacht de Oekraïense krijgsmacht door essentiële wapens, munitie en materieel te leveren en opleidingen en trainingen te verzorgen voor Oekraïense militairen. Voorbeelden hiervan zijn de operatie Interflex en European Union Military Assistance Mission Ukraine. Als onderdeel van de NATO Enhanced Forward presence (eFP) is een Duits-Nederlandse battlegroup permanent in Litouwen geplaatst.
Onder NAVO, EU, VN en nationale vlag werden landmachteenheden in 2023 ingezet in o.a. Libanon/Israël, Jordanië, Qatar, Koeweit, Sudan en Litouwen. Deelname aan missies in o.a. Burkina Faso, Tunis en Mali zijn in 2023 beëindigd.
Landmachteenheden voerden in 2023 continue een veelvoud aan nationale operaties, militaire steunverleningen en bijstand in het kader van handhaving van de rechtsorde, openbare orde en veiligheid uit. In het bijzonder ondersteunde de landmacht de politie bij de extra beveiligde rechtbank en de veiligheidsregio’s bij gespecialiseerde doorzoekingen. In het kader van Host Nation Support ondersteunde de landmacht verschillende strategische verplaatsingen van internationale eenheden over Nederlands grondgebied.
Daarnaast ondersteunde de landmacht zoals elk jaar vele herdenkingen zoals Bevrijdingsdag, de Vierdaagse in Nijmegen en Prinsjesdag.
Missies en oefeningen stonden veelvuldig in het teken van internationale militaire samenwerking. In het bijzonder heeft de landmacht op vele gebieden samengewerkt met strategische partners Duitsland, Engeland, Frankrijk, de Verenigde Staten, België, Luxemburg en Noorwegen. Daarnaast is Litouwen een operationele partner en bestaat hernieuwde samenwerking met Suriname. De intensieve samenwerking met Duitsland blijft uniek in de wereld. Ook in 2023 zijn grote stappen gezet, waaronder het onder bevelstellen van de derde en daarmee laatste Nederlandse brigade bij een Duitse divisie. Deze samenwerking is bovenal gericht op het integraal gereedstellen voor hoofdtaak 1 van de krijgsmacht, zodat conform NATO-plannen in grote verbanden kan worden opgetreden. Ondanks deze diepgaande internationale samenwerking blijft de inzet van Nederlandse eenheden een nationaal soeverein besluit.
Voor de gereedstelling van operationele eenheden vond een veelvoud aan grote en kleine oefeningen plaats in binnen- en buitenland. Voorbeelden van internationale en NATO-oefeningen zijn: Noble Jump, Steadfast Jupiter, Falcon Spring, Swift Response, Falcon Autumn, Schneller Degen, Furious Hunter, White Horse Arena, Black Horse en Flintlock. In de aanloop naar de start in 2025 is het nieuwe NATO Force Model (NFM) leidend voor de gereedstelling van de landmacht.
De vele inzetten en opdrachten, waaronder de voortdurende steun aan Oekraïne, in combinatie met de druk op de eigen personele en materiële gereedheid, zorgden ondanks alle krijgsmachtbrede inspanningen en investeringen voor beperkte verhoging van de operationele gereedheid van de landmacht.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | ||
Art. | Verplichtingen | 1.571.278 | 1.576.567 | 1.402.621 | 1.611.486 | 1.745.807 | 1.696.487 | 49.320 |
Uitgaven | 1.497.067 | 1.594.098 | 1.368.102 | 1.599.669 | 1.748.423 | 1.696.487 | 51.936 | |
Apparaatsuitgaven | 1.255.612 | 1.248.689 | 1.316.611 | 1.515.327 | 1.666.884 | 1.605.530 | 61.354 | |
3.2 | Apparaatsuitgaven | 1.255.612 | 1.248.689 | 1.316.611 | 1.515.327 | 1.666.884 | 1.605.530 | 61.354 |
Personele uitgaven | 1.151.310 | 1.225.482 | 1.291.079 | 1.489.214 | 1.635.208 | 1.573.453 | 61.755 | |
Eigen personeel | 1.069.948 | 1.159.863 | 1.223.200 | 1.404.130 | 1.536.328 | 1.502.045 | 34.283 | |
Externe inhuur | 12.662 | 13.238 | 10.864 | 13.075 | 20.211 | 8.290 | 11.921 | |
Overige personele exploitatie | 68.700 | 52.381 | 57.015 | 72.009 | 78.669 | 63.118 | 15.551 | |
Materiële uitgaven | 104.302 | 23.207 | 25.532 | 26.113 | 31.676 | 32.077 | ‒ 401 | |
Instandhouding infrastructuur | 0 | 701 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Instandhouding IT | 0 | 2 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Overige materiële exploitatie | 104.302 | 22.504 | 25.532 | 26.113 | 31.676 | 32.077 | ‒ 401 | |
Programmauitgaven | 241.455 | 345.409 | 51.491 | 84.342 | 81.539 | 90.957 | ‒ 9.418 | |
3.1 | Programmauitgaven | 241.455 | 345.409 | 51.491 | 84.342 | 81.539 | 90.957 | ‒ 9.418 |
Opdrachten | 241.455 | 345.409 | 51.491 | 84.223 | 81.169 | 90.957 | ‒ 9.788 | |
Gereedstelling | 61.578 | 46.560 | 51.491 | 84.223 | 81.169 | 90.957 | ‒ 9.788 | |
Instandhouding materieel | 179.877 | 298.849 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
(Schade)vergoeding | 0 | 0 | 0 | 119 | 370 | 0 | 370 | |
Schadevergoeding overig | 0 | 0 | 0 | 119 | 370 | 0 | 370 | |
Ontvangsten | 13.380 | 8.662 | 5.967 | 11.521 | 6.720 | 8.054 | ‒ 1.334 |
De posten met een verschil groter dan € 10 miljoen of noemenswaardige verschillen worden hieronder nader toegelicht.
Verplichtingen
De verplichtingen zijn € 49,3 miljoen hoger uitgevallen dan begroot. Deze verhoging hangt nauw samen met de hogere uitgaven die hieronder worden toegelicht.
Uitgaven
De uitgaven zijn € 51,9 miljoen hoger ten opzichte van de vastgestelde begroting. Het belangrijkste verschil is de personele uitgaven en dit wordt hieronder toegelicht.
De personele uitgaven zijn € 61,8 miljoen hoger uitgevallen dan begroot. Hiervan is € 34,3 miljoen voor eigen personeel. De in omvang voornaamste oorzaken hiervoor zijn de hogere uitgaven voor de nieuwe arbeidsvoorwaarden met circa € 70 miljoen en lagere uitgaven vanwege het personeelstekort met ongeveer € 50 miljoen. Daarnaast zijn de pensioenafdrachten gestegen. Voor de inhuur van extern personeel is € 11,9 miljoen meer gerealiseerd dan begroot. Door ondervulling bij het eigen personeel van het CLAS zijn meer functies gevuld door inhuur van personeel. Ten slotte zijn de uitgaven voor de overige personele exploitatie € 15,6 miljoen hoger uitgevallen dan begroot. De belangrijkste reden hiervoor is dat het CLAS de opleidingscapaciteit heeft vergroot.