1) Inleiding
Nederland heeft de afgelopen jaren te maken gehad met meerdere crises: corona, de oorlog in Oekraïne en, mede als gevolg daarvan, hoge inflatiecijfers. De economie heeft deze crises met alleen de laatste twee kwartalen een lichte economische krimp goed doorstaan en de samenleving heeft enorme veerkracht getoond. Op de arbeidsmarkt blijft de werkloosheid historisch laag. In veel sectoren is er nog steeds sprake van grote personeelstekorten.
Het kabinet treft ondanks zijn demissionaire status maatregelen om te zorgen voor een evenwichtig koopkrachtbeeld en om een toename van de armoede te voorkomen. In 2024 zouden volgens de augustusraming van het CPB de meeste mensen er in hun koopkracht op vooruit gaan. Tegelijkertijd zou zonder aanvullende maatregelen het aantal mensen dat in armoede leeft toenemen en was het koopkrachtbeeld onevenwichtig verdeeld. Het koopkrachtpakket dat het kabinet voorstelt houdt ook de doelstelling van het halveren van de kinderarmoede in 2025 in zicht. Het pakket is breder dan de SZW-begroting. Zo worden bijvoorbeeld ook de huurtoeslag en arbeidskorting verhoogd. Op de SZW-begroting staat onder andere een verhoging van het kindgebonden budget. Voor het eerste kind met 750 euro, en voor het tweede kind en verder met 883 euro per jaar. Daarmee wil het kabinet tekorten bij grote gezinnen en gezinnen met oudere kinderen voorkomen. Een risico waar ook de commissie sociaal minimum op wees. Daarnaast verhoogt het kabinet de minimumuitkeringen en de kinderbijslag in Caribisch Nederland, wordt opnieuw een bijdrage geleverd aan het Tijdelijk Noodfonds Energie, de verlaging van de jonggehandicaptenkorting geschrapt en de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in de bijstand in 2024 bevroren.
Nederland staat de komende jaren voor structurele uitdagingen door demografische en technologische veranderingen. Onze demografie verandert door migratie en vergrijzing. Op de arbeidsmarkt vinden verschuivingen plaats door onder andere technologisering, de transitie naar een circulaire economie en veranderingen in de manier waarop we (samen) werken en leven.
De sociale en maatschappelijke gevolgen van deze ontwikkelingen raken veel mensen, op alle terreinen van het SZW-beleid. Voor de toekomst van werk bieden bovenstaande (mega)trends kansen, maar ook risico’s. Hoogwaardig werk biedt mensen bestaanszekerheid, de mogelijkheid om hun talenten te benutten en ontplooien, en de ruimte om hun privéleven in te richten. Om te zorgen dat zulk werk breed beschikbaar is en blijft, moeten we voorbereid zijn op wat er op ons af komt. We leven in een vergrijzende economie, waardoor de bijdrage die ouderen leveren als opleider, mentor, werknemer, collega, mantelzorger of vrijwilliger steeds belangrijker wordt. Technologie moeten we inzetten om werk productiever, veiliger en interessanter te maken. De transitie naar een groene economie levert banen op, en we zullen werkenden in staat moeten stellen de kansen die dat biedt te benutten. Ook in 2024 zullen deze gevolgen zichtbaar en voelbaar zijn in de samenleving. En daarmee een uitdaging vormen bij het maken van beleid. Hierbij is steeds meer aandacht voor de brede maatschappelijke effecten van het SZW-beleid en de kloven tussen verschillende lagen van de sociale klassen in ons land.
Op het terrein van de arbeidsmarkt en pensioenen heeft het kabinet het afgelopen jaar al grote stappen gezet. Zo heeft het kabinet een akkoord gesloten met de polder voor de arbeidsmarkt (het arbeidsmarktpakket) en wil het kabinet zorgen voor meer duurzame arbeidsrelaties. Met de banenafspraak en door bijvoorbeeld te investeren in beschutte werkplekken bieden we perspectief aan mensen voor wie het vinden van een plek op de arbeidsmarkt soms moeilijk of minder vanzelfsprekend is. En met de Wet toekomst pensioenen is het perspectief op een koopkrachtig pensioen toegenomen en sluit het stelsel beter aan bij de ontwikkelingen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt.
Het kabinet is sinds 7 juli 2023 demissionair. Dat maakt de opgaven waar Nederland voor staat echter niet minder urgent. Het demissionair kabinet (hierna: kabinet) werkt daarom ook in 2024 samen met uitvoeringsorganisaties, sociale partners, medeoverheden en andere stakeholders verder aan het realiseren van werk, bestaanszekerheid en perspectief voor iedereen.
Het is bij alle genoemde uitdagingen belangrijk dat we goed kijken of we als ministerie ons beleid niet te complex hebben gemaakt. En of we bij het maken en uitvoeren van dat beleid wel voldoende aansluiten bij wat mensen (aan)kunnen. Waar nodig werken we aan vereenvoudiging. Het recent verschenen interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) vereenvoudiging sociale zekerheid biedt daarvoor aanknopingspunten. Vereenvoudiging zoeken we in de uitvoering. Vanuit SZW werken we daarom, ook in 2024, aan het overheidsbrede programma ‘Werk aan de Uitvoering’ (WaU). Het doel van WaU is om te werken aan het verbeteren van de dienstverlening aan mensen en bedrijven. Daarnaast zoeken we vereenvoudiging in de regelgeving zelf. Op verschillende wetten, zoals de WW en de Participatiewet, zijn al vereenvoudigingstrajecten in gang gezet. Een integrale blik is hierbij van groot belang. Daartoe is het kabinet gestart met het programma Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor Mensen. Dat programma betreft een brede samenwerking tussen alle departementen en uitvoerders op het terrein van inkomensondersteuning.
