Beleidsartikel 4 heeft doelstellingen in het kader van het klimaat- en energiebeleid. Voor het klimaatbeleid, en in internationaal verband, betreft dit de bijdrage aan het realiseren van de doelen van de klimaatovereenkomst van Parijs en, in Europees verband, het realiseren van een netto-reductie van broeikasgassen in 2030 van ten minste 55% ten opzichte van 1990 en klimaatneutraliteit in 2050.
In het kader van het energiebeleid werken we toe naar een CO2-arme energievoorziening die veilig, betrouwbaar en betaalbaar is, op zodanige wijze dat economische kansen worden verzilverd en energie in het ruimtelijk beleid is geïntegreerd. De belangrijkste maatschappelijke uitdagingen waarop gefocust wordt zijn de klimaat- en energietransitie en de goede technische en veilige invulling van de afbouw van de winning uit het Groningenveld.
Nationaal worden de doelen uit de Klimaatwet nagestreefd. De wijziging van de Klimaatwet is op 14 februari 2023 aangenomen door de Tweede Kamer en vervolgens op 4 juli 2023 door de Eerste Kamer. In de gewijzigde wet is besloten om de doelstellingen als volgt aan te passen:
– Het streefdoel van 49% reductie in 2030 wordt vervangen door een streefdoel van tenminste 55% reductie (inclusief landgebruik) en geldt onverminderd de bindende EU-norm voor 2030.
– Het doel van 95% reductie in 2050 wordt aangescherpt tot een verplichting voor Nederland in 2050 de netto-uitstoot van broeikasgassen overeenkomstig de Europese klimaatwet tot nul te reduceren.
Voor de kortere termijn stuurt het kabinet daarnaast nog op het realiseren van de doelstelling van 16% duurzame energie in 2023, die nog voortvloeit uit het Energieakkoord. Om deze doelstellingen te bereiken zet EZK een mix van normerende en beprijzingsinstrumenten en subsidies in, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het transitiegericht maken van energieregelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren. Om uitvoering te geven aan het Urgendavonnis moet Nederland in 2020 en de jaren daarna de CO2-uitstoot met minimaal 25% reduceren ten opzichte van 1990. Hiertoe heeft het kabinet de afgelopen jaren op verschillende momenten maatregelen aangekondigd. Om deze doelstellingen te bereiken zet EZK financiële instrumenten in zoals subsidies en garanties, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het stroomlijnen van energieregelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren, de regeldruk te verminderen en efficiënter toezicht mogelijk te maken.
De Minister voor Klimaat en Energie is op basis van de Klimaatwet verantwoordelijk voor het nationale klimaatbeleid en de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid.
De Minister voor Klimaat en Energie is verder op grond van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:
Klimaatbeleid
Regisseren
– Regisseren van het nationale klimaatbeleid op basis van de nationale doelen en de werkwijze zoals deze is vastgelegd in de Klimaatwet, met het oog op het door Nederland nakomen van de (onder andere) in United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van CO2 en overige broeikasgasemissies. Hieronder valt ook het emissiehandelssysteem, waarin CO2-emissierechten worden toegewezen en geveild.
– De regie op de internationale aspecten van het klimaatbeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daaronder vallen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.
(Doen)Uitvoeren
– De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies van motorvoertuigen, op brandstofkwaliteit, op de productie en de inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System/ETS).
– De opdracht aan de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor het handelssysteem in CO2-emissierechten, waaronder het toewijzen en doen veilen van CO2-emissierechten. Ook de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie en het toezicht op de bijstook van duurzame biomassa bij energiecentrales zijn hier onderdeel van.
Stimuleren
Om de klimaatdoelen te behalen worden maatschappelijke partners proactief betrokken. De Minister voor Klimaat en Energie stimuleert het in stand houden, aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden, burgers en kennisorganisaties rondom de doelen uit de Overeenkomst van Parijs, het Klimaatakkoord en het Energieakkoord.
Energiebeleid
Regisseren
– Het regisseren van de realisatie van grote energie-infrastructuurprojecten die onder de Rijkscoördinatieregeling (RCR) vallen; dit betekent als projectminister, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van projecten en voor de coördinatie van benodigde vergunningen;
– Het versneld uitrollen van windenergie op zee richting 2030 en verder;
– Het actief participeren in Europese en internationale netwerken ten behoeve van energy governance, kennis brengen naar en leren van andere landen en instellingen;
– Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector in relatie tot de energietransitie ten volle wordt benut;
– Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige, veilige en verantwoorde winning van onze bodemschatten;
– Het bieden van mogelijkheden aan, en het faciliteren van, lokale duurzame energie-initiatieven;
– Het coördineren van het energiebesparingsbeleid via de verschillende vakministers;
– Het creëren van randvoorwaarden voor de ontwikkeling van innovatie-ecosystemen;
– Het uitvoeren van de vergunningverlening voor de mijnbouw;
– Het creëren van randvoorwaarden voor een goede nucleaire (kennis)infrastructuur en veilige uraniumverrijking, met inbegrip van de taken die hierover zijn opgenomen in internationale verdragen, met het oog op de bewaking en beveiliging van de hierbij betrokken kennis en technologie.
Financieren
Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing, mijnbouwklimaat en klimaat- en energie-innovatie gericht op het realiseren van CO2-reductie en een goed werkend energiesysteem.
Stimuleren
– Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie (conform afspraken Energieakkoord resp. Klimaatakkoord en de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED));
– Het stimuleren van energiebesparing (conform afspraken Energieakkoord resp. Klimaatakkoord en de Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED)).
– Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van klimaat- en energie-innovaties;
– Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2-uitstoot van en energiebesparing bij energiebedrijven en industrie;
– Het stimuleren van een goed werkende Europese energiemarkt met een adequate infrastructuur en bijbehorende wetgeving;
– Het stimuleren van de transitie naar een duurzame en betrouwbare energievoorziening, inclusief de bijdrage aan het internationale oliecrisisbeleid.
Het Ministerie van EZK geeft inzicht in de in 2022 geleverde prestaties op het gebied van het klimaatbeleid met de Monitor Klimaatbeleid 2021 ((Kamerstuk 32 813, nr. 901) en het Dashboard Klimaatbeleid (www.dashboardklimaatbeleid.nl). Een aantal prestatie-indicatoren en kengetallen die hierin niet zijn opgenomen wordt hieronder weergegeven.
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 20231 | Ambitie 2023 | Bron | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Algemene Prestatie-indicator | ||||||||||
Emissies ETS-sectoren | 93,9 | 91,4 | 87,4 | 83,7 | 74,1 | 74,1 | 68,52 | n.n.b | n.v.t. | Emissieregstratie |
Emissies niet-ETS-sectoren | 99,6 | 99,6 | 98,6 | 96,5 | 90,2 | 93,6 | 85,52 | n.n.b | n.v.t. | Emissieregstratie |
Reductie van de emissies van broeikasgassen t.o.v. 1990 | 11,7% | 12,6% | 15,1% | 17,8% | 25,2% | 24,9% | 30,5% | n.n.b | n.v.t. | Emissieregstratie |
Aandeel hernieuwbare energie | 6,0% | 6,6% | 7,4% | 8,8% | 11,5% | 12,0 ‒ 13,4% | 15% | n.n.b | n.v.t. | KEV 2023, PBL |
Prestatie-indicatoren Elektriciteit | ||||||||||
Gerealiseerde vermogen windenergie op zee in MW | 957 | 957 | 957 | 957 | 2.460 | 2.460 | 2.571 | n.n.b | 2023: 4.450 MW 2030: 11.000 MW | Dashboard Klimaatbeleid |
Gerealiseerd vermogen wind op land en zon-PV in MW | 5.435 | 6.156 | 8.044 | 10.753 | 15.109 | 19.590 | 25.188 | n.n.b | 2020: 6000 MW voor Wind op Land (voor Zon-PV is er geen doelstelling) | Dashboard Klimaatbeleid |
Gerealiseerd vermogen in waterstofprojecten uit elektrolyse in MW | 1,1 | 1,1 | 2 | 2,0 | 3,0 | 3,6 | n.v.t. | RVO | ||
Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit - HHI | 1.992 | 1.822 | 1.951 | 2.021 | 1.918 | 2.026 | 1.984 | 1.958 | n.v.t. | ACM |
Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit -C3 | 75% | 72% | 74% | 75% | 72% | 72% | 71% | 68% | n.v.t. | ACM |
Concentratiegraad in de retailsector gas - HHI | 1.895 | 1.821 | 1.949 | 1.949 | 1.941 | 2.048 | 2.005 | 1.961 | n.v.t. | ACM |
Concentratiegraad in de retailsector gas - C3 | 74% | 72% | 74% | 72% | 73% | 73% | 71% | 68% | n.v.t. | ACM |
Elektriciteitsstoringen in minuten per jaar | 21 | 24 | 27 | 20 | 21 | 20 | 22 | 22 | n.v.t. | Netbeheer Nederland |
Ontwikkeling kostprijs hernieuwbare Wind op Land EUR/MWh | 86 | 79 | 67 | 68 | 51 | 50 | 51 | n.n.b | 52 | Dashboard Klimaatbeleid |
Ontwikkeling kostprijs Zon-PV EUR/MWh | 128 | 125 | 110 | 95 | 80 | 66 | 63 | n.n.b | 83 | Dashboard Klimaatbeleid |
Prestatie-indicatoren Industrie | ||||||||||
Cumulatieve vermeden CO₂ vanaf 2015 door procesefficientie-maatregelen uit MJA/MEE in kton) | 1.007.183 | 1.830.466 | 2.560.195 | 3.215.997 | 3.688.000 | n.b.3 | n.b.3 | n.b.3 | n.v.t. | |
Gerealiseerde cumulatieve energiebesparing van EIA en MJA/MEE (in PJ) | 18,0 | 31,9 | 45,5 | 57,0 | 663 | n.b.3 | n.b.3 | n.b.3 | n.v.t. | |
Toegekende duurzame investeringen in de industrie via EIA en MIA-Vamil (bedragen in € 1.000) | 224.746 | 275.438 | 421.000 | 400.000 | 347.000 | 439.000 | 394.000 | n.n.b. | n.v.t. | RVO.nl |
Groengasproductie in relatie tot de productie van elektriciteit en warmte uit biomassa (in PJ) | 2,62 | 3,10 | 3,38 | 4,50 | 6,39 | 7,16 | 7,304 | n.n.b. | n.v.t. |
Kengetal HHI en C3
De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-Hirschman Index (HHI). Een markt met een HHI onder de 1.800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1.800 en 8.000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt. Het is vele jaren beleid van het ministerie geweest om de concentratiegraad te verlagen en dat beleid is nu geëffectueerd, zodat er geen actief beleid meer op gevoerd wordt. Wel wordt de concentratiegraad nog jaarlijks door ACM gemonitord.
Realisatie 1990 | Realisatie 2005 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 20221 | Raming 2025 | Raming 20302 | Brandbreedte 2030 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Elektriciteit | 39,6 | 52,1 | 32,5 | 32,4 | 30,7 | 26,1-32,43 | 8,1-13,53 | 7-21 |
Industrie | 86,4 | 66,3 | 53,7 | 54 | 49,8 | 54,4 | 40,9 | 32-47 |
Gebouwde omgeving | 30,0 | 29,3 | 22,1 | 24,8 | 20,1 | 19,9 | 18,2 | 15-21 |
Mobiliteit | 32,2 | 39,8 | 29,9 | 29,8 | 29,6 | 31,6 | 28,2 | 26-31 |
Landbouw | 33,1 | 26,1 | 26,5 | 26,6 | 23,9 | 24,6 | 23,2 | 21-24 |
Landgebruik | 5,7 | 5,2 | 4,1 | 4,3 | 4,4 | 3,9 | 3,7 | 3,0-4,2 |
Totaal | 227,0 | 218,8 | 168,8 | 171,9 | 158,5 | 160,5-166,84 | 122,2-127,64 | 114-1394 |
Het ontbreken van een puntwaarde voor de elektriciteitssector heeft als gevolg dat de raming voor de nationale totale emissies ook alleen met een onzekerheidsbandbreedte kan worden gegeven.
Deze bandbreedte voor het nationale totaal is afgeleid van de onzekerheidsbandbreedtes van de individuele sectoren, waarbij er rekening is gehouden met interacties tussen onzekerheden. Dit is de reden waarom de bandbreedtes per sector niet optelbaar zijn tot de bandbreedte voor de nationale totale emissie.
Figuur 3 Kengetal: Elektriciteitsstoringen in minuten per jaar
Bron: Netbeheer Nederland
Beleidsconclusies Klimaatbeleid
Algemene voortgang van het Klimaatbeleid in 2023
Het kabinet heeft sinds zijn aantreden werk gemaakt van een ambitieus, rechtvaardig en uitvoerbaar klimaatbeleid. 2023 was opnieuw een belangrijk jaar voor de besluitvorming over en de uitvoering van het klimaatbeleid. Het Beleidsprogramma Klimaat uit juni 2022 is in het voorjaar van 2023 aangevuld om te komen tot een samenhangend beleidspakket van normering, subsidiëring en beprijzing om het aangescherpte doel uit de Klimaatwet voor 2030, dat in 2022 volgens PBL-ramingen nog buiten bereik lag, te kunnen halen.
