A Algemene doelstelling
Het stimuleren van burgers, decentrale overheden, instellingen en bedrijven tot het realiseren van een goede kwaliteit van woningen, gebouwen en andere bouwwerken. Belangrijke aspecten daarbij zijn de veiligheid en gezondheid van gebouwen, alsmede het streven om energie te besparen, waarmee tevens de woonlasten kunnen worden beperkt. Het bevorderen van de woningbouw waarbij aanbod vraaggericht tot stand komt, zodat dit veel meer gaat aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het stimuleren van burgers en andere partijen om de leefbaarheid in steden en dorpen te bevorderen.
B Rol en verantwoordelijkheid
Op basis van de Woningwet (hoofdstuk V) is de Minister verantwoordelijk voor woningbouw, hetgeen de zorg omvat voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. Het kabinet wil de sector stimuleren door innovatie te bevorderen, onnodige belemmeringen weg te nemen en waar mogelijk de mededinging te versterken, waardoor meer ruimte ontstaat voor kleinschalige, natuurlijke groei, het voorzien in eigen woningbehoefte, (collectief) particulier opdrachtgeverschap (CPO) en meegroei-, mantel- en meergeneratiewoningen.
Op basis van de Woningwet (artikel 120), de Wet milieubeheer (hoofdstuk 4) en de Kadasterwet is de Minister verantwoordelijk voor het stimuleren van energiebesparing en reductie van CO2-uitstoot binnen de sector gebouwde omgeving.
Op basis van de Woningwet (artikel 2) is de Minister verantwoordelijk voor het opstellen en het beheer van de bouwregelgeving en is hij stelselverantwoordelijk om hiermee de bouwkwaliteit te borgen door middel van regisseren en doen uitvoeren.
Op basis van de Woningwet (artikel 80a) draagt de Minister zorg voor de bevordering en ondersteuning van stedelijke vernieuwing. Dit geldt met name bij het leefbaar maken en houden van steden en dorpen, bijvoorbeeld aandachtswijken en krimp- en anticipeerregio’s. Belangrijke maatregelen zijn: het aanpassen van belemmerende wet- en regelgeving, advisering, kennisoverdracht, monitoring van resultaten en het aanspreken van medeverantwoordelijke departementen, met het oog op een integrale (gebiedsgerichte) aanpak. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de gemeenten en vervolgens bij de provincie.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Kamerstukken II, 32 660, nr. 17) is opgenomen dat de nieuwbouwprogrammering grotendeels wordt overgelaten aan provincies en gemeenten. In de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad worden de bestaande verstedelijkingsafspraken onderdeel van de integrale aanpak voor deze gebieden. In de andere regio’s is er geen directe betrokkenheid meer van het Rijk bij de programmering van nieuwbouwwoningen.
C Beleidswijzigingen
In 2015 gaat een regeling van start voor energiebesparing door verenigingen van eigenaren (VvE’s) met een maximale inzet van 35 miljoen euro aan rijksgeld. Hiermee zal de regering ertoe bijdragen dat er een reguliere markt ontstaat voor leningen aan VvE’s voor energiebesparende maatregelen.
D1 Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 2 Woonomgeving en bouw
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen: | 119.715 | 295.648 | 249.123 | 120.034 | 34.671 | 36.921 | 32.921 | |
Uitgaven: | 38.102 | 177.168 | 101.623 | 41.034 | 34.671 | 231.921 | 232.921 | |
Waarvan juridisch verplicht | 72% | |||||||
2.1 | Energie en bouwkwaliteit | 16.883 | 97.799 | 63.490 | 19.110 | 13.467 | 211.447 | 212.647 |
Subsidies | 12.605 | 87.625 | 44.860 | 9.160 | 4.000 | 202.300 | 203.800 | |
Beleidsprogramma Energiebesparing | 631 | 2.500 | 8.200 | 8.200 | 3.200 | 3.200 | 3.200 | |
Beleidsprogramma bouwregelgeving | 1.592 | 600 | 600 | 600 | 600 | 600 | 600 | |
Energiebesparing verhuurders | 0 | 600 | 400 | 300 | 200 | 198.500 | 200.000 | |
Innovatieregelingen gebouwde omgeving | 6.905 | 3.785 | 360 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Revolverend fonds EGO | 0 | 75.000 | 35.000 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Tijdelijke regeling blok voor blok | 50 | 140 | 300 | 60 | 0 | 0 | 0 | |
Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparing | 3.427 | 5.000 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Opdrachten | 3.550 | 10.174 | 18.630 | 9.950 | 9.467 | 9.147 | 8.847 | |
Beleidsprogramma Energiebesparing | 2.531 | 8.185 | 16.538 | 7.857 | 7.337 | 7.017 | 6.717 | |
Beleidsprogramma bouwregelgeving | 1.019 | 1.989 | 2.092 | 2.093 | 2.130 | 2.130 | 2.130 | |
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen | 728 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Beleidsprogramma Energiebesparing | 728 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
2.2 | Woningbouwproductie | 15.177 | 17.103 | 8.920 | 7.843 | 7.285 | 6.555 | 6.355 |
Subsidies | 360 | 25 | 200 | 200 | 200 | 200 | 0 | |
Beleidsprogramma woningbouwproductie | 360 | 25 | 200 | 200 | 200 | 200 | 0 | |
Opdrachten | 490 | 863 | 863 | 863 | 863 | 863 | 863 | |
Beleidsprogramma woningbouwproductie | 490 | 863 | 863 | 863 | 863 | 863 | 863 | |
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen | 14.327 | 16.215 | 7.857 | 6.780 | 6.222 | 5.492 | 5.492 | |
Beleidsprogramma woningbouwproductie (RVO.nl) | 14.327 | 16.215 | 7.857 | 6.780 | 6.222 | 5.492 | 5.492 | |
2.3 | Kwaliteit woonomgeving | 6.042 | 4.266 | 13.813 | 13.681 | 13.519 | 13.519 | 13.519 |
Subsidies | 2.543 | 2.188 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Beleidsprogramma woonomgeving e.a. | 2.543 | 2.188 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Opdrachten | 1.425 | 1.778 | 13.813 | 13.681 | 13.519 | 13.519 | 13.519 | |
Beleidsprogramma woonomgeving e.a. | 1.425 | 1.778 | 3.813 | 3.681 | 3.519 | 3.519 | 3.519 | |
Wijkverpleegkundigen | 0 | 0 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | |
Bijdragen aan medeoverheden | 2.074 | 300 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Beleidsprogramma woonomgeving e.a. | 2.074 | 300 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
2.4 | Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders | 0 | 58.000 | 15.400 | 400 | 400 | 400 | 400 |
Leningen | 0 | 57.800 | 15.000 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Revolverend Fonds Energiebesparing verhuurders | 0 | 57.800 | 15.000 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen | 0 | 200 | 400 | 400 | 400 | 400 | 400 | |
Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders | 0 | 200 | 400 | 400 | 400 | 400 | 400 | |
Ontvangsten: | 2.056 | 91 | 91 | 91 | 91 | 91 | 91 |
D2 Budgetflexibiliteit
Het uitgavenbudget van artikel 2 is voor 72% juridisch verplicht.
Subsidies
De subsidies op het gebied van energiebesparing zijn deels juridisch verplicht dan wel bestuurlijk gebonden. Het Revolverend Fonds Energiebesparing is voor 100% juridisch verplicht. De subsidies bij het beleidsprogramma Woonomgeving zijn gedeeltelijk juridisch verplicht. Dit betreft ondermeer de subsidie voor het LSA en de integrale aanpak op de BES-eilanden.
Opdrachten
Het merendeel van de budgetten (opdrachten) voor de beleidsprogramma’s Energiebesparing Gebouwde Omgeving, Bouwregelgeving en Woningproductie is juridisch verplicht. Hetzelfde geldt voor de opdrachten voor het beleidsprogramma Woonomgeving.
Bijdragen aan baten-lastendiensten
De bijdragen aan baten-lastendiensten zijn voor 100% juridisch verplicht. Het betreft verplichtingen die aangegaan zijn voor de uitvoeringsprogramma’s die de Rijksdienst voor Ondernemend NL uitvoert in opdracht van het Ministerie.
Leningen
De leningen in het kader van het Revolverend Fonds Energiebesparing verhuurders zijn volledig juridisch verplicht.
E Toelichting op de instrumenten
2.1 Energie en bouwkwaliteit
Beleidsprogramma Energiebesparing
In 2015 worden de activiteiten voortgezet ter uitvoering van de afspraken voor energiebesparing in de gebouwde omgeving uit het in 2013 gesloten Energieakkoord voor duurzame groei. Voor extra ondersteuning van gemeenten bij lokale energiebesparing stelt het kabinet voor 2014, 2015 en 2016 jaarlijks € 5 mln. beschikbaar.