Veel van de genoemde uitdagingen en thema’s beperken zich niet tot de landsgrens, maar hebben een grensoverschrijdend karakter. Zo zijn er uitdagingen waarbij er behoefte bestaat om een eerlijk en gelijk speelveld te creëren tussen werkenden, bedrijven en landen. Ook kunnen Europese en internationale initiatieven bijdragen aan onze welvaart en ons concurrentievermogen. SZW heeft zich daar de afgelopen periode voor ingezet en we kijken naar mogelijke prioriteiten voor de volgende Europese Commissie (2024-2029). We richten ons op de volgende prioritaire thema’s: arbeidsmigratie en grensoverschrijdende handhaving, digitalisering in het arbeidsrecht, de toekomst van sociale zekerheidscoördinatie, gezond en veilig werken, inburgering en integratie, en de ontwikkeling van vaardigheden die aansluiten bij en nodig zijn voor de grote transities waar we ons als Europa voor gesteld zien (onder andere klimaat en digitalisering).
Deze ontwikkelingen vinden plaats tegen een achtergrond van de noodzaak om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Dat vergt soms moeilijke keuzes. Bijvoorbeeld om te stoppen met de huidige STAP-regeling. Dat is spijtig. Het kabinet koos voor deze bezuiniging, omdat die de kwetsbaren in de samenleving minder raakt dan andere bezuinigingen op de SZW-begroting zouden doen.
2) Arbeidsmarkt
Werk moet van goede kwaliteit zijn. Dat betekent eerlijk, gezond en veilig werk. Werk dat onder goede arbeidsvoorwaarden plaatsvindt. En werk dat mensen zekerheid biedt. Zekerheid over het inkomen én over de toekomst.
Met het arbeidsmarktpakket wil het kabinet die zekerheid van werkenden vergroten. Dat doen we door het stimuleren van duurzame arbeidsrelaties en het remmen van de flexibilisering. Daarmee sluiten we aan bij de adviezen van onder andere de SER en de commissie Borstlap. In dit kader werken we bijvoorbeeld aan een wetsvoorstel rondom flexibel werk. Nulurencontracten worden afgeschaft en worden vervangen door een basiscontract met meer rooster- en inkomenszekerheid. De meest onzekere fasen binnen uitzendwerk worden verkort van maximaal 5,5 jaar naar maximaal 3 jaar. En de onderbrekingstermijn bij tijdelijk werk wordt verhoogd van zes maanden naar vijf jaar.
Het kabinet pakt misstanden met arbeidsmigranten aan, onder andere via betere regulering van de uitzendsector. Te veel arbeidsmigranten werken in omstandigheden die Nederland onwaardig zijn. Het kabinet is voornemens de uitvoering voort te zetten van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (commissie-Roemer).
Het arbeidsmarktpakket bevat ook maatregelen om de zekerheid van zelfstandigen te vergroten. En om schijnzelfstandigheid tegen te gaan. Zo werkt SZW aan een verplichte, publiek toegankelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. We verkennen of een geclausuleerde mogelijkheid om uit de publieke verzekering te stappen (opt-out) uitvoerbaar, betaalbaar, uitlegbaar en tijdig kan worden ingevoerd. Ook wordt de zelfstandigenaftrek verder afgebouwd. Dit om een meer gelijk speelveld te creëren tussen werknemers en zelfstandigen. Ook werkt het kabinet aan verduidelijking van de regels over wanneer iemand in dienst is of als zelfstandige werkt. Er komen meer heldere criteria over wanneer sprake is van gezag en inbedding in een organisatie. Criteria over het werken voor eigen rekening en risico krijgen een eigen plaats in het arbeidsrecht. Zelfstandigen en hun opdrachtgevers krijgen daardoor meer duidelijkheid over de vraag of een bepaalde klus als zelfstandige of als werknemer kan worden uitgevoerd. Ook bereidt het kabinet wetgeving voor die het makkelijker moet maken voor een werkende om een arbeidsovereenkomst op te eisen, wanneer de werkende werkt onder een bepaald uurtarief. Dat geldt ook voor het voornemen om handhaving op schijnzelfstandigheid te versterken en te verbeteren door het handhavingsmoratorium op te heffen. Het is belangrijk dat zelfstandigen en hun vertegenwoordigers een goede plek aan de overlegtafel hebben. Zelfstandigen krijgen daarom een eigen plaats binnen de SER.
Tegelijkertijd maakt arbeidsmarktwetgeving het voor bedrijven soms moeilijk om te anticiperen op veranderende omstandigheden. Dat zet druk op de aantrekkelijkheid van het werkgeverschap en het verdienvermogen van Nederland. Het arbeidsmarktpakket bevat maatregelen om de wendbaarheid voor werkgevers te vergroten, zoals de Crisisregeling Personeelsbehoud, waarmee werkgevers die te maken hebben met een crisis of calamiteit hun werknemers kunnen herplaatsen binnen het bedrijf. Of hen kunnen vragen om tijdelijk minder uren te werken. Er wordt ook gewerkt aan een aanpassing rondom de regels van loondoorbetaling bij ziekte. Zo krijgen kleine en middelgrote werkgevers eerder duidelijkheid over de mogelijkheid tot vervanging van een langdurig zieke werknemer. Ook de regels rond WW-premiedifferentiatie bij overwerk door werknemers met een vast contract verdienen een aanpassing. Hierdoor krijgen werkgevers achteraf minder vaak te maken met de hogere WW-premies als er gemiddeld over het hele jaar meer is overgewerkt dan 30% van de contracturen.
