Base description which applies to whole site

ARTIKEL 4. BEROEPSONDERWIJS EN VOLWASSENENEDUCATIE

4.1 Algemene doelstelling: het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie zorgen ervoor dat deelnemers hun talenten maximaal kunnen ontplooien en volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Deelnemers worden voorbereid op passend vervolgonderwijs en/of een positie op de arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.

Omschrijving

De bve-sector omvat het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en de volwasseneneducatie. Het middelbaar beroepsonderwijs heeft een belangrijke maatschappelijke en economische functie. Ongeveer de helft van de beroepsbevolking heeft een opleiding op het niveau van het middelbaar beroepsonderwijs. Het middelbaar beroepsonderwijs is daarmee een belangrijke leverancier van werknemers voor de arbeidsmarkt. Ook is het een cruciale schakel tussen het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs en het hoger beroepsonderwijs.

Er zijn circa 495 000 studenten in het mbo (exclusief groen onderwijs) en drie leerwegen te weten; de beroepsopleidende leerweg (bol), deze leerweg kan ook in deeltijd worden gevolgd (deeltijd-bol) en de beroepsbegeleidende leerweg (bbl). De bol-opleidingen zijn voornamelijk schoolzwaar, bij de bbl-opleidingen ligt de nadruk meer op het leren in de praktijk bij een leerbedrijf. De studenten kunnen zich inschrijven in de sector economie, techniek, zorg en welzijn of in het groene onderwijs. Het middelbaar beroepsonderwijs kan afhankelijk van de vooropleiding op vier verschillende niveaus gevolgd worden. Dit zijn opleidingen variërend van assistent bakker tot ICT applicatieontwikkelaar.

Educatie bestaat uit voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) en basiseducatie. Basiseducatie omvat het NT2 onderwijs (Nederlands als tweede taal), sociale redzaamheid en breed maatschappelijk functioneren.

Tot slot zijn er zestien (exclusief het groene onderwijs) kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven. Deze kenniscentra vormen de schakel tussen de branches in het bedrijfsleven en het middelbaar beroepsonderwijs.

De hoofdlijnen van het beleid voor het mbo in deze kabinetsperiode zijn uitgewerkt in het actieplan mbo «Focus op Vakmanschap 2011–2015» (Kamerstuk 31 524, nr. 88).

Verantwoordelijkheid van de minister

De minister is verantwoordelijk voor een onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele deelnemers en bij de behoeftes van de maatschappij. In het bijzonder is zij verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van het onderwijs, de rechtmatige en doelmatige besteding van middelen voor het onderwijs en het borgen van de onderwijskwaliteit. De instrumenten die zij tot haar beschikking heeft zijn het uitvaardigen van wet- en regelgeving, het verstrekken van bekostiging, subsidies en opdrachten, het houden van toezicht en het voeren van een dialoog met belanghebbenden, en zonodig het actief voeren van regie. De verantwoordelijkheid voor de educatie is belegd bij de gemeenten, omdat zij het beste zicht hebben op de lokale behoefte. Gemeenten ontvangen via het Participatiebudget de rijksbijdrage educatie voor de inkoop van educatieve activiteiten bij roc’s.

Meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Indicatoren voor het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie worden beschreven in Trends in Beeld 2011 (www.trendsinbeeld.minocw.nl).

Tabel 4.1 Kengetallen

Indicator

2011

2012

2013

2014

2015

2016

1

Aantal deelnemers mbo (excl. «groen onderwijs»)

495 534

495 428

491 297

483 036

471 118

460 433

 

bol-vt

335 178

342 823

339 694

336 813

333 985

331 990

 

bbl

151 660

144 264

133 878

108 737

90 615

82 476

 

bol-dt

8 697

8 340

7 517

5 593

4 275

3 725

 

bbl (nieuw arrangement 30+)

0

0

10 209

31 893

42 242

42 242

Bron: OCW-Referentieraming 2011, peildatum 1 oktober 2010, omgezet naar kalenderjaar

           

2

Gewogen gemiddelde onderwijsuitgaven per mbo-deelnemer (x € 1 000)

