A. Algemene doelstelling
Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.
Financieren: De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd: er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering door de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.
Indicatoren/kengetallen
Voor indicatoren/kengetallen over studiefinanciering wordt verwezen naar Onderwijs in Cijfers
Normbedragen ho | Normbedragen mbo/bol | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
Uitwonend | Thuiswonend | Studie-voorschot | Uitwonend | Thuiswonend | ||
Basisbeurs | € 290,68 | € 104,40 | n.v.t. | Basisbeurs | € 268,59 | € 82,30 |
Aanvullende beurs | € 276,52 | € 254,75 | € 387,92 | Aanvullende beurs | € 359,41 | € 337,68 |
Maximaal leenbedrag | € 300,48 | € 300,48 | € 479,76 | Maximaal leenbedrag | € 179,29 | € 179,29 |
Collegegeldkrediet | € 167,17 | € 167,17 | € 167,17 | Collegegeldkrediet | n.v.t. | n.v.t. |
Totaal | € 1.034,85 | € 826,80 | € 1.034,85 | Totaal | € 807,29 | € 599,27 |
Peildatum 1 september 2017
C. Beleidswijzigingen
Er zijn voor dit artikel geen beleidswijzigingen voorzien.
D. Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 5.828.062 | 4.585.862 | 5.373.215 | 5.445.488 | 5.502.475 | 5.560.887 | 5.633.749 | ||
Totale uitgaven | 5.828.062 | 4.585.862 | 5.373.215 | 5.445.488 | 5.502.475 | 5.560.887 | 5.633.749 | ||
Waarvan juridisch verplicht (%) | 100% | ||||||||
Inkomensoverdracht | 3.202.597 | 1.488.133 | 2.252.834 | 2.164.208 | 2.131.280 | 2.116.707 | 2.125.958 | ||
• | Basisbeurs | 1.014.122 | 765.639 | 533.880 | 389.964 | 359.170 | 346.062 | 360.242 | |
– | Gift (R) | 1.075.460 | 1.094.037 | 1.075.269 | 1.057.068 | 860.984 | 620.194 | 427.261 | |
– | Prestatiebeurs (NR) | – 61.338 | – 328.398 | – 541.389 | – 667.104 | – 501.814 | – 274.132 | – 67.019 | |
• | Aanvullende beurs | 757.761 | 782.127 | 804.037 | 826.408 | 830.305 | 832.902 | 829.145 | |
– | Gift (R) | 585.282 | 601.960 | 618.438 | 640.368 | 659.565 | 678.718 | 689.738 | |
– | Prestatiebeurs (NR) | 172.479 | 180.167 | 185.599 | 186.040 | 170.740 | 154.184 | 139.407 | |
• | Reisvoorziening | 1.420.507 | – 17.641 | 742.473 | 792.718 | 816.922 | 839.598 | 848.703 | |
– | Bijdrage aan vervoersbedrijven (R) | 1.605.171 | 123.562 | 867.313 | 929.176 | 950.430 | 969.663 | 987.792 | |
– | Gift (R) | 639.958 | 668.139 | 667.203 | 673.405 | 695.238 | 714.967 | 720.132 | |
– | Prestatiebeurs (R) | – 824.622 | – 809.342 | – 792.043 | – 809.863 | – 828.746 | – 845.032 | – 859.221 | |
• | Overige uitgaven | 10.207 | – 41.992 | 172.444 | 155.118 | 124.883 | 98.145 | 87.868 | |
– | Overige uitgaven relevant (R) | 117.723 | 267.192 | 79.087 | 79.087 | 81.115 | 88.142 | 100.170 | |
– | Caribisch Nederland (R) | 3.320 | 3.658 | 4.031 | 4.442 | 4.894 | 5.393 | 5.943 | |
– | Overige uitgaven niet-relevant (NR) | – 110.836 | – 312.842 | 89.326 | 71.589 | 38.874 | 4.610 | – 18.245 | |
Leningen | 2.500.210 | 2.979.871 | 3.014.916 | 3.179.928 | 3.269.273 | 3.341.517 | 3.404.348 | ||
– | Rentedragende lening (NR) | 2.238.174 | 2.663.476 | 2.670.455 | 2.821.293 | 2.903.445 | 2.968.395 | 3.024.255 | |
– | Collegegeldkrediet (NR) | 262.036 | 316.395 | 344.461 | 358.635 | 365.828 | 373.122 | 380.093 | |
Bijdrage aan agentschappen | 125.255 | 117.858 | 105.465 | 101.352 | 101.922 | 102.663 | 103.443 | ||
– | Dienst Uitvoering Onderwijs | 125.255 | 117.858 | 105.465 | 101.352 | 101.922 | 102.663 | 103.443 | |