Leven Lang Ontwikkelen (LLO) is een belangrijk instrument om de dynamiek op en de toekomstbestendigheid van de arbeidsmarkt te garanderen. Door mensen uit te dagen zich te ontwikkelen, en ze daarbij te ondersteunen, verhogen we werkzekerheid. Een sterke ontwikkelcultuur is daarvoor cruciaal, en vraagt inzet van mensen zelf en van bedrijven en organisaties. Daarom zijn wij voornemens te starten met een (ambtelijke) verkenning gericht op de langere termijn, waarin verschillende varianten worden uitgewerkt, waaronder leerrechten. Een deel van de middelen voor het STAP-budget voor 2023 wordt ingezet voor een verhoging van de SLIM-regeling vanaf 2024 tot en met 2027. Aan de SLIM-subsidie wordt een tijdelijke voorziening voor individuele scholing toegevoegd. Deze biedt burgers de mogelijkheid met scholing eigen regie te nemen op hun loopbaan. In de tweede helft van 2023 zijn we ook voornemens te starten met een meerjarig programma leercultuur, gericht op het versterken van informeel leren op het werk. Dit vraagt gezamenlijke inzet vanuit de overheid en de betrokkenen, zoals sociale partners, opleiders, intermediairs, uitvoeringsorganisaties en regionale arbeidsmarktpartijen.
3) Meedoen in de samenleving
Het is belangrijk zoveel mogelijk mensen die meer willen werken te motiveren en te helpen om dat ook te gaan doen. Omdat werk betekenis en grip op de toekomst kan geven en voor verbinding en ontwikkeling kan zorgen. Maar ook omdat we als Nederland voor een aantal grote maatschappelijke opgaven staan, waarbij we iedereen hard nodig hebben. Om uiteenlopende redenen lukt het niet alle mensen om aan het werk te gaan. Alle mensen verdienen een gelijkwaardige kans om te participeren. Ook andere vormen van participatie dan werk zijn waardevol voor onze samenleving. Zo kunnen mensen meedoen in de maatschappij zonder belemmeringen.
De arbeidsmarktkrapte is een belangrijke kans om zoveel mogelijk mensen te laten werken op de voor hen meest geschikte plek. Om dit te faciliteren en de krapte aan te pakken, heeft het kabinet een aanpak opgesteld die het onbenut potentieel in Nederland optimaal probeert te benutten. Deeltijdwerkers die meer willen werken en mensen aan de kant die willen werken, worden geholpen en aangespoord dit te gaan doen. Werkgevers worden aangespoord verder te kijken dan het schaap met de vijf poten. En om de toegankelijkheid van werk binnen de organisatie te vergroten door bijvoorbeeld bedrijfsprocessen anders te organiseren (bijvoorbeeld jobcarving) of werving en selectieprocedures aan te passen (bijvoorbeeld open hiring).
Ook is het belangrijk werkzoekenden vroegtijdig de dienstverlening te bieden die zij nodig hebben om (ander) werk te vinden of werk te houden. Dit is ook in het belang van werkgevers. Zij krijgen hierdoor beter zicht op werkzoekenden. In 2024 wordt de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur verder uitgewerkt met alle betrokken partijen. Om de periode tot eventuele nieuwe arbeidsmarktinfrastructuur te overbruggen, blijven in 2023 en 2024 de regionale mobiliteitsteams bestaan.
Mensen voor wie werk niet vanzelfsprekend is, worden geholpen om naar vermogen mee te doen. De banenafspraak is een belangrijk instrument om werkgevers aan te sporen deze mensen in dienst te nemen. Ook investeert het kabinet in beschutte werkplekken voor mensen die niet bij een reguliere werkgever aan de slag kunnen. Gemeenten en sociale ontwikkelbedrijven spelen een belangrijke rol in het begeleiden en mee laten doen van mensen met een arbeidsbeperking. Het kabinet heeft structureel € 64,7 miljoen extra beschikbaar gesteld voor de financiering van beschut werk. Voor de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven is in 2024 een budget van € 63,9 miljoen beschikbaar gesteld.
Alhoewel het steeds beter gaat met de arbeidsparticipatie van 55+’ers, is er nog veel te doen. De participatie wordt aanzienlijk lager naarmate senioren dichter bij de pensioenleeftijd komen. Raken zij werkloos, dan is de weg naar werk moeilijker en langer. Dit terwijl senioren voor de arbeidsmarkt van grote meerwaarde zijn. De Seniorenkansenvisie (SKV) gaat over het herwaarderen van senioren op de arbeidsmarkt en het verder verbeteren van de arbeidsmarktpositie. Dit gebeurt aan de hand van de 3 thema’s: (1) beeldvorming, (2) intensieve begeleiding en matching en (3) scholing en duurzame inzetbaarheid. Daarnaast onderkent het kabinet met de seniorenkansenvisie de lastige positie van oudere werknemers op de arbeidsmarkt en worden maatregelen ingezet om de positie van de doelgroep senioren te verbeteren. Omdat een groot deel van de maatregelen een gedegen aanpak op de langere termijn inhoudt, is het kabinet voornemens de IOW met vier jaar te verlengen om de terugval in inkomen voor deze groep te blijven dempen.
Het is voor nieuwkomers van belang om snel te starten met inburgeren en de Nederlandse taal te leren om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Het nieuwe inburgeringsstelsel is van start gegaan en zal zich ook in 2024 nog moeten bewijzen. Het stelsel startte in een complexe tijd met onder andere een verhoogde asielinstroom en huisvestingsproblematiek. De start van de inburgering ging voor veel nieuwkomers mede daardoor minder snel dan gehoopt. Inmiddels komt de doorstroom in het stelsel beter op gang. SZW blijft zich samen met relevante ketenpartners inspannen om nieuwkomers sneller te laten starten met hun inburgering en ze eerder te laten participeren in de Nederlandse samenleving.
Met het actieplan Statushouders aan het Werk wordt ingezet op verbetering van arbeidsmarktkansen en arbeidsparticipatie van statushouders. Meedoen in de samenleving is zeker voor nieuwkomers cruciaal. Voor hun eigen sociaaleconomische positie en welbevinden, maar ook voor het draagvlak in de samenleving. Het actieplan is een aanvulling op de Werkagenda van het programma Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt (VIA). Dit programma richt zich op gelijke kansen op de arbeidsmarkt voor mensen met een migratieachtergrond. In 2024 worden deze inspanningen onverminderd voortgezet.
