Base description which applies to whole site

Artikel 2. Bevorderen autonomie Koninkrijkspartners

2.1 Algemene doelstelling

Het ondersteunen van Curaçao, Sint Maarten en Aruba bij het verbeteren van het bestuur, de rechtszekerheid, de economische ontwikkeling, het onderwijs en de overheidsfinanciën.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het doel is een grotere effectiviteit van het eigen beleid van Curaçao, Sint Maarten en Aruba op de genoemde beleidsterreinen en goed functionerende «checks en balances» op bestuurlijk gebied. De belangen van de burgers staan hierin centraal. Zij moeten de overheid kunnen aanspreken op een goede uitoefening van haar taken.

In de nieuwe staatkundige verhoudingen hebben de nieuwe landen, door de sanering van de schulden gecombineerd met financieel toezicht, een sterk verbeterde financiële en bestuurlijke positie gekregen. De eilandelijke overheden hebben nu een betere financiële basis en kunnen efficiënter opereren nu de dubbele bestuurslaag van het Land de Nederlandse Antillen is verdwenen.

In verband met de verbeterde financiële positie van de nieuwe landen Curaçao en Sint Maarten zal de Nederlandse financiële ondersteuning voor bestuur, economische ontwikkeling en onderwijs in de vorm van de samenwerkingsprogramma’s vanaf 2012 worden beëindigd.

Verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het stellen van randvoorwaarden die de rechtmatigheid en doelmatigheid van de inzet van middelen uit hoofdstuk IV van de Rijksbegroting garanderen. Aruba, Curaçao en Sint Maarten blijven volledig verantwoordelijk voor het beleid op de terreinen waarop de samenwerkingsprogramma’s met Nederland van toepassing zijn.

Externe factoren

Curaçao, Sint Maarten en Aruba zijn op basis van het Statuut zelf verantwoordelijk voor goed bestuur, rechtszekerheid, economische ontwikkeling, onderwijs en overheidsfinanciën. De ontwikkelingen op deze gebieden worden derhalve met name bepaald door het eigen beleid van de landen. Er is sprake van een spanningsveld tussen de wens van grote autonomie van de Koninkrijkspartners en de wens van Nederland om de waarborgtaak van het Koninkrijk te concretiseren via het samenwerkingsbeleid. Er wordt steeds gezocht naar een voor alle partijen aanvaardbare balans tussen de mate van autonomie en de verantwoordelijkheid van het Koninkrijk.

Budgettaire gevolgen van beleid

2: Bevorderen autonomie Koninkrijkspartners

(in € 1 000)

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Verplichtingen

153 046

68 372

19 443

21 976

24 359

24 509

(garantieverplichting)

56 106

         
             

Uitgaven

382 308

362 799

212 425

193 455

193 476

174 438

2.1: Apparaat

10 432

9 056

8 982

8 930

8 929

9 079

2.2: Bevordering autonomie koninkrijkspartners

96 540

57 794

8 939

11 524

13 908

13 908

Waarvan juridisch verplicht

   

1 205

1 130

1 025

 

2.3: Bevorderen staatkundige relaties

715

522

522

522

522

522

2.4: Schuldsanering

274 621

295 427

193 982

172 479

170 117

150 929

Waarvan juridisch verplicht

 

294 427

192 982

171 479

169 117

149 929

             

Ontvangsten

59 197

28 497

28 013

27 358

26 901

26 901

2.2 Operationele doelstellingen
2.2.1 Operationele doelstelling

Samenwerken met Curaçao, Sint Maarten en Aruba om daar de bestuurskracht, de rechtsorde, de economie en het onderwijs te versterken.

Motivering

De bestuurskracht op Curaçao, Sint Maarten en Aruba wordt versterkt om de kerntaken, in het bijzonder voor de nieuw opgerichte landen, goed te kunnen uitoefenen. Door het samenwerkingsbeleid wordt getracht op een effectieve en efficiënte manier geld, kennis en menskracht in te zetten om hier een bijdrage aan te leveren.