Beleidsprogramma bouwregelgeving
Zie toelichting bij opdrachten.
Energiebesparing verhuurders
In 2015 wordt de uitvoering voortgezet van de stimuleringsregeling energieprestatie huursector van € 400 mln. voor investeringen van sociale verhuurders in energiebesparende maatregelen. De subsidies worden uitgekeerd in 2018–2019.
Innovatieregelingen gebouwde omgeving
In 2015 wordt voorzien in de financiële afwikkeling van het programma Energiesprong, waarmee is beoogd de markt voor te bereiden op het realiseren van energieneutrale nieuwbouw en zeer energiezuinige renovatie in woning- en utiliteitsbouw. Kennis en ervaringen die uit het programma voortkomen, worden overgedragen naar de betrokken partijen. Het innovatieprogramma Excellente Gebieden, gericht op zeer energiezuinige nieuwbouw en eveneens ondersteund door het Rijk, is in 2014 geëvalueerd en wordt afgerond in 2015.
Revolverend fonds energiebesparing (EGO)
Het kabinet geeft op het gebied van de financiering van energiebesparende maatregelen een impuls met revolverend fondsen voor energiebesparing van woningen (Kamerstukken II, 30 196, 2013–2014, nr. 223). In januari 2014 is een fonds voor eigenaren-bewoners gestart in de vorm van het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) met een rijksbijdrage van € 75 mln. Met dit bedrag plus de bijdrage vanuit de markt komt er in totaal € 300 mln beschikbaar voor leningen voor eigenaren-bewoners. In 2014 is ook de start voorzien van een fonds voor verhuurders, met een rijksbijdrage van € 75 mln. De middelen van dit fonds worden verantwoord onder artikelonderdeel 2.4 Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders. In 2015 is tot slot een impuls van € 35 mln. voorzien voor energiebesparing door Verenigingen van Eigenaren. Daarmee bedraagt de totale rijksbijdrage € 185 mln. Een algemene uiteenzetting van de revolverende fondsen is opgenomen in Kamerstukken II, 30 196, nr. 249.
Tijdelijke regeling en green deals Blok voor blok
In 2015 eindigt de Tijdelijke regeling Blok voor blok, ingezet voor een kennis- en leertraject voor grootschalige energiebesparing in bestaande woningen op basis van veertien projecten, uitgevoerd door lokale en regionale partijen. Het programma Blok voor blok is in 2014 geëvalueerd in samenhang met de resultaten uit de programma’s Energiesprong en Gebieden Energieneutraal. (Kamerstukken II, 30 196, 2013–2014, nr. 249). Deze drie programma’s hebben een sterke impuls gegeven aan energiebesparing in de gebouwde omgeving. In het Energieakkoord voor duurzame groei is overeengekomen om deze impuls verder uit te bouwen en te versterken.
Opdrachten
Beleidsprogramma Energiebesparing
In 2015 worden de activiteiten voortgezet ter uitvoering van de afspraken voor energiebesparing in de gebouwde omgeving uit het Energieakkoord voor duurzame groei van 2013. Voor de uitrol van een indicatief energielabel is in 2014 en 2015 respectievelijk € 9,3 mln. en € 5,7 mln. beschikbaar. Begin 2015 zal het Rijk alle woningeigenaren die nog geen energielabel hebben een indicatief energielabel verstrekken dat via een webtool omgezet kan worden in een energielabel op basis van de Europese herziene EPBD-richtlijn.
Beleidsprogramma bouwregelgeving
De Minister is verantwoordelijk voor een goed functionerend stelsel van bouwregelgeving op grond van de Woningwet, in afstemming met de Europese regelgeving en normen. Dit stelsel wordt onder andere ondersteund met een aantal vaste jaarlijkse bijdragen aan NEN (Nederlands Normalisatie Instituut), Stichting Bouwkwaliteit (SBK), Helpdesk bouwregelgeving en de Adviescommissie toepassing brandveiligheidsvoorschriften.