Oekraïense ontheemden in Nederland die gevlucht zijn voor de oorlog in Oekraïne zijn relatief snel na aankomst in Nederland gaan werken. Uit onderzoek blijkt dat het vaak gaat om tijdelijke banen in deeltijd. Daarom wordt met werkgevers – en werknemersorganisaties, maatschappelijke organisaties, gemeenten en ontheemden een aanpak opgetuigd om duurzamere banen te stimuleren voor deze groep. Ook wordt er langjarig onderzoek uitgevoerd naar de lessen die te ontlenen zijn aan de relatief hoge arbeidsmarktparticipatie van deze groep voor andere nieuwkomers. Ontheemden uit Oekraïne hebben op dit moment tijdelijke bescherming in Nederland tot 4 maart 2024. Naar verwachting wordt deze tijdelijke bescherming door de Raad in Brussel dit najaar verlengd tot (maximaal) 4 maart 2025.
Op de arbeidsmarkt heeft lang niet iedereen altijd een gelijkwaardige kans om te participeren. Om gelijkwaardige kansen te bevorderen en discriminatie te voorkomen is het kabinet eerder gekomen met een wetsvoorstel toezicht gelijke kansen bij werving en selectie. Dit wetsvoorstel verplicht werkgevers en intermediairs om beleid te hebben voor werving en selectie, waarbij ieder die beschikbaar is voor de baan gelijke kansen krijgt. In 2024 zal verder worden ingezet op het voorlichten van werkgevers en het ontwikkelen van hulpmiddelen om een goede procedure voor werving en selectie op te zetten en daarmee arbeidsmarktdiscriminatie te voorkomen.
We vinden het belangrijk dat mensen in alle verscheidenheid met elkaar kunnen samenleven. De komende jaren wordt onze samenleving drukker, grijzer en diverser. Door toenemende verscheidenheid naar herkomst en meer tijdelijke verblijfsduur van (arbeids)migranten komt de sociale samenhang soms onder druk te staan. Dit vraagt meer inzet om de sociale samenhang en inclusie te versterken. Het advies van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 dat in januari 2024 wordt uitgebracht kan hiervoor nieuwe aanknopingspunten bieden.
Dat vraagt ook dat iedereen mee kan doen in onze samenleving. Om de sociale stabiliteit in Nederland te bevorderen, versterken we de veerkracht van mensen in kwetsbare omstandigheden. De Agenda Veerkracht en Weerbaarheid 2023-2025 richt zich op de professionals die met hen werken: jeugdwerkers, maatschappelijke organisaties, gemeenteambtenaren en anderen. Voor hen en met hen ontwikkelen we interventies om beschermende factoren te versterken, zoals een gezonde identiteitsontwikkeling, zelfbeschikking en democratisch burgerschap.
Zowel de koning als het kabinet hebben excuses gemaakt voor het slavernijverleden. Het kabinet neemt maatregelen tegen de doorwerking van het slavernijverleden in het heden. Met het maatschappelijk middenveld wordt verkend of en welke inzet mogelijk is om discriminatie in de context van de doorwerking van het slavernijverleden te voorkomen. Deze uitwerking raakt ook aan het voorkomen van arbeidsmarktdiscriminatie en het bevorderen van gelijkwaardig deelnemen op het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden. Daarnaast is 2023/2024 het herdenkingsjaar slavernijverleden. Ons ministerie is betrokken bij het zichtbaar maken van dit herdenkingsjaar. Via het Mondriaanfonds en het Fonds voor Cultuurparticipatie worden middelen beschikbaar gesteld voor maatschappelijk initiatief om het herdenkingsjaar zichtbaar te maken.
4) Bestaanszekerheid
In Nederland zorgen we voor een vangnet als het tegenzit. Dat kan komen door bijvoorbeeld ziekte, werkloosheid of geldzorgen. Bestaanszekerheid voor iedereen is het doel. Helaas wordt dit niet altijd gerealiseerd. Er zijn ook mensen die tijdelijk of langdurig onder het sociaal minimum belanden, bijvoorbeeld omdat zij niet voldoende aanvullingen ontvangen. Terwijl zij daar soms wel recht op hebben. Er komt een oplossing voor alleenverdieners die een lager besteedbaar inkomen hebben dan een vergelijkbaar paar in de bijstand door samenloop van de fiscaliteit, sociale zekerheid en toeslagen. Gemeenten hebben aangegeven in 2024-2027 een tegemoetkoming uit te kunnen keren als een regeling hiervoor uitvoerbaar wordt ontworpen. Vanaf 2028 komt er een oplossing via de fiscaliteit.
De Commissie Sociaal Minimum heeft recent aanbevelingen gedaan om het sociaal minimum te herijken en beter te laten aansluiten op de normen voor het bestaansminimum. Het kabinet komt met een steunpakket om de toename van armoede volgend jaar te voorkomen. Dit betreft onder andere het verhogen van het kindgebonden budget, het schrappen van de verlaging van de jonggehandicaptenkorting en het bevriezen van de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in de bijstand. Ook stelt het kabinet middelen beschikbaar voor gemeenten voor bijzondere bijstand en vroegsignalering van geldzorgen.
Het versterken van de bestaanszekerheid vereist een samenhangende aanpak. SZW start daarom het programma ‘Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor Mensen' (VIM). Het doet dit programma samen met de Ministeries van Financiën, VWS, OCW en BZK, de betrokken publieke dienstverleners zoals UWV, Toeslagen, Belastingdienst, SVB en DUO, gemeenten en de mensen voor wie de inkomensondersteuning is bedoeld. Het doel is om vanuit het perspectief van mensen scenario’s te ontwikkelen voor een eenvoudigere inkomensondersteuning voor de toekomst. Daarnaast gaat het programma werken aan oplossingen voor domeinoverstijgende knelpunten waar mensen nu tegenaan lopen. Naast dit programma sluit SZW aan bij het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV), waarmee het kabinet investeert in leefbaarheid en veiligheid door middel van een gebiedsgerichte, integrale aanpak in 20 stedelijke focusgebieden.
