Base description which applies to whole site

3.7 Artikel 11. Studiefinanciering

Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hbo, wo en in de beroepsopleidende leerweg de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.

De minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.

Financieren

De minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd; er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering van de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.

Kengetallen

Voor indicatoren/kengetallen over studiefinanciering wordt verwezen naar OCW in Cijfers.

Tabel 41 Normbedragen studiefinanciering 2023 per maand in euro's1
 

Normbedragen ho

 

Normbedragen mbo/bol

 

Uitwonend

Thuiswonend

 

Uitwonend

Thuiswonend

Basisbeurs

€ 302,39

€ 121,33

 

€ 326,16

€ 99,94

Aanvullende beurs

€ 457,60

€ 457,60

 

€ 439,62

€ 413,24

Maximaal leenbedrag

€ 293,67

€ 293,67

 

€ 217,72

€ 217,72

Collegegeldkrediet

€ 192,83

€ 192,83

 

n.v.t

n.v.t.

Totaal

€ 1.246,49

€ 1.065,43

 

€ 983,50

€ 730,90

1

Peildatum 1 september 2024.

De wet herinvoering basisbeurs regelt dat studenten die daar recht op hebben, vanaf 2025 een tegemoetkoming krijgen wanneer zij binnen de diplomatermijn afstuderen. Het bedrag voor de tegemoetkoming wordt verrekend met de studieschuld of uitbetaald, als er geen studieschuld resteert. Ook is de vormgeving van de studievoorschotvouchers per 1 september 2023 aangepast. (Oud-)studenten die daarvoor in aanmerking komen, krijgen voortaan geld of korting op hun studieschuld in plaats van tegoed voor een nieuwe opleiding. Als laatste is de tijdelijke koopkracht-maatregel voor uitwonende studenten per 1 september 2024 afgelopen. Daarnaast zijn in deze begroting de budgettaire gevolgen van de studiefinancieringsmaatregelen uit het hoofdlijnenakkoord opgenomen. Het gaat hierbij om de extra tegemoetkoming voor studenten die hebben gestudeerd onder het leenstelsel en het afschaffen van de OV-vergoeding voor Nederlandse studenten in het buitenland. De extra tegemoetkoming wordt vanaf 2027 uitgekeerd en bedraagt in totaal € 1,4 miljard.

Het budget voor de OV-vergoeding voor Nederlandse studenten in het buitenland is in deze begroting verlaagd met de beoogde besparing van € 4 miljoen in 2026 oplopend tot € 30 miljoen structureel buiten de begrotingshorizon. In deze reeks is nog geen rekening gehouden met de verlaging van het budget die in de Nota van Wijziging op de OCW-begroting 2024 is toegepast als gevolg van de herijking van het studentenreisproduct. Bij Voorjaarsnota 2025 wordt de maatregel opnieuw geraamd en verwerkt met de nieuwe raming van de SF-uitgaven en -ontvangsten. Daarnaast zal er nog een uitvoeringstoets worden uitgevoerd die betrekking heeft op de invoeringsdatum.

Tabel 42 Budgettaire gevolgen van beleid art. 11 (bedragen x € 1.000)1
 

Realisatie

Begroting

 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Verplichtingen

5.242.784

6.293.855

6.601.936

6.123.627

7.349.059

6.026.926

5.962.076

        

Uitgaven

5.242.784

6.293.855

6.601.936

6.123.627

7.349.059

6.026.926

5.962.076

        

Inkomensoverdrachten

2.335.894

2.277.972

2.959.946

2.801.074

4.391.729

3.407.786

3.556.228

Basisbeurs gift (R)

396.474

374.208

421.644

641.802

877.858

1.126.253

1.268.588

Aanvullende beurs gift (R)

715.957

812.511

841.705

907.457

981.321

1.052.597

1.078.817

Reisvoorziening gift (R)

1.020.478

838.489

‒ 152.338

938.320

962.292

971.756

980.823

Caribisch Nederland (R)

2.058

2.177

2.177

2.177

2.177

2.177

2.177

Overige uitgaven (R)

200.344

250.493

195.997

190.129

194.582

169.267

176.662

Studievoorschotvouchers (R)

