Base description which applies to whole site

3.7 Artikel 11. Studiefinanciering

Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.

De Minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.

Financieren

De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd; er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering van de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.

Kengetallen

Voor indicatoren/kengetallen over studiefinanciering wordt verwezen naar OCW in Cijfers.

Tabel 43 Normbedragen studiefinanciering 2023 per maand in euro's1
 

Normbedragen ho

 

Normbedragen mbo/bol

 

Uitwonend

Thuiswonend

 

Uitwonend

Thuiswonend

Basisbeurs2

€ 274,90

€ 110,30

 

€ 296,51

€ 90,85

Aanvullende beurs3

€ 416,00

€ 416,00

 

€ 405,23

€ 381,25

Maximaal leenbedrag

€ 957,87

€ 793,27

 

€ 197,93

€ 197,93

Collegegeldkrediet

€ 192,83

€ 192,83

 

n.v.t

n.v.t.

Totaal

€ 1.841,60

€ 1.512,40

 

€ 899,67

€ 670,03

1

Peildatum 1 september 2023.

2

In studiejaar 2023/2024 wordt de basisbeurs voor uitwonende studenten met € 164,30 per maand verhoogd.

3

Vanaf 1 januari 2024 wordt de aanvullende beurs verbreed, tegelijkertijd gaat de maximale aanvullende beurs gaat dan naar € 416 euro per maand.

Vanaf studiejaar 2023/2024 ontvangen studenten in het hoger onderwijs (ho), die nog aanspraak maken op studiefinanciering, weer een basisbeurs. Vanaf 1 januari 2024 krijgen daarnaast meer studenten in het hoger onderwijs recht op een aanvullende beurs, omdat de inkomensgrens daarvoor wordt verhoogd. Komend jaar wordt verder gewerkt aan de tegemoetkoming voor studenten die geen basisbeurs hebben gehad. Studenten die daar recht op hebben, krijgen vanaf 2025 de tegemoetkoming wanneer zij binnen de diplomatermijn afstuderen. Ook is de vorm van de studievoorschotvouchers aangepast.

Voor studenten in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) geldt dat voor studenten die vanaf studiejaar 2023/2024 voor het eerst studiefinanciering ontvangen dezelfde terugbetalingsvoorwaarden als in het ho gaan gelden. Ook vervalt de bijverdiengrens en wordt de 1-februari-regeling voor mbo-studenten die doorstromen naar het hoger beroepsonderwwijs (hbo) verruimd.

Het kabinet heeft daarnaast besloten om voor het studiejaar 2023/2024 de basisbeurs voor uitwonende studenten te verhogen met € 164,30 per maand. Deze verhoging geldt voor de duur van één jaar en voor zowel mbo- als ho-studenten. Deze maatregel is onderdeel van het pakket aan koopkrachtmaatregelen.

Tabel 44 Budgettaire gevolgen van beleid art. 11 (bedragen x € 1.000)1
  

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

5.330.402

6.676.369

6.283.902

8.596.917

7.205.307

7.253.257

7.218.125

         

Uitgaven

5.330.402

6.676.369

6.283.902

8.596.917

7.205.307

7.253.257

7.218.125

         

Inkomensoverdracht

2.338.730

2.478.310

1.365.838

4.088.868

2.974.078

3.277.653

3.614.471

Basisbeurs gift (R)

494.769

400.742

381.474

433.882

681.712

944.117

1.214.998

Aanvullende beurs gift (R)

714.952

754.716

790.816

824.432

882.581

934.756

994.790

Reisvoorziening gift (R)

904.442

993.732

16.735

1.075.291

1.144.183

1.167.713

1.224.701

Tegemoetkoming (R)

 

0

0

0

862.281

99.830

63.630

37.301

Studievoorschotvouchers (R)

 

46

1.065

91

726.880

16.871

10.036

0

Caribisch Nederland gift (R)

2.683

3.101

3.101

3.101

3.101

3.101

3.101

Overige uitgaven (R)

221.838

324.954

173.621

163.001

145.800

154.300

139.580

Leningen

2.837.164

3.995.442

4.706.920

4.299.307

4.030.116

3.777.481

3.481.881

Basisbeurs prestatiebeurs (NR)

‒ 262.141

396.192

1.273.711

877.243

740.431

501.969

225.694

Aanvullende beurs prestatiebeurs (NR)

