Base description which applies to whole site

Artikel 1. Woningmarkt

A Algemene doelstelling

Een vrij toegankelijke, vraaggerichte woningmarkt met steun voor degenen die dat nodig hebben.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister voert de regie over een heldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen op het terrein van wonen.

De Minister voert via regelgeving de regie ten aanzien van het bevorderen van een evenwichtige verdeling van de woningvoorraad op grond van de Huisvestingswet. De Minister voert de regie ten aanzien van het ontwikkelen van kaders om onrechtmatige bewoning tegen te gaan op grond van de Woningwet.

De Minister stimuleert in beleidsmatige zin de huisvesting van bijzondere aandachtsgroepen.

De Minister voert de regie ten aanzien van het scheppen van voorwaarden voor de betaalbaarheid van het wonen, onder meer via de Wet op de huurtoeslag, de huurprijsregulering en maatregelen ten aanzien van de koopwoningmarkt.

De Minister voert de regie over het beleid voor de koopwoningmarkt. Hieronder valt onder meer het beleid ten aanzien van de Nationale Hypotheekgarantie (NHG), de fiscale behandeling van de eigen woning, en de hypothecaire leennormen. Tevens draagt de Minister zorg voor het kapitaalmarktbeleid betreffende investeringen in de woningmarkt.

De Minister is verantwoordelijk voor het beleidsmatig vormgeven van het instrument huurtoeslag en het budgettair beheer hiervan op grond van de Wet op de Huurtoeslag. De uitvoering van de huurtoeslag is, op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR), onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën, belegd bij de Belastingdienst/Toeslagen. Deze dienst is ook verantwoordelijk voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de toeslag.

De Minister is verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van de verhuurderheffing. De uitvoering van de verhuurderheffing is, onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën, belegd bij de Belastingdienst.

De Minister is verantwoordelijk voor een adequate werking van de sociale huurwoningenmarkt. Het betreft het beleid en de regelgeving ten aanzien van het maatschappelijk presteren van woningcorporaties en het toezicht hierop. Voor de huisvesting van diegenen die moeilijkheden ondervinden bij het vinden van adequate huisvesting op de woningmarkt, spelen woningcorporaties een belangrijke rol, waarbij het huisvesten van huishoudens met een inkomen tot € 34.678 (inkomensgrens 2014) tot hun kerntaak behoort.

De Minister draagt zorg voor een adequate uitvoering van een laagdrempelige beslechting van huurgeschillen. In het Burgerlijk Wetboek (art. 7:249 t/m 7:261) is vastgelegd dat huurders en verhuurders een beroep kunnen doen op de Huurcommissie. De organisatie en werkwijze van de Huurcommissie, evenals de administratieve ondersteuning door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), is vastgelegd in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw).

C Beleidswijzigingen

In de beleidsagenda is opgenomen, dat de verwachting is, dat de in 2012 bij de Eerste Kamer ingediende voorstellen voor een herziening van de Woningwet en de daarop volgende in 2014 bij de Tweede Kamer ingediende novelle januari 2015 in werking zullen treden. Dit zal leiden tot nieuwe wet- en regelgeving.

Deze wijzigingen hebben aanzienlijke gevolgen voor de betrokken partijen. Daarom zal al ruim voor inwerkingtreding van de wijzigingen op 1 januari 2015 gestart worden met een intensief communicatie- en voorlichtingstraject over de wijzigingen. Dit traject zal in 2015 worden voortgezet.

Mede ter ondersteuning van het lokale proces en om te bevorderen dat corporaties het maatschappelijk gebonden vermogen optimaal inzetten ten behoeve van de volkshuisvesting zal het kabinet in overleg met gemeenten en sociale verhuurders een prioritaire agenda voor woningcorporaties publiceren (Woonagenda sociale huursector, eerder aangeduid als «rijksbeleidskader»). Hiermee wordt beoogd landelijk geformuleerde opgaven, zoals het energiezuinig maken van de woningvoorraad, het passend huisvesten van ouderen en zorgbehoevenden, alsmede het huisvesten van de laagste inkomens met het oog op de betaalbaarheid op de lokale agenda van gemeenten, woningcorporaties en huurdersorganisaties te plaatsen. Het rijk zal monitoren of de landelijk geformuleerde opgaven gerealiseerd worden en zo mogelijk prestaties (laten) vergelijken.