583

94

755.317

17.520

10.422

0

0

Tegemoetkoming doelgroep leenstelsel

0

0

895.444

103.669

1.363.077

85.736

49.161

Leningen

2.706.755

3.780.449

3.414.501

3.101.618

2.737.677

2.407.127

2.257.771

Basisbeurs Prestatiebeurs (NR)

278.349

1.307.076

914.351

764.394

522.113

275.441

128.313

Aanvullende beurs Prestatiebeurs (NR)

82.140

344.727

312.425

245.593

171.707

104.539

78.664

Reisvoorziening (NR)

249.169

117.079

115.145

99.350

76.327

71.105

84.407

Rentedragende lening (NR)

1.899.591

1.781.125

1.850.561

1.778.663

1.762.301

1.758.216

1.773.041

Collegegeldkrediet (NR)

180.340

211.828

208.284

205.175

202.757

201.403

200.759

Leven Lang Leren krediet (NR)

21.076

22.898

22.961

22.962

22.963

22.964

22.963

Overige uitgaven (NR)

‒ 3.910

‒ 4.284

‒ 9.226

‒ 14.519

‒ 20.491

‒ 26.541

‒ 30.376

Bijdrage aan agentschappen

200.135

235.434

227.489

220.935

219.653

212.013

148.077

Dienst Uitvoering Onderwijs

200.135

235.434

227.489

220.935

219.653

212.013

148.077

        

Ontvangsten

1.504.908

1.641.724

1.804.068

1.873.520

1.952.071

2.037.128

2.118.589

Ontvangen rente (R)

57.933

154.797

275.932

304.462

340.070

381.457

418.219

Ontvangsten Caribisch Nederland (R)

29.474

20.042

19.996

18.954

18.916

18.880

18.848

Overige ontvangsten (R)

627

721

736

750

765

781

795

Terugontvangen lening (NR)

1.416.843

1.466.133

1.507.373

1.549.323

1.592.289

1.635.979

1.680.696

Ontvangsten Caribisch Nederland (NR)

31

31

31

31

31

31

31

1

Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant.

Tabel 43 Indeling Budgettaire gevolgen van beleid naar Relevant en Niet-relevant (bedragen x € 1.000)
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

relevante uitgaven

2.536.029

2.513.406

3.189.513

3.024.132

3.316.600

3.575.091

3.679.773

niet relevante uitgaven

2.706.755

3.780.449

3.414.501

3.101.618

2.737.677

2.407.127

2.257.771

relevante ontvangsten

88.034

175.560

296.664

324.166

359.751

401.118

437.862

niet relevante ontvangsten

1.416.874

1.466.164

1.507.404

1.549.354

1.592.320

1.636.010

1.680.727

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 11 is voor 2025 100 procent juridisch verplicht op basis van de Wet studiefinanciering 2000. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. De geraamde uitgaven Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de Wet.

Tabel 44 Geschatte budgetflexibiliteit
 

2025

juridisch verplicht

100,0%

bestuurlijk gebonden

 

beleidsmatig gereserveerd

 

nog niet ingevuld/vrij te besteden

 

Toelichting

Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het uitgavenplafond. Uitgangspunt in de begrotingsregels is dat uitgaven die relevant zijn voor het EMU-saldo ook relevant zijn voor het uitgavenplafond. Zoals opgenomen in Miljoenennota 2022 is de behandeling van prestatiebeurzen voor het EMU-saldo veranderd door gewijzigde inzichten van Eurostat en daarmee CBS. De relevante uitgaven in deze begroting worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en uitgekeerde prestatiebeurs die wordt omgezet in een gift. In deze begroting van OCW worden de prestatiebeursuitgaven als niet-relevant behandeld (zolang die nog niet zijn omgezet in een gift); in de weergave van het EMU-saldo worden zij wel als relevant weergegeven, middels een correctie op het EMU-saldo. Overige niet-relevante uitgaven zijn de rentedragende leningen. Deze uitgaven zijn niet-relevant voor het uitgavenplafond, maar worden wel meegerekend in de EMU-schuld. De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van de rentedragende leningen.

Inkomensoverdrachten

Basisbeurs

Om de financiële toegankelijkheid tot het onderwijs te garanderen is er een basisbeurs voor mbo-studenten van achttien jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg (bol) en studenten op het hbo en wo.