127.858

198.220

354.348

317.641

262.183

215.504

159.357

Reisvoorziening (NR)

182.661

308.260

274.413

249.570

204.124

199.709

169.265

Rentedragende lening (NR)

2.600.355

2.769.186

2.503.933

2.558.856

2.530.708

2.576.743

2.629.511

Collegegeldkrediet (NR)

161.364

296.377

298.972

299.091

298.563

297.948

297.725

Leven lang leren krediet (NR)

21.197

25.917

28.080

30.243

30.244

30.245

30.246

Overige uitgaven (NR)

5.870

1.290

‒ 26.537

‒ 33.337

‒ 36.137

‒ 44.637

‒ 29.917

Bijdrage aan agentschappen

154.508

202.617

211.144

208.742

201.113

198.123

121.773

Dienst Uitvoering Onderwijs

154.443

202.617

211.144

208.742

201.113

198.123

121.773

Dienst Uitvoering Onderwijs

65

      

Ontvangsten

1.233.544

1.400.270

1.600.852

1.783.908

1.843.963

1.904.230

1.966.318

Ontvangsten (R)

69.047

81.654

222.060

347.300

347.958

346.868

345.856

 

Ontvangen rente (R)

41.693

60.296

200.690

325.914

327.551

326.434

325.391

 

Overige ontvangsten (R)

26.897

20.867

20.842

20.818

19.797

19.778

19.760

 

Ontvangsten Caribisch Nederland (R )

457

491

528

568

610

656

705

Ontvangsten (NR)

1.164.497

1.318.616

1.378.792

1.436.608

1.496.005

1.557.362

1.620.462

 

Terugontvangen lening (NR)

1.164.497

1.318.616

1.378.792

1.436.608

1.496.005

1.557.362

1.620.462

1

Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant.

Tabel 45 Indeling Budgettaire gevolgen van beleid naar Relevant en Niet-relevant (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

relevante uitgaven

2.493.238

2.683.239

1.574.670

4.297.610

3.175.191

3.475.776

3.736.244

niet relevante uitgaven

2.837.164

3.995.442

4.706.920

4.299.307

4.030.116

3.777.482

3.481.881

relevante ontvangsten

69.047

81.654

222.060

347.300

347.958

346.868

345.856

niet relevante ontvangsten

1.164.497

1.318.616

1.378.792

1.436.608

1.496.005

1.557.362

1.620.462

Budgetflexibiliteit
Tabel 46 Geschatte budgetflexibiliteit
  
 

2024

juridisch verplicht

100%

bestuurlijk gebonden

0%

beleidsmatig gereserveerd

0%

Van het totale budget voor artikel 11 is voor 2024 100 procent juridisch verplicht op basis van de Wet studiefinanciering 2000. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. De geraamde uitgaven Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de Wet.

Toelichting

Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het uitgavenplafond. Uitgangspunt in de begrotingsregels is dat uitgaven die relevant zijn voor het EMU-saldo ook relevant zijn voor het uitgavenplafond. Zoals opgenomen in Miljoenennota 2022 is de behandeling van prestatiebeurzen voor het EMU-saldo veranderd door gewijzigde inzichten van Eurostat en daarmee het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

De relevante uitgaven in deze begroting worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en uitgekeerde prestatiebeurs die wordt omgezet in een gift. In deze begroting van het Ministerie van OCW worden de prestatiebeursuitgaven als niet-relevant behandeld (zolang die nog niet zijn omgezet in een gift); in de weergave van het EMU-saldo worden zij wel als relevant weergegeven, middels een correctie op het EMU-saldo.

Overige niet-relevante uitgaven zijn de rentedragende leningen. Deze uitgaven zijn niet-relevant voor het uitgavenplafond, maar worden wel meegerekend in de EMU-schuld. De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van de rentedragende leningen.

Met ingang van studiejaar 2023/2024 is het wetsvoorstel herinvoering basisbeurs in werking getreden. In de ontwerpbegroting 2023 stonden de bedragen uit dit wetsvoorstel verwerkt op het instrument herinvoering basisbeurs. In deze ontwerpbegroting zijn de bedragen van het wetsvoorstel toegerekend aan de verschillende financiële instrumenten zoals de basisbeurs en de aanvullende beurs.