Op basis van de Klimaatwet legt het kabinet in de Klimaatnota 2023 verantwoording af over het gevoerde klimaatbeleid, op basis van de Klimaat en Energieverkenning (KEV) van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Volgens de KEV van 2023 komt de emissiereductie in 2030 uit op ca. 46-57% ten opzichte van 1990. In de KEV van 2022 was de raming nog 41-52%. Het doel van 55% kwam hiermee in 2023 voor het eerst binnen bereik. Echter: om op koers te komen en de 55% te halen zullen bijna alle meegenomen klimaatplannen maximaal effect moeten hebben en zullen andere niet stuurbare factoren (zoals het weer of de export van elektriciteit) gunstig moeten uitpakken. Met de in het voorjaar 2023 aangekondigde maatregelen die het PBL nog niet in de raming kon meenemen verwacht het kabinet nog ongeveer 4% extra emissiereductie te behalen. Deze reductie zou met name komen uit invulling van het klimaatbeleid in de landbouw, de subsidieregeling CO2-vrije gascentrales en de realisatie van negatieve emissies. De reductie is echter onzeker en is alleen reëel als ook dit beleid voortvarend en volledig wordt uitgevoerd.
Op Prinsjesdag 2023 is aan de Tweede Kamer gemeld dat het kabinet tijdens zijn demissionaire periode naar letter en geest van de Klimaatwet doorwerkt aan het Klimaatbeleid dat met de Tweede Kamer is besproken. Komende periode gaat het kabinet ook in demissionaire status door met uitwerking en implementatie van klimaatmaatregelen, onder andere de maatregelen die voorgesteld zullen worden in het kader van de Voorjaarsnota. Het kabinet heeft aangegeven dat het drie maatregelen die onderdeel waren van het Voorjaarsnotapakket, zal overlaten aan een nieuw kabinet. Dit betreft: i) de invoering van betalen naar gebruik, ii) besluitvorming over de aanpassing van de Energiebelasting en iii) de besluitvorming over een afbouwpad van de fossiele subsidies.
Klimaatfonds
Voor de periode tot en met 2030 heeft het kabinet Rutte-IV besloten om een Klimaatfonds op te richten dat bijdraagt aan het behalen van de gestelde klimaatdoelen. De uitwerking van dit fonds geschiedt via een begrotingsfonds met een instellingswet. Het wetsvoorstel Tijdelijke wet Klimaatfonds dat hiervoor nodig is, is op 6 juli 2023 door de Tweede Kamer aangenomen. De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel op 19 december 2023 behandeld. Een meerderheid van de fracties in de Eerste Kamer heeft ingestemd met het voorstel, zodat het wetsvoorstel is aanvaard en het Klimaatfonds een feit is.
In het voorjaar van 2023 is het concept-Meerjarenprogramma 2024 van het Klimaatfonds gepresenteerd en bij de Miljoenennota is uiteindelijk het definitieve Meerjarenprogramma 2024 (MJP 2024) van het Klimaatfonds gedeeld. Het programma geeft een integraal overzicht van de investeringen die worden gedaan uit de zes percelen die binnen het Klimaatfonds gedefinieerd zijn. De gedefinieerde percelen zijn Kernenergie, CO2-vrije gascentrales, Energie-infrastructuur, Vroege fase opschaling, Verduurzaming industrie en innovatie MKB en Verduurzaming gebouwde omgeving. Per perceel is toegelicht voor welke maatregelen er middelen zijn aangevraagd en of deze middelen zijn toegekend vanuit het Klimaatfonds. Het voorstel in het MJP 2024 is, om € 11,8 mld over te hevelen naar de departementale begrotingen en € 15,3 mld te reserveren voor specifieke doelen.
Ook is er bij de Miljoenennota een proeve van de begroting 2024 van het Klimaatfonds gepresenteerd. Hierin zijn de budgettaire gevolgen van het MJP 2024 opgenomen, waarbij elk perceel een begrotingsartikel vormt. Het doel van de proeve van begroting is om de Kamer over de jaren heen een integraal overzicht te bieden van de uitgaven van het Klimaatfonds. Om deze reden wordt gelijktijdig met het ontwerp Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2025 een proeve van jaarverslag Klimaatfonds 2023 gepresenteerd die de kamer een integraal beeld geeft op de status en onderuitputting van de reeds toegekende/overgehevelde middelen.
Europese klimaatdoelen
In juli 2021 heeft de Europese Commissie het Fit-for-55%-pakket gepresenteerd, bestaande uit een groot aantal voorstellen om nieuwe en bestaande klimaat- en energieregelgeving in lijn te brengen met de opgehoogde emissiereductiedoelen voor 2030 en 2050. Inmiddels is het hele Fit-for-55 pakket, behalve de energiebelastingsrichtlijn, ter implementatie van het te behalen doel van ten minste 55% broeikasgasreductie in 2030 afgerond in trilogen en het merendeel heeft de Europese Commissie ook al officieel gepubliceerd. Daarnaast is ook de nationale implementatie van start gegaan en aan de Tweede Kamer gestuurd, waaronder het ETS. Het Ministerie van EZK heeft zich hierbij ingespannen voor snelle besluitvorming en behoud van het ambitieniveau, teneinde het 2030-doel van 55% emisiereductie te kunnen halen.
CO2-heffing
Het kabinet heeft in het voorjaar van 2023 aangeven het tarief van de CO2-heffing per 1-1 januari 2025 op te hogen en de heffing te verlengen tot 2032. Hiervoor voert PBL een tariefstudie uit die in het voorjaar van 2024 wordt verwacht. Het aangepaste tarief wordt meegenomen in het Belastingplan 2025.
Per 1 januari 2023 is een oplopende minimum CO2-prijs voor de industrie geïntroduceerd. Het kabinet heeft in 2023 als onderdeel van de voorjaarsnotabesluitvorming een voorstel gedaan voor ophoging van deze minimum CO2-prijs. Maar uiteindelijk is het voorstel als onderdeel van de Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit niet aangenomen in de Eerste Kamer.
Beleidsconclusies Energiebeleid
Windenergie op zee
In 2023 is de eerste fase van de routekaart windenergie op zee afgesloten. Deze fase geeft uitvoering aan de afspraak in het Energieakkoord (2013) om in 2023 het vermogen van windenergie op zee te hebben opgeschaald naar circa 4,5 gigawatt (GW). Geconcludeerd kan worden dat dit doel met een realisatie van circa 4,7 GW ruimschoots gehaald is. Het doel is binnen de geplande tijd en budget behaald. Tegelijkertijd is een belangrijke stap gezet in de uitvoering van de vervolgfase, die tot doel heeft om eind 2031 circa 21 GW gerealiseerd te hebben. Daartoe zijn eind december 2023 de definitieve kavelbesluiten en tenderregelingen voor kavels Alpha en Beta van windenergiegebied IJmuiden Ver in de Staatscourant gepubliceerd, nadat de aangepaste planning in juni 2023 was gepubliceerd (Kamerstuk 33 561, nr. 57). Deze kavels bieden ruimte voor maximaal 4,6 GW.
Het afgelopen jaar zijn verschillende procedures afgerond voor het Net op zee. Voor zowel Net op zee IJmuiden Ver Beta als IJmuiden Ver Gamma zijn alle benodigde besluiten onherroepelijk en is TenneT begonnen met de realisatie. Ook voor Net op zee IJmuiden Ver Alpha zijn de besluiten uit de eerste fase onherroepelijk. Voor windgebied Nederwiek zijn de netten op zee in voorbereiding.
Daarnaast zijn in de programma’s Verbindingen Aanlanding Wind op Zee 2031-2040 en Aansluiting Wind op Zee – Eemshaven stappen gezet in het onderzoeken van de mogelijkheden om aan te landen voor de periode vanaf 2030. Ook zijn met de verschillende regio’s gesprekken opgestart over de invulling van de zogenaamde gebiedsinvesteringen.
In 2023 is ook het Nederlands voorzitterschap van het North Seas Energy Cooperation (NSEC) afgerond. Via NSEC wordt de internationale samenwerking tussen de Noordzeelanden voor windenergie op zee vormgegeven. Onder het Nederlands voorzitterschap is een gezamenlijke Actie Agenda opgesteld, die toewerkt naar een geïntegreerd energiesysteem in 2050, duurzame en sterke toeleveringsbedrijven in Europa en een beter evenwicht tussen energie en natuur op de Noordzee.
In oktober 2023 is de Tweede Kamer op de hoogte gebracht van de voortgang van de routekaart windenergie op zee (Kamerstuk 33 561, nr. 59). In diezelfde brief is aangegeven dat de totale investeringskosten voor het net op zee voor de genoemde 21 GW geraamd worden op € 35,5 mld in plaats van de eerder geraamde € 26 mld.
Voor de langere termijn onderzoekt het kabinet of er vraag naar en ruimte is voor 50 GW in 2040 en 70 GW windenergie op zee in 2050. Om hiervoor voldoende ruimte op zee aan te wijzen is het kabinet, onder leiding van de Minister van IenW, gestart met een partiële herziening van het Programma Noordzee 2022-2027 (Kamerstuk 35 325, nr. 8). Hiermee beoogt het kabinet extra ruimte aan te wijzen voor ten minste 23 tot 26 GW voor de periode 2032 tot en met circa 2038. Ook is in 2023 gestart met het Energie Infrastructuur Plan Noordzee (EIPN). Dit plan geeft richting aan de infrastructuur die nodig is voor het verzamelen, transporteren en aan land brengen van de energie die windparken op de Noordzee opwekken. Voor de periode na 2030 is voorzien dat transport van windenergie op zee zowel in de vorm van elektriciteit als waterstof zal gebeuren. Om de grootschalige productie van waterstof op zee tegen aanvaardbare kosten mogelijk te maken heeft de Minister voor Klimaat en Energie voor twee demonstratieprojecten de voorkeurslocaties Hollandse Kust (demo 1, <100 MW) en Ten Noorden van de Waddeneilanden (demo 2, 500 MW) bekendgemaakt en hiervoor € 1,78 mld gereserveerd uit het Klimaatfonds (Kamerstuk 33 561, nr. 58).
Geconcludeerd kan worden dat de realisatie van wind op zee tot en met 2031 op schema ligt en dat de voorbereidingen voor continuering in de periode erna zijn ingezet.
Overige verduurzaming van de productie van elektriciteit
In 2023 zijn volgens planning (Kamerstuk 32 645, nr. 116) de eerste stappen gezet voor de bedrijfsduurverlenging van de kerncentrale in Borssele en voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales. Dat betekent voor de bedrijfsduurverlenging van de bestaande centrale dat de milieueffectenrapportage-procedure (hierna MER-procedure) voor de wijziging van de Kernenergiewet is gestart met de publicatie van de concept-NRD (Notitie Reikwijdte en Detailniveau), als eerste stap in de MER-procedure. Voor de technische haalbaarheidsstudies voor de nieuw te bouwen centrales zijn in december 2023 de eerste twee contracten getekend met technologieleveranciers KHNP en EDF. Naar verwachting wordt het contract met de derde partij (Westinghouse) begin 2024 getekend. Daarmee zullen de technische haalbaarheidsstudies begin 2024 van start gaan. Parallel daaraan loopt de marktconsultatie naar de financieringsconstructie, waarvoor de eerste constructieve gesprekken met de drie technologieleveranciers zijn gevoerd. Verder is een intensief participatie- en communicatietraject gestart, op basis van het gepubliceerde participatie- en communicatieplan.
Voor de nodige impuls in de nucleaire kennisinfrastructuur is – conform planning – een start gemaakt door kernenergie als afzonderlijke missie toe te voegen aan het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid. Daarbinnen is het Meerjarig Missiegedreven Innovatieprogramma (MMIP) Kernenergie opgesteld, waarmee is gekozen voor een programmatische aanpak van essentiële investeringen in kennis en innovatie in het nucleaire domein met aandacht voor onderwijs, onderzoek en het bedrijfsleven, ook internationaal. Dit programma zal vanaf 2024 ten uitvoer worden gebracht. De internationale context en ervaringen van andere landen zijn cruciaal om de opbouw van de nucleaire kennis en kunde in Nederland mogelijk te maken. Om de technische samenwerking op kernenergie en uitwisseling van kennis en expertise te stimuleren, worden (afzonderlijke) Memoranda of Understanding met verschillende landen afgesloten. Eind 2023 is een MoU met Zuid-Korea ondertekend. In 2023 is bovendien veel aandacht uitgegaan naar de Small Modular Reactors (SMRs), waarvan de ontwikkeling wereldwijd snel gaat. De Nuclear Research and consultancy Group (NRG) heeft in opdracht van het Ministerie van EZK een SMR-marktanalyse uitgevoerd. Ook in Nederland wordt door verschillende partijen (waaronder provincies en gemeenten) gekeken naar de mogelijkheden die deze SMRs bieden. Zij vragen daarbij ondersteuning vanuit het Rijk. Daarom heeft afgelopen periode een uitgebreide stakeholderanalyse plaatsgevonden, die de basis vormt voor de programma-aanpak die medio 2024 van start gaat.
Nationaal Plan Energiesysteem (NPE)
Het kabinet heeft 1 december 2023 het eerste Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) gepresenteerd om de regie van de rijksoverheid op de energietransitie te versterken. Het NPE bevat een visie op de ontwikkeling van het energiesysteem tot 2050, inclusief vijf hoofdkeuzes en ontwikkelpaden voor de ketens van het toekomstige energiesysteem. Met dit plan ligt er een integrale visie die zowel over de verschillende onderdelen van het energiesysteem heen kijkt als over het gebruik van energie in Nederland tot 2050. Het NPE dient tevens als bouwsteen voor de update van het Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan (INEK) dat Nederland in het kader van Europese klimaatafspraken in 2024 opstuurt naar de Europese Commissie. Begin juli 2023 presenteerde het kabinet eerst het concept-NPE (Kamerstuk 32 813, nr. 1280), waarin onder meer gebruik is gemaakt van het in april 2023 gepresenteerde rapport van het Expertteam Energiesysteem 2050. Tot september 2023 lag het concept-NPE voor ter consultatie en zijn er diverse dialoogbijeenkomsten over het concept-NPE geweest in regio’s in Nederland en met een reeks aan belanghebbenden. De reacties hieruit zijn verwerkt in de definitieve versie van het NPE dat begin december 2023 aan de Tweede Kamer is gezonden (Kamerstuk 32 813, nr. 1319). Met het uitbrengen van het NPE start ook een cyclus waarin het kabinet jaarlijks verantwoording aflegt over de voortgang van het energiesysteem en met een beleids- en uitvoeringsagenda stuurt op de uitvoering van de in het NPE vastgelegde visie.
