Base description which applies to whole site

Artikel 3: Sociale vooruitgang

A: Algemene doelstelling

Menselijke ontplooiing en het bevorderen van sociale gelijkheid en inclusieve ontwikkeling ten behoeve van een duurzame en rechtvaardige wereld, door het bijdragen aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt toeroepen aan de verspreiding van HIV/aids; het bevorderen van gelijke rechten en kansen voor vrouwen; versterking van het maatschappelijk middenveld en bevordering en bescherming van de politieke ruimte als voorwaarde voor organisaties om effectief te opereren; versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen, zodat zij hun stem kunnen laten horen en een toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek. Met deze agenda wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de overkoepelende gedachte van inclusieve ontwikkeling en de leave no one behind agenda die centraal staat in de Global Goals (SDG’s).

B: Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het financieren van programma’s van multilaterale organisaties, niet-gouvernementele organisaties, bedrijven, overheden en kennisinstellingen, die het meest perspectief bieden op het verwezenlijken van de beoogde resultaten.

  • Het financieren van programma’s gericht op het versterken van het maatschappelijk middenveld in lage- en middeninkomenslanden, via onder meer 25 strategische partnerschappen in het kader van Samenspraak en Tegenspraak, het Voice fonds, het accountability fonds, SRGR-fonds, Product Development Partnerships, FLOW 2016–2020 en NAP1325.

  • De versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen via NICHE en de opleiding van professionals via NFP; en de Kennisplatforms voor Development Policies en voor SRGR (Share-Net International).

Stimuleren

  • Het bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevorderen van inclusieve groei en ontwikkeling door de mogelijkheden en kansen te vergroten van mannen en vrouwen in ontwikkelingslanden.

  • De Nederlandse inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en HIV-preventie, onder meer in multilaterale fora. Nederland speelt een actieve rol in de follow-up van ICPD beyond 2014 en implementatie van SRGR en gendergelijkheid als onderdeel van de 2030 agenda, in de bilaterale dialoog in de partnerlanden, in de samenwerking met ngo’s en in samenwerking met private partijen en het bedrijfsleven.

  • Werken aan goede internationale kaders voor vrouwenrechten en gendergelijkheid in multilaterale fora (VN, OESO/DAC, EU) en het ondersteunen van lokale organisaties ter versterking van politieke participatie, economische zelfstandigheid, een actieve rol van vrouwen in vredesprocessen en de uitbanning van geweld tegen vrouwen. Lokale ervaringen worden ingebracht in multilaterale fora, en vice versa.

  • De samenwerking met het maatschappelijk middenveld op de internationale beleidsagenda en het bevorderen van de politieke ruimte in internationale fora, waaronder het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC).

Thema

Resultaatgebied

Indicator

Streefwaarden 2017

Streefwaarden 2020

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

Verbeterde randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gender gelijkheid

Aantal aantoonbare bijdragen door publieke instanties en bedrijven aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid (outcome)

100 in dat jaar bereikt

500

 

Versterkte capaciteit van maatschappelijke organisaties

Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid (output)

50 in dat jaar bereikt

350, cumulatief

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en HIV

Toegang tot family planning

Aantal vrouwen en meisjes dat toegang heeft tot moderne anticonceptie in 69 FamilyPlanning2020 focuslanden

3 miljoen extra vrouwen en meisjes, cumulatief

6 miljoen extra vrouwen en meisjes, cumulatief

(ten opzichte van het basisjaar 2012)

 

Rechten

Tevredenheid van de SRGR partners over de mate waarin barrières in SRGR voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen zijn afgenomen in hun focuslanden

Niet van toepassing

Tevredenheid (minimale score 4 op 1–5 schaal) in 80% van de focus landen

C: Beleidswijzigingen

  • Opname in de begroting van nieuwe indicatoren. In 2017 wordt gestreefd naar 50 maatschappelijke organisaties wiens capaciteit op gebied van gender gelijkheid is versterkt (output indicator). Door versterkte capaciteit van deze 50 maatschappelijke organisaties zullen 100 publieke instanties en bedrijven in 2017 aantoonbaar hebben bijgedragen aan verbetering van de maatschappelijke randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid (outcome indicator).