Inkomensoverdrachten

Basisbeurs

Vanaf studiejaar 2023/2024 ontvangen studenten in het hoger onderwijs, die aan de gestelde voorwaarden voldoen, een basisbeurs. Naar aanleiding van de uitzonderlijk hoge inflatie van 2022 wordt de basisbeurs voor uitwonenden verhoogd met € 164,30 gedurende het studiejaar 2023/2024.

Voor mbo-studenten van achttien jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg (bol) is de basisbeurs onveranderd gebleven. Om voor deze groep de financiële toegankelijkheid tot het onderwijs te garanderen, ontvangen zij een bijdrage in de vorm van een basisbeurs. Voor studenten in de bol niveau 1 en 2 is de basisbeurs direct een gift. Deze studenten vallen niet onder het prestatiebeursregime omdat studenten op deze niveaus nog niet over een startkwalificatie beschikken. Voor wie er niet in slaagt een startkwalificatie te halen, wordt het terugbetalen van de prestatiebeurs al snel problematisch. Door het beschikbaar stellen van de basisbeurs in de vorm van een gift, draagt dit bij aan het wegnemen van financiële belemmeringen voor studenten in de bol niveau 1 en 2.

Studenten in de bol niveau 3 en 4 en studenten in het ho hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. Het prestatiebeursregime geeft hen een prikkel om de opleiding binnen 10 jaar na de eerst opgenomen studiefinanciering met succes af te ronden.

Tabel 47 Totaal aantal studenten met studiefinanciering (vanaf 2021 afgeronde raming)1
 

2022

20232

2024

2025

2026

2027

2028

Studenten met basisbeurs

207.888

303.000

591.300

602.200

622.300

637.500

635.900

bol

206.610

193.700

191.400

194.400

198.500

204.700

209.100

hbo

1.106

67.500

245.700

250.100

264.600

275.800

270.100

wo

172

41.800

154.200

157.700

159.200

157.000

156.700

Studenten zonder basisbeurs

591.727

488.400

197.800

185.500

164.200

150.400

152.200

bol

18.489

17.300

17.100

17.400

17.700

18.300

18.600

hbo

343.416

276.900

92.800

80.100

58.500

41.700

42.800

wo

229.822

194.200

87.900

88.000

88.000

90.400

90.800

Totaal

799.615

791.400

789.100

787.700

786.500

787.900

788.100

1

Bron 2022: realisatiegegevens DUO; Bron 2023 – 2028: ramingsmodel SF.

2

Studenten die per september 2023 een basisbeurs ontvangen worden naar verhouding van het aantal maanden meegeteld.

Toelichting

Deze gegevens laten het verwachte gebruik zien van de regeling. Het aantal studenten met studiefinanciering volgt het aantal voltijds studenten in het ho en de bol, maar ligt lager omdat niet iedere student die ingeschreven is ook daadwerkelijk aanspraak maakt op studiefinanciering.

Naast de groep studenten met een basisbeurs is er een groep die geen aanspraak meer kan maken op de basisbeurs (omdat de maximale duur is verbruikt), maar (nog) wel recht heeft op een lening en eventueel de reisvoorziening. Als gevolg van de herinvoering van de basisbeurs vindt een verschuiving plaats van het aantal studenten zonder basisbeurs naar het aantal studenten met basisbeurs.

De gegevens zijn inclusief aantallen studenten die met een meeneembare studiefinanciering een volledige opleiding in het buitenland volgen.

Tabel 48 Uitgaven basisbeurs gift (bedragen x € 1.000)1
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Uitbetaalde basisbeurs gift

70.975

88.628

94.729

83.760

87.071

89.639

90.288

bol

74.569

88.628

94.729

83.760

87.071

89.639

90.288

hbo

‒ 3.943

0

0

0

0

0

0

wo

349

0

0

0

0

0

0

Naar gift omgezette basisbeurs prestatiebeurs

423.794

312.114

286.745

350.122

594.641

854.478

1.124.710

bol

200.564

201.713

202.605

208.396

213.154

213.696

210.346

hbo

105.573

48.139

45.265

83.674

221.283

369.517

527.744

wo

117.657

62.261

38.875

58.053

160.204

271.264

386.620

Totaal

494.769

400.742

381.474

433.882

681.712

944.117

1.214.998

1

Bron 2022: realisatiegegevens DUO; Bron 2023 – 2028: ramingsmodel SF

Toelichting

In de tabel «Uitgaven basisbeurs gift» worden de geraamde relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. De hoogte van de basisbeurs is genormeerd en wordt verstrekt gedurende de nominale studieduur. Als gevolg van de herinvoering van de basisbeurs stijgen de omzettingen van prestatiebeurs naar gift in het ho. De oploop in de uitgaven komt door de prestatiebeurssystematiek. De basisbeurs wordt in eerste instantie verstrekt in de vorm van een lening. Bij het behalen van een diploma wordt de prestatiebeurs omgezet in een gift. Op dat moment drukken de uitgaven ook op de begroting. De uitgaven aan omzettingen in het ho in 2022 en 2023 worden grotendeels gevormd door omzettingen uit het oude basisbeursstelsel.

