Base description which applies to whole site

2.3: NIET-BELEIDSARTIKELEN

96. Apparaatsuitgaven kerndepartement

Artikel

Op dit beleidsartikel worden alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het ministerie opgenomen. In beleidsartikel 11 zijn de bijdragen aan ZBO’s verder toegelicht. Voor een uitgebreide toelichting op de baten-lastendiensten wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van deze begroting.

Tabel 96.1 Apparaatsuitgaven kerndepartement (x € 1.000)

artikelonderdeel

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

264.673

285.829

232.339

224.363

218.596

212.869

Uitgaven

242.137

264.812

285.829

232.339

224.363

218.596

212.869

               

Personele uitgaven

164.702

188.113

176.600

171.579

163.851

158.792

153.091

• waarvan eigen personeel

159.054

182.011

172.407

167.333

159.497

154.352

148.601

• waarvan externe inhuur

3.040

3.187

1.458

1.561

1.669

1.755

1.805

• waarvan postactieven

2.608

2.915

2.735

2.685

2.685

2.685

2.685

Materiële uitgaven

77.435

76.699

109.229

60.760

60.512

59.804

59.778

• waarvan ICT

13.385

14.887

14.587

14.248

13.979

13.711

13.607

• waarvan bijdrage aan SSO's

38.614

44.684

81.287

34.756

34.141

34.256

34.410

• waarvan overige materiële uitgaven

25.436

17.128

13.355

11.756

12.392

11.837

11.761

               

Ontvangsten

12.542

11.035

3.500

3.500

3.500

3.500

3.500

A. Personele en materiële uitgaven

De totaal begrote apparaatsuitgaven voor het kerndepartement bedragen in 2014 € 285,8 miljoen. Dit bedrag bestaat uit € 176,6 miljoen personele uitgaven en € 109,2 miljoen materiële uitgaven.

Het bedrag aan externe inhuur in tabel 96.1 is lager dan de verwachte uitgaven van circa € 4 miljoen. Externe inhuur zal worden ingeboekt zodra hier behoefte aan ontstaat (onder andere als gevolg van vervanging bij ziekte en zwangerschap of tijdelijke projecten).

SZW zal in 2015 verhuizen naar de Resident. Hierdoor ontstaat in de bijdrage SSO’s in 2014 een piek omdat het gereserveerde bedrag voor de compensatie van de restwaarde van het SZW-gebouw hierin is opgenomen.

B. Ontvangsten

De ontvangsten zijn vanaf 2014 lager dan in voorgaande jaren. Dit komt doordat de verrekening van de apparaatskosten tussen kerndepartement en IWI niet meer nodig is in verband met het ophouden van de status van IWI als aparte batenlastendienst.

De structurele reeks heeft betrekking op doorbelaste uitgaven aan derden (onder andere Agentschap SZW).

In tabel 96.2 zijn de apparaatsuitgaven van het kerndepartement, de agentschappen van SZW en van de ZBO’s van het ministerie in één tabel samengevat.

Tabel 96.2 Apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en ZBO’s/RWT’s (x € 1.000)

artikelonderdeel

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Apparaatsuitgaven kerndepartement

242.137

264.812

285.829

232.339

224.363

218.596

212.869

               

Apparaatskosten agentschappen

31.350

32.181

14.920

13.515

8.890

9.100

8.550

Agentschap SZW

21.741

22.251

14.920

13.515

8.890

9.100

8.550

Inspectie Werk en Inkomen

9.609

9.930

               

Apparaatskosten ZBO’s/RWT’s

   

2.167.430

       

UWV (inclusief BKWI)

   

1.938.371

       

SVB

   

223.309

       

IB

   

5.750

       

In onderstaande tabel zijn de apparaatsuitgaven van het departement onderverdeeld naar de verschillende organisatieonderdelen. De uitgaven voor huisvesting en ICT van het gehele kerndepartement zijn bij de pSG opgenomen.