  • In 2017 wordt gestreefd naar 3 miljoen vrouwen en meisjes met toegang tot moderne anticonceptie. Nederland neemt 5% van de totale uitgaven aan family planning voor 69 FamilyPlanning2020 focuslanden voor zijn rekening. Hiervan is afgeleid dat ook ongeveer 5% van het internationaal afgesproken aantal te bereiken vrouwen en meisjes (120 miljoen vrouwen en meisjes in 2020) aan Nederland kan worden toegeschreven. Nederland zet zich ook in voor een grotere bijdrage van andere donoren en de focuslanden zelf aan deze doelen.

  • Voor 2017 is tevens een kwalitatieve indicator gekozen: Tevredenheid van de SRGR partners over de mate waarin barrières in SRGR voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen zijn afgenomen in hun focuslanden. Het doel is een verder toenemende tevredenheid van de verschillende partners over de bereikte resultaten, in een steeds groter wordend aantal focuslanden.

  • Binnen bestaande SRGR-partnerschappen en in enkele nieuw te ontwikkelen samenwerkingsverbanden (met respectievelijk de internationale NGO IPAS die zich richt op terugdringing van onveilige abortus, met International Planned Parenthood Federation, met Marie Stopes International) wordt extra ingezet op adequate integratie van SRGR – inclusief toegang tot veilige abortus – in humanitaire interventies en in ontwikkelingsinspanningen in fragiele settings.

  • Versterkte inzet en meer middelen voor ondersteuning van zuidelijke vrouwenorganisaties in lijn met de motie Veldhoven en Van Laar over 10 miljoen voor zuidelijke organisaties

  • In opvolging van de doorlichting Gender Sense and Sensitivity zal meer aandacht komen voor het versterken van monitoring en evaluatie capaciteit van uitvoerende organisaties en vooraf vastgelegde monitoring- en evaluatiekaders. Ook worden zo vaak als mogelijk nulmetingen gedaan en worden gender analyses consistenter vooraf toegepast. Daarnaast worden uitvoerende organisaties verplicht om een betere koppeling van resultaten en budgetten aan te brengen.

  • In opvolging van de evaluatie van het tweede medefinancieringsstelsel (MFS II) staat bij uitvoering van partnerschappen 2017 het belang van een goede contextanalyse en lokaal eigenaarschap meer centraal. De ervaringen en geleerde lessen voor wat betreft capaciteitsversterking voor lobby en advocacy worden besproken in webinars en andere leersessies, onder andere in samenwerking met Partos.

  • Binnen de agenda van Sociale Ontwikkeling zal Nederland zich in 2017 specifiek richten op de doelstellingen en subdoelstellingen van SDG 3 (Ensure healthy lives and promote wellbeing for all and all ages), SDG 5 (Achieve gender equality and empower all women and girls), SDG 10 (Reduce inequality within and among countries) en onderdelen van SDG 16 (Promote peaceful and inclusive societies for sustainable development, provide access to justice for all and build effective, accountable and inclusive institutions at all levels).

  • In 2017 meer nadruk op inclusieve ontwikkeling bij de uitvoering van de SDG’s. De diplomatieke inzet op de leave no one behind-agenda neemt toe in belang, waarbij inzet van mensen en middelen in dialoog met internationale organisaties, overheden, maatschappelijke partners zij aan zij gaan met de programmatische inzet (zie ook bovenstaande Motie van Veldhoven en van Laar).

D1: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 3 Sociale vooruitgang

Bedragen in EUR 1.000

 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

 

1.470.001

950.714

222.763

395.827

315.463

327.463

315.463

                   

Uitgaven:

               
                   

Programma-uitgaven totaal

 

904.810

854.286

727.524

725.023

723.923

723.923

713.923

 

waarvan juridisch verplicht

     

96%

       
                   

3.1

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids

371.796

421.784

416.784

417.784

416.784

416.784

416.784

                   
 

Subsidies

               
   

Centrale programma's SRGR & HIV/aids

118.065

164.739

168.914

175.881

174.881

174.881

174.881

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

               
   

Unicef

10.000

12.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

   

UNAIDS

20.000

20.000

18.000

20.000

20.000

20.000

20.000

   

SRGR; Strategische Alliantie Internationale NGO's

8.275

1.875

         
   

Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis

54.981

54.000

52.000

52.000

52.000

52.000

52.000

   

UNFPA

61.500

65.000

65.500

60.000

60.000

60.000

60.000

   

WHO-PAHO

5.985

6.713

6.713

6.713

6.713

6.713

6.713

   

Partnershipprogramma WHO

9.728

11.683

11.683

10.216

10.216

10.216

10.216

   