Aanvullende beurs

In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de opleiding van hun kinderen. Daarom wordt rekening gehouden met een zogenoemde ouderlijke bijdrage. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studenten een extra financiële belemmering. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt die afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.

Studenten in de bol niveau 1 en 2 met recht op aanvullende beurs krijgen dit direct als gift, aangezien zij nog geen startkwalificatie hebben bereikt.

Studenten in de bol niveau 3 en 4 en in het ho met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste 5 maanden krijgen de studenten in het ho de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Studenten in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste 12 maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.

Vanaf studiejaar 2023/2024 is de wet herinvoering basisbeurs in werking getreden. Als onderdeel van deze wet krijgen meer studenten vanaf 1 januari 2024 in het hoger onderwijs recht op een aanvullende beurs, omdat de inkomensgrens daarvoor wordt verhoogd.

Tabel 49 Totaal aantal studenten met een aanvullende beurs (vanaf 2022 afgeronde raming)1
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

bol

107.367

119.344

118.156

120.294

123.025

126.588

129.081

hbo

93.884

108.894

152.310

148.591

145.380

143.013

140.815

wo

35.716

44.650

65.252

66.097

66.604

66.604

66.604

Totaal

236.967

272.888

335.718

334.982

335.009

336.205

336.500

1

Bron 2022: realisatiegegevens DUO; Bron 2023 – 2028: ramingsmodel SF.

Toelichting

Deze tabel laat het aantal studenten met een aanvullende beurs zien. In de bol wordt vaker een beroep gedaan op de aanvullende beurs dan in het hbo en in het hbo vaker dan in het wo.

In 2023 neemt naar verwachting het aantal studenten met een aanvullende beurs, zowel in de bol als in het ho toe vanwege maatregelen om het niet-gebruik aanvullende beurs te verlagen. Daarnaast neemt vanaf 2024 het aantal studenten met een aanvullende beurs in het ho toe vanwege de verruiming van de inkomensgrens.

Tabel 50 Uitgaven aanvullende beurs gift (bedragen x € 1.000)1
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Uitbetaalde aanvullende beurs gift

274.412

304.712

322.847

328.199

333.408

339.062

341.792

bol

221.687

235.592

236.571

244.346

250.389

256.799

260.147

hbo

39.090

50.786

62.668

60.248

59.181

58.336

57.646

wo

13.635

18.334

23.608

23.605

23.838

23.927

23.999

Naar gift omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs

440.540

450.004

467.967

496.233

549.173

595.694

652.998

bol

137.396

142.757

144.628

149.566

157.622

164.240

173.929

hbo

221.884

217.189

227.734

242.251

271.853

296.228

325.238

wo

81.260

90.058

95.605

104.416

119.698

135.226

153.831

Totaal

714.952

754.716

790.814

824.432

882.581

934.756

994.790

1

Bron 2022: realisatiegegevens DUO; Bron 2023 – 2028: ramingsmodel SF.

Toelichting

In de tabel «Uitgaven aanvullende beurs gift» worden de geraamde relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. De hoogte van de aanvullende beurs is genormeerd. Voor studenten in de bol is de aanvullende beurs, naast het inkomen van de ouders onder meer afhankelijk van de woonsituatie van de studerende; thuis- of uitwonend maximaal respectievelijk € 381,25 of € 405,23 (zie tabel "Normbedragen studiefinanciering 2023 per maand in euro's".

De hoogte van de maximale aanvullende beurs voor studenten in het hoger onderwijs is € 430,27. De woonsituatie van de studerende (thuis- of uitwonend) is dan niet bepalend voor de hoogte van de aanvullende beurs.