7,3

7,2

7,4

7,4

7,4

7,4

Bron: Lumpsum budget/specifieke regelingen en gewogen bekostigingsdeelnemers mbo

           

Toelichting:

Bij bovenstaande gemiddelde onderwijsuitgaven per mbo-deelnemer is een aantal voorbehouden van toepassing:

  • exclusief de Regeerakkoord (RA-)middelen voor professionalisering en prestatiebeloning (zie artikel 9, Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid);

  • exclusief het aandeel groen onderwijs in de RA-middelen;

  • exclusief het aandeel deelnemers in het groen onderwijs;

  • inclusief het aantal OCW-deelnemers in het nieuwe arrangement voor 30+ deelnemers vanaf het schooljaar 2013/2014;

  • exclusief de uitvoerings- en apparaatskosten.

Beleidswijzigingen

In het Regeerakkoord «Vrijheid en verantwoordelijkheid» (Kamerstuk 32 417, nr. 15) zijn extra middelen voor het mbo beschikbaar gesteld. Deze middelen zijn onder andere bedoeld voor de kwaliteitsverbetering mbo, plusvoorziening en wijkscholen, kwaliteit/leerlingenraming en het versterken van centrale en uniforme toetsing. Daarnaast vinden ook bezuinigingen plaats door het verkorten van de opleidingsduur, het vereenvoudigen van de kwalificatiestructuur, het invoeren van een leeftijdsgrens voor deelnemers van 30 jaar en ouder, de subsidietaakstelling en de efficiencykorting raden en instituten (Kamerstuk 32 500 VIII, nr. 160). In het kader van de subsidietaakstelling wordt vanaf 2012 onder andere de innovatiebox afgeschaft. Ook wordt in de taakstelling Rijk, agentschappen en ZBO’s een taakstelling aan de kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven opgelegd. Het actieplan mbo «Focus op Vakmanschap 2011–2015» geeft weer welke doelen het kabinet deze kabinetsperiode in het mbo wil bereiken (Kamerstuk 31 524, nr. 88).

Voor studenten van 30 jaar en ouder komt er een arrangement dat is toegespitst op de doelgroep. Het is alleen bedoeld voor studenten die de beroepsbegeleidende leerweg volgen. Aangenomen mag worden dat studenten die reeds (werk)ervaring hebben sneller door de lesstof kunnen. De opleidingen kunnen daardoor in duur worden beperkt zonder dat dit ten koste gaat van beroepsgerichte vakken. De 30 plusstudenten zijn wel verplicht om aan alle eisen van het kwalificatiedossier te voldoen, behalve die van het onderdeel burgerschap. Het diploma is een volwaardig mbo-diploma. Verder komen er landelijke sectorale afspraken tussen sociale partners en mbo-instellingen over het onderwijscurriculum voor studenten ouder dan 30 jaar en over de wijze waarop eerder verworven competenties worden erkend (Kamerstuk 31 524, nr. 89).

4.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 4.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 (bedragen x € 1 000)
   

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Verplichtingen

3 385 269

3 597 247

3 514 780

3 471 661

3 342 345

3 326 560

3 326 275

Waarvan garantieverplichtingen

6 290

72 000

 

 

 

 

 

Totale uitgaven

3 502 523

3 503 628

3 468 898

3 514 335

3 463 662

3 343 052

3 328 238

                 

Programma-uitgaven

3 498 688

3 499 615

3 468 898

3 514 335

3 463 662

3 343 052

3 328 238

Bekostiging roc's/overige regelingen

2 803 470

2 870 945

2 878 690

2 927 957

2 886 521

2 776 410

2 762 369

Bekostiging kbb's

105 572

98 982

98 814

97 678

96 488

93 931

93 729

Bekostiging Caribisch Nederland

0

2 089

2 089

2 089

2 089

2 089

2 089

Verbetermiddelen Caribisch Nederland

0

16 715

18 072

7 460

4 364

2 981

2 981

Leerlinggebonden financiering (LGF)