Landenprogramma's SRGR & HIV/aids

83.264

85.774

83.974

82.974

82.974

82.974

82.974

                   

3.2

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

42.332

46.339

53.989

52.939

52.839

52.839

42.839

                   
 

Subsidies

               
   

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

32.100

32.358

42.289

42.239

42.139

42.139

32.139

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

               
   

UNWOMEN

5.948

9.000

7.000

6.000

6.000

6.000

6.000

   

Landenprogramma's gelijke rechten en kansen voor vrouwen

4.286

4.981

4.700

4.700

4.700

4.700

4.700

                   

3.3

Versterkt maatschappelijk middenveld

435.597

335.476

221.451

219.000

219.000

219.000

219.000

                   
 

Subsidies

               
   

Vakbondsmedefinancieringsprogramma

12.744

3.678

2.451

       
   

SNV programma

40.100

7.000

       

   

Strategische partnerschappen

379.626

323.000

219.000

219.000

219.000

219.000

219.000

   

Twinningsfaciliteit Suriname

3.127

1.798

         
                   

3.4

Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek

55.085

50.687

35.300

35.300

35.300

35.300

35.300

                   
 

Subsidies

               
   

Onderzoekprogramma's

3.175

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

   

Onderwijsprogramma's

137

121

         
   

Internationale hoger onderwijsprogramma's

44.138

45.459

32.300

32.300

32.300

32.300

32.300

                 

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

               
   

Landenprogramma's hoger onderwijs

 

1.150

         

D2: Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids zijn vrijwel volledig juridisch verplicht. Veel van de contracten, zoals voor de SRGR-partnerschappen en de subsidies voor internationale ngo’s zijn meerjarig vastgelegd. Alle bijdragen aan internationale organisaties zoals het Global Fund to Fight AIDS, TB and Malaria en UNAIDS zijn ook juridisch verplicht. Voor het artikelonderdeel gelijke rechten en kansen voor vrouwen is het hele budget juridisch verplicht onder andere als gevolg van de beleidskaders FLOW en NAP 1325 en de bijdrage aan UN Women. Onder versterkt maatschappelijk middenveld staan de geraamde uitgaven voor het beleidskader Samenspraak en Tegenspraak en dit is volledig juridisch verplicht. Het betreft hier meerjarige contracten. Voor het onderdeel toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek is de helft juridisch verplicht. Het betreffen lopende programma’s voor beurzen en capaciteitsversterking op het gebied van hoger- en beroepsonderwijs.

E: Toelichting op de financiële instrumenten

3.1 Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/Aids

  • Op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, inclusief hiv/aids, wordt financieel, menselijk en politiek kapitaal ingezet. Zo wordt in de SRGR-partnerschappen met diverse ngo’s en allianties niet alleen financieel geïnvesteerd (subsidies) maar ook beleidsinhoudelijk.

  • Via dergelijke partnerschappen en in de samenwerking met UNFPA, dat ongeoormerkte en geoormerkte bijdragen ontvangt, wordt extra ingezet op aandacht voor SRGR in humanitaire en fragiele settings.

  • De nieuwe bijdrage aan het Global Fund to Fight AIDS, TB and Malaria voor 2018 t/m 2020 wordt op jaarbasis verlaagd met EUR 3 miljoen ten behoeve van extra subsidies voor ngo’s die werken aan de integratie van dienstverlening en voorlichting op het gebied van hiv/aids en van SRGR. Deze subsidies worden verstrekt door ambassades, binnen de landenprogramma’s voor SRGR inclusief hiv/aids.

  • Ook wordt het subsidie instrument gericht ingezet om in aanloop naar de tweejaarlijkse internationale aidsconferentie, die in 2018 in Amsterdam plaatsvindt, de betrokkenheid vanuit Oost-Europa en Centraal Azië bij het internationale debat over hiv/aids te vergroten en de samenwerking met deze regio’s op dit gebied te intensiveren.

  • Van de bijdrage aan de WHO is EUR 1,6 miljoen non-ODA.