In 2015 zal de uitvoering van de kerntaak «het wettelijk waarborgen van een maatschappelijk noodzakelijk minimum kwaliteitsniveau van bouwwerken» worden voortgezet op basis van een herziening van het Bouwbesluit 2012. Met betrekking tot de bouwregelgeving wordt in 2015 verder gewerkt aan ondermeer de herziening van het omgevingsrecht, minder eisen voor particulier opdrachtgeverschap en verbetering van de gemeentelijke toezichtinstrumenten. Daarnaast wordt gewerkt aan het verder in procedure brengen van een wetsvoorstel waarmee private instrumenten voor kwaliteitsborging een rol kunnen krijgen in het publieke stelsel in plaats van de gemeentelijke preventieve toets op de bouwtechnische aspecten van een gebouw en het toezicht tijdens de bouw hierop. Begin 2015 zal hiertoe een wetsvoorstel worden voorgelegd aan de Tweede Kamer, zodat de wet in 2015 in werking kan treden. Daarnaast wordt gewerkt aan het, waar mogelijk, versterken van de vraaggerichtheid in de bouwsector en van de positie van de bouwconsument. Waar noodzakelijk zal het wetsvoorstel over private instrumenten voor kwaliteitsborging in de bouw ook hier betrekking op hebben.
2.2. Woningbouwproductie
Opdrachten
Beleidsprogramma woningbouwproductie
Ook in 2015 wordt de woningproductie gestimuleerd door kennisoverdracht en andere vormen van ondersteuning, bijvoorbeeld door directe betrokkenheid van het Rijk bij verstedelijkingskeuzes en de programmering van nieuwbouwwoningen in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad. Vernieuwing in de bouwsector zal gestimuleerd blijven worden en waar mogelijk zullen knelpunten in de relevante wet- en regelgeving worden weggenomen, zoals aangegeven in de brief van 27 november 2013: «Aanpak van knelpunten in het omgevingsrecht ten behoeve van de bouwpraktijk»» (Kamerstukken II, 33 118, nr. 10). Daartoe wordt een in samenwerking met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) breed expertteam opgezet om gemeenten te ondersteunen bij het verminderen van (lokale) regeldruk voor ondernemers. Lopende initiatieven als het Watertorenberaad en het Actieteam Ontslakken worden hierin opgenomen. Het streven is dit expertteam begin 2015 operationeel te hebben.
Eigenbouw («particulier opdrachtgeverschap») is een factor van toenemend belang. Eigenbouw valt goed te combineren met kleinschaligheid, omdat er geen grote voorinvesteringen hoeven te worden gedaan. Dit wordt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ook in 2015 nadrukkelijk ondersteund door middel van het Expertteam Eigenbouw, dat gemeenten helpt bij het starten van projecten voor particulier opdrachtgeverschap in de woningbouw.
Om kantorenleegstand tegen te gaan door de ombouw naar permanente of tijdelijke woonruimte te bevorderen is in 2012 het Expertteam (kantoor-)Transformatie opgericht.
Het Expertteam heeft haar werkterrein inmiddels verruimd naar overig (maatschappelijk) vastgoed en gebiedsontwikkeling met nadruk op herbestemmen en transformatie en ondersteunt ook in 2015 gemeenten, eigenaren en overige betrokkenen bij het concreet in gang zetten van de transformatie van leegstaand vastgoed naar woonruimte. Daarnaast wordt samengewerkt met het Rijksvastgoed bedrijf (RVB) om vrijkomende rijkskantoren te herbestemmen.
In het kader van stedelijke vernieuwing zal het Rijk bijdragen om de voorwaarden te scheppen die nodig zijn voor lokale actoren – de gemeenten voorop – om de fysieke ingrepen te realiseren die binnen de lokale context nodig zijn voor een toekomstbestendige ontwikkeling van leefbare, vitale steden. Specifieke aandacht gaat daarbij uit naar de (goedkopere) particuliere woningvoorraad en in het bijzonder het functioneren van de Vereniging van Eigenaren (VvE’s) alsmede het ondersteunen van oplossingen voor funderingsherstel. In de op 12 juni 2014 verzonden brief over VvE’s (Kamerstukken II, 27 926, 2013–2014, nr. 226) is aangegeven welke acties hiervan door het Rijk en de verantwoordelijke partijen zullen worden ondernomen. De genoemde aanpassingen in de wet- en regelgeving zullen in 2015 aan de Tweede Kamer worden voorgelegd.
Samen met het Ministerie van I&M wordt verder gewerkt aan een wettelijke regeling voor Stedelijk herverkaveling in het kader van de Omgevingswet. Stedelijke herverkaveling betreft het slim ruilen van grondbezit tussen private partijen om woningbouw in stedelijk gebied mogelijk te maken. Rond de jaarwisseling 2014/2015 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over het onderzoek naar de financiële posities van grondbedrijven bij gemeenten. Daarnaast zal als uitvloeisel van de Tijdelijke Commissie Huizenprijzen (Kamerstukken II, 33 192, 2012–1013, nr. 12) onderzoek worden gedaan naar de effecten van zelfrealisatie.
