Gegeven de ingrijpende contactbeperkingen is de economische schade tot op heden beperkter dan verwacht. Tijdens de eerste lockdown kwam een deel van het sociale en economische leven tot stilstand. Veel economische indicatoren, zoals productiestatistieken, vertrouwensindicatoren en gewerkte uren doken ongekend snel in het rood (zie tabel 1.2.1). Sinds het begin van de metingen is het bbp in een kwartaal nog nooit zo sterk gedaald.17 Een kwartaal later leidden de versoepelingen van de coronamaatregelen dan weer tot een groeirecord. Het eerste halfjaar van de crisis ging dus samen met een ongekend heftige slingerbeweging van de economie. Tijdens de tweede lockdown was de verstoring van de economie veel kleiner. Het lijkt erop dat bedrijven en huishoudens beter voorbereid waren op de nieuwe beperkingen. Mede dankzij de creativiteit en het aanpassingsvermogen van ondernemingen en werknemers is de productie in veel sectoren toch behoorlijk op peil gebleven. Het herstel is door de laatste coronagolven weliswaar vertraagd, maar niet gebroken. De economie is vanaf de lente aangetrokken, veel seinen staan weer op groen (zie laatste kolom tabel 1.2.1). Ondanks deze positieve macro-indicatoren heeft een deel van de ondernemers wel degelijk moeten interen op hun reserves, of wordt nog steeds geconfronteerd met beperkingen en onzekerheid.
Tabel 1.2.1 Indicatoren voor coronamaatregelen18 en economie
Bron: zie voetnoot 18
De faillissementen zijn historisch laag ondanks de economische krimp. Dankzij de ruimhartige coronasteun lag het aantal faillissementen in 2020 op het laagste niveau in twintig jaar. In februari 2021 werd zelfs het laagste maandcijfer sinds 1990 genoteerd. Mede dankzij de steunmaatregelen nam het inkomen van alle ondernemers samen nog net iets toe (met 800 miljoen euro in 2020), hoewel de verschillen onderling uitzonderlijk groot zijn. Met het opengaan van de economie en de afbouw van het steunbeleid kan de normale dynamiek van bedrijfsopheffingen en bedrijfsoprichtingen weer op gang komen. Dit is belangrijk voor de gezondheid, concurrentiekracht en productiviteit van Nederlandse bedrijven op de langere termijn.
Figuur 1.2.1 Faillissementen en opheffingen als percentage van het aantal bedrijven, 12-maands gemiddelde
Bron: CBS en ministerie van Financiën
De eerste tekenen wijzen niet op een sterke toename van de bedrijfsschulden door corona, maar deze schattingen zijn nog onzeker. Eerste modelmatige schattingen van onderzoekers van De Nederlandsche Bank (DNB)19 en het CPB20 geven aan dat tot 2 procent van de vennootschappen (binnen het mkb) mede door de coronacrisis insolvabel is geworden. Dit zou suggereren dat het aantal bedrijven met problematische schulden door corona op macroniveau relatief beperkt is gebleven. Deze resultaten moeten echter met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Veel is nog niet duidelijk. Zo heeft een deel van de ondernemers ingeteerd op hun persoonlijke vermogen, of staan er bijvoorbeeld nog schulden uit bij leveranciers. Ook zijn er grote verschillen zichtbaar tussen sectoren. In bedrijfstakken als reisbemiddeling, restaurants, logies en sport en recreatie is het percentage bedrijven met een negatief eigen vermogen wel fors gestegen volgens de studies van DNB en het CPB. De uitgangspositie voor de coronacrisis liep uiteen tussen bedrijven en sectoren; zo had op dat moment naar schatting meer dan de helft van de bedrijven in de industrie, handel, transport en horeca niet genoeg liquide middelen om veertig dagen te overbruggen zonder inkomsten.21 De impact van corona verschilt ook binnen sectoren. Uit een enquêtevraag onder Nederlandse ondernemingen22 blijkt dat ruim minder dan de helft behoefte had aan extern vermogen om aan betalingsverplichtingen te voldoen, ook in zwaar getroffen sectoren als de horeca en de cultuur sport en recreatie.
Om levensvatbare bedrijven niet onnodig in problemen te brengen, zal ruimhartig worden omgegaan met het terugbetalen van coronasteun. Dit geldt bijvoorbeeld voor de schuld door belastinguitstel. Een aanzienlijk deel van de ondernemers zal de opgebouwde schuld namelijk aflossen uit lopende (mogelijk nog beperkte) inkomsten, waaruit ook vaste lasten en andere betalingsverplichtingen moeten worden voldaan. Het kabinet heeft daarom besloten om ondernemers de gelegenheid te geven om pas vanaf 1 oktober 2022 te starten met het aflossen van opgebouwde belastingschulden, met een aflossingstermijn van maximaal vijf jaar. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) stellen zich daarnaast coulant op bij terugbetalingen van coronasteun. Zo wordt de terugbetalingstermijn vastgesteld in overleg met de betreffende ondernemers.