Tabel 96.3 Apparaatsuitgaven kerndepartement, naar directoraat-generaal (x € 1.000)
 

2014

SG

21.719

pSG1

129.167

DG Participatie & Inkomenswaarborg

21.879

DG Werk

19.745

Inspectie SZW

93.319

Totaal kerndepartement

285.829

1

pSG exclusief Agentschap SZW

Taakstelling 2016–2018

Het regeerakkoord Rutte/Asscher bevat voor de periode 2016–2018 een taakstelling op de apparaatsuitgaven van het SZW-domein (kerndepartement SZW, UWV en SVB) die oploopt tot € 64 miljoen in 2018. Door de overgang van de directie Integratie en Samenleving van BZK naar het kerndepartement SZW is hier nog een bedrag van circa € 1 miljoen aan toegevoegd, zodat de structurele taakstelling in het SZW-domein in 2018 bijna € 65 miljoen bedraagt.

Verdeling taakstelling tussen kerndepartement SZW en ZBO’s

Het taakstellingsbedrag is tussen UWV, SVB en kerndepartement SZW verdeeld naar rato van de omvang van de personele- en materiële budgetten in 2016 en 2017 (stand begroting 2013). Het taakstellingsbedrag van het kerndepartement is vervolgens verhoogd met het hiervoor vermelde bedrag van circa € 1 miljoen. In tabel 96.4 wordt de uitkomst van deze verdeling tussen kerndepartement SZW en de ZBO’s tot uitdrukking gebracht.

Tabel 96.4 Taakstelling, verdeling kerndepartement SZW en ZBO’s (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

Structureel

Kerndepartement (inclusief agentschappen)

3.354

7.703

9.378

9.378

         

ZBO’s

20.000

45.100

55.600

55.600

UWV (inclusief BKWI)

17.700

39.700

48.900

48.900

SVB

2.300

5.400

6.700

6.700

         

Totaal

23.354

52.803

64.978

64.978

Concrete maatregelen voor invulling van de taakstelling 2016–2018

De taakstelling van het kerndepartement SZW wordt onder meer ingevuld door een verdere versobering van de bedrijfsvoering en maatregelen om de uit het regeerakkoord Rutte/Asscher voortvloeiende taakstelling op de bijdragen van het kerndepartement aan de Shared Service Organisaties (SSO’s) van het rijk op te vangen. Dit leidt tot besparingen op de betreffende materiële budgetten van het kerndepartement. Voorts worden de processen rond het beroep en bezwaar van de Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV) vereenvoudigd en gestroomlijnd, waarbij inhoudelijk wordt ingezet op het afschaffen van de bezwaarfase in het kader van de WAV, onder gelijktijdige realisatie van een vergelijkbaar rechtsbeschermingsniveau door aanscherping van de zienswijzenfase. Tevens wordt door deregulering gestopt met het organisatie- en systeemtoezicht op UWV en SVB. Deze maatregelen leiden eveneens tot een besparing op de apparaatsuitgaven. De taakstelling van het kerndepartement is verhoogd om extra formatieplaatsen te kunnen creëren voor medewerkers uit de doelgroep «kwetsbare groepen». Per saldo dienen de maatregelen in 2018 te leiden tot een structurele besparing op de apparaatsuitgaven van het kerndepartement SZW van € 9,378 miljoen. Al deze maatregelen moeten op dit moment nog wel nader uitgewerkt worden.

De taakstelling van UWV en SVB wordt ingevuld door drie typen maatregelen. Ten eerste worden maatregelen voorbereid die toezien op een meer doelmatige uitvoering, bijvoorbeeld door verdere samenwerking in de keten van werk en inkomen en het efficiënter benutten van bestaande voorzieningen. Ten tweede wordt een versobering van taken en dienstverlening beoogd. Voorts wordt vereenvoudiging van wet- en regelgeving voorbereid. In 2018 dienen deze maatregelen, die op dit moment eveneens nog nader uitgewerkt moeten worden, te leiden tot een structurele besparing op de apparaatsuitgaven van UWV en SVB van € 55,6 miljoen.

De implementatie van enkele van de in deze paragraaf geschetste maatregelen vergt wijziging van wet- en regelgeving.

Ter invulling van de motie van Hijum30 wordt in tabel 96.5 voor UWV nader inzicht verschaft in de stapeling van de financiële taakstellingen uit achtereenvolgende coalitieakkoorden, alsmede in de ontvangen bijdragen als gevolg van de intensivering van beleid en uitvoering.