De samenwerking heeft tot doel de bestuurskracht van Curaçao, Sint Maarten en Aruba te versterken opdat de landen hun verantwoordelijkheden ten aanzien van de economie, rechtsorde en het onderwijs kunnen waarmaken.

De samenwerking geschiedt in de vorm van samenwerkingsprogramma’s gefinancierd via de Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen (SONA) en het Fundo Desaroyo Aruba (FDA).

Naast programmatische samenwerking zullen ook in samenwerking ad hoc actuele knelpunten worden opgelost. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het Verbetertraject Detentie- en Correctiecentrum Curaçao (DCC) of de inzet van DCMR Milieudienst Rijnmond bij een analyse van de situatie van de Isla raffinaderij.

Samenwerkingsbeleid Curaçao en Sint Maarten

Instrumenten

Ieder halfjaar vindt er met Curaçao en Sint Maarten een voortgangsoverleg plaats waarin verslag wordt gedaan en verantwoording wordt afgelegd over de voortgang van de samenwerkingsprogramma’s. De Uitvoeringsorganisatie SONA (USONA) neemt ook deel aan dit overleg. Met het oog op de verdere uitvoering en afronding van de programma’s zal dit overleg ook na de beëindiging van de financiële bijdragen door Nederland nog enkele jaren plaatsvinden totdat de programma’s zijn afgesloten.

In 2012 zal de laatste Nederlandse bijdrage in de fondsen SONA en de Antilliaanse Medefinancieringsorganisatie (AMFO) plaatsvinden. Er bestaan reeds andere vormen van samenwerking tussen Nederland en de andere landen binnen het Koninkrijk, zowel op departementaal als gemeentelijk niveau. Voorbeelden hiervan zijn de samenwerkingsprotocollen tussen de gemeente Amsterdam en Curaçao en Sint Maarten of het revolving fund voor de restauratie van monumenten in het Caribisch deel van het Koninkrijk vanuit het ministerie van OCW.

Onderwijs en Jongerenproblematiek

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal voor de uitvoering van het programma Onderwijs en Jongeren, voor wat betreft Curaçao en Sint Maarten, tot uiterlijk 2012 verplichtingen aangaan. De verantwoordelijkheid van Nederlandse zijde voor de uitvoering van het programma zal na 2012 aflopen. De hoofddoelstelling van dit samenwerkingsprogramma is de jeugd van de eilanden zodanig toe te rusten dat deze na voltooiing van hun schoolloopbaan in staat is deel te nemen aan de arbeidsmarkt en volwaardig te participeren in een voortdurend veranderende samenleving, op lokaal niveau, maar ook op regionaal en mondiaal niveau. De doelstellingen van het programma zijn:

  • terugdringen van schooluitval;

  • terugdringen van het aantal zittenblijvers;

  • vergroten van het aantal leerlingen dat een diploma haalt;

  • vergroten van het aantal leerlingen dat na school een baan vindt;

  • het vergroten van de maatschappelijke participatie en arbeidsparticipatie van sociaal vormingsplichtigen;

  • het terugdringen van de jeugdwerkeloosheid;

  • (voor Sint Maarten) verbetering van de onderwijssituatie van ongedocumenteerde kinderen (verschuiving van illegaal naar legaal onderwijs).

Het Onderwijs en Jongeren Samenwerkingsprogramma (OJSP) zal op Curaçao in 2012 in het teken staan van de uitvoering van de aanvullende afspraken die (in 2010) tussen Nederland en Curaçao zijn gemaakt over de uitvoering van het OJSP. Het betreft het meer betrekken van de schoolbesturen bij het invullen van activiteiten binnen het programma en het opvolgen van de aanbevelingen die voortvloeien uit de mid-term evaluatie die in 2012 plaatsvond. Op deze manier worden beleid en praktijk dichter bij elkaar gebracht.