Op 3 juli 2023 hebben de Ministers voor Klimaat en Energie en de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening het Ontwerp-Programma Energiehoofdstructuur (PEH) gepubliceerd (Kamerstuk 3 239, nr. 380). Het PEH betreft de ruimtelijke visie voor de energiehoofdstructuur van nationaal belang voor Nederland in 2050. Het ontwerp en de bijbehorende Integrale Effectenanalyse (IEA) hebben van vrijdag 1 september tot en met donderdag 12 oktober 2023 ter inzage gelegen. In die periode was het mogelijk om een formele zienswijze in te dienen. Alle zienswijzen worden door de betrokken overheden meegenomen bij het opstellen van de definitieve besluiten. Het definitieve PEH zal naar verwachting begin 2024 worden vastgesteld, samen met een uitvoeringsprogramma.
Geconcludeerd kan worden dat het Ministerie van EZK op schema ligt ten aanzien van het NPE en PEH.
CCS
Medio augustus 2023 heeft de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een voor het CCS-project Porthos positieve uitspraak gedaan. Hiermee konden de initiatiefnemers EBN, Gasunie en het Havenbedrijf Rotterdam in november hun finale investeringsbeslissing voor het grootschalige CO2-transport en -opslagproject nemen. Dit is een belangrijke mijlpaal voor het Nederlandse en Europese klimaatbeleid. Hierdoor zal er vanaf 2026 2,5 Mton CO2 per jaar worden afgevangen en permanent worden opgeslagen onder de Noordzee. De door het kabinet verstrekte garantie van € 175,6 mln kwam hiermee te vervallen. Om de verdere uitrol van CCS te versnellen, is in 2023 een lening aan EBN verstrekt om deel te nemen aan de ontwikkeling van de opslaglocaties behorende bij de opstartfase van het Aramis-project. Daarnaast is EBN gestart met de voorbereidingen voor het uitvoeren van haalbaarheidsstudies naar additionele opslaglocaties. Om de Noordwest-Europese markt verder op gang te brengen heeft Nederland met zowel België als met Denemarken een Memorandum of Understanding getekend, om de import en export van CO2 met deze landen te vergemakkelijken. Op het gebied van onderzoek en innovatie draagt Nederland bij via het Europese CETP (Clean Energy Transition Partnership). In 2023 is hiervoor € 4 mln subsidie aan verschillende internationale onderzoekprojecten toegekend. Tevens lopen ook de internationale onderzoeksprojecten onder het ACT III programma nog (2021 ‒ 2024). Hiervoor heeft Nederland met € 4 mln in totaal bijgedragen.
Afhandeling mijnbouwschade voormalige steenkoolwinning Limburg
Voor het jaar 2023 was voor de schadeafhandeling € 3,3 mln gereserveerd. Vanuit de regio kwam het verzoek om eerst verder te spreken over de wijze waarop de schadeafhandeling zou worden ingericht. Op 27 oktober 2023 is met de provincie Limburg een bestuursakkoord afgesloten over de inrichtingsprincipes van de schadeafhandeling. Kleine schades zullen worden vergoed en grotere schades worden hersteld. Hier zal in 2024 een Rijksdienst voor worden ingericht. De Tweede Kamer is hierover per brief geïnformeerd (Kamerstuk 32 849, nr. 238).
Schoonebeek
In het gebiedsproces Schoonebeek is in 2023 gesproken over een andere verdeling van de lusten en lasten van de mijnbouwactiviteiten aldaar, ook vooruitlopend op de aangekondigde verkenning in de Contourennota Mijnbouwwet. Dat heeft eind 2023 geleid tot een principeakkoord dat begin 2024 aan de regio zal worden bevestigd en waarover de Kamer vervolgens zal worden geïnformeerd. NAM zal een bijdrage leveren uit de opbrengst van de oliewinning. Het Rijk draagt daar via de deelname van EBN voor ten minste 40% aan bij.
Groene waterstof
Waterstof Important Project of Common European Interest (IPCEI Waterstof) is een meerjarig traject met vier verschillende thema’s (golven). Deze golven lopen ieder een afzonderlijk traject door bij de Europese Commissie en hebben ieder een aparte nationale subsidietender. De samenloop van de tijdlijnen van het Europese en het nationale proces blijft een uitdaging bij de uitvoering van het IPCEI-traject.
In 2023 heeft de nationale selectie voor golf 4 met als thema mobiliteit plaatsgevonden. Voor de andere drie golven heeft dit proces in 2021 en 2022 al plaatsgevonden. Het Europese traject voor golf 3 (thema import en opslag) en golf 4 is nog gaande. Beide golven zouden initieel in 2023 afgerond zijn, maar door vertraging in de planning van de Europese Commissie wordt het Europese proces voor beide golven in 2024 afgerond. Na afronding mag de subsidie worden uitgekeerd aan de geselecteerde projecten.
Opschaling waterstofproductie via elektrolyse (OWE)
In 2023 vond volgens plan de openstelling plaats van de eerste tender van de Subsidieregeling Opschaling volledig hernieuwbare waterstofproductie via elektrolyse (OWE) met een budget van € 249,9 mln. Met deze tender beoogt het Ministerie van EZK elektrolyseprojecten tussen de 0,5 en 50 MW te ondersteunen. Er was veel belangstelling voor de beschikbare subsidies: het ministerie heeft voor meer dan € 600 mln aan aanvragen ontvangen. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) gaat de aanvragen komende maanden beoordelen en maakt naar verwachting na het eerste kwartaal van 2024 de resultaten bekend.
Transport Waterstof
Zijne Majesteit de Koning heeft op 27 oktober 2023 de starthandeling verricht voor de aanleg van het landelijke waterstofnetwerk in Nederland. Gasuniedochter Hynetwork Services (HNS) ontwikkelt het net en zal het gaan beheren. HNS is hiertoe door de Minister voor Klimaat en Energie belast met het uitvoeren van een Dienst van Algemeen Economisch Belang. Hierbij is een subsidie verstrekt van maximaal € 750 mln om de verliezen in de aanloopfase af te dekken waarin de opbrengsten de kosten nog niet kunnen dekken. Op termijn wordt HNS gereguleerd beheerder van het transportnet voor waterstof.
Energie-innovatie
In 2023 zijn de Integrale Kennis en Innovatie Agenda Klimaat en Energie (IKIA) en Meerjarige Missiegedreven Innovatieprogramma’s (MMIPs) succesvol herijkt in samenspraak met bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden. Dit houdt in dat de meerjarige programmering van energie-innovaties en -technologieën volledig is aangesloten op de nieuwe klimaatdoelstellingen van 55% CO2-emmissiereductie in 2030 en klimaatneutraal in 2050. Hierdoor kunnen de benodigde innovaties voor het energiesysteem van de toekomst verder ontwikkeld worden. Daarnaast is het energie-innovatie instrumentarium geëvalueerd, waaruit volgde dat de instrumenten zowel doelmatig als doeltreffend zijn. Een van de aanbevelingen uit de evaluatie is de verdere stroomlijning van het instrumentarium: deze acties zijn in 2023 deels in gang gezet en lopen door in 2024. Deze stroomlijning houdt in dat er minder verschillende instrumenten zijn die weinig onderscheidend zijn. In plaats hiervan is er een drietal grotere integrale instrumenten die meer soorten energie-innovatietechnologieën kunnen ondersteunen en duidelijke verschillende doeleinden hebben. Hierdoor is er voor de aanvrager meer duidelijkheid met welk instrument de financieringsbehoefte kan worden vervuld. Het afgelopen jaar zijn de DEI+, de HER+ en verschillende Topsector Energie tenderregelingen opengesteld. Met name voor de openstelling van de DEI+ was veel belangstelling. De DEI+ is opengesteld met ca. € 65 mln en er is uiteindelijk voor € 226 mln aangevraagd. Door de verruiming van de Europese staatssteunkaders is er in de DEI+ nu ruimte voor projecten met een bovengrens van € 30 mln aan subsidie in plaats van € 15 mln. In 2024 zal een nieuwe openstelling van de MOOI plaatsvinden.
Risicobeleid
In de kamerbrief Verantwoord omgaan met veiligheid en gezondheid in de energietransitie (Kamerstuk 32 813, nr. 1113) is aangekondigd dat er interdepartementale uitgangspunten voor verantwoord omgaan met veiligheids- en gezondheidsrisico’s van de energietransitie worden vastgesteld. In 2023 zijn deze uitgangspunten uitgewerkt voor beleid, vergunningverlening en toezicht. De uitgangspunten risicobeleid worden naar verwachting medio 2024 mede namens de ministeries van IenW, VWS, BZK, JenV en SZW aan de Tweede Kamer aangeboden. Eerdere concepten van de uitgangspunten zijn al verwerkt in risicobeleid voor geothermie en in interdepartementale richtsnoeren voor waterstofveiligheid.
Regionale Energiestrategieën
Sinds 2019 werken dertig regio’s aan een Regionale Energiestrategie (RES). Dit houdt in dat ze plannen maken voor het opwekken van elektriciteit uit zonne- en windenergie in hun regio. Gezamenlijk moet het bod van alle regio’s optellen tot ten minste 35 TWh in 2030. Het door de overheden in de dertig regio’s vastgestelde opgetelde bod komt hier met in totaal 55 TWh ruim bovenuit. Zoals blijkt uit de PBL-voortgangsmonitor en de RES-foto van december 2023 blijft de doelstelling van 35 TWh in 2030 goed haalbaar. De bandbreedte voor de elektriciteitsproductie in 2030 is ongeveer gelijk aan de monitor uit 2022, en bedraagt 34 tot 44 TWh. Omdat het PBL constateert dat het kwantitatieve doel van 2030 binnen bereik ligt, lijkt het ingezette beleid succesvol en zijn er vooralsnog geen redenen tot aanvullende maatregelen. De opdrachtgevende partijen van het nationaal programma RES (NP RES) kijken kritisch naar het tijdspad en de opgave van 35 TWh en het bod van 55 TWh. De continuering van de RES’en is geborgd. Er is jaarlijks € 12 mln beschikbaar voor de proceskosten van de 30 RES-regio’s samen. Ook wordt de financiering van het NP RES gecontinueerd. Dit maakt onderdeel uit van de in totaal € 5,38 mld voor de uitvoeringskosten klimaat- en energiebeleid van gemeenten en provincies voor de jaren 2023 tot en met 2030.
Energiebelasting en opslag Duurzame energie- en klimaattransitie
Het Belastingplan 2024 volgt het bestaande basispad voor de Energiebelasting. Hiermee wordt ingezet op het laten lonen om het energieverbruik te verminderen en/of over te stappen van aardgas naar elektriciteit, voor huishoudens, bedrijven en maatschappelijke instellingen. Tegelijkertijd is de belastingvermindering bij amendement verhoogd, met het oog op de betaalbaarheid van de energierekening. In het Belastingplan 2023 is bij amendement geregeld dat er nieuwe eerste schijven gas en elektriciteit in de energiebelasting worden geïntroduceerd per 1 januari 2024. In het Belastingplan 2024 is met aanvullende wetgeving geregeld dat een aangepast tarief in de eerste schijf gas ook daadwerkelijk uitgevoerd kan worden op enig moment. Daarnaast is in het pakket Belastingplan 2024 het wetsvoorstel Fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw aangenomen. Verder is geregeld dat over bedrijven die staatssteun ontvangen in de vorm van verlaagde energiebelastingtarieven, informatie over deze steun wordt verstrekt, die vervolgens in de Transparency Aid Module (TAM) wordt opgenomen ter naleving van de Europese regels voor transparantie bij staatssteun. Ook is de lijst van duurzame warmtebronnen van stadsverwarmingsinstallaties geactualiseerd, met als doel het gebruik van duurzame warmtebronnen in stadsverwarmingssystemen te bevorderen. Met het in 2023 doorgevoerde fiscale beleid worden investeringen in verduurzaming gestimuleerd en zal de energiebelasting beter bijdragen aan de klimaat- en energietransitie.
SDE++
Voor de ontwikkeling van het efficiënt reduceren van CO2-emissies is de SDE+ in 2020 verbreed van hernieuwbare energieproductie naar CO2-reductie: de SDE++. Deze subsidieregeling is nu viermaal opengesteld. In 2023 zijn binnen de SDE++ «hekjes» geïntroduceerd om op dit moment relatief dure, maar op lange termijn noodzakelijke maatregelen voor kosteneffectieve CO2-reductie (zoals duurzame warmte) beter aan bod te laten komen. Er was in 2023 een openstellingsbudget van € 8 mld en er is voor € 16,3 mld subsidie aangevraagd. De uiteindelijk hoogte aan positieve beschikkingen is nog niet bekend. Door de gestegen energieprijzen waren de op basis van de SDE, SDE+ en SDE++ uitbetaalde bevoorschottingsbedragen zeer gering.
Voor maatregelen die kosteneffectief bijdragen aan CO2-reductie, maar die op dit moment niet onder de SDE++ vallen, is eveneens een specifiek perceel binnen het Klimaatfonds ingericht dat zich richt op de opschaling van hernieuwbare energiedragers, zoals waterstof. Over de uitwerking hiervan zal de Kamer geïnformeerd worden.