Tabel 96.5 Recente taakstellingen en intensiveringen UWV (x € 1.000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Coalitieakkoord 2010

 

61.000

160.000

221.000

234.000

247.000

260.000

Coalitieakkoord 2012

       

17.700

39.700

48.900

Intensivering

             

Personele ontwikkeling SZW-domein in meerjarig perspectief

Personele gevolgen van taakstellingen op de apparaatsuitgaven

De door achtereenvolgende kabinetten opgelegde taakstellingen op de apparaatsuitgaven in het SZW-domein hebben hun weerslag op de personele omvang van het kerndepartement SZW, het UWV en de SVB. Voor de ZBO’s betreft het taakstellingen op de uitvoeringskosten van hun taken. Er wordt gestuurd op de uitvoeringskosten, doch uitsluitend op geld en niet op fte. Daardoor is het derhalve voor de aan de ZBO’s opgelegde taakstellingen slechts achteraf mogelijk de daadwerkelijke gevolgen hiervan te vertalen naar de effecten op de omvang van het aantal fte.

De ontwikkeling in de personele omvang is echter niet alleen een gevolg van de realisatie van de taakstellingen op de apparaatsuitgaven, maar betreft een saldo van de gevolgen van taakstellingen, de overgang van dienstonderdelen van en naar andere departementen en van de in- en extensiveringen van beleid(suitvoering). Zo worden bijvoorbeeld de uitvoeringskosten (en daarmee het aantal fte) van het UWV en de SVB beïnvloed door aanpassingen in de uitvoering van wettelijke taken als gevolg van wetswijzigingen. Specifiek voor UWV geldt bovendien dat de hoogte van de uitvoeringskosten ook nog afhankelijk is van conjuncturele invloeden. Ook projecten, waarvoor tijdelijk personeel wordt aangetrokken, beïnvloeden het cijferbeeld.

In onderstaande grafiek worden voor het SZW-domein de ontwikkelingen in personele omvang (in fte) tot uitdrukking gebracht. Als basis is gekozen voor het jaar 2006, omdat per ultimo van dat jaar ten behoeve van het Programma Vernieuwing Rijksdienst een nulmeting heeft plaatsgevonden naar de personele omvang van de rijksdienst. Het aangegeven aantal fte vanaf 2013 is gebaseerd op verwachtingen en als indicatie te beschouwen, aangezien de invloed van enkele hiervoor geschetste factoren op de personele omvang slechts kan worden ingeschat en niet ten volle valt te bepalen. Voor het UWV zijn in dit kader bijvoorbeeld de effecten van de conjuncturele invloeden op de uitvoeringskosten en derhalve op de personeelsomvang geraamd. Ten aanzien van de ontwikkeling van het aantal fte in de periode 2016–2018 geldt dit tentatieve karakter nog sterker, omdat de maatregelen voor de realisatie van de taakstelling 2016–2018 nog nader moeten worden uitgewerkt.

SZW-domein

Figuur 96.1: Ontwikkeling personele omvang SZW-domein (fte)

Figuur 96.1: Ontwikkeling personele omvang SZW-domein (fte)

De periode 2006–2011 laat onder invloed van het Programma Vernieuwing Rijksdienst in het SZW-domein een beduidende afname in fte zien, mede vanwege de omstandigheid dat de opgelegde reductie in fte in de periode 2007–2011 (1.366 fte) in het SZW-domein door de fusie van UWV met het voormalige CWI op een hoger aantal (4.015 fte) is uitgekomen. De effecten van de conjuncturele invloeden bij het UWV staan daar echter tegenover. Los van de onzekere factoren voor het bepalen van het aantal te verwachten fte en van de geraamde effecten van de conjuncturele invloeden, wordt ook voor de jaren 2012–2018 nog een aanzienlijke reductie van het aantal fte in het SZW-domein voorzien als gevolg van de realisatie van voorgenomen maatregelen om de taakstellingen in te vullen. Deze reductie in fte leidt er ook toe dat thans elke intensivering van werkzaamheden gepaard dient te gaan met een navenante uitbreiding van de formatie, omdat een dergelijke intensivering niet meer op te vangen valt binnen de beschikbare formatie.