Voor studenten in de bol niveau 1 en 2 is de basisbeurs direct een gift. Studenten in de bol niveau 1 en 2 vallen niet onder het prestatiebeursregime omdat studenten op deze niveaus nog niet over een startkwalificatie beschikken. Voor wie er niet in slaagt een startkwalificatie te halen, wordt het terugbetalen van de prestatiebeurs al snel problematisch. Door het beschikbaar stellen van de basisbeurs in de vorm van een gift, worden financiële belemmeringen weggenomen voor studenten in de bol niveau 1 en 2.

Studenten in de bol niveau 3 en 4 en studenten in het hbo en wo hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. De prestatiebeurs is voor hen een lening, die wordt omgezet in een gift indien de opleiding met succes wordt afgerond binnen tien jaar na het eerste moment waarop studiefinanciering is opgenomen. Het prestatiebeursregime stimuleert hen daarmee om af te studeren.

Tabel 45 Totaal aantal studenten met studiefinanciering (vanaf 2021 afgeronde raming)1
 

20232

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Studenten met basisbeurs

655.956

638.700

629.900

626.200

623.600

625.000

625.700

bol

191.377

185.000

189.800

196.600

202.600

207.500

210.100

hbo

287.711

277.500

266.800

258.300

252.000

248.400

245.900

wo

176.868

176.200

173.300

171.300

169.000

169.100

169.700

Studenten zonder basisbeurs

143.649

145.200

148.200

151.400

150.500

150.300

150.100

bol

19.876

19.200

19.700

20.400

21.000

21.500

21.700

hbo

61.967

60.800

59.800

59.100

57.800

57.000

56.400

wo

61.806

65.200

68.700

71.900

71.700

71.800

72.000

Totaal

799.605

783.900

778.100

777.600

774.100

775.300

775.800

1

Bron 2023: realisatiegegevens DUO. Bron 2024 – 2029: ramingsmodel SF.

2

Studenten die per september 2023 een basisbeurs ontvangen worden naar verhouding van het aantal maanden meegeteld.

Toelichting

Deze gegevens laten het verwachte gebruik zien van de regeling. Het aantal studenten met studiefinanciering volgt het aantal voltijdsstudenten in het hbo, wo en de bol, maar ligt lager omdat niet iedere student die ingeschreven is ook daadwerkelijk aanspraak maakt op studiefinanciering.

Naast de groep studenten met een basisbeurs is er een groep die geen aanspraak meer kan maken op de basisbeurs (omdat de maximale duur is verbruikt), maar (nog) wel recht heeft op een lening en eventueel de reisvoorziening.

Zoals toegelicht in de tabel zijn voor het hbo en wo, vanwege de herinvoering van de basisbeurs in september 2023, de aantallen alleen gebaseerd op realisatiecijfers tussen september en december 2023. Hiervoor is gekozen om een betere vergelijking met latere jaren mogelijk te maken. De gegevens zijn inclusief aantallen studenten die met meeneembare studiefinanciering een volledige opleiding in het buitenland volgen.

Tabel 46 Uitgaven basisbeurs gift (bedragen x € 1.000)1
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Uitbetaalde basisbeurs gift

71.253

90.053

81.948

85.957

88.151

89.375

89.293

bol

70.503

84.181

77.353

81.395

83.618

84.855

84.773

hbo

‒ 794

1.317

1.038

1.007

985

971

961

wo

1.543

4.554

3.557

3.554

3.547

3.548

3.559

Naar gift omgezette basisbeurs prestatiebeurs

325.221

284.155

339.696

555.845

789.707

1.036.878

1.179.295

bol

203.663

201.195

207.413

213.801

216.658

220.423

221.171

hbo

59.872

39.980

69.878

186.646

313.414

445.101

523.467

wo

61.686

42.979

62.406

155.397

259.634

371.353

434.657

Totaal

396.474

374.208

421.644

641.802

877.858

1.126.253

1.268.588

1

Bron 2023: realisatiegegevens DUO; Bron 2024 – 2029: ramingsmodel SF.

Toelichting

In tabel 46 worden de geraamde relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. De hoogte van de basisbeurs is genormeerd en wordt verstrekt gedurende de nominale studieduur. Als gevolg van de herinvoering van de basisbeurs stijgen de omzettingen van prestatiebeurs naar gift in het hbo en wo. De oploop in de uitgaven komt door de prestatiebeurssystematiek. De basisbeurs wordt in eerste instantie verstrekt in de vorm van een lening. Bij het behalen van een diploma wordt de prestatiebeurs omgezet in een gift. Op dat moment drukken de uitgaven ook op de begroting als relevante uitgaven.