Leveringszekerheid en vulling gasopslag Bergermeer
Op 1 november 2023 waren de gasopslagen in Nederland voor 99,6% gevuld. Hiermee voldeed Nederland ruimschoots aan de Europese vulverplichting (73%), evenals aan de aanvullende kabinetsambitie (een gemiddelde minimale vulgraad van 90%). Dit was met name te danken aan marktpartijen. Zo werden bijvoorbeeld de gasopslagen Norg, Grijpskerk en PGI Alkmaar volledig gevuld. Daarnaast heeft EBN – in opdracht van EZK ‒ 14,1 TWh aan gas in gasopslag Bergermeer opgeslagen. Het kabinet was oorspronkelijk van plan een subsidiemaatregel voor marktpartijen in te zetten om het vullen van de gasopslag Bergermeer te stimuleren, maar heeft deze uiteindelijk niet ingezet. In mei 2024 kan het kabinet met zekerheid zeggen wat de vultaak van EBN gekost heeft. Naast de focus op de winter van 2023-2024 heeft het kabinet ook verder vooruitgekeken. In juni 2023 presenteerde het kabinet de visie gasopslagen (Kamerstuk 29 023, nr. 442). Hierin staan ook voor de langere termijn maatregelen aangekondigd om twee doelen te borgen:
1. Het goed functioneren van verschillende typen gasopslagen met voldoende opslagcapaciteit en functionaliteit (invoersnelheid, onttrekkingssnelheid) om te voorzien in a) seizoensopslag, b) pieklevering en c) het balanceren van het net.
2. Voldoende gas in deze verschillende typen gasopslagen om te voorzien in a) de seizoensvraag, b) de piekvraag en c) het balanceren van het net.
Monitoren en adviseren over betaalbaarheid energierekening tijdens energietransitie
De implementatie van het prijsplafond is in 2023 voorspoedig verlopen. De Tweede Kamer is elk kwartaal geïnformeerd over de voortgang en implementatie van het prijsplafond en de Tijdelijke Tegemoetkoming Blokaansluitingen (TTB). De geschillencommissie is gestart op 20 maart 2023 en heeft inmiddels in de eerste zaken van consumenten een uitspraak gedaan. Er is afgezien van een apart onderzoek naar prijsverschillen met buurlanden, omdat er al een onderzoek op dit vlak is uitgevoerd door de Belgische toezichthouder (openbaar), waardoor veel gegevens al beschikbaar zijn en onderzoek op dit moment nog niet nodig is. Gedurende 2023 is op verzoek van de Tweede Kamer afgewogen hoe om te gaan met de tijdelijke maatregelen ten aanzien van de betaalbaarheid van de energievoorziening na 2023. Uitkomst is dat de meeste tijdelijke crisismaatregelen niet verlengd worden na 2023. Beleid voor huishoudens met een lager inkomen, om te compenseren voor de huidige energieprijzen (die nog altijd een stuk hoger liggen dan voor de prijscrisis), verloopt grotendeels via generiek koopkracht- en armoedebeleid en is daardoor gerichter dan in 2023.
Uitwerking landspecifieke aanbevelingen (motie-Schouw)
De Europese Commissie heeft in 2020 een landspecifieke aanbeveling gedaan om investeringen toe te spitsen op de groene en digitale transitie, onder andere op de ontwikkeling van duurzame infrastructuur en het schoon en efficiënt opwekken en gebruiken van energie. Het kabinet erkent in zijn reactie dat een ambitieus klimaat- en energiebeleid en digitaliseringsbeleid essentieel is voor het toekomstige verdienvermogen van Nederland (brief van 5 juni 2020, Kamerstuk 21 501-20, nr. 1558). De ontwikkeling van duurzame infrastructuur is de inzet van het Programma Energiehoofdstructuur, waarin een nieuwe ruimtelijke planning van het energiesysteem wordt opgezet. Voor de ontwikkeling van het efficiënt opwekken van energie is de SDE+ in 2020 verbreed van hernieuwbare energieproductie naar CO2-reductie: de SDE++. Ook zijn er verschillende regelingen beschikbaar voor investeringen in innovatie voor de energietransitie. Daarnaast is er besloten om een Klimaatfonds op te richten, waarmee extra wordt geïnvesteerd in het behalen van de klimaatdoelen en er ook ruimte is gecreëerd voor investeringen in de ontwikkeling van de energie-infrastructuur voor de transitie en de opschaling van hernieuwbare energie.
Realisatie | Verschil | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Verplichtingen | 10.752.857 | 9.775.219 | 6.728.172 | 28.512.525 | 18.448.402 | 13.992.188 | 4.456.214 |
Uitgaven | 2.925.027 | 3.674.944 | 3.388.161 | 8.880.062 | 7.707.014 | 15.971.667 | ‒ 8.264.653 |
Subsidies | 1.664.641 | 2.160.036 | 3.038.234 | 4.912.846 | 5.725.251 | 15.204.206 | ‒ 9.478.955 |
Missiegedraven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI) | 57.589 | 40.675 | 54.508 | 59.862 | 66.176 | 64.234 | 1.942 |
Hernieuwbare Energietransitie (HER+) | 26.535 | 38.427 | 25.539 | 29.610 | 31.114 | 45.440 | ‒ 14.326 |
Energie-efficiency | 3.281 | 3.260 | 2.959 | 1.273 | 2.435 | 2.368 | 67 |
Green Deals | 118 | 141 | 25 | 45 | 2.284 | 500 | 1.784 |
Demonstratieregeling Klimaat- en Energie-innovatie (DEI+) | 42.139 | 33.605 | 53.144 | 71.256 | 49.777 | 93.188 | ‒ 43.411 |
Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS) | 1.392 | 2.834 | 4.890 | 3.307 | 2.939 | 7.596 | ‒ 4.657 |
Projecten Klimaat en Energieakkoord | 1.708 | 1.612 | 672 | 2.227 | 706 | 10.345 | ‒ 9.639 |
MEP | 1.515 | 429 | 0 | 0 | |||
SDE | 559.025 | 587.388 | 604.440 | 204.728 | 701 | 591.000 | ‒ 590.299 |
SDE+ | 706.742 | 1.192.654 | 1.932.881 | 666.705 | 397.600 | 2.835.661 | ‒ 2.438.061 |
SDE++ | 120 | 1.488 | 102.375 | 52.600 | 49.775 | ||
Aardwarmte | 20.000 | 15.000 | 15.000 | 17.500 | 30.000 | 17.500 | 12.500 |
ISDE-regeling | 84.368 | 101.383 | 112.141 | 249.518 | 510.696 | 387.200 | 123.496 |
Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS) | 40.313 | 110.083 | 172.739 | 0 | 0 | ||
Carbon Capture and Storage (CCS) | 6.586 | 6.285 | 3.927 | 2.677 | 2.786 | 4.580 | ‒ 1.794 |
Subidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS) | 36 | 32 | 0 | 0 | |||
Hoge Flux Reactor | 7.250 | 7.451 | 6.401 | 6.401 | 6.401 | 6.401 | 0 |
Elektrisch rijden | 42 | 0 | 0 | ||||
Caribisch Nederland | 6.791 | 14.460 | 32.304 | 34.887 | 19.064 | 22.644 | ‒ 3.580 |
Overige subsidies | 16.711 | 4.014 | 16.421 | 57.565 | 49.134 | 26.507 | 22.627 |
Opschalingsinstrument waterstof | 2.150 | 21.100 | ‒ 18.950 | ||||
Maatregelen voor CO2-reductie | 82.500 | 303 | 0 | 0 | |||
Ombouw grootverbruikers | 1.949 | 0 | 1.949 | ||||
Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) | 19 | 496 | 4.000 | ‒ 4.000 | |||
Nationale co-financiering EU Innovation Fund | 0 | ||||||
Subsidie ondersteuning verduurzaming mkb | 104 | 8.424 | 655 | 15.800 | ‒ 15.145 | ||
Subsidieregeling Maatschappelijke Organisatie Klimaatakkoord (SMOK) | 0 | ||||||
IPCEI waterstof | 45 | 124.282 | 160.000 | ‒ 35.718 | |||
Vulmaatregelen gasopslag | 67.921 | 633.250 | ‒ 565.329 | ||||
Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI) | 1.039 | 5.821 | 12.140 | ‒ 6.319 | |||
Schadeafhandeling mijnbouw Limburg | 27 | 3.337 | ‒ 3.310 | ||||
Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) | 78 | 130.000 | ‒ 129.922 | ||||
NGF-project NieuweWarmteNu! | 10.153 | 75.000 | ‒ 64.847 | ||||
Tegemoetkoming energieprijzen 2022 | 3.123.553 | 9.366 | 0 | 9.366 | |||
Tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers 2023 | 370.240 | 3.668.290 | 9.748.495 | ‒ 6.080.205 | |||
Compensatie aanbestedende diensten SEFE-contracten | 0 | 0 | |||||
Tegemoetkomin blokaansluitingen | 496.880 | 0 | 496.880 | ||||
Uitbreiding ontwikkelfonds energiecoöperaties warmteprojecten | 26.791 | 0 | 26.791 | ||||
Investeringen waterstofbackbone | 36.700 | 233.320 | ‒ 196.620 | ||||
NGF-project circulaire zonnepanelen | 0 | 0 | |||||
Geothermie (Klimaatfonds) | 0 | 0 | |||||
Ondersteuning Energiehubs | 0 | 0 | |||||
Kwaliteitsbudget energieprojecten | 0 | 0 | |||||
Energiecoörperaties en burgerbetrokkenheid energietransitie (SE) | 0 | 0 | |||||
Leningen | 3.000 | 4.000 | 5.000 | 1.061.400 | 83.800 | 9.000 | 74.800 |
Lening Pallas | 0 | 0 | |||||
Lening EBN | 3.000 | 4.000 | 5.000 | 61.400 | 19.000 | 9.000 | 10.000 |
Lening EBN voor vullen Bergermeer | 1.000.000 | 0 | 0 | ||||
Lening InvestNL | 64.800 | 0 | 64.800 | ||||
Garanties | 0 | 4.475 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Verliesdeclaratie aardwarmte | 4.475 | 0 | 0 | ||||
Opdrachten | 6.718 | 20.845 | 10.570 | 16.236 | 34.309 | 81.700 | ‒ 47.391 |
Onderzoek mijnbouwbodembeweging | 1.937 | 1.938 | 2.515 | 2.552 | 1.352 | 3.410 | ‒ 2.058 |
SodM onderzoek | 1.059 | 1.193 | 1.153 | 1.781 | 2.500 | ‒ 719 | |
Joint Implementation | 1.368 | 0 | 0 | ||||
Uitvoeringsagenda Klimaat | 288 | 203 | 163 | 320 | 275 | 473 | ‒ 198 |
Klimaat mondiaal | 120 | 275 | 156 | 139 | 330 | 347 | ‒ 17 |
Onderzoek en opdrachten | 3.005 | 17.370 | 6.543 | 12.072 | 23.056 | 41.690 | ‒ 18.634 |
Programma Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER) | 7 | 15.280 | ‒ 15.273 | ||||
Energiehulp Oekraïne | 7.508 | 18.000 | ‒ 10.492 | ||||
Bijdrage aan agentschappen | 75.957 | 84.148 | 89.683 | 106.102 | 140.635 | 117.894 | 22.741 |
Bijdrage RVO.nl | 66.634 | 71.171 | 77.196 | 90.998 | 119.398 | 92.134 | 27.264 |
Bijdrage Rijksdienst Digitale Infrastructuur (RDI) | 397 | 882 | 4.002 | 4.621 | 7.492 | ‒ 2.871 | |
Bijdrage NEa | 5.962 | 8.766 | 7.117 | 7.197 | 12.843 | 13.030 | ‒ 187 |
Bijdrage KNMI | 1.419 | 1.437 | 2.047 | 1.424 | 1.872 | 1.430 | 442 |
Bijdrage NVWA | 703 | 703 | 841 | 846 | 914 | ‒ 914 | |
Bijdrage RIVM | 1.061 | ‒ 1.061 | |||||
Bijdrage RWS | 1.239 | 1.674 | 1.600 | 1.635 | 1.901 | 1.833 | 68 |
Bijdrage ILT | 0 | 0 | |||||
Bijdrage aan ZBO's/RWT's | 142.831 | 128.307 | 125.186 | 134.579 | 148.464 | 146.393 | 2.071 |
Doorsluis COVA-heffing | 110.088 | 94.845 | 89.426 | 96.233 | 104.973 | 111.000 | ‒ 6.027 |
TNO kerndepartement | 31.637 | 32.547 | 34.688 | 36.965 | 41.718 | 33.602 | 8.116 |
TNO-SodM | 1.106 | 915 | 1.072 | 1.381 | 1.773 | 1.791 | ‒ 18 |
Bijdrage aan medeoverheden | 15.978 | 8.971 | 19.020 | 13.236 | 367.187 | 399.700 | ‒ 32.513 |
Uitkoopregeling | 15.978 | 8.971 | 19.020 | 2.454 | 2.749 | 0 | 2.749 |
Regeling toezicht energiebesparingsplicht | 10.732 | 12.858 | 13.200 | ‒ 342 | |||
Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden | 50 | 351.580 | 386.500 | ‒ 34.920 | |||
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties | 10.800 | 10.446 | 33.578 | 9.110 | 9.344 | 12.774 | ‒ 3.430 |
Nuclear Research Group (NRG) | 9.008 | 9.207 | 32.094 | 7.789 | 8.194 | 7.930 | 264 |
Internationale contributies | 1.792 | 1.239 | 1.484 | 1.321 | 1.150 | 1.681 | ‒ 531 |
PBL Rekenmeesterfunctie | 2.156 | ‒ 2.156 | |||||
ILT handhaving F-gassen | 1.007 | ‒ 1.007 | |||||
Stortingen begrotingsreserves | 1.005.102 | 1.253.716 | 66.890 | 2.626.555 | 1.198.024 | 0 | 1.198.024 |
Storting in begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie | 993.682 | 1.253.716 | 66.333 | 2.626.555 | 1.198.024 | 0 | 1.198.024 |
Storting begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie | 11.000 | 0 | 0 | ||||
Storting in begrotingsreserve aardwarmte | 420 | 557 | 0 | 0 | |||
Ontvangsten | 2.390.399 | 3.738.266 | 4.346.787 | 6.819.604 | 2.407.827 | 4.505.077 | ‒ 2.097.250 |
Ontvangsten COVA | 110.088 | 94.845 | 89.426 | 96.233 | 104.973 | 111.000 | ‒ 6.027 |
Opbrengst heffing ODE (SDE++) | 1.631.970 | 2.542.250 | 3.077.606 | 2.825.906 | 259.779 | 225.000 | 34.779 |
Ontvangsten zoutwinning | 2.399 | 2.391 | 2.412 | 3.288 | 2.536 | 2.511 | 25 |
Onttrekking reserve duurzame energie en klimaattransitie | 78.000 | 236.020 | 259.886 | 1.576.186 | 454.186 | 454.186 | 0 |
ETS-ontvangsten | 440.136 | 441.408 | 893.987 | 1.135.862 | 1.281.353 | 1.400.000 | ‒ 118.647 |
Onttrekking begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie | 115.790 | 395.210 | 0 | ||||
Diverse ontvangsten | 12.016 | 26.142 | 23.470 | 116.007 | 241.535 | 12.380 | 229.155 |
Ontvangsten lening EBN Bergermeer | 1.002.656 | 2.300.000 | ‒ 2.300.000 | ||||
Opbrengsten tenders Wind op Zee | 63.465 | 63.465 | 0 | 63.465 |
NB de stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, de suppletoire begroting Prinsjesdag, de tweede suppletoire begroting, de tweede en de derde incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de ISB's, die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting, niet zijn opgeteld bij de stand vastgestelde begroting. Bij de eerste suppletoire begroting, de suppletoire begroting Prinsjesdag, de tweede suppletoire begroting, de tweede en de derde incidentele suppletoire begrotingen en de Slotwet is dat wel het geval. In de suppletoire begroting Prinsjesdag en de tweede suppletoire begroting bevat de stand vastgestelde begroting alle suppletoire begrotingen en ISB’s voorafgaand aan het stuk. Bij het jaarverslag is dat niet het geval.