Specifiek ten aanzien van het kerndepartement SZW, het UWV en de SVB valt op basis van een nadere analyse binnen het SZW-domein nog het volgende op te merken.

Kerndepartement SZW

De ontwikkeling van het aantal fte bij het kerndepartement SZW laat een geleidelijke afname zien. Het betreft een saldo van enerzijds een reductie als gevolg van de realisatie van maatregelen om de taakstelling op de apparaatsuitgaven in te vullen. Anderzijds is sprake van een tijdelijke toename van het aantal fte als gevolg van projecten in het kader van de fraudebestrijding (Persoonsgebonden budget, Aanpak Malafide Uitzendbureau’s en schijnconstructies) en van mutaties door de overgang van dienstonderdelen van en naar het kerndepartement SZW. Door de uitvoering van de bedrijfsvoering in Shared Service Organisaties van het Rijk onder te brengen, zijn bijvoorbeeld in de periode 2007–2010 directies van SZW overgegaan naar BZK, terwijl op het terrein van beleid de directies Kinderopvang (in 2011 van OCW) en Integratie en Samenleving (eind 2012 van BZK) naar SZW zijn overgekomen.

UWV

De verlaging van de uitvoeringskosten van het UWV (en van het voormalige CWI na de fusie met het UWV) als gevolg van de taakstellingen impliceert een reductie van het aantal fte. Voorts is in 2007 een aantal fte overgegaan van het UWV naar de Belastingdienst. Intensivering van werkzaamheden als gevolg van beleidsmaatregelen heeft echter geleid tot toename van het aantal fte. In de grafiek worden ook (de ramingen van) de effecten van de conjuncturele invloeden op de personeelsomvang in fte zichtbaar.

SVB

Het aantal fte bij de SVB laat eveneens twee tegengestelde ontwikkelingen zien, die per saldo leiden tot een reductie. Vooral als gevolg van nieuwe taken, zoals de overname van VWS van de uitvoering van de regelingen van de Pensioen- en Uitkeringsraad en de uitvoering van het toekennen van bijstand aan 65+, die is overgenomen van gemeenten, is het aantal fte toegenomen. Daartegenover is sprake van een afname als gevolg van de realisatie van taakstellingen door de SVB en het Veranderprogramma SVB Tien. Met dit programma beoogt de SVB de uitvoering verder te automatiseren en de uitvoeringskosten te verlagen.

97. Aflopende regelingen

Artikel

Voor de financiële afwikkeling en verantwoording van een aantal aflopende regelingen is in de begroting een aparte voorziening getroffen.

Tabel 97.1 Begrotingsuitgaven artikel 97 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

928

0

0

0

0

0

Uitgaven

25.668

928

0

0

0

0

0

               

Programma-uitgaven

25.668

928

0

0

0

0

0

Aflopende regelingen

25.668

928

0

0

0

0

0

               

Ontvangsten

426

0

0

0

0

0

0

A. Programma-uitgaven

Toelichting

Een aantal wetten en regelingen is financieel afgewikkeld. Er kunnen nog wel nabetalingen plaatsvinden. Het gaat hierbij om nagekomen declaraties of vergoedingen voor nabetalingen op grond van gerechtelijke uitspraken (bezwaar- en beroepsprocedures) naar aanleiding van geschillen in het verleden. Er worden dan ook geen ramingen voor 2014 en latere jaren opgenomen. De uitgaven 2013 hebben betrekking op afrekeningen op de loonkostensubsidieregeling.

98. Algemeen

Artikel

Op dit artikel worden de niet naar beleidsartikelen toe te rekenen posten verantwoord. Daarnaast wordt in dit artikel ingegaan op de activiteiten van de Inspectie SZW.