De verhoging van de uitwonendenbeurs gedurende het studiejaar 2023-2024 zorgt voor hogere uitgaven aan giften zowel in het bol als in het hbo en wo in 2023 en 2024.

Aanvullende beurs

In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de opleiding van hun kinderen. Daarom wordt rekening gehouden met een zogenoemde ouderlijke bijdrage. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studenten een extra financiële belemmering. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt die afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.

Studenten in de bol niveau 1 en 2 met recht op aanvullende beurs krijgen dit direct als gift, aangezien zij nog geen startkwalificatie hebben bereikt.

Studenten in de bol niveau 3 en 4 en in het hbo en wo met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste 5 maanden krijgen de studenten in het hbo en wo de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Studenten in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste 12 maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.

Vanaf studiejaar 2023/2024 is de wet herinvoering basisbeurs in werking getreden. In het hbo en wo krijgen, als onderdeel van deze wet, meer studenten recht op een aanvullende beurs, omdat de inkomensgrens daarvoor is verhoogd vanaf 1 januari 2024.

Tabel 47 Totaal aantal studenten met een aanvullende beurs (vanaf 2022 afgeronde raming)1
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

bol

98.992

105.500

108.900

112.800

116.100

118.600

119.900

hbo

88.755

128.200

126.000

122.000

119.100

117.400

116.200

wo

35.730

55.500

55.800

55.200

54.500

54.600

54.700

Totaal

223.477

289.200

290.700

290.000

289.700

290.600

290.800

1

Bron 2023: realisatiegegevens DUO; Bron 2024 – 2029: ramingsmodel SF.

Toelichting

Deze tabel laat het aantal studenten met een aanvullende beurs zien. In de bol wordt vaker een beroep gedaan op de aanvullende beurs dan in het hbo en in het hbo vaker dan in het wo. Vanaf 2024 neemt het aantal studenten met een aanvullende beurs in het hbo en wo toe vanwege de verruiming van de inkomensgrens.

Tabel 48 Uitgaven aanvullende beurs gift (bedragen x € 1.000)1
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Uitbetaalde aanvullende beurs gift

258.228

331.996

340.916

348.864

354.521

358.204

359.044

bol

204.678

236.478

247.750

257.660

264.757

269.315

270.708

hbo

39.153

67.754

65.341

63.394

62.013

61.125

60.487

wo

14.397

27.764

27.825

27.810

27.751

27.764

27.849

Naar gift omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs

457.729

480.515

500.789

558.593

626.800

694.393

719.773

bol

144.419

141.397

142.292

151.565

160.769

171.926

186.977

hbo

221.699

242.425

253.827

278.407

308.895

337.276

350.555

wo

91.611

96.690

104.670

128.622

157.133

185.191

182.241

Totaal

715.957

812.511

841.705

907.457

981.321

1.052.597

1.078.817

1

Bron 2023: realisatiegegevens DUO; Bron 2024– 2029 ramingsmodel SF.

Toelichting

In de tabel 48 worden de geraamde relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. De hoogte van de aanvullende beurs is genormeerd. Voor studenten in de bol is de aanvullende beurs, naast het inkomen van de ouders, onder meer afhankelijk van de woonsituatie van de studerende; een thuis- of uitwonende student ontvangt maximaal respectievelijk € 413,24 of € 439,62 (zie tabel 41).

De hoogte van de maximale aanvullende beurs voor studenten in het hbo en wo is € 457,60. De woonsituatie van de studerende (thuis- of uitwonend) is dan niet bepalend voor de hoogte van de aanvullende beurs.

In tabel 48 is een duidelijke stijging van de uitgaven aan aanvullende beurs te zien. Deze komen voornamelijk doordat de uitgaven voor een groot deel afhankelijk zijn de prijsontwikkeling en door de verruiming van inkomensgrens van de aanvullende beurs in het hbo en wo. Daarnaast heeft DUO diverse maatregelen getroffen om het niet-gebruik van de aanvullende beurs tegen te gaan. Dit zorgt ook voor een stijging in de uitgaven van de aanvullende beurs op alle onderwijsniveaus. Daarnaast is de ontwikkeling in het aantal studenten met minder draagkrachtige ouders en de deelname aan het onderwijs hier van invloed. Ook exogene factoren spelen een rol, zoals de ontwikkeling van de conjunctuur en de daarmee samenhangende inkomensontwikkeling.