Het financieel toezicht op woningcorporaties wordt versterkt en rechtstreeks onder ministeriële verantwoordelijkheid gebracht.

Voorzien is om één van de werkzaamheden van het huidige Centraal Fonds Volkshuisvesting – de sanering van corporaties – in mandaat over te dragen aan het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Ook daarvoor worden vooruitlopend in 2014 voorbereidingen getroffen, die in 2015 zullen worden voortgezet.

Zoals in het regeerakkoord «Bruggen slaan» van 29 oktober 2012 is overeengekomen, dient het wettelijke bezoldigingsmaximum op grond van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) van 130% van de bezoldiging van een Minister naar 100% verlaagd te worden. In verband met deze verlaging zal ook de voor de woningcorporatiesector geldende regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen toegelaten instellingen volkshuisvesting worden aangepast.

Conform toezegging aan de Eerste Kamer in december 2013 zal – mede op basis van consultatie van de sector – uitwerking worden gegeven aan de wooncoöperatie. Dit betreft een vorm van zelforganisatie van kopers en huurders gericht op gezamenlijke doelen, als nieuwe vorm van een toegelaten instelling met een wettelijke basis, al dan niet binnen de structuur van de huidige sociale huursector.

Met ingang van 2015 zal de liberalisatiegrens voor drie jaar worden bevroren, zodat de ruimte voor de vrije huursector wordt vergroot en de betaalbaarheid voor de sociale huursector wordt verbeterd. Op deze wijze wordt het interessanter voor marktpartijen om te investeren in het middensegment van de huurmarkt. Er komt een register voor nieuwbouwwoningen waarmee wordt geregeld, dat nieuwbouw gebouwd in de eerste vijf jaar na instelling van het register geliberaliseerd zal blijven.

Het kabinet vraagt ook in 2015 een financiële bijdrage van verhuurders voor het verminderen van de nationale schuld. De verhuurderheffing maakt deel uit van de maatregelen in het Woonakkoord. De verhuurderheffing wordt conform eerdere afspraken in 2015 verhoogd naar € 1,335 miljard.

D1 Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 1 Woningmarkt

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen:

2.900.728

3.211.961

3.377.405

3.499.807

3.676.749

3.835.258

4.000.659

                 

Uitgaven:

2.929.201

3.141.822

3.335.413

3.499.807

3.676.749

3.835.258

4.000.659

 

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
                 

1.1

Betaalbaarheid

2.922.871

3.133.576

3.328.246

3.492.640

3.669.582

3.828.091

3.993.492

 

Subsidies

61.971

23.278

16.815

12.688

11.888

11.610

11.610

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid

1.057

409

508

508

508

500

500

 

Bevordering eigen woningbezit

59.694

21.648

15.186

11.109

10.409

10.139

10.139

 

Woonconsumentenorganisaties

1.220

1.221

1.121

1.071

971

971

971

 

Opdrachten

778

1.006

617

617

617

625

625

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid

778

1.006

617

617

617

625

625

 

Inkomensoverdracht

2.846.103

3.096.644

3.296.844

3.467.453

3.645.900

3.805.060

3.970.460

 

Huurtoeslag

2.846.103

3.096.644

3.296.844

3.467.453

3.645.900

3.805.060

3.970.460

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

0

0

2.872

2.890

2.890

2.890

2.890

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid (Agentschap NL)

0

0

2.872

2.890

2.890

2.890

2.890

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

13.300

10.665

10.291

8.586

7.881

7.500

7.501

 

Huurcommissie

13.300

10.500

9.976

8.271

7.566

7.185

7.186

 

Overige uitvoeringsinstanties

0

165

315

315

315

315

315

 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

719

1.983

807

406

406

406

406

 

Overige uitvoeringsinstanties

719

1.983

807

406

406

406

406

                 

1.2

Onderzoek en kennisoverdracht

6.330

8.246

7.167

7.167

7.167

7.167

7.167

 

Subsidies

3.589

1.879

1.801

1.801

1.801

1.801

1.801

 

Samenwerkende kennisinstellingen e.a.