Overeenkomstig de aanbeveling van de Tijdelijke Commissie Huizenprijzen (Kamerstukken II, 33 194, 2012–2013) en de reactie van het kabinet (Kamerstukken II, 33 194, 2013–2014) daarop, wordt jaarlijks met de Tweede Kamer gedebatteerd over de situatie op de woningmarkt en de ontwikkeling van de huizenprijzen en de daarop van invloed zijnde factoren. Daartoe ontvangt de Tweede Kamer jaarlijks, voorafgaand aan de begrotingsbehandeling, een overzicht van de voor de ontwikkelingen op de woningmarkt relevante indicatoren.
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen
Beleidsprogramma woningbouw (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland)
De op dit instrument opgenomen middelen zijn bestemd voor de activiteiten die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.NL, voorheen Agentschap NL) in opdracht van het Ministerie van BZK uitvoert op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving, woningbouw en kwaliteit van de woon- en leefomgeving.
2.3 Kwaliteit woonomgeving
Subsidies
Beleidsprogramma woonomgeving
Het Landelijke Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) ontvangt in 2015 een subsidie voor het bevorderen van bewonersparticipatie. Daarnaast ontvangt het LSA subsidie om te experimenteren met het opzetten van wijkondernemingen in verschillende gemeenten. Deze ondernemingen voor en door bewoners richten zich op dienstverlening in de wijk of de regio. Ook de Landelijke Vereniging van Kleine Kernen (LVKK) ontvangt in 2015 subsidie. Hieruit worden ondermeer het Plattelandsparlement bekostigd, evenals diverse projecten gericht op het betrekken van burgers bij hun directe leefomgeving.
Opdrachten
Beleidsprogramma woonomgeving
Aanpak overlast
Over bestaand en nieuw wettelijk instrumentarium om overlast tegen te gaan wordt een kennis- en leertraject opgezet, onder andere in samenwerking met de VNG. Daarnaast worden de mogelijkheden voor een wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) in 2015 bezien, waardoor gemeenten woningzoekenden voor vestiging kunnen screenen op overlastgevend en crimineel gedrag.
In 2015 wordt het experiment voor veiligheid en de aanpak van ondermijnende criminaliteit voortgezet. In 2013 is gestart met een leergroep en onderzoek in vier steden, deze wordt in 2015 uitgebreid met drie andere steden. Verder is het Ministerie van BZK partner in het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) dat zich richt op wonen, werk en scholing. Het Rijk ondersteunt het NPRZ vanwege de grootschalige problematiek en ambities op fysiek en sociaal terrein en ondersteunt onder andere door het aanpassen van wet- en regelgeving.
Huisvesting aandachtsgroepen
Op het terrein van de huisvesting van studenten wordt uitvoering gegeven aan de doelstellingen van het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting (LAS 2011–2016). Vanuit het Rijk wordt kennis en expertise landelijk gedeeld en knelpunten in wet- en regelgeving aangepakt en opgelost.
Het Rijk ondersteunt met de uitvoering van de Transitieagenda «Langer zelfstandig wonen» (mei 2014) de beweging dat ouderen langer zelfstandig willen wonen, met regie over eigen leven. De regionale en lokale opgave vragen om maatwerk, gezien de grote verschillen tussen de regio’s. Daarnaast is het Ministerie van BZK samen met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) verantwoordelijk voor het kennis- en experimentenprogramma Wonen en Zorg. Dit wordt uitgevoerd door Platform 31, Movisie en Kenniscentrum Wonen en Zorg van Aedes/Actiz.
Vanuit het programma Flexwonen en de Nationale Verklaring ondersteunt het Ministerie van BZK gemeenten, werkgevers en huisvesters bij de totstandkoming van meer en betere huisvesting in negen regio’s voor arbeidsmigranten. Doordat er voor arbeidsmigranten een groot tekort is aan tijdelijke huisvesting, leven zij vaak onder omstandigheden die niet aan wet- en regelgeving voldoen.