Realisatie | Verschil | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Verplichtingen | 10.752.857 | 9.775.219 | 6.728.172 | 28.512.525 | 18.448.402 | 13.992.188 | 4.456.214 |
waarvan garantieverplichtingen | 0 | 0 | 8.250 | 799.000 | 140.000 | 44.200 | 95.800 |
waarvan overige verplichtingen | 10.752.857 | 9.775.219 | 6.719.922 | 27.713.525 | 18.308.402 | 13.947.988 | 4.360.414 |
NB de stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, de suppletoire begroting Prinsjesdag, de tweede suppletoire begroting, de tweede en de derde incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de ISB's, die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting, niet zijn opgeteld bij de stand vastgestelde begroting. Bij de eerste suppletoire begroting, de suppletoire begroting Prinsjesdag, de tweede suppletoire begroting, de tweede en de derde incidentele suppletoire begrotingen en de Slotwet is dat wel het geval. In de suppletoire begroting Prinsjesdag en de tweede suppletoire begroting bevat de stand vastgestelde begroting alle suppletoire begrotingen en ISB’s voorafgaand aan het stuk. Bij het jaarverslag is dat niet het geval.
Verplichtingen
Garantieverplichtingen
Garantieregeling aardwarmte
Voor de garantieregeling aardwarmte zijn in 2023 geen garantieverplichtingen afgegeven, zodat het gehele garantieplafond van € 44,2 mln niet is benut.
Garantstelling lening COVA
De garantstelling aan de Stichting COVA is eind 2023 met € 140 mln verhoogd voor de herfinanciering van een lopende lening aan COVA binnen het afgesproken leenplafond van € 1,465 mld. In 2023 heeft COVA € 165 mln aan leningen afgelost. Op 31 december 2023 was het saldo van de leningen daarmee € 25 mln lager dan een jaar eerder.
Overige verplichtingen
Het hogere bedrag aan overige verplichtingen (€ 4,0 mld) heeft een aantal oorzaken. De belangrijkste hiervan zijn (van groot naar klein, bedragen boven de € 10 mln):
Verhogingen
– Voor het prijsplafond energieleveranciers 2023 is in het voorjaar van 2023 € 6.667 mln verplichtingenbudget aan de EZK-begroting toegevoegd, in de tweede suppletoire begroting nog eens € 83 mln. Hierop is in 2023 uiteindelijk voor een bedrag van € 6.755,9 mln administratief vastgelegd als maximaal aangegane betalingsverplichting. Gedurende het jaar zijn de kasuitgaven voor deze regeling neerwaarts bijgesteld als gevolg van dalende energieprijzen. Dit is mede vanwege de grote onzekerheid omtrent de energieprijzen niet gedaan voor de aangegane verplichtingen.
– Door de hoge energieprijzen is, net als in 2022, ook in 2023 veel minder bevoorschot op de SDE, SDE+, SDE++, HER+ en ISDE dan geraamd. De ongebruikte middelen binnen het SDE-domein zijn in hun geheel in de reserve duurzame energie en klimaattransitie gestort. Omdat elke storting ook een verplichting is, heeft dit geleid tot een additionele realisatie op het verplichtingenbudget van € 1.198,0 mln (zie ook bij Uitgaven).
– De subsidie voor de aanleg van de waterstofbackbone zou oorspronkelijk in 2022 verstrekt worden, maar dit is uiteindelijk niet gelukt. Daarom is het verplichtingenbudget 2023 hiertoe opgehoogd en is uiteindelijk een verplichting gerealiseerd van € 745,8 mln.
– Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden: omdat RVO de verplichtingen voor de Specifieke Uitkeringen (SPUK's) naar de medeoverheden ter financiering van de uitvoering van hun klimaatbeleid in 2023 in één keer is aangegaan voor de periode 2023-2025, is een schuif van verplichtingenbudget van € 675 mln van 2025 naar 2023 doorgevoerd. Uiteindelijk is € 661,8 mln meer verplicht dan oorspronkelijk geraamd.
– Samenhangend met het prijsplafond is voor eigenaren van woningen die een blokaansluiting hebben in 2023 de regeling Tijdelijke Tegemoetkoming Blokaansluiting (TTB) opengesteld en is hiervoor € 861,3 mln verplichtingenbudget (inclusief € 11,3 mln aan uitvoeringskosten) aan de EZK-begroting toegevoegd. Het bedrag aan aangevraagde subsidies bleek gedurende 2023 mee te vallen: uiteindelijk is voor € 517,9 mln aan subsidies verleend.
– Op het verplichtingenbudget voor de vulmaatregelen gasopslag is sprake van een overschrijding van € 520,4 mln, omdat in de Ontwerpbegroting nog geen rekening gehouden was met het verstrekken van de subsidie aan EBN voor het vullen van de gasopslag in Bergermeer.
– Het eerste nadeelcompensatiebesluit ten aanzien van de tijdelijke productiebeperking kolencentrales is in 2023 genomen. Dit betreft de toekenning van € 331,8 mln aan compensatie voor het nadeel dat RWE heeft geleden als gevolg van de productiebeperking. Met deze toekenning was bij Ontwerpbegroting 2023 nog geen rekening gehouden. De Tweede Kamer gis hierover eïnformeerd in Kamerstuk 35 668, nr. 51.
– Gelet op de grote vraag naar subsidies voor warmtepompen en isolatiemaatregelen is het subsidieplafond van de InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (ISDE) in 2023 fors verhoogd. Het oorspronkelijke verplichtingenbudget voor de ISDE-regeling is met € 148,7 mln overschreden, omdat er veel meer subsidieaanvragen zijn ingediend dan oorspronkelijk geraamd. Het grootste deel van de overschrijding (€ 109,9 mln) is uit het Klimaatfonds gefinacierd.
– Aardwarmte: EBN heeft in 2023 ter financiering van de hogere kosten van het SCAN-programma een aanvullende subsidie ontvangen van € 50 mln. Dit is gedekt uit de SDE++-middelen.
– Het oorspronkelijke verplichtingenbudget voor de Demonstratieregeling Klimaat- en Energie-innovatie (DEI+) is met € 49,9 mln overschreden. Bij Voorjaarsnota 2023 zijn bedragen toegevoegd vanuit artikel 2 van de EZK-begroting (€ 33,6 mln voor de TSE-Industrie) en vanuit de BZK-begroting (€ 9 mln voor Aardgasvrije wijken). Daarnaast is verplichtingenbudget toegevoegd omdat een aantal verplichtingen uit de openstelling 2022 pas in 2023 verplicht zijn.
– Overige subsidies: het grootste deel van de overschrijding van het verplichtingenbudget voor overige subsidies wordt veroorzaakt doordat in navolging van de motie-Grinwis/Erkens budget is toegevoegd voor de Correctieregeling duurzame warmte. Hierop is uiteindelijk voor € 48,1 mln aan verplichtingen aangegaan.
– Het verplichtingenbudget voor het programma Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER) is bij de 1e suppletoire begroting opgehoogd met de onbenutte middelen 2022. Met dit budget heeft Rijkswaterstaat opdracht gekregen om werkzaamheden voor het OER-programma uit te voeren. Uiteindelijk is hierdoor het oorspronkelijke budget met € 28,6 mln overschreden.
– Bijdrage RVO: op het uitvoeringsbudget van RVO is € 27,3 mln meer verplicht dan oorspronkelijk begroot. Zie voor een toelichting op deze overschrijding onder 'Bijdragen aan agentschappen'.
– Uitbreiding ontwikkelfonds energiecoöperaties warmteprojecten: bij 2e suppletoire begoring is budget hiervoor toegevoegd aan het begrotingsartikel. Er is voor € 26,8 mln aan verplichtingen aangegaan.
– Onderzoek en opdrachten (+18,3 mln): vanuit het Klimaatfonds zijn middelen toegevoegd voor diverse uitgaven op het gebied van kernenergie, zoals voor de nieuwbouw van kerncentrales en de bedrijfsduurverlenging van de kerncentrale in Borssele. Daarnaast zijn middelen toegvoegd voor de Commissie Mijnbouwschade. Per saldo is het verplichtingenbudget daardoor met € 18,3 mln overschreden.
– TNO Kerndepartement (+12,6 mln): door aanvullend onderzoek door zowel TNO-Energietransitie als TNO-AGE is het verplichtingenbudget met € 12,6 mln overschreden.
Verlagingen
– Het verplichtingenbudget dat voor de SDE++-regeling beschikbaar was bedroeg € 11,5 mld. Hierop is in 2023 uiteindelijk € 5.411,1 mln verplicht, waarvan € 3.533,1 mln betrekking had op de openstelling 2022 en € 1.878,0 mln op de openstelling 2023. De onderschrijding van het verplichtingenbudget van € 6.089,4 mln wordt vooral veroorzaakt doordat in 2023 minder verplichtingen zijn aangegaan op de openstelling 2023: gepland was dat de verplichtingen voor deze openstelling in hun geheel in 2023 zouden worden aangegaan.
– Het verplichtenbudget van de regeling Opschaling waterstof is met € 249,9 mln onderschreden, omdat de beschikkingen op basis van de openstelling 2023 niet meer in 2023 verstrekt konden worden. Reden hiervoor is dat de regeling pas op 14 december 2023 gesloten is en vanwege de behandeltermijn bij RVO de eerste beschikkingen pas in het eerste kwartaal van 2024 afgegeven kunnen worden.
– Het verplichtingenbudget van de IPCEI Waterstof laat een onderschrijding zien van € 199 mln, omdat de beschikkingen voor de vierde golf, anders dan geraamd, pas in 2024 zullen worden afgegeven.
– Het verplichtingenbudget van de regeling Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) laat een onderschrijding zien van € 117,4 mln. In 2023 is in totaal voor € 248 mln subsidie aangevraagd. Na grondige toetsing is er in 2023 voor € 82,7 mln verplichtingen aangegaan voor subsidie aan verschillende aanvragers. De prognose is dat er voor nog ca. € 45-50 mln aan verplichtingen zal worden aangegaan in de eerste maanden van 2024. Een deel van de lagere realisatie is daarom te verklaren door het feit dat een groot deel van de toe te zeggen subsidies over de jaargrens heen zijn geschoven. Een ander deelvan de onderuitputting is te verklaren door het feit dat RVO de aanvragen streng toetst op doelmatigheid.
– Op het verplichtingenbudget van de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) is € 78,5 mln minder verplicht dan geraamd, omdat RVO er niet in geslaagd is om alle subsidieaanvragen op tijd te behandelen, ondanks dat er veel meer subsidieaanvragen in 2023 zijn ingediend dan in 2022.
– Op het verplichtingenbudget van de SDE+ is sprake van een onderschrijding van € 48,9 mln, mede omdat voor het flankerend beleid Wind op Zee omvangrijke budgetten zijn overgeheveld naar de ministeries van IenW en LNV en naar artikel 40 van de EZK-begroting.
– Op het verplichtingenbudget van het vanuit het Nationaal Groei Fonds (NGF) gefinancierde project Nieuwe|WarmteNu! Is er een onderuitputting van € 35,3 mln, omdat de behandeling van subsidieaanvragen door RVO vertraging heeft opgelopen.