Bijdragen aan sociale ontwikkeling via subsidiering van non-gouvermentele organisaties

Nederland financiert – via de Antilliaanse Medefinancieringsorganisatie (AMFO) – maatschappelijke taken op Curaçao en Sint Maarten. De AMFO richt zich met name op armoedebestrijding, zorg en welzijn, en vorming en educatie. Deze taken worden uitgevoerd door non-gouvermentele organisaties. In 2012 zal voor het laatst een financiële bijdrage door Nederland worden gedaan aan de AMFO. Hierna is het aan de nieuwe landen zelf om zorg te dragen voor (de financiering van) deze taken.

Sociaal Economische Ontwikkeling

Voor het Sociaal Economisch Initiatief (SEI) zijn in 2010 en 2011 uiterste termijnen afgesproken waarbinnen de gelden door USONA in verplichtingen dienen te zijn vastgelegd. In 2012 zal de laatste bijdrage van Nederland voor het SEI plaatsvinden. De uitvoering van de reeds verplichte projectvoorstellen kan nog een uitloop hebben van enkele jaren. In 2012 zal een evaluatie van het SEI worden uitgevoerd die niet alleen dient als verantwoording naar de Tweede Kamer maar ook kan dienen als belangrijk leermateriaal voor de nieuwe overheden van de eilandgebieden voor het uitvoeren van hun sociaaleconomische beleid. Voor Curaçao is in 2011, in samenspraak met het eiland, reeds een tussenevaluatie uitgevoerd.

Institutionele versterking en bestuurskracht

De versterking van het bestuur en de bestuurskracht op Curaçao en Sint Maarten is één van de doelstellingen van het samenwerkingsbeleid in 2012. Via de programma’s «Institutionele Versterking en Bestuurskracht van Curaçao en Sint Maarten» biedt Nederland onder meer ondersteuning aan de verbetering van het financiële beheer, de versterking van het ambtelijke apparaat en goed functionerende «checks en balances». Het gaat om meerjarige samenwerkingsprogramma’s (2008–2012) waarmee Curaçao en Sint Maarten worden ondersteund in hun ontwikkeling naar goed functionerende landen binnen het Koninkrijk. In 2012 staat de opvolging van aanbevelingen die voortvloeien uit de mid-term evaluatie van 2011 centraal.

Verbetertraject Detentie- en Correctiecentrum Curaçao (DCC)

In 2009 is er met de toenmalige Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen een samenwerkingsovereenkomst «verbetertraject Bon Futuro» getekend. Naar aanleiding van deze overeenkomst is een plan van aanpak opgesteld om de inrichting in een periode van drie jaar te laten voldoen aan internationale normen. Nederland ondersteunt hierbij in de vorm van de uitzending van een team van technische bijstanders van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Het verbetertraject zal in 2012 worden afgerond.

Samenwerkingsbeleid Aruba

Nederland stelt sinds 2010 geen geld meer ter beschikking voor een breed samenwerkingsprogramma met Aruba. Het meerjarenprogramma 2006–2009 was echter nog niet afgerond. Vandaar dat Nederland in 2010 heeft ingestemd met een Meerjarenprogramma met een looptijd tot 2014. De extra middelen voor nieuwe projecten worden door het land Aruba gestort over de loop van de komende jaren. Nederland houdt een vinger aan de pols doordat Aruba voortgangsrapportages verschaft over de resultaten. Bovendien levert Nederland één van de drie bestuursleden van het FDA. Dit bestuur draagt er zorg voor dat de projecten, die onder dit programma vallen, voldoen aan de gestelde eisen.

Bij het programma National Security Plan Aruba 2008–2012 ligt de nadruk op de verbetering van het Korps Politie Aruba en de noodzakelijke versterking van de vreemdelingenketen. In de gezamenlijke agenda die Nederland en Aruba begin 2010 zijn overeengekomen, is afgesproken dat bij het eerstvolgende Bestuurlijk Overleg Vreemdelingenketen (BOVK) de afspraken uit het MoU uit 2007 zullen worden geëvalueerd. De Tweede Kamer zal te zijner tijd over het BOVK worden geïnformeerd. De bijdrage vanuit Nederland aan het National Security Plan (uit vrijgevallen schuldsaneringsmiddelen) loopt uiterlijk in 2012 af. Daarmee komt een definitief einde aan de Nederlandse samenwerkingsmiddelen voor Aruba.