De economische situatie van de meeste huishoudens is stabiel, de gevolgen zijn het zwaarst voor groepen die al kwetsbaar waren. De klappen vallen vaker bij jongeren, laagopgeleiden, mensen met een migratie-achtergrond en mensen met een arbeidsbeperking.23 Deze groepen werken vaker op onzekere contracten of werken in de sectoren die hard zijn geraakt. Het zijn ook veelal groepen die voor de coronacrisis al een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt hadden. Zo komen flexibele banen onder laagopgeleiden ruim 2,5 keer vaker voor dan onder hoogopgeleiden. Om de positie van deze groepen op de arbeidsmarkt te versterken, zijn structurele hervormingen nodig. In hoofdstuk 3 wordt hier nader op ingegaan. Het aantal flexwerkers is door corona afgenomen (vooral de oproepkrachten) en het aantal vaste contracten is licht toegenomen (zie figuur 1.2.2). Dit neemt niet weg dat drie kwart van de mensen die het afgelopen jaar een nieuwe baan vond flexwerker is.24 De meeste huishoudens hebben extra gespaard. De loonondersteuning via de NOW zorgde ervoor dat werkgevers lonen konden blijven doorbetalen. Mede hierdoor bleef het gemiddelde beschikbare inkomen doorgroeien (met 2,4 procent in 2020). Deze situatie geldt niet voor iedereen. Veel zzp’ers en flexwerkers hebben hun spaartegoeden moeten aanspreken. Het aandeel huishoudens met onvoldoende buffers (volgens de aanbevelingen van het Nibud25) lijkt niet te zijn afgenomen.26 Vooral bij hogere inkomens - die veel vaker een vast contract hebben - zijn de besparingen opgelopen.
Figuur 1.2.2 Werkenden naar dienstverband, jaar-op-jaar verschil in duizenden
Bron: CPB
Als de gevolgen van het coronavirus onder controle blijven, wordt een spoedig herstel van de economie verwacht. Het bbp groeit dit jaar volgens het CPB naar verwachting met 3,9 procent en in 2022 met 3,5 procent. Ondanks de historisch grote krimp in 2020 is de verwachting dat het bbp in het vierde kwartaal van 2021 zal zijn hersteld tot het niveau van voor de crisis. Dat is veel sneller dan bij eerdere grote crises (zie figuur 1.2.3). Dit snelle herstel heeft vooral te maken met de aard van de coronacrisis en met de grootschalige directe overheidssteun. Anders dan bijvoorbeeld in de financiële crisis (die in 2009 tot een grote krimp leidde) is er tot op heden geen sprake van grote vermogensverliezen bij huishoudens of problemen met kredietverlening. Uiteraard hangt dit nog wel af van de verdere ontwikkeling van het coronavirus. De snelheid van het herstel laat onverlet dat deze crisis haar sporen nalaat en de economie heeft veranderd. Een aantal trends is mogelijk in een stroomversnelling geraakt, zoals werken op afstand en online winkelen.
Figuur 1.2.3 Aantal jaren nodig voor herstel bbp tot pre-crisisniveau na de drie diepste gemeten crises; de grote depressie, de financiële/eurocrisis en de coronacrisis (T0=1929, 2009, 2020)
Bron: CPB en CBS
De uitzonderlijke aard van deze crisis maakt de vooruitzichten onzekerder dan anders. Ondanks het vele onderzoekswerk dat is verricht, is een pandemie nog steeds onbekend terrein voor onderzoekers en economische instellingen. Tijdens de coronacrisis zijn er diverse dingen gebeurd die niet waren verwacht, zoals sterk stijgende huizenprijzen (zie hoofdstuk 3), dalende werkloosheid en een zeer laag aantal faillissementen, terwijl de economie historisch kromp. Dat maakt de ramingen voor het komende jaar extra onzeker en nieuwe verrassingen waarschijnlijk. Zoals het eerdere verloop van de pandemie laat zien, kunnen deze verrassingen zowel positief als negatief uitvallen. Als consumenten een groter deel uitgeven van de tijdens corona extra gespaarde middelen, kan dit de economie verder aanjagen. Omgekeerd zou de crisis langer kunnen aanhouden indien vaccins onvoldoende effectief blijken tegen nieuwe varianten van het coronavirus.27 Ook de ontwikkeling van de inflatie - recent in verschillende landen behoorlijk gestegen - vormt een bron van onzekerheid. Verschillend coronabeleid wereldwijd, wisselende reisadviezen en haperingen in de mondiale goederenstromen blijven ook voor hinder zorgen voor huishoudens en (internationaal opererende) bedrijven.