In tabel 50 is een duidelijke stijging van de uitgaven aan aanvullende beurs te zien. Deze komen voornamelijk door de maatregelen om het niet-verbruik te verminderen en de verruiming van inkomensgrens van de aanvullende beurs in het ho. De oploop in de uitgaven komt door de prestatiebeurssystematiek ( in ho en bol 3-4). De aanvullende beurs wordt in eerste instantie verstrekt in de vorm van een lening. Bij het behalen van een diploma wordt de prestatiebeurs omgezet in een gift. Op dat moment drukken de uitgaven ook op de begroting.

Het verloop van deze uitgaven is ook voor een groot deel afhankelijk van de prijsontwikkeling. Daarnaast is de ontwikkeling in het aantal studenten met minder draagkrachtige ouders en de deelname aan het onderwijs hier van invloed, en spelen exogene factoren een rol, zoals de ontwikkeling van de conjunctuur en de daarmee samenhangende inkomensontwikkeling.

Reisvoorziening

Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.

Tabel 51 Totaal aantal studenten met reisvoorziening (vanaf 2021 afgeronde raming)1
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Aantal gebruikers van het reisrecht

841.525

837.300

832.800

835.400

834.600

832.500

832.100

bol minderjarig

104.827

102.900

104.400

107.500

109.100

109.100

107.900

bol

209.045

196.000

193.600

196.400

200.500

206.400

210.800

ho

527.653

538.400

534.800

531.500

525.000

517.000

513.400

Aantal RBS

15.385

20.900

21.000

20.900

20.900

20.800

20.800

bol

1.684

2.700

2.700

2.700

2.800

2.800

2.900

ho

13.701

18.200

18.300

18.200

18.100

18.000

17.900

Totaal

856.910

858.200

853.800

856.300

855.500

853.300

852.900

1

Bron 2022: realisatiegegevens DUO; Bron 2023 – 2028: ramingsmodel SF.

Toelichting

De reisvoorziening kan in twee vormen worden toegekend: een reisproduct op een persoonlijke ov-chipkaart (week- of weekendabonnement) of een financiële vergoeding voor studenten die studeren in het buitenland (reisvergoeding buitenland studerenden, RBS).

Voltijdstudenten in het ho kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studie en één uitloopjaar.

Studenten in de bol kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studie en drie uitloopjaren. Sinds 1 januari 2017 hebben ook minderjarige studenten in de bol recht op de reisvoorziening.

De reisvoorziening is onderdeel van de prestatiebeurs voor studenten in de bol niveau 3 en 4 en voor studenten in het ho. Voor studenten in de bol niveau 1 en 2 wordt de reisvoorziening direct als gift verstrekt.

Tabel 52 Uitgaven reisvoorziening (bedragen x € 1.000)1
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Uitbetaalde reisvoorziening gift

95.082

113.102

115.691

120.037

124.207

128.394

131.812

bol

76.848

86.656

88.239

91.817

95.381

99.056

101.944

ho

18.234

26.445

27.452

28.220

28.827

29.337

29.868

Naar gift omgezette reisvoorziening prestatiebeurs

750.327

762.595

811.810

859.938

912.899

944.979

997.285

bol

257.929

267.627

275.436

282.102

295.076

310.316

322.662

ho

492.398

494.969

536.374

577.836

617.823

634.663

674.623

Bijdrage studerenden aan OV-contract

‒ 1.058.864

‒ 1.203.656

‒ 1.226.829

‒ 1.253.801

‒ 1.264.880

‒ 1.296.111

‒ 1.320.759

bol

‒ 395.716

‒ 436.478

‒ 444.027

‒ 461.804

‒ 479.831

‒ 498.820

‒ 513.932

ho

‒ 663.148

‒ 767.178

‒ 782.803

‒ 791.997

‒ 785.049

‒ 797.291

‒ 806.828

Kosten contract OV-bedrijven

1.117.897

1.321.692

316.063

1.349.117

1.371.957

1.390.451

1.416.364

Totaal reisvoorziening

904.442

993.732

16.735

1.075.291

1.144.183

1.167.713

1.224.701

1

Bron 2022: realisatiegegevens DUO; Bron 2023 – 2028: ramingsmodel SF.