Daarnaast werkt het kabinet aan vereenvoudigingen binnen het stelsel van sociale zekerheid. De wet die de inrichting van dit stelsel regelt (wet SUWI), wordt gemoderniseerd. Ook werkt het kabinet met de uitvoerders aan een herijking van het handhavingsbeleid in de sociale zekerheid om de gevolgen van complexiteit voor mensen te verminderen en rekening te houden met wat mensen kunnen.
Voor de Werkloosheidswet (WW) is het kabinet een vereenvoudigingstraject opgestart. Hoewel de WW voor veel mensen werkt, zien we ook een brede en groeiende groep voor wie dat niet geldt. De uitkomsten uit het knelpuntenonderzoek zullen in 2024 verder uitgewerkt worden. Daarnaast wordt gewerkt aan de voorbereidingen voor een grootschalig onderzoek naar de sollicitatieplicht als invulling van de inspanningsplicht in de WW. Het onderzoek kijkt naar de effecten van deze plicht en naar wat eventuele alternatieven zijn, waarbij meer aandacht is voor de situatie van individuele WW-gerechtigden.
Voor de arbeidsongeschiktheidsregelingen worden in 2024 verdere acties doorgevoerd om knelpunten op te lossen en volgt een advies van de commissie OCTAS. Door de mismatch tussen de vraag naar en het aanbod van sociaal medische beoordelingen moeten mensen te lang wachten op hun WIA-(her)beoordeling. Dit leidt tot onzekerheid over het recht op een uitkering en daarmee tot onzekerheid over het inkomen. Ook voor werkgevers betekent dit dat er te lang onduidelijkheid is over de financiële gevolgen van een mogelijke uitkering. Het kabinet wil de mismatch verminderen en komen tot structurele verbeteringen in het stelsel. Dit betreft enerzijds acties van het UWV om de uitvoering te verbeteren en anderzijds het voornemen van het kabinet om de tijdelijke maatregel vereenvoudigde claimbeoordeling voor 60-plussers te verlengen en de tijdelijke maatregel «beoordelen op verdiensten» in te voeren. Daarnaast wordt eraan gewerkt om waar mogelijk hardheden uit de WIA weg te nemen, bijvoorbeeld met een aanpassing van de dagloonsystematiek. De commissie OCTAS werkt aan een probleemanalyse voor de lange termijn, met opties voor mogelijke herziening van het stelsel van ziekte en arbeidsongeschiktheid. Het rapport van de commissie OCTAS is voorzien voor het eerste kwartaal van 2024.
De Participatiewet moet meer in balans worden gebracht. Daartoe is de internetconsultatie voor een wetsvoorstel recent afgelopen. Dit wetsvoorstel biedt gemeenten meer ruimte om te doen wat nodig is om mensen die recht hebben op een bijstandsuitkering goed te ondersteunen. Daarnaast onderzoekt het kabinet de opties voor een herziening van de Participatiewet op de lange termijn.
Het kabinet heeft kwantitatieve doelstellingen voor de Aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden die aansluiten bij de Duurzame Ontwikkelingsdoelstelling (SDG’s) van de VN om armoede te beëindigen. De meerjarige Aanpak geldzorgen, armoede en schulden heeft als doel om te komen tot een halvering van het aantal kinderen dat opgroeit in armoede in 2025 ten opzichte van 2015, een halvering van het totaal aantal personen in armoede en een halvering van het aantal huishoudens in de problematische schulden in 2030 ten opzichte van 2015.
Een belangrijke pijler van de aanpak is voorkomen dat schulden ontstaan. De stress, eenzaamheid en uitsluiting die geldzorgen met zich meebrengen beperken mensen bij het invulling geven aan hun leven. Het belemmert mensen om volwaardig deel te nemen aan de samenleving. Het kabinet wil blijven voorkomen dat beginnende schulden problematische schulden worden. Het blijft daarom inzetten op vroege signalering en ondersteuning bij beginnende achterstanden. Verder zorgt het kabinet voor een betere, verantwoorde overheidsincasso en gaat het de doorverkoop van schulden als verdienmodel tegen. Per 1 juli 2023 is de standaardlooptijd van de aflosperiode van schuldregelingen al verkort tot 18 maanden. Daarnaast zet het kabinet in op financiële educatie, in het bijzonder in het mbo.
Het kabinet wil daarnaast voorkomen dat armoede overgaat van generatie op generatie. Een kind dat opgroeit in armoede krijgt niet alleen te maken met financiële tekorten, maar staat op tal van plekken in het leven op achterstand. Om te komen tot een halvering van het aantal kinderen dat opgroeit in armoede heeft het versterken van bestaanszekerheid van gezinnen dan ook prioriteit. Om te zorgen dat ieder kind mee kan doen, geeft het kabinet onder andere subsidie aan het samenwerkingsverband ‘Sam& voor alle kinderen’.
De Ministeries van SZW, BZK en EZK werken samen met gemeenten aan de aanpak van energiearmoede. Vanwege de gestegen energieprijzen heeft het kabinet in 2023 onder andere het prijsplafond ingevoerd en krijgen huishoudens met een laag inkomen een energietoeslag. Ook is er subsidie verstrekt aan het Tijdelijk Noodfonds Energie. Het kabinet heeft extra middelen gereserveerd om een bijdrage te doen aan het noodfonds, zodat de laagste inkomens in de winter van 2023-2024 een vangnet hebben.
Inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (BES) moeten, net zoals in Europees Nederland, kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten voor levensonderhoud. Daarom is het kabinet van plan in 2024 de minimumuitkeringen en de kinderbijslag in Caribisch Nederland te verhogen. Bovendien zijn er middelen gereserveerd om na 2024 een volgende stap te zetten op basis van het aanstaande advies van de Commissie Sociaal Minimum. Ook is er aandacht voor de arbeidsmarkt in Caribisch Nederland met daarin speciale aandacht voor de positie van jongeren en mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Met het wetsvoorstel Kinderopvang BES draagt SZW daarnaast bij aan het verlagen van de kosten voor levensonderhoud. Het wetsvoorstel heeft als doel het verbeteren van de kwaliteit en het verhogen van de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang in Caribisch Nederland. Het wetsvoorstel met inwerkingtreding voorzien voor 2024 is aangeboden aan het parlement.
5) Pensioen
Het kabinet vindt het belangrijk dat mensen een prettige oude dag kunnen beleven met een goed vangnet (de AOW) en goed aanvullend pensioen voor alle generaties.
Het kabinet wil een gebaar maken naar ouderen van Surinaamse herkomst. Een grote groep ouderen is voor de onafhankelijkheid van Suriname naar Nederland gekomen waarbij zij de verwachting hadden zo hun rechten en plichten te behouden. Bij hen bestond de verwachting recht op volledige AOW te hebben, hetgeen niet het geval is. Het kabinet wil met een eenmalig bedrag recht doen aan de gevoelens van onrecht die volgen uit de bijzondere samenloop van omstandigheden.
Op 1 juli 2023 is de Wet toekomst pensioenen in werking getreden. Hiermee is het perspectief op een koopkrachtig pensioen toegenomen, is het pensioenstelsel transparanter en persoonlijker geworden en sluit het beter aan bij de ontwikkelingen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. Doelstelling van de nieuwe wet is om het draagvlak voor het pensioenstelsel op korte termijn verder te vergroten voor ouderen (eerder zicht op indexatie) én jongeren (een beter contract).
Pensioenuitvoerders en sociale partners krijgen tot en met uiterlijk 2027 de tijd om de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel te maken. Hier gaat een zorgvuldig proces aan vooraf, dat ook in 2024 zal lopen, waarin eerst sociale partners en daarna uitvoerders aan zet zijn om een transitieplan en implementatieplan op te stellen dat een evenwichtige transitie naar de nieuwe regeling moet borgen.
Voor de implementatie van het nieuwe pensioenstelsel is budget beschikbaar gesteld om de capaciteit uit te breiden van overheidsinstanties die een (in)directe rol hebben gedurende de transitie. Dat zijn onder andere de Belastingdienst, de Raad voor de Rechtspraak en de verdere rechtsketen. Ook is er een centraal informatieplatform dat informatie verschaft over het nieuwe pensioenstelsel aan deelnemers (pensioenduidelijkheid.nl) en aan professionals (werkenaanonspensioen.nl). Daarnaast is voor de komende jaren een publiekscampagne opgezet.
Het kabinet zal de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel de komende jaren intensief monitoren. Het parlement zal gedurende de transitieperiode periodiek geïnformeerd worden over de voortgang van de transitie. Ook zal een speciaal hiervoor aangestelde regeringscommissaris het kabinet adviseren over de pensioentransitie vanuit het perspectief van uitvoerbaarheid en goede voorbeelden delen binnen de sector. Op basis van de monitoring en de onafhankelijke adviezen van de regeringscommissaris zal het kabinet bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn.
6) Gezond en Veilig Werken nu en in de toekomst
Ook in 2024 is gezond en veilig werken een speerpunt. Mensen moeten zich veilig en zeker genoeg voelen over hun werk, nu en in de toekomst. Goed arbobeleid is cruciaal om dit doel te kunnen verwezenlijken. SZW is van plan te komen met een Arbovisie 2040 waarin de basis wordt gelegd voor gezonder en veiliger werken in Nederland. Met onder andere de sociale partners werken we deze Arbovisie verder uit, door een stevige inzet op preventie, een betere uitvoering met als sluitstuk goed toezicht en handhaving. Op Europees niveau toont het kabinet ambitie door zich in te zetten om het doel van Vision Zero te halen. Hierbij wordt gestreefd naar het voorkomen van arbeidsongevallen en beroepsziekten én het bevorderen van fysieke en mentale gezondheid van werknemers.
Het is belangrijk om ook in 2024 te blijven investeren in de kwaliteit van de bedrijfsarts en de arbeidsgerelateerde zorg. Het kabinet heeft daarom middelen gereserveerd om zowel opleidingsuren van praktijkopleiders te compenseren zodat meer artsen kunnen worden opgeleid, als een bijdrage aan de kosten voor meer opleidingsplekken (zie ook paragraaf 2 over het arbeidsmarktpakket). Dit om het oplopende tekort aan praktijkopleiders tegen te gaan. Daarnaast wordt ook de kwaliteit van de opleidingen verbeterd en wordt geïnvesteerd in een efficiëntere samenwerking in multidisciplinaire teams.
Veilig werken met gevaarlijke stoffen en het voorkomen van beroepsziekten is cruciaal. Het beleid is gericht op alle onderdelen van de keten. Sinds 1 januari 2023 is de Regeling Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB) in werking getreden. Deze regeling komt mensen eenmalig tegemoet die tijdens hun werk in aanraking zijn gekomen met gevaarlijke stoffen. In 2024 wordt de regeling uitgebreid met enkele nieuwe beroepsziekten.
De intensieve aanpak van mentale klachten en burn-outklachten wordt in 2024 gecontinueerd. In onze samenleving ervaren mensen, onder wie jeugd, steeds meer druk om te presteren, wat bijdraagt aan mentale klachten. Werkenden hebben vaker burn-outklachten. De oorzaken liggen in zowel werk, de persoonlijke en sociale situatie van mensen als de samenleving. Daarom zet het kabinet met de «Brede Maatschappelijke Samenwerking burn-outklachten» (BMS) en de aanpak «Mentale Gezondheid van ons allemaal» in op een brede, met name preventieve, aanpak met veel partijen.