– Op de in-kind leveringen aan Oekraïne van goederen die bijdragen aan het herstel van de energie-infrastructuur in Oekraïne is € 10,5 mln niet uitgegeven, omdat deze leveringen afhankelijk zijn van meerdere externe factoren, waardoor het proces van daadwerkelijke levering lang kan duren voordat een traject afgerond is. Hierdoor is het niet gelukt om de voor 2023 beschikbare budget te besteden.
– Op de Subsidieregeling ondersteuning Verduurzaming MKB (SVM) is sprake van een onderschrijding van het verplichtingenbudget van € 15,1 mln, omdat er nauwelijks subsidieaanvragen zijn ingediend.
– Regeling toezicht energiebesparingsplicht (-€ 13,2 mln): het voor deze regeling beschikbare verplichtingenbudget 2023 is niet gebruikt, omdat in 2022 al voor de periode 2023 tot en met 2026 de Specifieke Uitkeringen aan de betrokken medeoverheden in één keer zijn toegekend.
– Het verplichtingenbudget voor Projecten Klimaatakkoord is met € 10,1 mln verlaagd als gevolg van overheveling van budget naar artikel 40 voor de intensivering van de campagne Zet Ook De Knop Om (€ 7,5 mln) en een budgetoverheveling naar de begroting van het Ministerie van IenW als bijdrage aan het Nationaal Klimaat Platform (€ 2,4 mln).
Uitgaven
Subsidies
Hernieuwbare Energietransitie (HER+)
Op de HER+ is € 14,3 mln minder uitgegeven dan begroot, vooral door lagere uitbetalingen op de openstellingen tot en met 2023 en het doorschuiven van subsidieprojecten van 2023 naar 2024.
Demonstratieregeling Klimaat- en Energie-innovatie (DEI+)
De uitgaven voor de DEI+ zijn € 43,4 mln lager uitgevallen dan oorspronkelijk begroot, onder andere omdat een kasschuif heeft plaatsgevonden van € 18,3 mln van 2023 naar 2024 tot en met 2027. Daarnaast kan een deel van de onderuitputting worden verklaard doordat projecten zijn vertraagd en uitgevallen.
Projecten Klimaatakkoord (-€ 9,6 mln)
Zie voor de toelichting van de lagere uitgaven (€ 9,6 mln) bij Verplichtingen.
SDE
Door de hoge energieprijzen in 2023 was de onrendabele top van veel energieprojecten veel kleiner dan waar in de begroting rekening gehouden was, zodat op deze projecten veel minder subsidie uitbetaald hoefde te worden. Dit alles heeft geleid tot een lagere realisatie op het SDE-budget van € 590,3 mln. Hiervan is in 2023 € 365 mln ingezet ter financiering van het energiepakket van het kabinet Rutte-IV (waaronder de uitgaven voor het tijdelijk prijsplafond kleinverbruikers). Het restantbedrag van de onderuitputting is in de reserve duurzame energie en klimaattransitie gestort.
SDE+
Evenals bij de SDE is hier sprake van een veel lagere realisatie (€ 2.438,1 mln) dan waar bij de Ontwerpbegroting 2023 rekening was gehouden. Ook hier is een belangrijke oorzaak dat de hoge energieprijzen geleid hebben tot veel lagere subsidievoorschotten. Daarnaast is in 2023 € 929 mln ingezet ter financiering van het energiepakket van het kabinet Rutte-IV, is € 500 mln overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van Financiën ter financiering van de kapitaalversterking van Stedin en hebben er in het kader van het flankerend beleid voor Wind op Zee diverse overhevelingen van budget naar andere departementen plaatsgevonden. Het volledige bedrag van de resterende onderuitputting is in de reserve duurzame energie en klimaattransitie gestort.
SDE++
De realisatie op het SDE++-budget is € 49,8 mln hoger uitgevallen, omdat de betaling aan Denemarken voor de statistische overdracht die in 2022 gepland stond pas in 2023 heeft plaatsgevonden. Op de SDE++-regeling zelf zijn geen kasuitgaven gedaan.
Aardwarmte
Om de versnelling en ontwikkeling van aardwarmte mogelijk te maken, is € 12,5 mln extra subsidie aan EBN verleend voor het SCAN project waarin de kennis van de ondergrond verder wordt uitgebreid.
ISDE-regeling
Op de ISDE-regeling is meer uitgegeven dan oorspronkelijk geraamd, omdat bij 2e suppletoire begroting 2023 € 140 mln vanuit het Klimaatfonds voor het Nationaal Isolatie Programma (NIP) aan het ISDE-budget is toegevoegd. De uiteindelijke meeruitgaven bedroegen € 123,5 mln.
Overige subsidies
Aan overige subsidies is € 22,6 mln meer uitgegeven dan oorspronkelijk geraamd, omdat op basis van de motie Grinwis-Erkens vanuit het Klimaatfonds budget is toegevoegd voor de Correctieregeling duurzame warmte. Dit heeft geleid tot € 28,9 mln hogere uitgaven. Hier tegenover staan echter lagere uitgaven voor het WarmtelinQ-project (€ 7,9 mln).
Opschalingsinstrument waterstof
Op het opschalingsinstrument waterstof is € 19 mln minder uitgegeven dan geraamd, omdat de openstelling van de Subsidieregeling Opschaling volledig hernieuwbare waterstofproductie via elektrolyse (OWE) vertraagd is, waardoor de eerste beschikkingen hiervoor pas in 2024 worden afgegeven. Er is alleen een voorschot van € 2,15 mln verleend aan de gemeente Hoogeveen voor een pilot met een waterstofwijk in deze gemeente.
Subsidie ondersteuning verduurzaming MKB (SVM)
De SVM is in juli 2022 tijdelijk stopgezet omdat er signalen waren van oneigenlijk gebruik van de regeling. Na aanpassing van de regeling is deze in 2023 opnieuw opengesteld, maar er bleek uiteindelijk weinig belangstelling vanuit het mkb voor de regeling te bestaan. Hierdoor is het oorspronkelijk voor 2023 beschikbare kasbudget voor een groot deel (€ 15,1 mln) niet besteed.
IPCEI Waterstof
Op het budget voor de Important Projects of Common European Interest Waterstof is € 35,7 mln minder uitgegeven dan oorspronkelijk geraamd. Voor golf 1 (thema technologie) is € 5,1 mln minder uitgegeven en voor golf 3 (thema import en opslag) € 50 mln, omdat het Europese traject voor deze golf niet in 2023 afgerond is. Voor golf 2 (thema waterstofproductie door elektrolyse) is juist € 19,7 mln meer uitgegeven dan geraamd, omdat er in de loop van 2023 budget is toegevoegd vanuit de Klimaatfondsmiddelen.
Vulmaatregelen gasopslag
Aan de vulmaatregelen voor de gasopslagen is uiteindelijk € 565,3 mln minder uitgegeven dan geraamd, omdat openstelling van een regeling (naast de aan EBN verstrekte subsidie) uiteindelijk niet nodig bleek en ook de uitgaven voor de EBN-subsidie door gunstige marktomstandigheden veel lager zijn uitgevallen.
Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS)
Op het voor de WIS beschikbare kasbudget is uiteindelijk vrijwel niets bevoorschot, omdat het kasritme dat in de begroting 2023 stond niet meer passend bleek. In de uitwerking van de regeling is, samen met de uitvoerder RVO, een nieuw kasritme vastgesteld op basis van een mijlpalenbegroting van de aanvragers. Dit ritme is nog niet verwerkt in de begroting en dit verklaart het grote verschil tussen wat er is uitgegeven en wat er begroot was.
NGF-project NieuweWarmteNu!
Op het voor het NGF-project NieuweWarmteNu! geraamd kasbudget is uiteindelijk € 64,8 mln minder uitgegeven, omdat het kasritme waar in de begroting 2023 van was uitgegaan niet meer passend bleek. Na overleg met de uitvoerder van de regeling (RVO.nl) bleek dat het ritme van de uit te betalen subsidievoorschotten meer verspreid over de jaren moest zijn dan oorspronkelijk werd gedacht. Er stond te veel budget begroot in 2023, daarom is een groot deel van dit budget met een kasschuif in 2023 naar latere jaren geschoven.
Tegemoetkoming energieprijzen 2022
Voor nabetalingen op de regeling Compensatie Energieverbruik Kleinverbruikers 2022 is in het najaar van 2023 budget toegevoegd aan de EZK-begroting. Op de regeling is in 2023 nog € 9,4 mln uitbetaald.
Tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers 2023
Op het Tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers 2023 is € 6.080,2 mln minder uitgekeerd dan geraamd, omdat de kosten van de regeling door de in 2023 gedaalde energieprijzen uiteindelijk bleken mee te vallen.
Tijdelijke Tegemoetkoming Blokaansluitingen
Bij 1e suppletoire begroting 2023 is € 850 mln budget aan de EZK-begroting toegevoegd (zie bij Verplichtingen). Hierop is uiteindelijk € 496,9 mln aan subsidievoorschotten uitbetaald.
Uitbreiding ontwikkelfonds energiecoöperaties warmteprojecten
Bij 2e suppletoire begroting 2023 is budget aan artikel 4 van de EZK-begroting toegevoegd voor een pilot voor de uitbreiding van het ontwikkelfonds voor energiecoöperaties die zich richten op warmteprojecten. Hierop is € 26,8 mln uitbetaald. Zie ook bij Verplichtingen.
Investeringen waterstofbackbone
Op het voor de subsidie voor de aanleg van de waterstofbackbone beschikbare kasbudget is € 196,6 mln minder bevoorschot dan geraamd, omdat het bevoorschottingsritme in de loop van 2023 met een kasschuif in lijn is gebracht met de werkelijke kasbehoefte per jaar zoals opgenomen in de afgegeven subsidiebeschikking.
Leningen
Lening EBN
Om de verdere uitrol van CCS te versnellen, is een marktconforme lening aan EBN verstrekt om deel te nemen aan de ontwikkeling van de opslaglocaties behorende bij de opstartfase van het Aramis-project. Hierdoor is in 2023 € 10 mln meer uitgegeven dan eerder geraamd.
Lening InvestNL
Voor het verstrekken van een lening aan InvestNL is € 65 mln aan het leningenbudget toegevoegd vanuit de SDE-middelen. De lening is bedoeld om het bedrijf SIF, dat zich richt op offshore funderingen van windmolens, te ondersteunen. Aan InvestNL is hiervoor een lening van € 64,8 mln verstrekt en uitbetaald.
Opdrachten
Onderzoek en opdrachten
De lagere realisatie op dit onderdeel (€ 18,6 mln) is met name veroorzaakt door lagere uitgaven voor het onderzoek naar de nieuwbouw van kerncentrales, projecten in het kader van de Rijkscoördinatieregeling en meevallers in de kosten van juridische procedures rond de productiebeperking van de kolencentrales.
Programma Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER)
De lage realisatie op het OER-programma wordt vooral veroorzaakt doordat in 2023, anders dan geraamd, geen voorschot is verleend aan Rijkswaterstaat (RWS) voor de opdracht die was verstrekt voor de uitvoering van werkzaamheden voor het RWS-areaal voor het OER-programma.
Energiehulp Oekraïne
Zie toelichting bij Verplichtingen.
Bijdragen aan agentschappen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Aan uitvoeringskosten van RVO is in 2022 in totaal € 27,3 mln meer uitgegeven dan oorspronkelijk begroot. Deze hogere uitgaven worden voornamelijk veroorzaakt door:
– De toevoeging van loon- en prijsbijstelling 2023 (€ 4,7 mln).
– Het doorschuiven van niet-besteed uitvoeringsbudget voor Klimaatfondsregelingen van 2022 naar 2023 (€ 2 mln).
– De terugbetaling van € 8,1 mln door RVO van het teveel betaalde voorschot over 2022, dit bedrag is gebruikt om het tekort 2023 deels te dekken.
– Bijdragen vanuit artikel 2 (€ 0,9 mln) voor de uitvoering van de TSE-Industrie en de DEI+-Industrie.
– Overheveling door BZK van budget (€ 0,6 mln) voor de uitvoering van de TSE/Gebouwde omgeving en de DEI+/Aardgasvrije wijken.
– Overheveling vanuit andere beleidsbudgetten op artikel 4 om resterende budgettaire knelpunten in de uitvoering te dekken.
Bijdragen aan medeoverheden
Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden
Op het budget voor de Specifieke Uitkeringen (SPUK's) aan medeoverheden ter financiering van hun uitvoeringskosten op het gebied van klimaat is € 34,9 mln minder bevoorschot dan geraamd, omdat het totale bedrag aan SPUK's die over de periode 2024-2026 verleend zijn lager is uitgevallen dan begroot.
Stortingen begrotingsreserves
Storting in begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie
De volledige onderuitputting op de voor de SDE, SDE+, SDE++, HER+ en ISDE beschikbare budgetten (€ 1.198,0 mln) is aan de reserve duurzame energie en klimaattransitie toegevoegd.
Ontvangsten
Opbrengst heffing ODE (SDE+)
De energiebelasting (EB) en de ODE worden gecombineerd door de Belastingdienst geïnd. De verdeling naar EB en ODE vindt plaats op basis van verdeelsleutels. In december 2023 zijn de verdeelsleutels voor de tariefjaren 2020 tot en met 2022 opnieuw berekend. Op basis hiervan zijn de ontvangsten van deze tariefjaren opnieuw verdeeld. Dit heeft per saldo geleid tot een verhoging van de ontvangsten van de ODE ten nadele van de EB. Omdat met deze ontwikkeling geen rekening was gehouden in de Ontwerpbegroting 2023, vallen de ODE-ontvangsten hierdoor € 34,8 mln hoger uit dan geraamd.
Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie
Zoals in het coalitieakkoord van het kabinet Rutte-III is afgesproken zal in de periode 2023-2028 totaal € 1.700 mln aan de reserve duurzame energie en klimaattransitie worden onttrokken en toegevoegd aan het SDE++-budget. Hiervan heeft € 450 mln betrekking op het jaar 2023. Daarnaast is € 4,2 mln onttrokken ter financiering van de kasgevolgen in 2023 van het amendement-Sienot (ophoging SCE-regeling met € 67 mln naar € 100 mln).
ETS-Ontvangsten
Aan ETS-ontvangsten is in 2023 € 118,6 mln minder gerealiseerd dan oorspronkelijk begroot. Voor de ETS-ontvangsten is bij Ontwerpbegroting 2023 een inschatting gemaakt op basis van de verwachte prijs van CO2-emissierechten. De ETS-ontvangsten zijn afhankelijk van de marktprijs van ETS-emissierechten op de veiling. Voor de raming wordt gebruik gemaakt van een schatting van deze prijs. De prijs is in werkelijkheid variabel; dat verklaart het verschil tussen de geraamde en daadwerkelijke ETS-ontvangsten.
Diverse ontvangsten
Het bedrag aan diverse ontvangsten is € 229,2 mln hoger dan begroot, omdat ontvangers van SDE- en SDE+-subsidie in 2023 voorschotten die in 2022 en eerder uitbetaald waren hebben teruggestort naar RVO.
Ontvangsten lening EBN Bergermeer
Bij het verstrekken van de lening aan EBN werd ervan uitgegaan dat de lening in 2023 zou worden afgelost. De lening is echter (met rente) al in december 2022 door EBN terugbetaald. Daarom is het voor 2023 geraamde bedrag van de terugbetaling (€ 2,3 mld) niet gerealiseerd.
Ontvangsten tenders Wind op Zee
Voor wind op zee is in totaal € 63,5 mln aan ontvangsten gerealiseerd waar bij Ontwerpbegroting geen rekening mee gehouden was. Dit betreft de opbrengst van de in 2022 uitgeschreven tender voor het windpark Hollandse Kust West (kavel 6).
Toelichting op de begrotingsreserves
Waarvan juridisch verplicht | ||
---|---|---|
Begrotingsreserve Aardwarmte | 17.976 | 100% |
Begrotingsreserve Duurzame Energie en Klimaattransitie | 5.773.437 | 100% |
Begrotingsreserve aan NRG verstrekte leningen | 6.600 | 0% |
De begrotingsreserve voor de garantieregeling Aardwarmte is bedoeld om het budget voor deze regeling meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten en uitgaven op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Aardwarmte betalen marktpartijen een premie aan de uitvoerder van de regeling (RVO) die wordt gestort in de begrotingsreserve. In 2023 zijn er geen nieuwe verliesdeclaraties op basis van de garantieregeling bij RVO ingediend en zijn ook geen nieuwe garanties afgegeven, zodat er ook geen provisie-inkomsten zijn geweest. Gelet op de uitstaande garanties is de gehele reserve benodigd om mogelijke verliesdeclaraties op te kunnen vangen en is daarmee voor 100% juridisch verplicht.
De begrotingsreserve Duurzame Energie en Klimaattransitie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij projecten waaraan reeds subsidie is toegekend en reeds verplichte projecten die niet tot uitvoering komen en door andere projecten worden vervangen met het oog op het bereiken van de doelstelling voor duurzame energieproductie of CO2-reductie. Het gaat hier om middelen ten behoeve van de MEP, SDE, SDE+, SDE++, ISDE en de HER+. Via de begrotingsreserve blijven de middelen beschikbaar tot het moment dat ze alsnog zullen worden uitbetaald. In 2023 is € 1.198,0 mln in de reserve gestort en € 454,2 mln aan de reserve onttrokken, zodat het saldo van de reserve met € 743,8 mln is toegenomen.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | Totaal | Juridisch verplicht | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
SDE+ | 59 | 134 | 204 | 282 | 281 | 523 | 903 | 1.146 | 33 | 2.577 | 468 | 6.610 | 100% |
SDE++ | 0 | 92 | 730 | 822 | 100% | ||||||||
MEP | 23 | 16 | 2 | 0 | 34 | ‒ 2 | 0 | 0 | 73 | 0% | |||
SDE | 143 | 220 | 297 | 191 | 63 | 16 | 91 | 107 | 14 | ‒ 43 | 0 | 1.100 | 100% |
Onttrekking reserve t.b.v. ophoging ISDE-MKB (amendement-Mulder) | ‒ 100 | ‒ 100 | 100% | ||||||||||
Onttrekking reserve t.b.v. financiering Urgenda 2.0-pakket | ‒ 63 | ‒ 236 | ‒ 299 | 100% | |||||||||
Onttrekking reserve op basis van Regeerakkoord Rutte-III | ‒ 450 | ‒ 450 | 100% | ||||||||||
Onttrekking reserve op basis van Regeerakkoord Rutte-IV | ‒ 1.572 | ‒ 1.572 | 100% | ||||||||||
Onttrekking t.b.v. financiering ophoging SCE (amendement Sienot) | ‒ 4 | ‒ 4 | ‒ 4 | ‒ 13 | 100% | ||||||||
tijdelijke onttrekking | ‒ 20 | ‒ 77 | ‒ 77 | ‒ 73 | ‒ 78 | ‒ 73 | ‒ 398 | 100% | |||||
Totaal2 | 225 | 369 | 483 | 396 | 301 | 465 | 916 | 1.018 | ‒ 194 | 1.050 | 744 | 5.773 | 100% |
Eind 2023 bedraagt de stand van de reserve € 5.773,4 mln. Daarvan is 100% juridisch verplicht. Bij de huidige inzichten is de in de meerjarencijfers beschikbare uitgavenruimte voorlopig toereikend voor de kasuitloop van de afgegeven beschikkingen.
Stand 1/1/2023 | 5.773,4 |
---|---|
– Geplande onttrekking 2023-2035 (ophoging budget postcoderoosregeling/amendement-Sienot) | ‒ 50,2 |
– Geplande onttrekking 2023-2028 (toevoeging aan SDE+-budget) | ‒ 1.250,0 |
Resterend voor SDE/SDE+/SDE++-beschikkingen | 4.473,2 |
De middelen in de begrotingsreserve risicopremie NRG zullen worden aangesproken als NRG – al dan niet tijdelijk – (gedeeltelijk) niet kan voldoen aan de terugbetalingsverplichtingen volgens de in 2014 afgesloten leningsovereenkomst. De lening heeft een looptijd tot 1 juli 2023. Deze reserve betreft uitsluitend een zekerstelling binnen de rijksbegroting. Derden kunnen geen beroep op deze middelen doen en daarmee zijn de middelen op deze reserve niet juridisch verplicht.
In onderstaande tabel wordt weergegeven wat de realisatie is van de klimaatuitgaven van de bij het Klimaatakkoord betrokken departementen (EZK, LNV, BZK, IenW en FIN). In antwoord op het onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de overzichten van de klimaatuitgaven in de begroting, de Klimaatnota en de Miljoenennota is in de Ontwerpbegroting 2024 een verbeterslag gemaakt op basis van heldere criteria wat klimaatuitgaven zijn. Dit verbeterde overzicht van klimaatuitgaven zal de basis vormen voor het overzicht van de realisatie op de klimaatuitgaven in het jaarverslag over 2024.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
ELEKTRICITEIT | 2.565.095 | 3.248.580 | 2.849.125 | 3.911.218 | 2.367.472 | 4.123.037 | ‒ 1.755.565 |
MEP (EZK, art. 4) | 1.515 | 429 | 0 | 0 | |||
SDE (EZK. art. 4) | 559.025 | 587.388 | 604.440 | 204.728 | 701 | 591.000 | ‒ 590.299 |
SDE+ incl. flankerend beleid en Net op Zee (EZK, art.4) | 706.742 | 1.192.654 | 1.932.881 | 666.705 | 397.600 | 2.835.6612 | ‒ 2.438.061 |
SDE++ (EZK, art. 4) | 120 | 1.488 | 102.375 | 52.600 | 49.775 | ||
Windenergie Op Zee (LNV, art. 22) | 2.501 | 10.3043 | ‒ 7.803 | ||||
Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (EZK, art. 4) | 19 | 496 | 4.000 | ‒ 4.000 | |||
Storting in begrotingsreserve duurzame energie (EZK, art. 4) | 993.682 | 1.253.716 | 66.333 | 2.626.555 | 1.198.024 | 0 | 1.198.024 |
InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (EZK, art.4) | 84.368 | 101.383 | 112.141 | 249.518 | 510.696 | 387.200 | 123.496 |
Missiegedreven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI) (EZK, art. 4) | 57.589 | 40.675 | 54.508 | 59.862 | 66.176 | 64.2342 | 1.942 |
Demonstratieregeling Klimaat en Energie-innovatie (DEI+) (EZK, art. 4) | 42.139 | 33.605 | 53.144 | 71.256 | 49.777 | 93.188 | ‒ 43.411 |
Hernieuwbare Energietransitie (HER+) (EZK, art. 4) | 26.535 | 38.427 | 25.539 | 29.610 | 31.114 | 45.4402 | ‒ 14.326 |
Kernenergieprojecten (EZK, art. 4) | 1.000 | 8.418 | 24.000 | ‒ 15.582 | |||
Maatregelen CO2-reductie (EZK, art. 4) | 82.500 | 303 | 0 | 0 | |||
Storting begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie (EZK, art. 4) | 11.000 | 0 | 0 | ||||
Programma Opwerk Energie op Rijksvastgoed (OER) (EZK, art. 4) | 7 | 15.280 | ‒ 15.273 | ||||
Nucleaire Veiligheid (IenW, art 22) | 83 | 130 | ‒ 47 | ||||
INDUSTRIE | 61.282 | 157.227 | 239.308 | 189.671 | 270.796 | 581.549 | ‒ 310.753 |
Compensatie indirecte kosten ETS (EZK, art. 2) | 59.802 | 0 | 0 | ||||
Compensatie indirecte kosten ETS (EZK, art. 4) | 40.313 | 110.083 | 172.739 | 0 | 0 | ||
Verduurzaming industrie (EZK, art. 2) | 12.588 | 4.844 | 9.149 | 45.380 | 57.217 | 66.609 | ‒ 9.392 |
Urgenda en industrie (EZK, art. 2) | 386 | 9.982 | 27.494 | 90 | 3.792 | 11.700 | ‒ 7.908 |
Investeringen Verduurzaming Industrie (EZK, art. 2) | 3.947 | 50.000 | ‒ 46.053 | ||||
Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI. EZK, art. 2) | 4.832 | 285 | 1.192 | 0 | 1.192 | ||
Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI. EZK, art. 4) | 1.039 | 5.821 | 12.140 | ‒ 6.319 | |||
Opschalingsinstrument waterstof (EZK, art. 4) | 2.150 | 21.100 | ‒ 18.950 | ||||
Transport waterstof (backbone) (EZK, art. 4) | 36.700 | 233.320 | ‒ 196.620 | ||||
IPCEI Waterstof (EZK, art. 4) | 45 | 124.282 | 160.000 | ‒ 35.718 | |||
Stimulering van Recycling en biobased kunststoffen en textiel en circulaire economie (IenW, art. 21, via DEI+) | 1.409 | 16.033 | 5.467 | 7.629 | 2.694 | 0 | 2.694 |
Chemische recycling (IenW, art. 21) | 2.700 | 0 | 0 | ||||
Innovatieregeling bouw Grond, Weg en Waterbouw (IenW, art. 12) | 5.000 | 0 | 0 | ||||
Maatregelen in de Grond, Weg en Waterbouw (IenW, art. 21) | 1.000 | 2.000 | 2.000 | 3.000 | 3.000 | 0 | |
Ketenaanpak (IenW, art. 21) | 3.000 | 3.000 | 5.000 | 6.348 | 5.300 | 1.048 | |
Klimaatneutraal en circulair inkopen en aanbesteden (IenW, art. 21) | 1.000 | 2.000 | 3.000 | 1.958 | 3.000 | ‒ 1.042 | |
Kunststof- en textielrecycling (IenW, art. 21) | 3.000 | 4.000 | 3.749 | 4.000 | ‒ 251 | ||
Subsidieregeling circulaire ketenprojecten (IenW, art. 21) | 3.000 | 5.124 | 5.124 | 0 | 5.124 | ||
Stimuleringsprogramma recycling (IenW, art. 21) | 200 | 36 | 6.800 | ‒ 6.764 | |||
CCS, leningdeel (EZK, art. 4) | 53.400 | 10.000 | 0 | 10.000 | |||