De oploop in de uitgaven komt door de prestatiebeurssystematiek (in hbo, wo en bol 3-4). De aanvullende beurs wordt in eerste instantie verstrekt in de vorm van een lening. Bij het behalen van een diploma wordt de prestatiebeurs omgezet in een gift. Op dat moment drukken de uitgaven ook op de begroting als relevante uitgaven.

Reisvoorziening

Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.

Tabel 49 Totaal aantal studenten met reisvoorziening (vanaf 2021 afgeronde raming)1
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Aantal gebruikers van het reisrecht

794.314

790.100

800.800

802.800

793.400

786.400

786.000

bol minderjarig

102.644

104.800

108.900

109.700

108.800

108.000

106.100

bol

192.237

184.900

189.300

196.100

203.000

208.300

211.400

ho

499.433

500.400

502.600

497.000

481.600

470.100

468.500

Aantal RBS

15.627

16.000

15.700

15.700

15.500

15.500

15.500

bol

1.764

1.800

1.800

1.900

1.900

2.000

2.000

ho

13.863

14.200

13.900

13.800

13.600

13.500

13.500

Totaal

809.941

806.100

816.500

818.500

808.900

801.900

801.500

1

Bron 2023: realisatiegegevens DUO; Bron 2024 – 2029: ramingsmodel SF.

Toelichting

De reisvoorziening kan in twee vormen worden toegekend: een reisproduct op een persoonlijke ov-chipkaart (week- of weekendabonnement) of een financiële vergoeding voor studenten die studeren in het buitenland (reisvergoeding buitenland studerenden, RBS).

Voltijdstudenten in het hbo en wo kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studie en één uitloopjaar.

Studenten in de bol kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studie en drie uitloopjaren. Minderjarige bol studenten hebben ook recht op de reisvoorziening.

De reisvoorziening is onderdeel van de prestatiebeurs voor studenten in de bol niveau 3 en 4 en voor studenten in het hbo en wo. Voor studenten in de bol niveau 1 en 2 wordt de reisvoorziening direct als gift verstrekt.

In de tabel met het totaal aantal studenten met een reisvoorziening is nog geen rekening gehouden met het effect van de nieuwe maatregel uit het hoofdlijnenakkoord om de RBS af te schaffen. Dit komt omdat er nog geen duidelijkheid is over het moment en manier van afschaffen.

Tabel 50 Uitgaven reisvoorziening (bedragen x € 1.000)1
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Uitbetaalde reisvoorziening gift

99.738

98.123

102.327

104.404

107.871

111.111

113.570

bol

79.915

76.690

80.569

83.817

86.985

89.845

91.852

ho

19.823

21.433

21.758

20.587

20.886

21.266

21.718

Naar gift omgezette reisvoorziening prestatiebeurs

774.497

833.704

863.816

895.779

916.099

923.104

930.054

bol

270.428

277.194

279.358

287.550

295.457

301.203

315.059

ho

504.069

556.510

584.458

608.229

620.641

621.901

614.995

Bijdrage studerenden aan OV-contract

‒ 1.157.949

‒ 1.086.731

‒ 1.121.429

‒ 1.145.500

‒ 1.151.608

‒ 1.162.973

‒ 1.185.127

bol

‒ 430.595

‒ 401.885

‒ 421.914

‒ 441.389

‒ 459.075

‒ 474.971

‒ 486.375

ho

‒ 727.354

‒ 684.846

‒ 699.515

‒ 704.111

‒ 692.533

‒ 688.002

‒ 698.752

Kosten contract OV-bedrijven

1.304.192

993.392

2.949

1.083.637

1.089.930

1.100.514

1.122.326

Totaal reisvoorziening

1.020.478

838.489

‒ 152.338

938.320

962.292

971.756

980.823

1

Bron 2023: realisatiegegevens DUO; Bron 2024 – 2029: ramingsmodel SF.