Het kabinet heeft een actieprogramma gelanceerd tegen het grote maatschappelijke probleem van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Het kabinet wil een samenleving waarin iedereen zich veilig voelt en bijdraagt aan een veilige omgeving. Het actieprogramma werkt met maatregelen aan een cultuurverandering. Denk daarbij aan gedeelde waarden en normen, bijpassende wet- en regelgeving, organisaties die hun processen op orde hebben, omstanders die handelingsbekwaam zijn en goede en vindbare hulpverlening. De regeringscommissaris, Mariëtte Hamer, houdt het maatschappelijke gesprek op gang en adviseert het kabinet over de totstandkoming en uitvoering van het actieprogramma. In 2024 werkt SZW aan onder meer wet- en regelgeving over het verplichten van klachtenprocedure en gedragscode voor werkgevers.
7) Arbeid en zorg, gezinnen en gendergelijkheid op de arbeidsmarkt
Wij staan voor een kwalitatieve en toegankelijke kinderopvang. Kinderopvang draagt bij aan een goede start van het leven. Het legt de basis om mee te kunnen doen in de samenleving en zich te ontwikkelen, zodat mensen zelf kunnen bijdragen aan hun eigen toekomst. Goede kinderopvang is eveneens essentieel voor ouders die hun werk en de zorg voor hun kinderen combineren, mede in het licht van arbeidsparticipatie.
We werken verder aan plannen voor de afschaffing van de kinderopvangtoeslag en de invoering van een nieuw financieringsstelsel in de kinderopvang. We zetten ons in voor kwalitatief goede kinderopvang. In de huidige systematiek waarin grote bedragen als onzeker voorschot worden uitgekeerd aan ouders, bestaat het risico dat zij worden geconfronteerd met hoge terugvorderingen. Het voornemen is daarom de kinderopvangtoeslag zoals we die nu kennen af te schaffen en de overheidsvergoeding rechtstreeks uit te keren aan de kinderopvangorganisaties. Daarnaast werken we aan een hoge inkomensonafhankelijke vergoeding voor werkende ouders. Hierdoor neemt de toekenningszekerheid toe en de marginale druk significant af.
Het is essentieel dat kinderopvang toegankelijk blijft en we de hoge kwaliteit van de kinderopvang die we hebben, behouden. Uit de impactanalyses van de uitvoerders is gebleken dat invoering per 2025 niet haalbaar is. Daarom is besloten de invoering van het nieuwe financieringsstelsel niet eerder dan in 2027 te laten plaatsvinden. Wel wordt het nieuwe stelsel gefaseerd ingevoerd, door middel van aanpassingen van het bestaande KOT-stelsel in de jaren voorafgaand aan de start van het nieuwe stelsel.
Daarnaast werken we, samen met Dienst Toeslagen en brancheorganisaties, ook in 2024 door aan verbeteringen binnen het huidige stelsel. De huidige tekorten op de arbeidsmarkt laten zien dat voldoende plek op de kinderopvang een essentiële randvoorwaarde is voor mensen om aan het werk te gaan. Maar ook de sector zelf heeft te maken met arbeidstekorten. Het kabinet onderneemt daarom samen met de sector acties om nieuw personeel aan te trekken, het huidige personeel te behouden en hen te motiveren meer uren te werken. Zo ontwikkelen we een loopbaanpad met leerlijn voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, zoals statushouders, om stapsgewijs door te kunnen groeien van groepshulp naar pedagogisch medewerker. We zetten ook in op een verbetering van de kwaliteit van de gastouderopvang en we herijken de kwaliteitseisen in de kinderopvang. Tot slot is het van belang nu al de kinderopvangtoeslag eenvoudiger en begrijpelijker te maken. Zo wordt er onder andere een wetswijziging voorbereid voor doelgroepers met zwangerschapsverlof en wordt het partnerbegrip eerstegraads bloedverwanten aangepast.
Gendergelijkheid op onder andere de arbeidsmarkt vraagt naast gerichte beleidsmaatregelen ook om een cultuuromslag. In 2024 zal het kabinet doorgaan met een maatschappelijke dialoog over dit onderwerp. Die dialoog moet aanbevelingen opleveren die breed gedragen worden zodat ze bijdragen aan het doorbreken van de culturele norm over de rollen van vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt. In de dialoog wordt daarnaast in keukentafelgesprekken met gezinnen verkend met welke uitdagingen zij te maken hebben als het gaat om het combineren van arbeid en zorgtaken en welke oplossingsrichtingen mogelijk zijn voor mensen zelf, werkgevers en de overheid. Gelijke kansen dragen bij aan meer arbeidsparticipatie en economische zelfstandigheid van met name vrouwen. Het kabinet zet verschillende stappen om de arbeidsmarktpositie van vrouwen te verbeteren en om het voor ouders makkelijker te maken om arbeid en zorg te combineren. Zoals de invoering van betaald ouderschapsverlof (2022) en het voornemen de Europese Richtlijn loontransparantie te implementeren (uiterlijk 2026), die onder andere organisaties met meer dan 100 werknemers verplicht om te rapporteren over loonverschillen tussen mannen en vrouwen.
In de afgelopen jaren is het verlofstelsel, bedoeld om mensen te ondersteunen in het vinden van een evenwicht tussen werk en zorgtaken, meermaals uitgebreid. Met deze uitbreidingen van de wet arbeid en zorg zijn meer mogelijkheden ontstaan voor mensen om hun werk en zorgtaken te combineren. Het heeft echter ook de wens om de wet te vereenvoudigen versterkt, waardoor werknemers beter voor hun eigen situatie een weloverwogen keuze kunnen maken. De mogelijkheden voor vereenvoudiging worden in 2023 in beeld gebracht. In 2024 zal daaraan verder uitwerking worden gegeven, waarbij ook het SER-advies over verlof, dat in het najaar van 2023 verschijnt, zal worden betrokken.