Ontvangsten | 795.034 | 850.908 | 896.901 | 944.304 | 1.007.932 | 1.080.588 | 1.159.149 | ||
– | Ontvangen rente en relevant hoofdsom (R) | 128.017 | 111.260 | 107.886 | 104.111 | 108.475 | 119.338 | 130.465 | |
– | Kortlopende vorderingen (R) | 83.054 | 82.059 | 81.559 | 81.059 | 80.059 | 79.059 | 77.059 | |
– | Terugontvangen hoofdsom (NR) | 583.963 | 657.589 | 707.456 | 759.134 | 819.398 | 882.191 | 951.625 |
Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
relevante uitgaven: | 3.327.547 | 2.067.064 | 2.624.763 | 2.675.035 | 2.525.402 | 2.334.708 | 2.175.258 |
niet relevante uitgaven: | 2.500.515 | 2.518.798 | 2.748.452 | 2.770.453 | 2.977.073 | 3.226.179 | 3.458.491 |
relevante ontvangsten: | 211.071 | 193.319 | 189.445 | 185.170 | 188.534 | 198.397 | 207.524 |
niet relevante ontvangsten: | 583.963 | 657.589 | 707.456 | 759.134 | 819.398 | 882.191 | 951.625 |
Budgetflexibiliteit
Van het totale budget voor artikel 11 is voor 2018 100 procent juridisch verplicht op basis van de Wet studiefinanciering 2000. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. De geraamde DUO-uitgaven zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de Wet.
Toelichting:
Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het EMU-saldo en daarmee relevant voor het uitgavenkader. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en uitgekeerde prestatiebeurs die wordt omgezet in een gift (na behalen diploma binnen tien jaar). Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de prestatiebeurs (zolang die nog niet is omgezet in een gift) en de rentedragende leningen. Deze uitgaven zijn niet-relevant voor het uitgavenkader, maar worden wel meegerekend in de EMU-schuld. De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van de rentedragende leningen.
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten
Basisbeurs
Sinds het studiejaar 2015/2016 geldt voor nieuwe studenten in het hoger onderwijs het studievoorschot. De basisbeurs in het hoger onderwijs is vervangen door de mogelijkheid om gebruik te maken van een leenvoorziening tegen sociale terugbetaalvoorwaarden. Studenten die voordien zijn ingestroomd, vallen voor hun bachelor of master nog onder het oude stelsel en ontvangen mogelijk nog een basisbeurs. Voor mbo’ers van achttien jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg is de studiefinanciering onveranderd gebleven. Om voor deze groep de financiële toegankelijkheid tot het onderwijs te garanderen, ontvangen zij een bijdrage in de vorm van een basisbeurs. Voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2 is de basisbeurs direct een gift. Deelnemers in de bol niveau 1 en 2 zijn destijds niet onder het prestatiebeursregime gebracht omdat deelnemers op deze niveaus nog niet over een startkwalificatie beschikken. Voor wie er niet in slaagt een startkwalificatie te halen, wordt het terugbetalen van de prestatiebeurs al snel problematisch. Door het beschikbaar stellen van de basisbeurs in de vorm van een gift, draagt dit bij aan het wegnemen van financiële belemmeringen voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2.
Deelnemers in de bol niveau 3 en 4 hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. Het prestatiebeursregime geeft hen een prikkel om de opleiding binnen 10 jaar na de eerst opgenomen studiefinanciering met succes af te ronden.