3.2 Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

  • Gendergelijkheid vergt de inzet van alle instrumenten van buitenlands beleid. Vrouwenrechten en gendergelijkheid zijn geïntegreerd in de speerpunten en anderen prioritaire beleidsterreinen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

  • De door de Kamer gevraagde verhoging van financiële middelen geoormerkt voor vrouwenrechten en gendergelijkheid zal worden ingezet voor de versterking van Zuidelijke vrouwenrechtenorganisaties, die een cruciale rol hebben bij het aanjagen, agenderen, bepleiten en monitoren van vrouwenrechten en gendergelijkheid. De extra middelen voor versterking van Zuidelijke organisaties actief op vrouwenrechten komen bovenop de eerder voorziene financiële inzet voor vrouwenrechten en gendergelijkheid en bedragen EUR 10 miljoen per jaar met ingang van 2017.

  • Intensivering op de thema’s vrouwenrechten en gendergelijkheid in fragiele settings en binnen humanitaire hulp. Het derde Nationaal Actieplan Vrouwen, vrede en veiligheid ging op 8 maart 2016 van start. De activiteiten die worden gefinancierd uit het Subsidiekader Vrouwen, vrede en veiligheid zijn op 1 november 2016 begonnen. De doellanden zijn Afghanistan, Colombia, de Democratische Republiek Congo, Irak, Jemen, Libië, Syrië en Zuid-Soedan.

3.3 Versterkt maatschappelijk middenveld

  • De programma’s van de vijfentwintig Strategische Partnerschappen binnen het beleidskader Samenspraak en Tegenspraak richten zich op het versterken van de capaciteit van maatschappelijke partners in lage- en middeninkomenslanden op het terrein van pleiten en beïnvloeden. Acht van de vijfentwintig Strategische Partnerschappen hebben specifiek als doel het behoud van de ruimte voor maatschappelijke organisaties en bewegingen. Voor deze agenda wordt intensief samengewerkt tussen partners en de overheid, inclusief het ambassadenetwerk. Ook wordt samengewerkt met het CIVICUS-netwerk die de manoeuvreerruimte voor maatschappelijke organisaties mondiaal meet.

  • Via het Accountability fonds, gekanaliseerd via ambassades, zullen direct lokale partners gesteund worden. Legitimiteit en ownership van Zuidelijke ngo’s worden daarbij in de geformuleerde programma’s benadrukt als voorwaarde voor effectief «Pleiten en Beïnvloeden». Zuidelijke vrouwenrechtenorganisaties krijgen binnen het Accountability Fonds een voorkeursbehandeling om via dit fonds vrouwenrechten te bepleiten en te waken over de uitvoering van beleid.

  • Het Voice-fonds is in 2016 van start gegaan met een eerste oproep voor voorstellen. Het doel van de ingediende voorstellen is om de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen een stem te geven om hun positie te verbeteren en beleid te beïnvloeden. In 2017 zal dit fonds volledig operationeel zijn en zullen de organisaties ook van elkaar kunnen leren effectiever te pleiten en te beïnvloeden.

3.4 Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek

  • Medio 2017 zullen de contracten voor het beheer voor het beurzenprogramma NFP en het capaciteitsversterkingsprogramma NICHE vernieuwd worden. In 2016 worden landenstudies (Kenia, Tanzania, Ethiopië) en een externe evaluatie uitgevoerd om richting te geven aan vernieuwingen voor de nieuwe fase van het capaciteitsversterkingsprogramma.

  • De programma’s worden strategische ingezet binnen de thematische speerpunten. Vraagsturing staat voorop op basis van een analyse van en aansluiting bij lokale behoeften. De wenselijkheid van continuering van de huidige focus op voedselzekerheid zal daarbij eveneens worden bezien, alsook het reserveren van capaciteit (rapid response capacity) om in te zetten op specifieke landen en thema’s op actuele ontwikkelingen, zoals bleek bij de Ebola epidemie in West Afrika.

  • Binnen de capaciteitsversterkingsprogramma’s zal meer ruimte komen voor alumnibeleid en ondersteuning van de posten bij het opzetten van lokale alumni netwerken.

  • Het intensiever betrekken van Nederlandse kennisinstellingen in de projectontwikkelingsfase levert meerwaarde op en mogelijkheden daartoe worden verder onderzocht binnen het principe van vraagsturing.

  • De capaciteitsversterkingsprogramma’s hebben naast een ondersteunende functie binnen het beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ook een rol in de onderwijsdoelstellingen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Met de direct betrokken departementen Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Economische Zaken, de uitvoeringsorganisaties EP Nuffic en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en koepelorganisaties Vereniging Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) en Vereniging Hogescholen (VH) wordt de synergie tussen de onderwijs, handel en ontwikkelingsdoelstellingen verder versterkt in 2017.

Licence