Toelichting

Bij de kosten contract ov-bedrijven zijn de jaarlijkse kosten lastig met elkaar te vergelijken. Dit heeft te maken met de verschillende kasschuiven. Contractueel is vastgelegd dat het Ministerie van OCW de vergoeding voor de ov-studentenkaart uiterlijk medio januari van het betreffende jaar aan de vervoerbedrijven betaalt. Door de betaling aan de vervoerbedrijven (gedeeltelijk) al aan het eind van het voorafgaande jaar in plaats van aan het begin van het betreffende jaar te doen, kan zonder af te wijken van de afspraken met de vervoerbedrijven een bijdrage worden geleverd aan de optimalisering van de kasritmes van de Staat over de jaren heen.

Er heeft een kasschuif van € 960 miljoen plaatsgevonden van 2023 naar 2022. Ook vindt er een kasschuif plaats van € 1 miljard van 2024 naar 2023. Omdat er (vooralsnog) geen kasschuif plaatsvindt van 2025 naar 2024, zijn de kosten contract ov-bedrijven voor 2024 veel lager dan andere jaren.

Tegemoetkoming

De wet herinvoering basisbeurs regelt dat studenten die daar recht op hebben, vanaf 2025 een tegemoetkoming krijgen wanneer zij binnen de diplomatermijn afstuderen. De tegemoetkoming is bedoeld voor studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd. De student ontvangt een tegemoetkoming voor elke maand dat hij/zij onder het leenstelsel heeft gestudeerd. Daarbij geldt een minimale periode van 12 maanden die men onder het leenstelsel moet hebben gestudeerd. In de wet is het per maand beschikbare bedrag voor de tegemoetkoming opgenomen van € 29,92. Naar schatting zullen er ongeveer 916.500 studenten gebruik maken van deze regeling. De financiële reeks voor de tegemoetkoming, is in de tabel «Budgettaire gevolgen van beleid art. 11» opgenomen.

Studievoorschotvouchers

In de wet herinvoering basisbeurs is de vorm van de studievoorschotvouchers aangepast. De doelgroep van de studievoorschotvouchers betreft studenten die in de collegejaren 2015/2016 tot en met 2018/2019 voor het eerst een opleiding met studiefinanciering zijn gaan doen en daarvoor binnen de diplomatermijn een diploma hebben behaald. De resulterende tegemoetkoming bedraagt circa € 1.836 per student. Naar schatting maken 374.000 studenten gebruik van deze regeling. De financiële reeks voor de studievoorschotvouchers is in de tabel «Budgettaire gevolgen van beleid art. 11» opgenomen.

Overige uitgaven

De geraamde overige uitgaven omvatten voornamelijk technische posten, waaronder achterstallige rechten en boekingen tussen relevante en niet-relevante uitgaven en kwijtscheldingen. In 2022 en 2023 zijn de overige uitgaven fors hoger dan andere jaren. Dat komt enerzijds omdat de kosten voor de tegemoetkoming studenten mbo en ho als gevolg van de coronamaatregelen zijn opgenomen onder deze post. Anderzijds worden de kwijtscheldingen als gevolg van de kinderopvangtoeslagaffaire ook onder deze post geboekt. Naar verwachting worden er in 2023 ook de DUO schulden van de ex-partners van gedupeerden kwijtgescholden. Dit zorgt voor hogere uitgaven in 2023.

Leningen

Onder de niet-relevante uitgaven vallen de uitgaven die niet-relevant zijn voor het EMU-saldo, maar wel doorwerken op de EMU-schuld. Het betreft hier de prestatiebeurzen, de rentedragende leningen, het collegegeldkrediet en het levenlanglerenkrediet.

Basisbeurs

Vanaf studiejaar 2023/2024 ontvangen studenten in het hoger onderwijs, die nog aanspraak maken op studiefinanciering, weer een basisbeurs. Deze studenten en de studenten in de bol niveau 3 en 4 hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. De verhoging van de uitwonende beurs gedurende het studiejaar 2023-2024 zorgt voor hogere toekenningen zowel in de bol als in het ho in 2023 en 2024.