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Studerenden met basisbeurs | 506.094 | 403.400 | 306.100 | 244.300 | 231.700 | 227.800 | 224.900 |
bol | 236.048 | 232.400 | 226.000 | 226.200 | 226.500 | 225.200 | 223.500 |
hbo | 197.812 | 136.500 | 74.100 | 15.500 | 4.400 | 2.100 | 1.100 |
wo | 72.234 | 34.500 | 6.000 | 2.600 | 800 | 500 | 300 |
Studerenden zonder basisbeurs | 277.203 | 383.200 | 477.600 | 542.200 | 557.900 | 562.800 | 565.600 |
bol | 7.702 | 7.300 | 7.100 | 7.100 | 7.200 | 7.100 | 7.100 |
hbo | 142.916 | 206.700 | 269.200 | 326.400 | 336.000 | 336.500 | 334.900 |
wo | 126.585 | 169.200 | 201.300 | 208.700 | 214.700 | 219.200 | 223.600 |
Totaal | 783.297 | 786.600 | 783.700 | 786.500 | 789.600 | 790.600 | 790.500 |
Bron 2016: realisatiegegevens DUO; Bron 2017 – 2022: ramingsmodel SF
Toelichting:
Deze gegevens laten het verwachte gebruik zien van de regeling. Het aantal studerenden met studiefinanciering volgt het aantal voltijds studerenden in het ho en de bol, maar ligt lager omdat niet iedere studerende die ingeschreven is ook daadwerkelijk aanspraak maakt op studiefinanciering.
Naast de groep studerenden met een basisbeurs is er een groep die geen aanspraak meer kan maken op de basisbeurs (omdat de maximale duur is verbruikt of omdat ze onder het studievoorschot vallen), maar (nog) wel recht heeft op een lening en eventueel de reisvoorziening en de aanvullende beurs. Als gevolg van de invoering van het studievoorschot vindt een verschuiving plaats van het aantal studerenden met een basisbeurs naar het aantal studerenden zonder basisbeurs.
De gegevens zijn inclusief aantallen studerenden die met een meeneembare studiefinanciering een volledige opleiding in het buitenland volgen.
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol direct gift | 84.950 | 81.623 | 78.097 | 77.891 | 77.488 | 75.986 | 73.743 |
bol omzettingen prestatiebeurs in gift | 217.016 | 223.699 | 228.376 | 232.536 | 231.477 | 230.032 | 228.961 |
ho direct gift | 2.713 | 1.456 | 532 | 158 | 0 | 0 | 0 |
ho omzettingen prestatiebeurs in gift | 770.781 | 787.259 | 768.264 | 746.483 | 552.019 | 314.176 | 124.557 |
Totaal | 1.075.460 | 1.094.037 | 1.075.269 | 1.057.068 | 860.984 | 620.194 | 427.261 |
Bron 2016: realisatiegegevens DUO; Bron 2017 – 2022: ramingsmodel SF
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol toekenningen | 259.485 | 260.264 | 254.199 | 254.677 | 255.440 | 254.924 | 254.348 |
bol omzettingen | – 217.042 | – 223.699 | – 228.376 | – 232.536 | – 231.477 | – 230.032 | – 228.961 |
ho toekenningen | 662.791 | 418.087 | 191.843 | 48.029 | 17.033 | 10.943 | 7.942 |
ho omzettingen | – 766.572 | – 783.050 | – 759.055 | – 737.274 | – 542.810 | – 309.967 | – 100.348 |
Totaal | – 61.338 | – 328.398 | – 541.389 | – 667.104 | – 501.814 | – 274.132 | – 67.019 |
Bron 2016: realisatiegegevens DUO; Bron 2017 – 2022: ramingsmodel SF
Toelichting:
In de tabellen 11.5 en 11.6 worden de geraamde relevante- en niet-relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. De hoogte van de basisbeurs is genormeerd en wordt verstrekt gedurende de nominale studieduur. Als gevolg van de invoering van het studievoorschot daalt het aantal toekenningen in het ho vanaf 2015.
Aanvullende beurs
In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de opleiding van hun kinderen. Daarom wordt rekening gehouden met een zogenoemde ouderlijke bijdrage. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studerenden een extra financiële belemmering te overwinnen. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt die afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.