Toelichting

Bij de kosten contract ov-bedrijven zijn de jaarlijkse kosten lastig met elkaar te vergelijken. Dit heeft te maken met de verschillende kasschuiven. Contractueel is vastgelegd dat het Ministerie van OCW de vergoeding voor de ov-studentenkaart uiterlijk medio januari van het betreffende jaar aan de vervoerbedrijven betaalt. Door de betaling aan de vervoerbedrijven (gedeeltelijk) al aan het eind van het voorafgaande jaar in plaats van aan het begin van het betreffende jaar te doen, kan zonder af te wijken van de afspraken met de vervoerbedrijven, een bijdrage worden geleverd aan de optimalisering van de kasritmes van de Staat over de jaren heen.

Er heeft een kasschuif van € 1 miljard plaatsgevonden van 2024 naar 2023. Ook vindt er een kasschuif plaats van € 1 miljard van 2025 naar 2024. Omdat er (vooralsnog) geen kasschuif plaatsvindt van 2026 naar 2025, zijn de kosten contract ov-bedrijven voor 2025 veel lager dan andere jaren.

In de tabel is de financiele reeks uit het hoofdlijnenakkoord voor het afschaffen van de RBS verwerkt.

Tegemoetkoming

De wet herinvoering basisbeurs regelt dat studenten die daar recht op hebben, vanaf 2025 een tegemoetkoming krijgen wanneer zij binnen de diplomatermijn afstuderen. De tegemoetkoming is bedoeld voor studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd. De student ontvangt een tegemoetkoming voor elke maand dat die onder het leenstelsel heeft gestudeerd. Daarbij geldt een minimale periode van 12 maanden die men onder het leenstelsel moet hebben gestudeerd. In de wet is het per maand beschikbare bedrag voor de tegemoetkoming opgenomen van € 32,91 per 1 januari 2024. Naar schatting zullen er ongeveer 916.500 studenten gebruik maken van deze regeling. De financiële reeks voor de tegemoetkoming, is in tabel 42 opgenomen. Daarnaast zijn er in deze reeks de middelen opgenomen voor de extra tegemoetkoming uit het hoofdlijnenakkoord. Deze wordt naar verwachting vanaf 2027 uitgekeerd.

Studievoorschotvouchers

In de wet herinvoering basisbeurs is de vorm van de studievoorschotvouchers aangepast. De doelgroep van de studievoorschotvouchers betreft studenten die in de collegejaren 2015-2016 tot en met 2018-2019 voor het eerst een opleiding met studiefinanciering zijn gaan doen en daarvoor binnen de diplomatermijn een diploma hebben behaald. De resulterende tegemoetkoming bedraagt circa € 2020 (prijspeil 2024) per student. Naar schatting maken 374.000 studenten gebruik van deze regeling. De financiële reeks voor de studievoorschotvouchers is in tabel 42 opgenomen.

Overige uitgaven

De geraamde overige uitgaven omvatten voornamelijk technische posten, waaronder kortlopende vorderingen als gevolg onterechte verstrekte beurzen en kwijtscheldingen. Tot en met 2027 zijn de overige uitgaven hoger doordat er in deze jaren in de raming rekening is gehouden met kwijtschelding als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire.

Leningen

Onder de niet-relevante uitgaven vallen de uitgaven die niet-relevant zijn voor het EMU-saldo, maar wel doorwerken op de EMU-schuld. Het betreft hier de prestatiebeurzen, de rentedragende leningen, het collegegeldkrediet en het levenlanglerenkrediet.

Basisbeurs

Vanaf studiejaar 2023/2024 ontvangen studenten in het hbo en wo, die nog aanspraak maken op studiefinanciering, weer een basisbeurs. Deze studenten en de studenten in de bol niveau 3 en 4 hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime.

Tabel 51 Uitgaven basisbeurs prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)1
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Uitbetaalde basisbeurs

687.024

1.695.852

1.359.669

1.343.544

1.330.825

1.329.454

1.329.715

bol

240.451

271.709

251.480

259.638

268.015

274.762

279.106

hbo

236.012

766.486

609.174

590.272

575.594

567.289

561.548

wo

213.851

657.658

499.015

493.635

487.217

487.404

489.062

toeslagenaffaire

‒ 3.288

      