3.589

1.879

1.801

1.801

1.801

1.801

1.801

 

Opdrachten

2.711

6.367

5.366

5.366

5.366

5.366

5.366

 

Basisonderzoek en verkenningen

2.711

6.367

5.366

5.366

5.366

5.366

5.366

 

Bijdragen aan medeoverheden

30

0

0

0

0

0

0

 

experimenten en kennisoverdracht Wonen

30

0

0

0

0

0

0

                 

Ontvangsten:

407.994

490.330

501.116

507.900

510.000

510.500

510.700

D2 Budgetflexibiliteit

Het uitgavenbudget van artikel 1 is percentueel 100% juridisch verplicht door de grote omvang van het huurtoeslagbudget.

Subsidies

De subsidies zijn voor 100% juridisch verplicht. Het betreft vooral in het verleden aangegane verplichtingen op basis van de Wet Bevordering Eigen Woningen.

Opdrachten

De opdrachten zijn gedeeltelijk juridisch verplicht. Uitgaven betreffen (onderzoeks-)opdrachten die inspelen op de beleidsactualiteit. Deze middelen worden aangewend voor de uitfinanciering van tot en met 2014 aangegane verplichtingen en bestuurlijke verplichtingen voor de periodiek terugkerende basisonderzoeken.

Inkomensoverdracht

Van het huurtoeslag budget 2015 is 100% juridisch verplicht. Jaarlijks wordt een verplichting aangegaan voor het gehele huurtoeslagbudget voor het begrotingsjaar.

Bijdragen aan baten-lastendiensten

De bijdragen aan baten-lastendiensten zijn voor 100% juridisch verplicht. Het betreft verplichtingen die aangegaan zijn voor het uitvoeren van de BEW en EW regelingen.

Bijdrage aan ZBO’s/ RWT’s

De bijdrage aan ZBO’s/ RWT’s is 100% juridisch verplicht. Dit betreft de jaarlijkse opdracht aan de Dienst van de Huurcommissie (DHC).

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

De bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken is voor 100% juridisch verplicht.

E Toelichting op de instrumenten
1.1 Betaalbaarheid

Subsidies

Beleidsprogramma betaalbaarheid

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voert in het kader van het programma Betaalbaarheid verschillende activiteiten uit voor de huurtoeslag, maar ook voor het monitoren en stimuleren van geschikte huisvesting voor ouderen. Een ander belangrijk onderdeel van het programma is het in beeld brengen en helpen voorkomen van risico’s van eigenwoningbezit en toezicht op woningbouwcorporaties.

Voor deze werkzaamheden verstrekt het Ministerie samen met huurders, verhuurorganisaties en andere partijen voor woningmarktontwikkeling subsidies en opdrachten aan diverse partijen.

Bevorderen Eigen Woningbezit (BEW)

Zoals gemeld aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 32 123 XVIII, nr. 74), is voor nieuwe toekenningen op grond van de Wet Bevordering Eigen Woningbezit geen budget meer beschikbaar. De meerjarig beschikbare middelen dienen uitsluitend tot betaling van in het verleden aangegane verplichtingen.

Om de financierbaarheid van het eigen woningbezit te borgen is het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties achtervang voor het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) die de uitvoering verzorgt van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG).

Woonconsumentenorganisaties

De Woonbond en de Stichting VACpunt Wonen ontvangen financiële bijdragen voor de uitvoering van een met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties overeen gekomen programma van activiteiten op het gebied van kennisoverdracht, voorlichting en scholing. Doel is de positie van de woonconsument te versterken om recht te doen aan zijn positie op de woningmarkt.

Opdrachten

Beleidsprogramma betaalbaarheid

Onder subsidies is hier een toelichting voor opgenomen.