Deelnemers in de bol niveau 1 en 2 met recht op aanvullende beurs krijgen dit direct als gift, aangezien zij nog geen startkwalificatie hebben bereikt.
Studerenden in de bol niveau 3 en 4 en het ho met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste 5 maanden krijgen de studenten in het ho de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Deelnemers in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste 12 maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.
Voor studenten die onder het studievoorschot vallen is de maximale aanvullende beurs hoger dan voor studenten die hier (nog) niet onder vallen.
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol | 115.226 | 113.000 | 109.700 | 109.800 | 109.800 | 109.100 | 108.000 |
hbo | 86.974 | 87.600 | 87.600 | 87.300 | 86.900 | 86.400 | 85.800 |
wo | 28.540 | 29.200 | 29.800 | 30.300 | 30.900 | 31.500 | 32.100 |
Totaal | 230.740 | 229.800 | 227.100 | 227.400 | 227.600 | 227.000 | 225.900 |
Bron 2016: realisatiegegevens DUO; Bron 2017 – 2022: ramingsmodel SF
Toelichting:
Deze tabel laat het aantal studerenden met een aanvullende beurs zien. In de bol wordt vaker een beroep gedaan op de aanvullende beurs dan in het hbo en in het hbo vaker dan in het wo. Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld, omdat de overheid er niet op aanstuurt dat meer of minder studerenden een aanvullende beurs ontvangen.
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol direct gift | 228.570 | 228.077 | 222.997 | 222.893 | 221.757 | 222.772 | 219.242 |
bol omzettingen prestatiebeurs in gift | 139.748 | 144.533 | 151.344 | 157.325 | 159.572 | 159.889 | 159.304 |
ho direct gift | 47.129 | 48.371 | 49.258 | 49.461 | 49.336 | 49.927 | 49.841 |
ho omzettingen prestatiebeurs in gift | 169.834 | 180.979 | 194.839 | 210.689 | 228.900 | 246.130 | 261.351 |
Totaal | 585.282 | 601.960 | 618.438 | 640.368 | 659.565 | 678.718 | 689.738 |
Bron 2016: realisatiegegevens DUO; Bron 2017 – 2022: ramingsmodel SF
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol toekenningen | 173.992 | 175.210 | 171.126 | 171.448 | 171.962 | 171.614 | 171.227 |
bol omzettingen | – 139.785 | – 144.533 | – 151.344 | – 157.325 | – 159.572 | – 159.889 | – 159.304 |
ho toekenningen | 307.153 | 329.515 | 359.702 | 381.652 | 386.296 | 387.635 | 387.881 |
ho omzettingen | – 168.880 | – 180.025 | – 193.885 | – 209.735 | – 227.946 | – 245.176 | – 260.397 |
Totaal | 172.479 | 180.167 | 185.599 | 186.040 | 170.740 | 154.184 | 139.407 |
Bron 2016: realisatiegegevens DUO; Bron 2017 – 2022: ramingsmodel SF
Toelichting:
In de tabellen 11.8 en 11.9 worden de geraamde relevante- en niet-relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. De hoogte van de aanvullende beurs is genormeerd.
Voor studenten in het hoger onderwijs die niet onder het studievoorschot vallen is de aanvullende beurs naast het inkomen van de ouders onder andere afhankelijk van de woonsituatie van de studerende; thuis- of uitwonend, maximaal respectievelijk € 254,75 of € 276,52 (zie tabel 11.1).
De hoogte van de maximale aanvullende beurs voor studenten die onder het studievoorschot vallen is € 387,92. De woonsituatie van de studerende (thuis- of uitwonend) is dan niet langer bepalend voor de hoogte van de aanvullende beurs.
Het verloop van deze uitgaven is voor een groot deel afhankelijk van de prijsontwikkeling. Daarnaast is de ontwikkeling in het aantal studerenden met minder draagkrachtige ouders en de deelname aan het onderwijs hier van invloed, en spelen exogene factoren een rol, zoals de ontwikkeling van de conjunctuur en de daarmee samenhangende inkomensontwikkeling.