38 174

40 001

40 001

40 001

40 001

40 001

40 001

Versterken centrale en uniforme toetsing

0

0

11 911

11 911

13 612

13 612

13 612

Taal en rekenen

60 570

57 765

56 109

56 109

56 109

56 109

56 109

Regeling stagebox

34 900

35 000

35 000

35 000

35 000

35 000

35 000

Schoolmaatschappelijk werk

15 000

14 017

14 017

14 017

14 017

14 017

14 017

Convenanten met RMC-regio's

33 248

53 960

68 160

56 800

56 800

56 800

56 800

Programmagelden regio's

22 865

25 275

19 300

19 300

19 300

19 300

19 300

Plusvoorziening «overbelaste jongeren» en wijkscholen

47 724

194

30 000

30 000

30 000

30 000

30 000

RMC's

31 471

31 599

31 599

31 599

31 599

31 599

31 599

Aanvalsplan Laaggeletterdheid

4 001

4 000

4 000

4 000

4 000

4 000

4 000

Aanvullende vergoeding experimenten vmbo-mbo2

5 108

3 856

4 530

6 510

981

981

981

Sectorplan mbo-hbo techniek 2011–2016

0

400

400

400

3 065

735

0

Netwerkscholen

0

4 500

3 000

3 000

3 500

0

0

Educatie

150 445

115 851

110 766

110 766

110 766

110 766

110 766

Pilots Laaggeletterdheid

0

0

5 000

5 000

5 000

5 000

5 000

Overig

57 440

52 588

19 935

37 528

33 892

33 468

34 201

Uitvoeringsorganisatie DUO

17 177

15 742

17 505

17 210

16 558

16 253

15 684

Innovatiebox regulier

43 238

43 136

0

0

0

0

0

Innovatiearrangement

11 500

10 000

0

0

0

0

0

Stage en leerbaanoffensief Kenniscentra

13 000

3 000

0

0

0

0

0

Beroepsgerichte kwalificatiestructuur

3 785

0

0

0

0

0

0

                 

Apparaatsuitgaven*

3 835

4 013

0

0

0

0

0

Ontvangsten

15 190

7 500

0

0

0

0

0

1 Betreft stand leningen onderwijsinstelling t/m juni 2011.

2 M.i.v. begroting 2012 zijn de apparaatsuitgaven opgenomen in de tabel budgettaire gevolgen van beleid in artikel 92 Apparaat Kerndepartement.

Toelichting:

Het overgrote deel van de middelen is meerjarig verplicht. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving.

Bekostiging roc’s/overige regelingen

Instrumenten

De rijksbijdrage die de mbo-instellingen ontvangen, is gebaseerd op de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). In het Uitvoeringsbesluit WEB (UWEB) zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan deze lumpsum wordt berekend.

De mbo-bekostiging is één van de wettelijke instrumenten die OCW ter beschikking staat om de toegankelijkheids-, doelmatigheids- en kwaliteitseisen vanuit het Rijk zo adequaat mogelijk te faciliteren.

Momenteel wordt gewerkt aan een wetsvoorstel dat zich richt op het doelmatiger inrichten van mbo-opleidingen en de modernisering van de mbo-bekostiging. In het wetsvoorstel wordt een aantal maatregelen uit het actieplan mbo nader uitgewerkt. Het gaat om de maatregelen «verkorten en intensiveren van mbo-opleidingen», «afschaffen drempelloze instroom mbo-2» en «de herinrichting van mbo-1 opleidingen in entreeopleidingen». De nadere uitwerking van de bekostigingsvoorwaarden en verdeelmaatstaven wordt vastgelegd in het Uitvoeringsbesluit WEB (UWEB). Daarnaast wordt er een prestatiebox ingevoerd om individuele resultaatafspraken met instellingen te kunnen maken. Instellingen krijgen een bijdrage uit de prestatiebox op basis van geleverde prestaties (Kamerstuk 31 524, nr. 88). In de beleidsagenda bij deze begroting wordt nader ingegaan op de inhoudelijke uitwerking van de maatregelen uit het actieplan mbo.

In de bekostiging van de instellingen is een correctie op de bekostiging van het middelbaar beroepsonderwijs meegenomen (de tweede teldatum per 1 februari). Deze correctie is een stimulans voor de instellingen om deelnemers te behouden en om plaatsen die gedurende het schooljaar vrijkomen door uitstroom van deelnemers weer te benutten voor instroom van nieuwe deelnemers. Het doel van deze correctie is om instellingen te stimuleren om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan.