Inkomensoverdracht

Bij de huurtoeslag is voor de jaren 2014–2016 sprake van tekorten die in de jaren 2017–2019 omslaan in meevallers. De tekorten worden vooral veroorzaakt door de bij Begrotingsakkoord deels teruggedraaide afschaffing van de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten. Dit vanwege de uitwerking op het belastbare inkomen. De meevaller in latere jaren wordt vooral veroorzaakt door een bijgestelde inflatieraming, die tot meevallers in de huurprijsontwikkeling leidt. Per saldo is voor de periode 2014–2019 sprake van een tekort van gemiddeld € 10 mln. per jaar. De oploop van de huurtoeslag in 2018 en 2019 met € 92 mln. in verband met de doorwerking van de boveninflatoire huurverhoging is hierin meegenomen. Daarnaast is sprake van een overschrijding van € 96,9 mln. op de huurtoeslag in 2013.

In totaal is het tekort € 155,2 mln, een gemiddeld tekort van € 31 mln. per jaar vanaf 2015. In het voorjaar is eerder aangekondigd dat de dekking binnen de huurtoeslag wordt ingepast. Het kabinet heeft echter besloten voor de jaren 2015, 2016 en 2017 het budget toe te voegen ter dekking van deze tekorten.

Het kabinet heeft besloten om per 2016 de verhoogde vrijstelling in box 3 voor ouderen (de ouderentoeslag) af te schaffen. Deze maatregel leidt tot een lager beroep op de huurtoeslag van € 22 mln. vanaf 2016.

Om inzicht te geven in de uitwerking van de huurtoeslag voor huurtoeslagontvangers tonen onderstaande grafieken het aandeel van de bruto huur dat per saldo (na aftrek van de huurtoeslag) nog netto door huurtoeslagontvangers is verschuldigd. Dit cijfer is berekend voor voorbeeldhuishoudens met een huur rond de diverse huurtoeslaggrenzen en met een minimuminkomen. Uit de grafieken blijkt dat het aandeel van de bruto huur dat door de huurtoeslagontvanger zelf netto nog betaald moet worden in de periode 2012–2015 is gedaald. De stijging tussen 2011 en 2012 voor huishoudens met een huur rond aftoppingsgrens of huurgrens heeft als achtergrond de in dat jaar doorgevoerde aanscherping van de kwaliteitskortingen. De daling vanaf 2012 heeft te maken met het feit dat de indexering van de eigen bijdrage in de huurtoeslag lager is dan de gemiddelde bruto-huurontwikkeling. De reden hiervoor is dat de indexering van de eigen bijdrage in de huurtoeslag geen rekening houdt met het harmonisatie-effect (het feit dat huren bij verhuizing sterker kunnen worden verhoogd) en dat de eigen bijdrage in de huurtoeslag wordt geïndexeerd met de netto-bijstandsontwikkeling (als deze lager is dan de huurontwikkeling).

Verhouding bruto en netto huur Eenpersoonshuishouden

Verhouding bruto en netto huur Eenpersoonshuishouden

Verhouding bruto en netto huur Meerpersoonshuishouden

Verhouding bruto en netto huur Meerpersoonshuishouden

Verhouding bruto en netto huur Eenpersoonshouden ouderen

Verhouding bruto en netto huur Eenpersoonshouden ouderen

Verhouding bruto en netto huur Meerpersoonshuishouden ouderen

Verhouding bruto en netto huur Meerpersoonshuishouden ouderen

Verhuurderheffing

In het Regeerakkoord is afgesproken, dat de verhuurderheffing op termijn evenredig wordt verhoogd met het gebruik van de huurtoeslag als gevolg van de maatregelen op de huurmarkt. Eén van deze maatregelen betreft de boveninflatoire huurverhogingen. Hierdoor loopt het beroep op de huurtoeslag vanaf 2018 op. In het Woonakkoord is de verhuurderheffing 2017 verlaagd ten opzichte van het Regeerakkoord en vastgelegd, dat de verhuurderheffing op termijn dezelfde bijdrage levert aan het op orde brengen van de overheidsfinanciën als in het Regeerakkoord is opgenomen. Het kabinet gaat er van uit dat de heffing ook in de toekomst blijft bestaan en verder oploopt. Vanaf 2018 volgt de raming van de verhuurderheffing de reeks die in het Regeerakkoord is afgesproken.