Reisvoorziening
Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal gebruikers van het reisrecht | 663.486 | 770.600 | 766.100 | 769.200 | 771.300 | 770.100 | 767.400 |
bol | 214.627 | 315.500 | 307.700 | 308.300 | 308.100 | 304.600 | 300.300 |
ho | 448.859 | 455.100 | 458.400 | 460.900 | 463.200 | 465.500 | 467.100 |
Aantal RBS | 20.568 | 20.800 | 20.900 | 21.000 | 21.200 | 21.300 | 21.400 |
bol | 3.017 | 3.000 | 2.900 | 2.900 | 2.900 | 2.900 | 2.900 |
ho | 17.551 | 17.800 | 18.000 | 18.100 | 18.300 | 18.400 | 18.500 |
Totaal | 684.054 | 791.400 | 787.000 | 790.200 | 792.500 | 791.400 | 788.800 |
Bron 2016: realisatiegegevens DUO; Bron 2017 – 2022: ramingsmodel SF
Toelichting:
De reisvoorziening kan in twee vormen worden toegekend: een reisproduct op een persoonlijke ov-chipkaart (week- of weekendabonnement) of een financiële vergoeding voor studenten die studeren in het buitenland (RBS).
Voltijdstudenten in het ho kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studie en één uitloopjaar. Deelnemers in de bol kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studie en drie uitloopjaren. Per 1 januari 2017 hebben ook minderjarige deelnemers in de bol recht op de reisvoorziening.
De reisvoorziening is onderdeel van de prestatiebeurs voor deelnemers in de bol niveau 3 en 4 en voor studenten in het ho. Voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2 wordt de reisvoorziening direct als gift verstrekt.
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Betaling aan vervoersbedrijven | 1.605.171 | 123.562 | 867.313 | 929.176 | 950.430 | 969.663 | 987.792 |
bol prestatiebeurs | – 246.284 | – 295.497 | – 285.639 | – 291.857 | – 298.793 | – 302.682 | – 304.692 |
bol omzettingen | 193.272 | 197.662 | 204.442 | 211.925 | 238.658 | 259.401 | 264.486 |
ho prestatiebeurs | – 578.338 | – 513.846 | – 506.403 | – 518.006 | – 529.953 | – 542.349 | – 554.529 |
ho omzettingen | 419.524 | 445.788 | 437.518 | 435.592 | 430.033 | 428.370 | 427.815 |
RBS en overig | 27.162 | 24.689 | 25.243 | 25.888 | 26.547 | 27.196 | 27.831 |
Totaal reisvoorziening | 1.420.507 | – 17.641 | 742.473 | 792.718 | 816.922 | 839.598 | 848.703 |
Bron 2016: realisatiegegevens DUO; Bron 2017 – 2022: ramingsmodel SF
Toelichting:
Bij de betaling aan vervoerbedrijven is in 2016 een veel hoger bedrag te zien dan in de overige jaren en in 2017 juist een relatief laag bedrag. Dit heeft te maken met een aantal kasschuiven. Voor de betaling van het reisproduct aan vervoerbedrijven heeft een kasschuif van 2017 naar 2016 van ongeveer € 747 miljoen plaatsgevonden en van 2018 naar 2016 van € 44 miljoen. Contractueel is vastgelegd dat OCW de vergoeding voor de OV-studentenkaart uiterlijk medio januari van het betreffende jaar aan de vervoerbedrijven betaalt. Door de betaling aan de vervoerbedrijven (gedeeltelijk) al aan het eind van het voorafgaande jaar of het jaar daarvoor in plaats van aan het begin van het betreffende jaar te doen, kan zonder af te wijken van de afspraken met de vervoerbedrijven een bijdrage worden geleverd aan de optimalisering van de kasritmes van de staat over de jaren heen. Verder nemen de kosten vanaf 2017 toe doordat ook minderjarige deelnemers in de bol per 1 januari 2017 recht op de reisvoorziening hebben.