Bekostiging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven

Op de begroting zijn middelen beschikbaar voor de 16 kenniscentra (exclusief het groene onderwijs) om hun wettelijke taken uit te voeren. De kenniscentra dragen bij aan het primaire proces van het beroepsonderwijs. Dit doen zij door te beschrijven wat een beginnend beroepsbeoefenaar aan kennis en vaardigheden moet hebben om een diploma te kunnen behalen. Daarnaast dragen de kenniscentra zorg voor een toereikend aantal erkende bedrijven en organisaties dat de beroepspraktijkvorming verzorgt voor zowel de deelnemers in de beroepsbegeleidende als in de beroepsopleidende leerweg. De Inspectie van het onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van de (wettelijke) werkzaamheden van de kenniscentra.

Bekostiging Caribisch Nederland

Sinds 10 oktober 2010 zijn Bonaire, Sint-Eustatius en Saba openbare lichamen die als «bijzondere gemeenten» functioneren binnen het land Nederland. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is verantwoordelijk voor het onderwijsbeleid op de eilanden. Dat betekent dat de scholen in Caribisch Nederland onderdeel zijn van het onderwijssysteem van Nederland en daarom vanuit de OCW-begroting bekostigd worden.

Verbetermiddelen Caribisch Nederland

De middelen worden ingezet voor het verhogen van de leerprestaties van alle leerlingen in Caribisch Nederland tot een niveau dat naar Nederlandse maatstaven aanvaardbaar is. Momenteel is er sprake van grote achterstanden in de kwaliteit van het onderwijs en de onderwijshuisvesting. De komende jaren wordt gewerkt aan een inhaalslag. Hierover zijn door de minister van OCW in maart 2011 afspraken gemaakt in de «Onderwijsagenda voor Caribisch Nederland: samen werken aan kwaliteit» (zie Kamerstuk, 32 419, F) met alle schoolbesturen en de bestuurscolleges van de drie openbare lichamen. De verbetermiddelen worden ingezet voor incidentele investeringen dan wel om voorzieningen te bekostigen die (nog) niet uit de lumpsum bekostigd kunnen worden. Een groot gedeelte van het beschikbare budget is bestemd om bij te dragen aan het verbeteren van de onderwijshuisvesting. Alle activiteiten in 2012 dragen bij aan het verbeteren van de startpositie voor alle scholen in Caribisch Nederland.

Daarnaast is er voor samenwerking met Curaçao, Sint Maarten en Aruba structureel een beperkt budget beschikbaar, bestemd voor het stimuleren van studeren in de Caribische regio.

Leerlinggebonden financiering

De mbo-instellingen kunnen leerlinggebonden financiering aanvragen voor iedere geïndiceerde deelnemer met een beperking of chronische ziekte. Hiermee kunnen de instellingen deze deelnemers extra begeleiding en ondersteuning bieden bij het volgen van hun opleiding.

Het aantal geïndiceerde deelnemers in het beroepsonderwijs wordt voor 2012 geraamd op 7 300.

Versterken van centrale en uniforme toetsing

In het Regeerakkoord is afgesproken de centrale en uniforme toetsing te intensiveren en de onafhankelijke examinering in het mbo te versterken, waarbij kernvakken centraal worden geëxamineerd. De standaardisering van examens voor de beroepsgerichte examenonderdelen wordt versterkt en de centrale examinering van de kernvakken Nederlandse taal, rekenen en Engels wordt gefaseerd ingevoerd. Dit sluit aan op de maatregelen uit het Actieplan mbo «Focus op Vakmanschap 2011–2015» (Kamerstuk 31 524, nr. 88).

Taal en rekenen

In het mbo worden vanaf het studiejaar 2013–2014 centrale examens Nederlandse taal en rekenen ingevoerd (Kamerstuk 31 332, nr. 16). De onderwijsinstellingen ontvangen in het kader van de «Regeling Intensivering taal- en rekenonderwijs» geld ten behoeve van de intensivering van het taal- en rekenonderwijs en de voorbereiding op de centrale examinering hiervan.