Naar gift omgezette basisbeurs prestatiebeurs

‒ 325.221

‒ 284.154

‒ 339.697

‒ 555.844

‒ 789.706

‒ 1.036.877

‒ 1.179.296

bol

‒ 203.663

‒ 201.194

‒ 207.413

‒ 213.801

‒ 216.658

‒ 220.423

‒ 221.171

hbo

‒ 59.872

‒ 39.980

‒ 69.878

‒ 186.646

‒ 313.414

‒ 445.101

‒ 523.467

wo

‒ 61.686

‒ 42.979

‒ 62.406

‒ 155.397

‒ 259.634

‒ 371.353

‒ 434.657

Naar lening omgezette basisbeurs prestatiebeurs

‒ 83.454

‒ 104.622

‒ 105.621

‒ 23.306

‒ 19.006

‒ 17.136

‒ 22.106

bol

‒ 10.775

‒ 15.806

‒ 16.806

‒ 16.806

‒ 16.806

‒ 16.806

‒ 16.806

hbo

‒ 63.958

‒ 78.724

‒ 78.724

‒ 5.000

‒ 1.500

‒ 300

‒ 300

wo

‒ 8.721

‒ 10.091

‒ 10.091

‒ 1.500

‒ 700

‒ 30

‒ 5.000

Totaal

278.349

1.307.076

914.351

764.394

522.113

275.441

128.313

1

Bron 2023: realisatiegegevens DUO; Bron 2024 – 2029: ramingsmodel SF.

Toelichting

In tabel 51 worden de geraamde niet-relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. Als gevolg van de herinvoering van de basisbeurs in september 2023 zijn de uitgaven in 2023 voor hbo en wo lager in vergelijking met latere jaren. De tijdelijke koopkrachtmaatregel voor uitwonende studenten gedurende het studiejaar 2023-2024 zorgt voor hogere toekenningen zowel in het bol als in het ho in 2023 en 2024.

Tabel 52 Uitgaven aanvullende beurs prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)1
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Uitbetaalde aanvullende beurs

585.703

883.107

873.706

864.679

858.995

859.423

859.928

bol

167.350

221.114

225.168

232.231

239.591

245.712

249.610

hbo

295.940

443.597

433.722

420.099

409.844

404.023

399.923

wo

123.586

218.394

214.817

212.347

209.559

209.688

210.395

 

‒ 1.174

      

Naar gift omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs

‒ 457.729

‒ 480.512

‒ 500.790

‒ 558.595

‒ 626.797

‒ 694.393

‒ 719.773

bol

‒ 144.419

‒ 141.397

‒ 142.292

‒ 151.565

‒ 160.769

‒ 171.926

‒ 186.977

hbo

‒ 221.699

‒ 242.425

‒ 253.828

‒ 278.408

‒ 308.895

‒ 337.276

‒ 350.555

wo

‒ 91.611

‒ 96.690

‒ 104.670

‒ 128.622

‒ 157.133

‒ 185.191

‒ 182.241

Naar lening omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs

‒ 45.834

‒ 57.867

‒ 60.491

‒ 60.491

‒ 60.491

‒ 60.491

‒ 61.491

bol

‒ 9.840

‒ 13.476

‒ 14.476

‒ 14.476

‒ 14.476

‒ 14.476

‒ 14.476

hbo

‒ 26.587

‒ 33.566

‒ 33.566

‒ 33.566

‒ 33.566

‒ 33.566

‒ 33.566

wo

‒ 9.407

‒ 10.825

‒ 12.449

‒ 12.449

‒ 12.449

‒ 12.449

‒ 13.449

Totaal

82.140

344.727

312.425

245.593

171.707

104.539

78.664

1

Bron 2023: realisatiegegevens DUO; Bron 2024 – 2029: ramingsmodel SF.

Aanvullende beurs

Studenten in de bol niveau 3 en 4 en het hbo en wo met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste 5 maanden krijgen de studenten in het ho de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Studenten in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste 12 maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.

Als gevolg van de prijsontwikkeling en de verruiming van inkomensgrens van de aanvullende beurs in het hbo en wo, zijn de uitgaven aan toekenningen in het bol en hbo en wo vanaf 2024 gestegen.

Toelichting

In tabel 52 worden de geraamde niet-relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. Voor het verloop van deze uitgaven gelden dezelfde factoren als voor de relevante uitgaven aan de aanvullende beurs.