Brede welvaart
Naar aanleiding van de motie Hammelburg c.s.12 kondigde het kabinet in 2022 aan te gaan kijken naar de mogelijkheden om brede welvaart te koppelen aan departementale begrotingen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft sindsdien de factsheet met brede welvaartsindicatoren verder ontwikkeld3. De factsheet brengt brede welvaartsuitkomsten in beeld die relevant zijn voor het beleidsterrein van SZW.
De factsheet laat zien dat verbetering van de brede welvaart op SZW-terrein mogelijk lijkt. Zo maakten in 2022 meer Nederlanders zich zorgen over hun financiële toekomst door onder andere de oorlog in Oekraïne en de torenhoge energieprijzen en inflatie. Tussen 2013 en 2021 namen zorgen over de financiële toekomst juist elk jaar af4. Het kabinet heeft voor 2023 een fors koopkrachtpakket getroffen om huishoudens te ondersteunen bij de inflatie en stijgende energieprijzen. Ook voor 2024 treft het kabinet koopkrachtmaatregelen om de evenwichtigheid van de koopkracht te bevorderen en te voorkomen dat de armoede oploopt. Ook op het terrein van gelijke behandeling is verbetering mogelijk. Zo is het aandeel vrouwen op managementposities in internationaal opzicht laag en rekent een relatief groot deel van de bevolking zichzelf tot een groep die gediscrimineerd wordt. Het ziekteverzuim nam toe tijdens de coronapandemie in 2021 en 2022. De eerste tekenen zijn dat het ziekteverzuim in 2023 weer daalt5.Tot slot is de groep die vanwege ziekte of arbeidsongeschiktheid niet kan werken groter dan in andere Europese landen.
In algemene zin is het beeld van de brede welvaart op de voor SZW meest relevante terreinen positief. Het overgrote deel van de uitkomsten is beter dan voorheen en laat zo een positieve trend zien. Bij de helft van de uitkomsten doet Nederland het op internationaal vlak goed en behoort het tot de top 5 van de Europese Unie. Voorbeelden van positieve uitkomsten zijn de hoge tevredenheid met arbeidsomstandigheden, hoge tevredenheid met het leven, hoge ervaring van eigen regie, lage langdurige werkloosheid en goede werk-privé balans.
Kerncijfers
Fraude en handhaving UWV, SVB en gemeenten
Bij het ontvangen van een uitkering gelden diverse verplichtingen, zoals het tijdig verstrekken van gegevens over het inkomen en het melden van samenwonen. De naleving van deze verplichtingen is een belangrijke voorwaarde voor een goed werkend stelsel van sociale zekerheid. UWV, de SVB en de gemeenten zetten diverse instrumenten in om de naleving en handhaving van wet- en regelgeving te bevorderen. Het gaat zowel om voorkomen (bijvoorbeeld door gedragsbeïnvloeding en voorlichting) als om controleren en sanctioneren (bijvoorbeeld opleggen van boetes). Van de handhavingskengetallen is in de begroting geen raming opgenomen, omdat SZW uitvoeringsorganisaties niet aanstuurt op het aantal geconstateerde fraudegevallen. In het jaarverslag van SZW worden eventuele ontwikkelingen in kengetallen geduid. De ontwikkeling van de kengetallen voor 2022 is toegelicht in het jaarverslag over 2022. Voor het jaarverslag waren cijfers van gemeenten over het laatste kwartaal van 2022 nog niet beschikbaar. Deze cijfers zijn nu toegevoegd.
Aantal boetes (x 1.000) | Totaal opgelegd boetebedrag (x € 1 mln) | Aantal waarschuwingen (x 1.000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2020 | 2021 | 2022 | 2020 | 2021 | 2022 | 2020 | 2021 | 2022 | |
UWV1 | 3,7 | 2,1 | 1,7 | 3,7 | 2,5 | 2,0 | 4,9 | 6,5 | 7,1 |
SVB2 | 1,1 | 0,9 | 0,9 | 0,9 | 0,8 | 0,9 | 4,6 | 3,2 | 4,0 |
Gemeenten3 | 9,2 | 7,2 | 5,8 | 5,6 | 4,3 | 3,7 | 7,3 | 6,8 | 4,2 |
Totaal | 14 | 10 | 8 | 10 | 8 | 7 | 17 | 17 | 15 |
Re-integratie
Tabel 4 geeft weer hoeveel mensen met een beperking door UWV aan het werk zijn geholpen.
Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Streefwaarde 2024 | |
---|---|---|---|---|
Mensen met recht op WAO-/WAZ-uitkering | 150 | 150 | 150 | ‒2 |
Mensen met recht op Ziektewetuitkering | 400 | 450 | 500 | ‒2 |
Mensen met recht op WIA-uitkering | 3.000 | 3.000 | 4.200 | 3.000 |
Mensen met recht op Wajong | 6.700 | 7.100 | 7.700 | 8.000 |
Totaal | 10.250 | 10.650 | 12.600 | ‒ |
Bron: UWV, jaarverslag.
De aantallen zijn afgerond op vijftigtallen. De aantallen zijn op verschillende manieren berekend. Bij de Wajong worden alleen de mensen die een arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden voor minimaal twaalf uur per week hebben aanvaard geteld. Bij de WIA, WAO en WAZ worden de mensen van wie het re-integratiedienstverleningstraject is beëindigd omdat ze voor hun resterende verdiencapaciteit werk hebben aanvaard geteld. Voor de Ziektewet worden uitsluitend de mensen die na een re-integratietraject aan het werk zijn gekomen geteld.