Tabel 53 Uitgaven basisbeurs prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)1
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Uitbetaalde basisbeurs

238.201

793.221

1.656.370

1.323.281

1.353.226

1.370.302

1.362.388

bol

236.703

273.930

276.640

251.080

255.085

262.212

268.342

hbo

6.040

305.183

799.163

609.833

638.435

658.182

644.720

wo

1.498

214.108

580.567

462.368

459.706

449.906

449.326

toeslagenaffaire

‒ 6.040

      

Naar gift omgezette basisbeurs prestatiebeurs

‒ 423.796

‒ 312.113

‒ 286.743

‒ 350.122

‒ 594.641

‒ 854.478

‒ 1.124.710

bol

‒ 200.566

‒ 201.713

‒ 202.603

‒ 208.395

‒ 213.154

‒ 213.696

‒ 210.346

hbo

‒ 105.573

‒ 48.139

‒ 45.265

‒ 83.674

‒ 221.283

‒ 369.518

‒ 527.744

wo

‒ 117.657

‒ 62.261

‒ 38.875

‒ 58.053

‒ 160.204

‒ 271.264

‒ 386.620

Naar lening omgezette basisbeurs prestatiebeurs

‒ 76.547

‒ 84.916

‒ 95.916

‒ 95.916

‒ 18.154

‒ 13.854

‒ 11.984

bol

‒ 7.067

‒ 10.654

‒ 11.654

‒ 11.654

‒ 11.654

‒ 11.654

‒ 11.654

hbo

‒ 53.851

‒ 64.739

‒ 74.739

‒ 74.739

‒ 5.000

‒ 1.500

‒ 300

wo

‒ 15.629

‒ 9.523

‒ 9.523

‒ 9.523

‒ 1.500

‒ 700

‒ 30

Totaal

‒ 262.142

396.192

1.273.711

877.243

740.431

501.970

225.694

1

Bron 2022: realisatiegegevens DUO; Bron 2023 – 2028: ramingsmodel SF.

Toelichting

In de tabel «UItgaven basisbeurs presatiebeurs» worden de geraamde niet-relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. Als gevolg van de herinvoering van stijgen de uitgaven aan toekenningen in het hbo en wo vanaf 2023.

Aanvullende beurs

Studenten in de bol niveau 3 en 4 en het ho met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste 5 maanden krijgen de studenten in het ho de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Studenten in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste 12 maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.

Als gevolg van de maatregelen om het niet-verbruik te verminderen en de verruiming van inkomensgrens van de aanvullende beurs in het ho, stijgen de uitgaven aan toekenningen in de bol en het ho vanaf 2023.

Tabel 54 Uitgaven aanvullende beurs prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)1
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Uitbetaalde aanvullende beurs

604.905

694.558

872.086

867.298

864.780

864.619

865.778

bol

173.659

190.974

213.584

220.863

221.734

226.178

231.211

hbo

311.217

354.324

462.121

448.171

442.199

436.665

432.101

wo

122.042

149.260

196.381

198.264

200.847

201.776

202.466

Toeslagenaffaire

‒ 2.014

      

Naar gift omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs

‒ 440.539

‒ 450.004

‒ 467.967

‒ 496.234

‒ 549.174

‒ 595.692

‒ 652.998

bol

‒ 137.396

‒ 142.757

‒ 144.628

‒ 149.566

‒ 157.622

‒ 164.240

‒ 173.929

hbo

‒ 221.883

‒ 217.189

‒ 227.734

‒ 242.252

‒ 271.854

‒ 296.226

‒ 325.238

wo

‒ 81.260

‒ 90.058

‒ 95.605

‒ 104.416

‒ 119.698

‒ 135.226

‒ 153.831

Naar lening omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs

‒ 36.507

‒ 46.334

‒ 49.771

‒ 53.423

‒ 53.423

‒ 53.423

‒ 53.423

bol

‒ 5.967

‒ 9.726

‒ 10.726

‒ 11.726

‒ 11.726

‒ 11.726

‒ 11.726

hbo

‒ 22.528

‒ 27.030

‒ 28.030

‒ 29.030

‒ 29.030

‒ 29.030

‒ 29.030

wo

‒ 8.012

‒ 9.578

‒ 11.015

‒ 12.667

‒ 12.667

‒ 12.667

‒ 12.667

Totaal

127.858

198.220

354.348

317.641

262.183

215.504

159.357

1

Bron 2022: realisatiegegevens DUO; Bron 2023 – 2028: ramingsmodel SF.

Toelichting

In de tabel "Uitgaven aanvullende beurs prestatiebeurs"worden de geraamde niet-relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. Voor het verloop van deze uitgaven gelden dezelfde factoren als voor de relevante uitgaven aan de aanvullende beurs.