Reisvoorziening

Tabel 53 Uitgaven reisvoorziening prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)1
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Uitbetaalde reisvoorziening

1.073.503

1.011.472

1.042.197

1.062.648

1.065.599

1.074.111

1.094.238

bol

351.089

327.671

343.926

359.940

374.585

387.733

397.218

ho

724.129

683.801

698.271

702.708

691.014

686.379

697.019

toeslagenaffaire

‒ 1.715

      

Naar gift omgezette reisvoorziening prestatiebeurs

‒ 774.497

‒ 833.703

‒ 863.816

‒ 897.948

‒ 922.236

‒ 935.202

‒ 942.113

bol

‒ 270.428

‒ 277.193

‒ 279.358

‒ 287.688

‒ 296.105

‒ 302.646

‒ 316.515

ho

‒ 504.069

‒ 556.510

‒ 584.458

‒ 610.260

‒ 626.131

‒ 632.556

‒ 625.598

Naar lening omgezette reisvoorziening prestatiebeurs

‒ 49.837

‒ 60.690

‒ 63.236

‒ 65.350

‒ 67.035

‒ 67.804

‒ 67.717

bol

‒ 6.998

‒ 10.174

‒ 10.194

‒ 10.285

‒ 10.529

‒ 10.715

‒ 11.260

ho

‒ 42.839

‒ 50.516

‒ 53.042

‒ 55.065

‒ 56.506

‒ 57.089

‒ 56.457

Totaal reisvoorziening

249.169

117.079

115.145

99.350

76.327

71.105

84.407

1

Bron 2023: realisatiegegevens DUO; Bron 2024 – 2029: ramingsmodel SF.

Toelichting

In tabel 53 worden de geraamde niet-relevante uitgaven voor de reisvoorziening gepresenteerd.

Tabel 54 Relevante ontvangsten (bedragen x € 1.000)1
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Ontvangen rente

57.933

154.797

275.932

304.462

340.070

381.457

418.219

Overige ontvangsten

29.474

20.042

19.996

18.954

18.916

18.880

18.848

Langlopende vorderingen

598

552

506

464

426

390

358

Kortlopende vorderingen

28.876

19.490

19.490

18.490

18.490

18.490

18.490

Ontvangsten Caribisch Nederland

627

721

736

750

765

781

795

Totaal relevante ontvangsten

88.034

175.560

296.664

324.166

359.751

401.118

437.862

1

Bron 2023: realisatiegegevens DUO; Bron 2024 – 2029: ramingsmodel SF

Toelichting rentedragende lening, collegegeldkrediet en levenlanglerenkrediet

Naast de studiebeurzen kunnen studenten ook geld lenen bij DUO. De afgelopen jaren daalt het percentage studenten dat gebruik maakt van een lening. Daarnaast heeft de herinvoering van de basisbeurs ervoor gezorgd dat er minder studenten zijn gaan lenen. Ook wordt er een lager bedrag geleend. De uitgaven aan de rentedragende lening, het collegegeldkrediet en het levenlanglerenkrediet groeien mee met de raming van de studentenaantallen.

Bijdrage aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel. Hier zit ook de HLA taakstelling van 0,5% in.

Ontvangsten

Leningen worden terugbetaald naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet of minder terug te betalen. Voor wie bewust leent, is de studielening hiermee een veilig instrument voor de financiering van onderwijs.

Relevante ontvangsten

De relevante ontvangsten bestaan uit verschillende posten, waarvan de ontvangen rente de grootste is. Het rentepercentage op studieleningen is sinds 2023 weer positief. De rente wordt voor studenten na afstuderen eens per 5 jaar vastgesteld. De komende jaren komt er naar verwachting dus telkens een nieuw cohort bij die rente moet gaan betalen. Hierdoor lopen de renteontvangsten de komende jaren op. De overige relevante ontvangsten bestaan voor het grootste deel uit ontvangsten op de kortlopende vorderingen, die ontstaan doordat onterecht ontvangen studiefinanciering wordt teruggevorderd. De ontvangsten op langlopende vorderingen bestaan uit leningen van vóór 1992 waarover geen rente verschuldigd is. De ontvangsten Caribisch Nederland betreft ontvangsten op leningen die verstrekt zijn aan studenten uit het Caribisch gebied. 

De niet-relevante ontvangsten ontstaan door terugbetaling van de hoofdsom op studieleningen. De ontvangsten nemen de komende jaren toe, omdat er in eerdere jaren meer en vaker is geleend.

Licence