Overige uitgaven
De geraamde overige uitgaven omvatten voornamelijk technische posten, waaronder achterstallige rechten en boekingen tussen relevante en niet-relevante uitgaven. Op dit artikelonderdeel staan ook de uitgaven geraamd voor studerenden uit de Europese Unie, voorschotten en handbetalingen.
Leningen
De leenmogelijkheden in de studiefinanciering stellen studerenden in staat om hun eigen bijdrage tegen relatief gunstige voorwaarden via de rijksoverheid te financieren. Leenfaciliteiten kunnen worden gebruikt als alternatief voor of in combinatie met bijverdiensten. Hiermee kunnen studerenden voorkomen dat bijverdienen ten koste van de studie gaat. Met het studievoorschot zijn de leenmogelijkheden verruimd.
Naast een rentedragende lening voor levensonderhoud kunnen studenten in het ho gebruik maken van het collegegeldkrediet. Studenten kunnen het verschuldigde collegegeld jaarlijks lenen, met een jaarlijks maximum bedrag van 5 keer het wettelijke collegegeldbedrag.
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Rentedragende lening | 2.238.174 | 2.663.476 | 2.670.455 | 2.821.293 | 2.903.445 | 2.968.395 | 3.024.255 |
Collegegeldkrediet | 262.036 | 316.395 | 344.461 | 358.635 | 365.828 | 373.122 | 380.093 |
Totaal | 2.500.210 | 2.979.871 | 3.014.916 | 3.179.928 | 3.269.273 | 3.341.517 | 3.404.348 |
Bron 2016: realisatiegegevens DUO; Bron 2017 – 2022: ramingsmodel SF
Toelichting:
Onder de niet-relevante uitgaven vallen de uitgaven die niet relevant zijn voor het EMU-saldo, maar wel doorwerken op de EMU-schuld zoals de rentedragende leningen en het collegegeldkrediet. Het totale bedrag dat wordt geleend stijgt jaarlijks vanwege onder andere de invoering van het studievoorschot.
Bijdrage aan agentschappen
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
Ontvangsten
Het terugbetalingssysteem van leningen is naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet terug te betalen. Voor wie bewust leent, is de studielening hiermee een veilig instrument voor de financiering van onderwijs.
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Hoofdsom (NR) | 583.963 | 657.589 | 707.456 | 759.134 | 819.398 | 882.191 | 951.625 |
Relevante rentedragende lening | 1.124 | 954 | 809 | 686 | 582 | 494 | 419 |
Rente ontvangsten | 126.288 | 109.731 | 106.531 | 102.906 | 107.400 | 118.376 | 129.601 |
Renteloos voorschot | 605 | 575 | 546 | 519 | 493 | 468 | 445 |
Totaal ontvangsten | 711.980 | 768.849 | 815.342 | 863.245 | 927.873 | 1.001.529 | 1.082.090 |
Bron 2016: realisatiegegevens DUO; Bron 2017 – 2022: ramingsmodel SF
Toelichting:
De ontvangsten ontstaan door terugbetaling van studieleningen. De ontvangsten nemen de komende jaren toe, omdat er in eerdere jaren meer is geleend. De terugontvangen hoofdsom is een niet-relevante ontvangst en de ontvangen rente is relevant. De relevante rentedragende lening betreft leningen van vóór 1992; het renteloze voorschot betreft voornamelijk studieleningen die zijn verstrekt vóór 1986 en waarover geen rente verschuldigd is.
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Achterstallig Lager Recht (ALR) | 41.838 | 41.838 | 41.838 | 41.838 | 41.838 | 41.838 | 40.838 |
Reisvergoeding | 35.233 | 35.233 | 35.233 | 35.233 | 35.233 | 35.233 | 35.233 |
Overig | 5.983 | 4.988 | 4.488 | 3.988 | 2.988 | 1.988 | 988 |
Totaal kortlopende vorderingen | 83.054 | 82.059 | 81.559 | 81.059 | 80.059 | 79.059 | 77.059 |
Bron 2016: realisatiegegevens DUO; Bron 2017 – 2022: ramingsmodel SF
Toelichting:
De kortlopende vorderingen ontstaan doordat onterecht ontvangen studiefinanciering wordt teruggevorderd.