CCS, subsidiedeel (EZK, art. 4) | 6.586 | 6.285 | 3.927 | 2.677 | 2.786 | 4.580 | ‒ 1.794 |
GEBOUWDE OMGEVING | 208.581 | 482.001 | 368.564 | 274.418 | 1.039.339 | 991.455 | 47.884 |
Aardwarmte (SCAN-programma EBN) (EZK, art. 4) | 20.000 | 15.000 | 15.000 | 17.500 | 30.000 | 17.500 | 12.500 |
WarmtelinQ, subsidiedeel (EZK, art. 4) | 15.000 | 12.000 | 56.012 | 17.575 | 25.500 | ‒ 7.925 | |
Maatschappelijke Investeringssubsidie Warmtenetten (MIW) (EZK, art. 4) | 78 | 130.000 | ‒ 129.922 | ||||
NGF-project NieuweWarmteNu! (EZK. Art. 4) | 10.153 | 75.000 | ‒ 64.847 | ||||
Storting in begrotingsreserve aardwarmte (EZK, art. 4) | 420 | 557 | 0 | 0 | |||
Garantieregeling Aardwarmte (EZK, art. 4) | 4.475 | 0 | 0 | ||||
Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) (BZK, art. 4) | 18.000 | 0 | 0 | ||||
Bijdragen aan agentschappen (BZK, art. 4) | 5.813 | 6.336 | 3.514 | 3.681 | 4.955 | 1.236 | 3.719 |
Energiebesparing huursector STEP (BZK, art. 4) | 134.309 | 101.656 | 18.225 | 10.636 | 1.006 | 0 | 1.006 |
Energietransitie en duurzaamheid (Subsidies en opdrachten) (BZK, art. 4) | 8090 | 15.701 | 19.385 | 16.882 | 31.011 | 7.775 | 23.236 |
Uitvoeringskosten medeoverheden lokale energietransitie en RES aanpak (BZK art. 4) | 9.705 | 0 | 0 | ||||
Energiebesparing Koopsector SEEH (BZK, art. 4) | 3664 | 2.490 | 12.326 | 7.003 | 11.815 | 18.888 | ‒ 7.073 |
Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken Innovatieprogamma CO2 (BZK art. 4) | 10.132 | ‒ 10.132 | |||||
GF aardgasvrije wijken (PAW) (BZK, art. 4) | 80.585 | 54.677 | 62.626 | 0 | 0 | ||
Regionale energiestrategie (RES) Gemeentefonds (BZK, art. 4) | 0 | 0 | |||||
Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH) (BZK, art. 4) | 28.796 | 13.986 | 3.773 | 9.322 | 42.200 | ‒ 32.878 | |
Renovatieversneller klimaatakkoord (BZK, art. 4) | 2.633 | 1.000 | 2.839 | 26.750 | ‒ 23.911 | ||
Verduurzaming en ontzorging maatschappelijk vastgoed (BZK, art. 4) | 8.000 | 15.317 | 0 | 0 | |||
Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH+) en Programma reductie energieverbruik (PRE) (BZK, art. 4) | 3285 | 146.898 | 77.808 | 0 | 0 | ||
Programma regeling reductie energieverbruik Wonen (RREW) (BZK, art. 4)( koop en huur) bijdrage aan medeoverheden | 5.064 | 95.736 | 0 | 0 | |||
Warmtefonds (BZK, art. 4) | 67.000 | 27.400 | 85.600 | 155.390 | 97.390 | 58.000 | |
Recyclaat in bouwmaterialen (IenW-deel, art. 21) | 1.500 | 1.500 | 0 | ||||
Nationaal programma lokale warmtetransitie (BZK, art. 4) | 12.071 | 15.000 | ‒ 2.929 | ||||
Emissiearm aanbesteden ( bijdrage aan agentschappen) (BZK, art. 4) | 3.929 | 3.640 | 289 | ||||
Lokale aanpak woonisolatie (BZK, art. 4) | 361.286 | 250.000 | 111.286 | ||||
Energiearmoede (BZK, art. 4) | 181.109 | 0 | 181.109 | ||||
Brede verduurzamingscoalitie (BZK, art. 4) | 3.357 | 5.000 | ‒ 1.643 | ||||
Contigentenaanpak woonisolatie (BZK, art. 4) | 3.000 | ‒ 3.000 | |||||
Natuurinclusief en communicatie (BZK, art. 4) | 112 | 1.000 | ‒ 888 | ||||
Natuurinclusief (BZK, art. 4) | 47.061 | 0 | 47.061 | ||||
Woonisolatie verhuurders (BZK, art. 4) | 50.000 | ‒ 50.000 | |||||
maVa Zon op dak (excl. uitvoeringskosten) (BZK, art. 4) | 744 | 800 | ‒ 56 | ||||
maVa Verduurzaming gebouwen (excl uitvoeringskosten) (BZK, art. 4) | 900 | 8.400 | ‒ 7.500 | ||||
Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA) (BZK, art. 4) | 131.800 | 155.000 | ‒ 23.200 | ||||
Kennis- en innovatieprogramma stikstof (subsidie) (BZK, art. 4) | 6.590 | 3.900 | 2.690 | ||||
Kennis- en innovatieprogramma stikstof (bijdrage) (BZK, art. 4) | 7.198 | ‒ 7.198 | |||||
Subsidieregeling Verduurzaming Onderhoud Huurwoningen (SVOH ) (BZK, art. 4) | 2.257 | 34.646 | ‒ 32.389 | ||||
Biobased Bouwen (BZK, art. 4) | 1.800 | 0 | 1.800 | ||||
Nationaal Groeifonds subsidies (BZK, art. 4) | 4.351 | 0 | 4.351 | ||||
Nationaal Groeifonds bijdrage (BZK, art. 4) | 6.287 | 0 | 6.287 | ||||
Nationaal Groeifonds agentschappen (BZK, art. 4) | 41 | 0 | 41 | ||||
MOBILITEIT | 21.821 | 86.513 | 75.819 | 111.241 | 191.685 | 182.546 | 9.139 |
Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (EZK, art. 4) | 1.392 | 2.834 | 4.890 | 3.307 | 2.939 | 7.5962 | ‒ 4.657 |
Elektrisch rijden (EZK, art. 4) | 42 | 0 | 0 | 0 | |||
Elektrisch rijden (IenW, art. 14) | 1498 | 800 | 0 | 0 | |||
Meerjaren bewustwordingscampagne «Hopper» (IenW, art. 14) | 36 | 0 | 36 | ||||
Organisatiekosten Green Deal Autodelen (IenW, art. 14) | 30 | 50 | 0 | 0 | |||
Nationale benchmark duurzame mobiliteit (IenW, art. 14) | 42 | 0 | 0 | ||||
Diverse beleidsonderzoeken duurzame mobiliteit (IenW, art. 14) | 50 | 50 | 0 | 0 | |||
Werkgeversaanpak mobiliteit (IenW, art. 14) | 54 | 100 | 809 | 0 | 809 | ||
Demonstratieregeling Klimaattechnologie - Klimaatenveloppe 2019 (IenW, art. 14) | 16.823 | 13.700 | 12.106 | 11.013 | 0 | 11.013 | |
Laadinfrastructuur - Klimaatenveloppe 2019 (IenW, art. 14) | 15.000 | 7.908 | 0 | 7.908 | |||
Duurzame energiedragers zero-emissiebussen (IenW, art. 14) | 2.146 | 1.683 | 5.935 | 5.181 | 14.200 | ‒ 9.019 | |
Duurzame energiedragers tankinfra (IenW, art. 14) | 1.140 | 526 | 2.435 | 608 | 6.500 | ‒ 5.892 | |
Duurzame logistiek (IenW, art. 14) | 4.835 | 10.564 | 9.834 | 11.346 | 20.000 | ‒ 8.654 | |
Verduurzaming personenmobiliteit (IenW, art. 14) | 7.800 | 1.899 | 2.487 | 4.813 | 11.000 | ‒ 6.187 | |
Klimaatakkoord: Elektrisch Vervoer (IenW, art. 14) | 2.899 | 3.972 | 4.160 | 2.510 | 6.000 | ‒ 3.490 | |
Klimaatakkoord: nieuwe elektrische auto's (IenW, art. 14) | 7.261 | 11.159 | 28.830 | 34.668 | 43.000 | ‒ 8.332 | |
Klimaatakkoord: 2e hands elektrische auto's (IenW, art. 14) | 6.168 | 12.475 | 19.482 | 28.409 | 25.500 | 2.909 | |
Klimaatakkoord: Bestel en Vracht (IenW, art. 14) | 120 | 6.579 | 34.299 | 78.298 | 48.000 | 30.298 | |
Aanvulling klimaatakkoord: Fietsparkeren (IenW, art. 13) | 750 | ‒ 750 | |||||
Maatregelen in de Grond-Weg- en Waterbouw (IenW, art. 21) | 1.000 | 16.500 | 7.500 | 0 | 0 | ||
Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenW, art. 14) | 836 | 464 | 1.131 | 42 | 1.077 | 0 | 1.077 |
Campagne het nieuwe rijden (IenW, art. 14) | 200 | 773 | 259 | 0 | 259 | ||
Versterken overige gedragsmaatregelen, monitoring en evaluatie (IenW, art. 14) | 54 | 1.946 | 561 | 429 | 1.811 | 0 | 1.811 |
Bijdrage RWS (IenW, art. 21) | 2.500 | 0 | 0 | ||||
LANDBOUW EN LANDGEBRUIK | 16.963 | 147.431 | 414.169 | 267.890 | 87.944 | 329.348 | ‒ 241.404 |
Innovatieagenda Energie (LNV, art. 21) | 5.956 | 5.761 | 17.225 | 11.296 | 11.540 | 31.237 | ‒ 19.697 |
Marktintroductie energie innovaties (MEI) (LNV, art. 21) | 3.130 | 3.764 | 7.879 | 2.764 | 1.796 | 5.789 | ‒ 3.993 |
Energie-efficiency glastuinbouw (EG) (LNV, art. 21) | 4.421 | 9.367 | 17.258 | 46.781 | 28.878 | 35.829 | ‒ 6.951 |
Subsidieregeling sanering varkenshouderijen + SPUK (LNV, art. 21) | 25.137 | 189.690 | 51.724 | 4.583 | 0 | 4.583 | |
Subsidieregeling brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (LNV, art. 21) | 2.049 | 13.748 | 10.002 | 15.548 | 31.179 | ‒ 15.631 | |
Geïntegreerde aanpak methaan en ammoniak via voer- en dierspoor (LNV, art. 21) pilots en demo's en randvoorwaarden voor verdienmodel klimaatvriendelijke producten | 12.355 | 2.034 | 6.626 | 521 | 8.678 | ‒ 8.157 | |
Brongerichte maatregelen pilots en demo's (LNV, art. 21) | 3.400 | 4.600 | 0 | 0 | |||
Bodem (bodemkoolstof) en klimaatadaptatie (LNV, art. 21) | 420 | 1.378 | 2.094 | 1.606 | 1.177 | 2.766 | ‒ 1.589 |
Kunstmestvervanging (LNV, art. 21) | 0 | 2.985 | 6.157 | ‒ 3.172 | |||
Duurzaam Voedsel(consumptie) (LNV, art. 21) | 5.235 | 5.082 | 8.361 | 7.963 | 398 | ||
Randvoorwaarden voor verdienmodel / klimaatvriendelijke producten (LNV, art. 21) | 2.000 | 0 | 0 | ||||
Kringlooplandbouw (LNV, art. 21) | 92 | 659 | 167 | 0 | 0 | ||
Versterken bomen, bos, natuur (LNV, art. 22) | 2.944 | 4.795 | 4.288 | 5.083 | 5.780 | ‒ 697 | |
Aanpak veenweideproblematiek en impuls veenweidegebieden (LNV, art. 22) | 76.295 | 59.239 | 6.251 | 7.238 | 8.689 | ‒ 1.451 | |
Middelen Gerichte Opkoop rond Natura2000-gebieden (LNV, art. 22) | 471 | 95.000 | 121.470 | 234 | 185.2814 | ‒ 185.047 | |
SECTOROVERSTIJGENDE EN OVERIGE MAATREGELEN | 351.329 | 339.013 | 401.667 | 643.473 | 1.171.966 | 1.010.729 | 161.237 |
MJA3 / MEE / Uitvoeringsprogramma Energiebesparing (EZK, art. 4) | 3.281 | 3.260 | 2.959 | 1.273 | 2.435 | 2.368 | 67 |
Regeling toezicht energiebesparingsplicht (EZK, art. 4) | 10.732 | 12.858 | 13.200 | ‒ 342 | |||
EIA (FIN, fiscaal) | 125.000 | 144.000 | 181.000 | 290.000 | 340.0005 | 249.0006 | 91.000 |
Subsidieregeling Verduurzaming MKB (EZK, art. 4) | 104 | 8.424 | 655 | 15.8002 | ‒ 15.145 | ||
Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden (EZK, art. 4) | 50 | 351.580 | 386.5007 | ‒ 34.920 | |||
Diverse onderzoeken en opdrachten op gebied klimaat en energie (EZK, art. 4) | 3.005 | 17.370 | 6.543 | 11.072 | 14.638 | 17.690 | ‒ 3.052 |
RVO uitvoeringskosten klimaat- en energieregelingen (EZK, art. 4) | 66.634 | 71.171 | 77.196 | 90.998 | 119.398 | 92.134 | 27.264 |
NEa uitvoeringskosten klimaat- en energieregelingen (EZK, art. 4) | 5.962 | 8.766 | 7.117 | 7.197 | 12.843 | 13.030 | ‒ 187 |
Overige subsidies (EZK, art. 4) | 1.711 | 4.014 | 4.421 | 1.553 | 31.559 | 1.007 | 30.552 |
MIA/VAMIL (fiscaal, FIN) | 145.700 | 90.100 | 118.700 | 220.800 | 285.0005 | 219.0006 | 66.000 |
Uitvoeringskosten voor RVO.nl voor de ophoging van de MIA en de VAMIL (IenW, art. 21) | 300 | 1.000 | 1.000 | 1.000 | 0 | ||
Verbetering en optimalisatie industriele wasproces van plastic verpakkingen (IenW, art. 21) | 1.498 | 374 | 0 | 0 | |||
Textiel vervezeling (IenW, art. 21) | 2.129 | 0 | 0 | ||||
Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EZK, art. 4) | 36 | 32 | 0 | 0 | |||
Totaal | 3.225.071 | 4.460.765 | 4.348.652 | 5.397.911 | 5.129.202 | 7.218.664 | ‒ 2.089.462 |