Leefbaarheid in de woonomgeving
In 2015 worden experimenten die de positie van de burgers versterken voortgezet. Het doel is ruimte te bieden aan maatschappelijke initiatieven die de leefbaarheid vergroten en meer maatschappelijk rendement op leefbaarheid te bereiken. Hierbij worden gemeenten, maatschappelijke organisaties en initiatiefnemers ondersteund en knellende wet- en regelgeving wordt aangepakt en opgelost. Ook wordt er geëxperimenteerd met open data en de Buurtwet, die burgers juridisch een positie geeft. Het Convenant met de filantropische sector wordt voortgezet en er wordt gezocht naar nieuwe financieringswijzen zoals Social Impact Bonds.
In overleg met steden, provincies, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties, burgers en bedrijven neemt het Rijk het initiatief tot het opstellen van een Agenda Stad. In vitale coalities wordt gewerkt aan de maatschappelijke opgaven en uitdagingen in het fysieke, sociale, ruimtelijke, economische en bestuurlijke domein in stedelijke regio’s.
Programma Bevolkingsdaling
Gemeenten, provincies, maatschappelijke organisaties, burgers en bedrijven zijn primair verantwoordelijk voor het oplossen van knelpunten als gevolg van bevolkingsdaling, vergrijzing en ontgroening. In 2015 ondersteunt het Ministerie van BZK de krimp- en anticipeerregio’s bij het opstellen van regionale uitvoeringsprogramma’s. Hiervoor worden verschillende instrumenten aangedragen, zoals de transitieatlas, experimenten en de Demowijzer. Het Rijk neemt, waar mogelijk, knelpunten in wet- en regelgeving weg.
Begin 2015 vindt een actualisatie van het interbestuurlijk actieprogramma plaats, waarbij wordt voortgebouwd op de conclusies van de beleidsdoorlichting en de midterm-review, evenals op de visie op regionale ontwikkeling waar in de motie Barth (EK 2013–2014 nr. 33 750) om is gevraagd.
Wijkverpleegkundigen
Voor van meer inzet van wijkverpleegkundigen in de aandachtswijken is in 2009 ter uitvoering van de motie Hamer (Kamerstukken II, 31 700, 2008–2009, nr. 15) structureel € 10 mln. per jaar beschikbaar gesteld binnen het programma Zichtbare Schakel (ZS). Doordat vanaf 1 januari 2015 de inzet van wijkverpleging (zowel de zorgtaken als de coördinerende en regisserende taken) is opgenomen in de Zorgverzekeringswet (Zvw), is er besloten de € 10 mln. voor 2015 te bundelen met de financiële middelen voor het stimuleringsprogramma Gezond in de Stad (GIDS). Beide projecten zijn gestart met de intentie om gemeenten te stimuleren de sociaaleconomische gezondheidsverschillen in (probleem)wijken aan te pakken. Bij ZS stond daarbij de rol van de wijkverpleegkundige centraal; bij GIDS is dit breder opgezet en wordt er gekeken naar hoe een verbinding gemaakt kan worden tussen gemeentelijke voorzieningen en eerstelijnszorg. GIDS richt zich op wijken met een lage statusscore volgens het SCP.
2.4 Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders
Leningen
Revolverend Fonds Energiebesparing verhuurders
Het Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders biedt laagrentende leningen voor het uitvoeren van renovaties aan woningen in de huursector (onder en boven de liberalisatiegrens) met een zeer hoge energiebesparingsambitie. Een voorbeeld hiervan zijn de zogenaamde «nul op de meter» woningen. Door in te zetten op ambitieuze projecten steunt het kabinet bouwers en installateurs bij de innovatie van hun producten en processen. Conform het in februari 2013 gesloten woonakkoord, kan voor maximaal 25% van de totale projectkosten een lening worden aangevraagd bij het fonds. Voor het overige gedeelte moet private financiering worden gevonden. Het streven is het fonds in het najaar van 2014 open te stellen voor aanvragen.
Tot en met 2015 is in totaal, inclusief uitvoeringskosten, € 75 mln. beschikbaar voor het fonds. Deze middelen kennen een revolverend karakter. De terugontvangsten (aflossingen en rente) worden niet geraamd, maar vloeien jaarlijks na realisatie terug in het fonds. Hierdoor komt ook na 2015 budget beschikbaar voor het uitzetten van nieuwe leningen.
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen
Beleidsprogramma Energiebesparing
Betreft de uitvoeringskosten voor het Revolverend Fonds Energiebesparing verhuurders. De uitvoering is in handen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO.nl). De uitvoeringskosten worden doorberekend in de rente-opslag bij de te verstrekken leningen. Daarmee worden de uitvoeringskosten, afhankelijk van het verloop van het fonds, op termijn «terugverdiend» binnen de beleidsmiddelen.