Tabel 98.1 Begrotingsuitgaven artikel 98 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

63.889

48.804

44.159

40.887

43.869

43.869

Uitgaven

51.512

63.582

48.804

44.081

40.887

43.869

43.869

               

Subsidies

8

0

0

0

0

0

0

Subsidies

8

0

0

0

0

0

0

               

Opdrachten

11.042

19.452

30.605

28.078

29.598

29.374

29.914

Handhaving

454

5.135

18.359

17.759

18.059

18.059

18.059

Opdrachten overig

10.588

14.317

12.246

10.319

11.539

11.315

11.855

               

Bekostiging

2.490

2.275

2.400

2.400

2.400

2.400

2.400

Uitvoeringskosten Caribisch Nederland

2.490

2.275

2.400

2.400

2.400

2.400

2.400

               

Bijdrage aan medeoverheden

5.349

5.484

0

0

0

0

0

Verzameluitkering SZW

5.349

5.484

0

0

0

0

0

               

Bijdrage aan agentschappen

30.822

33.771

13.599

11.403

6.689

9.895

9.355

Inspectie Werk en Inkomen

10.100

9.621

0

0

0

0

0

Agentschap SZW

20.616

24.029

13.090

10.900

6.180

9.390

8.850

Agentschap NL

106

121

109

103

109

105

105

Agentschap Dienst Regelingen

0

0

400

400

400

400

400

               

Bijdrage aan andere begrotingen

1.801

2.600

2.200

2.200

2.200

2.200

2.200

Financiën

1.801

2.600

2.200

2.200

2.200

2.200

2.200

               

Ontvangsten

2.470

0

0

0

0

0

0

A. Opdrachten

Toelichting

A1. Handhaving

Het totale beleidsbudget voor handhaving op de begroting bedraagt in 2014 € 18,4 miljoen. Een belangrijk deel daarvan is gereserveerd voor de uitvoering van de nieuwe visie op handhaving en naleving 2013–2016 (€ 10,7 miljoen). Daarbij zullen meerjarige overboekingen plaatsvinden naar de relevante budgetten voor de feitelijke realisatie. De bedragen voor 2014 en volgende jaren zijn dan ook hoger dan voor 2013 omdat in 2013 al bedragen zijn toebedeeld aan artikelen.

A2. Opdrachten overig

Hieronder vallen de uitgaven voor onderzoek en voorlichting die niet zijn toebedeeld aan beleidsartikelen. Het onderzoeksbudget op artikel 98 is departementaal breed en bedraagt € 6 miljoen. Van het totale onderzoeksbudget is € 3 miljoen bestemd voor beleidsinformatie. Naast de uitgaven voor voorlichtingsprogramma’s worden uit het budget op artikel 98 ook de uitgaven voor bibliotheek, documentatie, postbus 51 en andere algemene publieksinformatie betaald.

B. Bekostiging

De unit SZW, die ondergebracht is bij de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN), voert namens de Minister de regelingen op Caribisch Nederland uit. De uitvoeringskosten van de RCN worden op artikel 98 verantwoord.

C. Bijdrage aan medeoverheden

Ten behoeve van de Regionale Centra Fraudebestrijding en de landelijke expertisefunctie van de regionale coördinatiepunten fraudebestrijding wordt jaarlijks een bijdrage vanuit de verzameluitkering SZW via het Ministerie van BZK aan de negen betrokken gemeenten overgemaakt. De beschikbare middelen worden vanuit het handhavingsbudget naar de verzameluitkering SZW geboekt.

D. Bijdrage aan agentschappen

Met ingang van 1 januari 2014 zal het batenlastenagentschap IWI, dat onderdeel is van de Inspectie SZW, als batenlastenagentschap ophouden te bestaan. Het beëindigen van de status van batenlastenagentschap van IWI betekent geen vermindering van taken van de Inspectie SZW.

In hoofdstuk 3 van deze begroting wordt nader ingegaan op het Agentschap SZW. De bijdrage aan Agentschap Nederland heeft betrekking op de uitvoeringskosten van de borgstellingsregeling. Naar het Agentschap Dienst Regelingen wordt jaarlijks € 0,4 miljoen overgeboekt voor individuele aanvragen uit het Europees Globalisering Fonds.

E. Bijdrage aan andere begrotingen

Structureel wordt € 2,2 miljoen overgeboekt naar het Ministerie van Financiën ten behoeve van controlewerkzaamheden voor het ESF-programma 2007–2013.

Inspectie SZW

De Inspectie SZW bestrijkt als toezichthouder van het Ministerie van SZW het gehele SZW-terrein, zowel arbeidsverhoudingen, arbeidsomstandigheden als sociale zekerheid.