Sociale Vormingsplicht

In 2010 heeft Aruba de wens uitgesproken om in samenwerking met het Ministerie van Defensie een Sociale Vormingsplicht voor kansarme jongeren op te zetten. Hoewel de ambitie was om het traject al in 2010 te laten beginnen, bleek dat bestaande wetgeving niet adequaat zou zijn. Inmiddels wordt gewerkt aan nieuwe wetgeving om het programma zo snel mogelijk te laten aanvangen. Zodra de wetgeving en de invulling van het programma op orde is levert de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de duur van drie jaar jaarlijks een maximale bijdrage van € 1 mln. aan de Sociale Vormingsplicht. De verplichtingen zijn hiervoor reeds aangegaan. Deze bijdrage is primair bedoeld als hulp bij het opstarten van dit traject.

Doeluitkeringen Caribisch Nederland

Met het stopzetten van het samenwerkingsprogramma Institutionele Versterking en Bestuurskracht (IVB) voor Caribisch Nederland, is voor de openbare lichamen geld beschikbaar gekomen in de vorm van zogenaamde «doeluitkeringen». Het betreft enerzijds een geldstroom voor ondersteuning van de openbare lichamen bij de implementatie van de Wet openbare lichamen BES en de Wet financiën openbare lichamen BES. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan ondersteuning bij de invoering van de dualisering, de griffie, de rekenkamerfunctie, de ombudsfunctie, de inrichting van de financiële administratie ten behoeve van de nieuwe wetgeving, het invoeren van eilandbelastingen van Saba en Sint Eustatius en de waardering van onroerend goed ten behoeve van de grondbelasting. Anderzijds betreft het een geldstroom voor een sociaal vangnet om de openbare lichamen onder andere te ondersteunen wanneer door reorganisatie ambtelijk personeel moet afvloeien.

2.2.2 Operationele doelstelling

Het ondersteunen van de nieuwe landen bij het opstellen en uitvoeren van de plannen van aanpak voor de nieuwe landsorganisaties, die op de transitiedatum nog niet of gebrekkig functioneren.

Motivering

De Politieke Stuurgroep «Staatkundige Vernieuwing» heeft op basis van de rapportage «Toetsing overheidsapparaten Curaçao en Sint Maarten» besloten voor welke landsdiensten een plan van aanpak opgesteld diende te worden. Deze plannen zijn vervolgens op de afsluitende Ronde Tafel Conferentie (RTC) in september 2010 definitief vastgesteld. Het gaat hierbij om plannen voor het korps politie en het gevangeniswezen op Curaçao en voor Sint Maarten om de afdeling burgerzaken, het Korps Politie, de landsrecherche, de gevangenis en de toelatingsorganisatie. Afhankelijk van de geconstateerde tekortkomingen geeft het plan van aanpak aan op welke wijze en binnen welke termijn de verbeteringen gerealiseerd dienen te zijn. Dat zal in beginsel binnen een termijn van twee jaar zijn. De algemene maatregel van rijksbestuur «Samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak landstaken» (Bijlage bij Kamerstuk 32 017-(R1884) nr. E) kent echter de mogelijkheid om de werking van dit besluit, zo nodig, telkens met twee jaren te verlengen indien (de uitvoering van) een plan van aanpak daartoe noopt.

Instrumenten

De kosten van de uitvoering van de plannen komen in beginsel voor rekening van de landen Sint Maarten en Curaçao. Voor Sint Maarten geldt dat gedurende enige tijd arbeidscapaciteit uit Nederland nodig is, waarmee kosten gemoeid zijn. In het kader van de toegezegde ondersteuning van Sint Maarten zullen de kosten, voor zover zij volgen uit de uitvoering van de plannen van aanpak, ten laste van Begrotingshoofdstuk IV worden gebracht.

Licence