Regeling stagebox

Via de Regeling stagebox beroepsonderwijs worden middelen beschikbaar gesteld om te zorgen voor extra stage- en simulatieplaatsen voor moeilijk plaatsbare deelnemers. Ook zijn deze middelen bedoeld voor een intensieve stagebegeleiding van deelnemers in het beroepsonderwijs. Voor wat betreft simulatieplaatsen is het uitgangspunt dat deze in principe alleen zijn bedoeld als opstap naar een (echte) stageplaats. De regeling is in december 2010 met één jaar verlengd en wordt voor 2012 met nog één jaar verlengd. Daarna wordt het budget dat betrekking heeft op de mbo-instellingen onderdeel van de prestatiebox (Kamerstuk 31 524, nr. 88) en het budget dat betrekking heeft op de kenniscentra wordt onderdeel van de lumpsum voor de kenniscentra.

Schoolmaatschappelijk werk

Voor schoolmaatschappelijk werk worden jaarlijks middelen aan het mbo-veld ter beschikking gesteld. Met deze middelen kunnen instellingen voor de leerlingen, die dit tijdelijk nodig hebben, snel en adequaat hulpverlening inschakelen. Hierdoor wordt het risico op uitval van deze leerlingen verkleind. De mbo-instellingen worden in 2012 ondersteund bij de verdere ontwikkeling van de zorgstructuur binnen hun instelling.

Convenanten met RMC-regio’s

Het kabinet wil het aantal voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) verder terugbrengen naar maximaal 25 000 in 2016. Voor het realiseren van deze doelstelling kiest het kabinet opnieuw voor meerjarige prestatiegerichte convenanten (Kamerstuk 32 356, nr. 20). De convenanten worden afgesloten met scholen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijsonderwijs en de contactgemeenten van de 39 RMC-regio’s (regionale meld- en coördinatiefunctie vsv).

Op een aantal punten zijn aanpassingen wenselijk. Hieronder valt onder andere het invoeren van een procentuele norm voor de reductie van het aantal vsv’ers in plaats van de absolute aantallen die tot nu toe worden gehanteerd. Er zijn twee wettelijke regelingen in voorbereiding, waarvan de beoogde datum van inwerkingtreding ligt in de loop van 2012.

Programmagelden regio’s

Om de doelstelling van 25 000 in 2016 te halen, is het noodzakelijk dat ook in het schooljaar 2011–2012 de gerealiseerde afname van het aantal voortijdig schoolverlaters wordt behouden en gewerkt wordt aan een verdere daling. De lopende convenanten (2008–2011) zijn daarom, op basis van de oude regeling, met één jaar verlengd. Op basis van deze regeling worden in 2012 tevens programmagelden beschikbaar gesteld aan scholen in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijsonderwijs met als doel structurele borging in het onderwijsproces van de vermindering van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters. Met de programmagelden worden scholen gestimuleerd om programma’s te ontwikkelen en/of maatregelen te nemen die leiden tot een vermindering van het aantal vsv’ers.

Plusvoorziening overbelaste jongeren

Aan RMC-regio’s is budget beschikbaar gesteld voor de vorming van plusvoorzieningen. Dit is geen nieuw schooltype, maar een uitbreiding van het aanbod op bestaande (v)mbo-scholen voor leerlingen die cognitief in staat zijn om een startkwalificatie te halen maar door meervoudige problematiek dreigen uit te vallen. De plusvoorzieningen bieden een totaalpakket van onderwijs en zorg- en hulpverlening aan dat nodig is om deze jongeren naar een startkwalificatie te leiden. In 2012 wordt ingezet op evaluatie, integraal toezicht voor deze voorzieningen en stroomlijning met de vsv-aanpak.

RMC’s

Dit is de bekostiging van de rmc-functie van 39 rmc-regio’s. De rmc-functie heeft tot taak met de niet meer kwalificatieplichtige vsv’ers uit vo en mbo contact te leggen en hen zoveel mogelijk terug te begeleiden naar school of naar een combinatie van school en werk. De daarvoor beschikbare middelen worden over de rmc-regio’s verdeeld volgens een verdeelsleutel die is vastgelegd in het «Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten». Het bedrag voor elke rmc-regio wordt uitgekeerd aan de rmc-contactgemeente van de regio.