De inspectie houdt toezicht op de naleving van wet- en regelgeving van SZW op het terrein van arbeidsomstandigheden, het voorkomen van rampen met gevaarlijke stoffen en ten aanzien van het verbod op illegale tewerkstelling en betaling onder het wettelijk minimumloon en handhaaft waar nodig deze wetgeving. Verder houdt de inspectie markttoezicht op de veiligheid van producten voor professioneel gebruik en toezicht op de door de Minister van SZW aangewezen certificering- en keuringsinstellingen. De inspectie spoort strafrechtelijke overtredingen op wat betreft arbeidsuitbuiting, georganiseerde uitkeringsfraude en fraude met arbeidsgerelateerde subsidies. De inspectie is toezichthouder en biedt onafhankelijk inzicht in de effectiviteit van het stelsel van werk en inkomen door onderzoek te doen naar de uitvoering van de socialezekerheidswetten door UWV, SVB en gemeenten. Daarnaast signaleert de inspectie risico's en ontwikkelingen op het gehele terrein van SZW ten behoeve van politiek, beleid en relevante partijen in het veld.

Bij de uitvoering van haar taken wil de inspectie maximaal effect sorteren. De inspectie heeft vanwege de taakstelling te maken met een geleidelijke afname van de capaciteit. Bij het maken van keuzes over de inzet van de capaciteit maakt de inspectie gebruik van een risico- en omgevingsanalyse. Daarbij sluit de inspectie aan bij de prioriteiten binnen het beleidsterrein van het Ministerie van SZW. Op deze wijze draagt de Inspectie SZW bij aan een gezonde en veilige werkplek voor werknemers, een eerlijke en goed werkende arbeidsmarkt en een goed functionerend stelsel van werk en inkomen.

De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) is op 1 januari 2012 onderdeel geworden van de Inspectie SZW. Tot 2014 bestond IWI als batenlastenagentschap. Daarmee was sprake van een duaal stelsel: IWI als agentschap met een batenlastenadministratie en Inspectie SZW als dienstonderdeel met een kas-verplichtingenstelsel. Met ingang van 1 januari 2014 zal IWI als batenlastenagentschap ophouden te bestaan. Hiermee is sprake van één administratief stelsel en bestuurlijke status van de Inspectie SZW. Dit betekent geen vermindering van taken van de Inspectie SZW.

Tabel 98.2 Producten Inspectie SZW1

Directie

Producten

Realisatie 2012

Raming 2013

Raming 2014

Arbeidsomstandigheden

inspecties, ongeval- en klachtenonderzoeken

19.696

18.218

17.500

Arbeidsmarktfraude

inspecties

7.160

5.600

5.300

Major Hazard Control

inspecties en ongevalonderzoeken

512

448

445

Werk & Inkomen

programmarapportages

6

8

7

 

overige producten

12

5

5

Opsporing

onderzoeken

61

62

63

 

aantal bij het OM aangemelde verdachten

180

125–150

130–160

 

vastgesteld nadeel (mln €)

24,3

28,3

34,9

1

Jaarverslag Inspectie SZW

De productie van de Inspectie komt om een aantal redenen in 2014 lager uit dan in 2013. Dit komt door focus op notoire overtreders, selectief handhaven en minder medewerkers vanuit invulling van taakstellingen op het ambtenarenapparaat. Hierna worden die oorzaken nader toegelicht.

Focus op notoire overtreders

Door overtreders te blijven volgen en steeds zwaardere handhavinginstrumenten in te zetten, kan de Inspectie minder bedrijven inspecteren. De invoering van de Wet aanscherping handhaving en sanctionering SZW wetgeving per 1 januari 2013 betekent inzet van extra hoge boetes bij herhaaldelijke overtreding. In de praktijk ziet de Inspectie dat er ook meer tijd per zaak nodig is voor juridische procedures en afhandeling. Dit betekent voor inspecties arbeidsomstandigheden, arbeidsmarktfraude en major hazard control dat de Inspectie minder zaken kan behandelen. Dit betekent wel een hardere aanpak voor notoire overtreders en juist minder belasting voor bedrijven die zich aan de wet houden.