Reisvoorziening

Tabel 55 Uitgaven reisvoorziening prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)1
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Uitbetaalde reisvoorziening

974.266

1.122.856

1.144.222

1.167.508

1.175.023

1.202.688

1.224.550

bol

319.557

353.761

359.756

374.088

388.715

404.236

416.641

ho

657.260

769.095

784.466

793.421

786.308

798.453

807.910

toeslagenaffaire

‒ 2.551

      

Naar gift omgezette reisvoorziening prestatiebeurs

‒ 750.327

‒ 762.596

‒ 811.809

‒ 859.938

‒ 912.899

‒ 944.979

‒ 997.285

bol

‒ 257.929

‒ 267.627

‒ 275.435

‒ 282.102

‒ 295.076

‒ 310.316

‒ 322.662

ho

‒ 492.398

‒ 494.969

‒ 536.374

‒ 577.836

‒ 617.823

‒ 634.663

‒ 674.623

Naar lening omgezette reisvoorziening prestatiebeurs

‒ 41.277

‒ 52.000

‒ 58.000

‒ 58.000

‒ 58.000

‒ 58.000

‒ 58.000

bol

‒ 4.300

‒ 7.000

‒ 8.000

‒ 8.000

‒ 8.000

‒ 8.000

‒ 8.000

ho

‒ 36.978

‒ 45.000

‒ 50.000

‒ 50.000

‒ 50.000

‒ 50.000

‒ 50.000

Totaal reisvoorziening

182.661

308.260

274.413

249.570

204.124

199.709

169.265

1

Bron 2022: realisatiegegevens DUO; Bron 2023 – 2028: ramingsmodel SF.

Toelichting

In de tabel «Uitgaven reisvoorziening prestatiebeurs» worden de geraamde niet-relevante uitgaven voor de reisvoorziening gepresenteerd.

Tabel 56 Niet-relevante uitgaven leenfaciliteit (bedragen x € 1.000)1
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Ontvangen rente

41.693

60.296

200.690

325.914

327.551

326.434

325.391

Overige ontvangsten

26.897

20.867

20.842

20.818

19.797

19.778

19.760

Renteloos voorschot en relevante rentedragende lening

844

812

787

763

742

723

705

rentedragende lening

Kortlopende vorderingen

26.053

20.055

20.055

20.055

19.055

19.055

19.055

Ontvangsten Caribisch Nederland

457

491

528

568

610

656

705

Totaal relevante ontvangsten

69.047

81.654

222.060

347.300

347.958

346.868

345.856

1

Bron 2022: realisatiegegevens DUO; Bron 2023 – 2028: ramingsmodel SF.

Toelichting

Van 2023 naar 2024 dalen de uitgaven aan rentedragende lening. Naar verwachting wordt er door de herinvoering van de basisbeurs minder geleend. De uitgaven aan collegegeldkrediet en levenlanglerenkrediet zijn hoger vanaf 2023. Dit komt doordat in het studiejaar 2021/2022 sprake was van de halvering van het collegegeld en het les- en cursusgeld. Doordat studenten weer het gehele collegegeld moeten betalen, zal het totale bedrag aan collegegeldkrediet en levenlanglerenkrediet hoger uitvallen.

Bijdrage aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Ontvangsten

Leningen worden terugbetaald naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet of minder terug te betalen. Voor wie bewust leent, is de studielening hiermee een veilig instrument voor de financiering van onderwijs.

Relevante ontvangsten

De relevante ontvangsten bestaan uit verschillende posten, waarvan de ontvangen rente de grootste is. Het rentepercentage op studieleningen is in 2023 weer positief. De rente wordt voor studenten na afstuderen eens per 5 jaar vastgesteld. De komende jaren komt er naar verwachting dus telkens een nieuw cohort bij die rente moet gaan betalen. Hierdoor lopen de rente ontvangsten de komende jaren op. De overige relevante ontvangsten bestaan voor het grootste deel uit ontvangsten op de kortlopende vorderingen, die ontstaan doordat onterecht ontvangen studiefinanciering wordt teruggevorderd. De relevante rentedragende lening betreft leningen van vóór 1992; het renteloze voorschot betreft voornamelijk studieleningen die zijn verstrekt vóór 1986 en waarover geen rente verschuldigd is. De ontvangsten Caribisch Nederland betreft ontvangsten op leningen die verstrekt zijn aan studenten uit het Caribisch gebied. 

De niet-relevante ontvangsten ontstaan door terugbetaling van de hoofdsom op studieleningen. De ontvangsten nemen de komende jaren toe, omdat er in eerdere jaren meer en vaker is geleend.

Licence