Bijdragen aan baten-lastendiensten

Beleidsprogramma betaalbaarheid

De bijdrage dient ter bekostiging van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland voor de uitvoering van de Regeling Bevordering Eigenwoningbezit.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Huurcommissie

Het werkterrein van de Huurcommissie wordt gevormd door het gereguleerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders een geschil hebben over de hoogte van de huurprijs of van de servicekosten en er onderling niet uitkomen, doet de Huurcommissie op verzoek uitspraak in dergelijke geschillen. Sinds 2012 beslecht de Huurcommissie ook geschillen in het kader van de Wet op het overleg huurders verhuurder (WOHV).

De Huurcommissie werkt als opdrachtnemer van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Voor 2015 worden de onderstaande aantallen verondersteld en maximale behandeltermijnen nagestreefd.

Tabel 1.2 Kengetallen

Procedure

Aantallen 2015

Behandeltermijn 2015

Beslechting huurprijsgeschillen

8.375

90% afgerond binnen 4 maanden

Beslechting servicekostengeschillen

1.700

90% afgerond binnen 4 maanden

Beslechting van WOHV-geschillen

10

90% afgerond binnen 13 weken

Verklaringen over de redelijkheid van de huurprijs in het kader van behandeling van huurtoeslagaanvragen door de Belastingdienst

100

 

Totaal

10.185

Bron: Huurcommissie

Voor de doorlooptijden van huurgeschilbeslechting staat in de Uitvoeringswet Huurprijzen woonruimte een termijn van maximaal vier maanden. Omdat de Huurcommissie voor het halen van de doorlooptijd ook afhankelijk is van de medewerking van huurder en verhuurder (het verstrekken van de benodigde informatie, het meewerken aan onderzoek in de woning, aanwezigheid op de hoorzitting), kan de termijn van vier maanden niet in alle gevallen gerealiseerd worden. De wet kent de mogelijkheid om in die gevallen gemotiveerd een langere doorlooptijd te hanteren. Vandaar dat de norm van vier maanden gesteld is voor 90% van de huurprijsgeschillen.

Voor de geschilbeslechting op basis van de Wet op het overleg huurders verhuurder (WOHV) geldt een wettelijke termijn van acht weken met eveneens de mogelijkheid om gemotiveerd een langere doorlooptijd te hanteren. De ervaringen met de WOHV-geschillen leren, dat partijen hechten aan overleg onder auspiciën van de Huurcommissie, als gevolg waarvan de termijn van acht weken doorgaans niet gehaald wordt, zonder dat dit op bezwaren van betrokkenen stuit. Om deze reden is als streeftermijn voor 90% van de WOHV-geschillen 13 weken geformuleerd.

Voor nadere informatie over de Huurcommissie wordt verwezen naar de agentschapparagraaf 4.8.

Overige uitvoeringsinstanties

De bijdragen dienen ter bekostiging van een aantal uitvoeringsorganisaties waaronder het Centraal Fonds Volkshuisvesting.

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

Overige uitvoeringsinstanties

De bijdragen dienen ter bekostiging van een aantal uitvoeringsorganisaties waaronder de belastingdienst voor verstrekking van inkomensgegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de inkomensafhankelijke huurstijging.

1.2 Onderzoek en kennisoverdracht

Subsidies

Samenwerkende kennisinstellingen (Nationaal kennisinstituut voor stedelijke en regionale ontwikkelingen) en overig onderzoek

In afstemming met de eigen activiteiten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt een gedeelte van het beschikbare budget ingezet voor activiteiten van het Nationaal kennisinstituut voor stedelijke en regionale ontwikkeling, Platform 31.

Overig onderzoek is noodzakelijk voor het onderbouwen van beleid, het verrichten van strategische verkenningen en het bieden van instrumenten aan andere partijen om hun rol en verantwoordelijkheden waar te maken.

Opdrachten

Basisonderzoek en kennisoverdracht

De activiteiten voor (basis)onderzoek en kennisoverdracht hebben betrekking op het terrein van Wonen en Bouwen. De ontwikkelingen op de woningmarkt vragen om actuele gegevens over de woningmarkt voor de basisonderzoeken, benchmarks en ondersteuning, alsmede doorrekening van beleid. Het budget wordt besteed aan onder meer verkenningen, monitoring en onderbouwen van beleid, dataverzamelingen en ramingsmodellen.

Ontvangsten

Zie de toelichting bij inkomensoverdracht.

Licence