Het geplande aantal inspecties arbeidsmarktfraude loopt daarnaast terug door de extra focus op schijnconstructies en daarbij meer aandacht voor onderzoeken op de Wet Minimum Loon (WML). Deze onderzoeken zijn namelijk zeer arbeidsintensief. Voor WML onderzoeken moet de volledige Personeelsadministratie onderzocht worden en moet de Inspectie zekerstellen de «echte» administratie te pakken te hebben. Het verkrijgen van sluitende bewijslast rondom constructies hierachter vergt extra capaciteit.

Selectief handhaven

Op het gebied van arbeidsmarktfraude en arbeidsomstandigheden heeft de Inspectie in 2013 een toename gezien van het aantal inspecties waar de Inspectie handhavend moet optreden. Dat komt doordat de Inspectie extra heeft geïnvesteerd in de analyse van sectoren en in de selectie van bedrijven waar de kans op overtreding het grootst is. Daardoor vindt er minder inspectie plaats op arbeidsmarktfraude, maar treedt de Inspectie in een groter deel van de geïnspecteerde bedrijven handhavend op.

Op het gebied van major hazard control gaat de Inspectie in 2014 een beperkt aantal notoire overtreders systematisch volgen. Omdat het daarbij gaat om grotere bedrijven met complexe veiligheidsprocedures zal de Inspectie daar veel tijd per zaak in investeren. Bij inzetten van zware handhavingmiddelen, zoals stillegging, vergt dit ook een grote juridische zorgvuldigheid, die arbeidsintensief is.

Volgens het toezichtmodel dat is afgesproken tussen de verschillende toezichthouders op het Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo) worden jaarlijks circa 420 Brzo-inspecties uitgevoerd. De Inspectie SZW neemt deel aan circa 275 van deze inspecties. De keuze aan welke inspecties van bedrijven en installaties de Inspectie deelneemt is gebaseerd op risico’s voor werknemers en de risicocriteria die hiervoor zijn vastgelegd in de ISO-gecertificeerde werkwijze. De overige aantallen producten major hazard control in het overzicht betreffen beoordelingen van veiligheidsrapporten, ongevalsonderzoeken en herhaalinspecties bij notoire overtreders.

Minder medewerkers

De formatie van de Inspectie loopt als gevolg van taakstellingen op het ambtenarenapparaat van 2013 op 2014 terug. Bovendien anticipeert de Inspectie in 2014 op een verdere terugloop van het aantal formatieplaatsen in 2015. Met minder medewerkers kan de Inspectie minder inspecties verrichten.

99. Nominaal en onvoorzien

Artikel

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord voor onvoorziene uitgaven, loon- en prijsbijstelling.

Tabel 99.1 Begrotingsuitgaven artikel 99 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

186.034

181.517

213.538

221.912

220.199

218.633

Uitgaven

0

186.034

181.517

213.538

221.912

220.199

218.633

               

Overige beleidsuitgaven

0

186.034

181.517

213.538

221.912

220.199

218.633

Onvoorzien

0

186.034

181.517

213.538

221.912

220.199

218.633

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

A. Overige beleidsuitgaven

Toelichting

Onvoorzien

De grondslag ligt in de Comptabiliteitswet, waarin de mogelijkheid bestaat een artikel voor onvoorziene uitgaven op te nemen. Op dit artikel staan middelen geparkeerd die op een later moment nog uitgedeeld moeten worden, zoals middelen voor kindregelingen, de kostendelersnorm (die na besluitvorming daarover naar het Gemeentefonds worden overgeboekt) en gereserveerde uitvoeringskosten voor het UWV en gemeenten.

Loonbijstelling

Op dit onderdeel wordt de loonbijstelling verwerkt in het kader van algemene salarismaatregelen, incidentele loonontwikkeling en overige specifieke maatregelen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en premies sociale zekerheid. Het artikel heeft het karakter van een «parkeerartikel» totdat de loonbijstelling toegedeeld kan worden aan de relevante beleidsartikelen.

Prijsbijstelling

Op dit onderdeel worden de ontvangen bedragen voor prijsbijstelling geboekt tot toerekening plaatsvindt aan de prijsgevoelige begrotingsartikelen. Dit artikel heeft het karakter van een «parkeerartikel» totdat toerekening kan plaatsvinden naar relevante beleidsartikelen.

30

Tweede Kamer, 33 605, nr. 8

Licence