Aanvalsplan Laaggeletterdheid

Ter ondersteuning van de bestrijding van laaggeletterdheid zijn t/m 2011 middelen beschikbaar om het Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006–2010 Van A tot Z betrokken (Kamerstuk 30 300 VIII, nr. 142) uit te voeren. De activiteiten vanuit het Aanvalsplan zijn met een jaar verlengd tot eind 2011.

In het Regeerakkoord is vastgelegd dat het kabinet een actieplan voor de bestrijding van laaggeletterdheid formuleert. In het Actieplan mbo «Focus op Vakmanschap 2011–2015» (Kamerstuk 31 524, nr. 88, p. 7 en 8) is het actieplan voor de bestrijding van laaggeletterdheid aangekondigd. Dit actieplan is in september 2011 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Aanvullende vergoeding experimenten vmbo-mbo2

Het geld is bedoeld voor de projectorganisatie van het experiment met de leergang vmbo-mbo2 (VM2).

In het schooljaar 2008–2009 zijn de eerste scholen met een eerste cohort van het experiment gestart, met in totaal 264 leerlingen. In schooljaar 2009–2010 is een tweede cohort van het experiment gestart met 1 378 leerlingen. In het schooljaar 2010–2011 is een «borgingscohort VM2» gestart met 2 136 leerlingen. Het expertisecentrum beroepsonderwijs (ecbo) voert de monitor van de leergang VM2 uit. De monitor moet uitwijzen wat het resultaat van het experiment met de leergang VM2 is. Het onderzoek wordt afgerond in 2013. Een externe projectleider ondersteunt en begeleidt scholen bij het experiment.

Sectorplan mbo-hbo techniek 2011–2016

Dit betreft middelen voor het sectorplan mbo-techniek en het sectorplan hbo-techniek (Kamerstuk 32 123 VIII, nr. 148). Hiermee worden drie centers of expertise hbo en zes centra voor innovatief vakmanschap mbo opgericht. Deze centra, die met cofinanciering van bedrijven tot stand komen, zijn gericht op toponderwijs, toponderzoek en innovaties in het bedrijfsleven.

Netwerkscholen

Beroepsgericht onderwijs vraagt om bedrijfsvoering die daar goed op aansluit. Om te stimuleren dat mbo-instellingen hun bedrijfsvoering verder moderniseren, loopt van 2011 tot en met 2014 het experiment De Netwerkschool. Het doel van dit experiment is een bijdrage leveren aan het terugdringen van het lerarentekort door wetenschappelijk onderzoek te doen naar methoden om de arbeidsproductiviteit in het onderwijs te verhogen op het vlak van een slimmere organisatie van het onderwijs en effectieve inzet van ict.

Educatie

Sinds 1 januari 2009 maakt het educatiebudget onderdeel uit van het Participatiebudget. Hiermee is het geld voor re-integratie (WWB-werkdeel), inburgering en volwasseneneducatie gebundeld in één specifieke uitkering voor gemeenten. Het bedrag gelijk aan de bijdrage van OCW in het Participatiebudget moet worden besteed aan inkoop van educatie bij roc’s. In het Actieplan mbo «Focus op Vakmanschap 2011–2015» (Kamerstuk 31 524, nr. 88, p. 7 en 8) is aangekondigd dat het educatie-onderdeel voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) budgetneutraal onder directe aansturing van het Rijk zal worden gebracht. Beoogde inwerkingtreding van de aanpassingen in wet- en regelgeving is uiterlijk 1 augustus 2014. Vanaf 2012 worden vanuit het educatiebudget middelen beschikbaar gesteld voor pilots laaggeletterdheid.

Overig

Hieronder vallen posten zoals «Ontwikkeling staatsexamens cito» en het ecbo. Ook zijn er middelen beschikbaar voor de uitvoering van het actieplan Kwaliteit EVC en de overige taken van het kenniscentrum EVC. Daarnaast worden er nog vele kleinere subsidies verstrekt zoals voor deelnemersraden.

Licence