3.7.1 Het veranderende klimaat zet toekomstige welvaart onder drukHet veranderende klimaat raakt ons allemaal. Momenteel is de aarde al met 1,1°C opgewarmd. Dat heeft merkbare gevolgen, zoals afnemende biodiversiteit, verminderde waterkwaliteit en toenemende hittegolven en andere extreme weersomstandigheden. Deze gevolgen worden ook in onze omgeving steeds tastbaarder. Als we doorgaan op de huidige weg stevenen we in het beste geval af op een opwarming van 3°C.100 Een verandering van deze omvang brengt catastrofale gevolgen met zich mee. Drie graden lijkt misschien niet veel op het eerste gezicht. Maar, om dit in perspectief te plaatsen, het verschil in temperatuur tussen de laatste ijstijd (circa twintigduizend jaar geleden) en nu is ook maar 5 graden.101 Dit terwijl destijds een kwart van de aarde was bedekt met ijs, het zeeniveau honderd meter lager lag en ecosystemen zeer verschilden van nu.
Als klimaatverandering niet snel genoeg wordt beperkt, zal het leven van toekomstige generaties onomkeerbaar veranderen. In alle emissiescenario’s uit de recente studie van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change102) wordt de temperatuurstijging van 1,5°C over circa tien jaar bereikt, een decennium eerder dan verwacht. Op een bepaald moment kunnen temperaturen een dusdanig kritiek niveau passeren dat er een domino-effect ontstaat van steeds verdergaande opwarming. Een voorbeeld van een kantelpunt is het smelten van de permafrost op het noordelijk halfrond. In die bevroren grond zit twee keer zoveel koolstof opgeslagen als er momenteel in de atmosfeer zit.103 Als die permafrost smelt, kan die koolstof vrijkomen als methaan, een broeikasgas dat 80 keer sterker bijdraagt aan opwarming dan CO2. Dit is slechts één van de potentiële kantelpunten waar het IPCC voor waarschuwt.104 Het vraagt inspanningen van ons allen om ervoor zorgen dat toekomstige generaties niet in één van de negatieve scenario’s terecht komen, waarvan mogelijk geen weg terug is.
3.7.2 Nederland binnen 30 jaar klimaatneutraal vraagt keuzes
Het kabinet heeft al belangrijke stappen gezet in de richting van een duurzaam Nederland, maar er is meer nodig. Niet alleen het beleid gericht op 2030 moet worden aangescherpt. Om klimaatneutraliteit in 2050 binnen bereik te kunnen houden, moet het beleid de komende jaren ook oog hebben voor de lange termijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor onze energie-infrastructuur. Hiermee moeten we de komende jaren beginnen, omdat noodzakelijke investeringen een lange doorlooptijd hebben. Dit impliceert dat er keuzes gemaakt moeten worden over de transportcapaciteit van emissievrije energiedragers, zoals elektriciteit en waterstof. Voor het verduurzamen van de industrie en de gebouwde omgeving zijn infrastructuur en nieuwe technologieën nodig. Deze zijn nu mogelijk nog niet rendabel, maar wel noodzakelijk voor de toekomst. Ook de landbouw- en landgebruikssector vraagt om duidelijke politieke keuzes over landgebruik en het potentieel voor koolstofvastlegging. De komende jaren moet worden geïnvesteerd in carbon sinks zoals onderhoud en aanleg van nieuwe bossen. Duurzame mobiliteit vraagt om emissievrije voertuigen, infrastructuur, CO2-vrije brandstoffen en gedragsverandering. Het huidige beleid kent nog niet in elke sector een goede balans van (instrumenten voor) normeren, beprijzen en subsidiëren. In het rapport Bestemming Parijs zijn tien centrale beleidsvraagstukken geformuleerd in de sectoren die in elk geval aandacht verdienen van een volgend kabinet.
Figuur 3.7.1 Uitstoot van CO2-equivalenten in Nederland vanaf 1990, in megaton
Bron: CBS
Europese samenwerking is essentieel voor effectief klimaatbeleid en het behouden van een gelijk speelveld. De uitstoot van broeikasgassen moet in de komende decennia sterk dalen om de opwarming van de aarde onder de 2°C te houden, zoals afgesproken in het Parijsakkoord. Daarom heeft Nederland internationaal gepleit voor het aanscherpen van de klimaatdoelstellingen, ook op Europees niveau. De leden van de Europese Unie hebben gezamenlijk afgesproken om in 2050 klimaatneutraal105 te zijn en om de doelstelling voor 2030 aan te scherpen tot 55 procent reductie. Om deze doelstelling te halen heeft de Europese Commissie een uitgebreid pakket aan maatregelen voorgesteld, onder de noemer Fit for 55, met 13 wetgevingsvoorstellen en een mededeling. Deze voorstellen zijn inmiddels bestudeerd en het kabinet heeft de Kamer over de uitkomst daarvan geïnformeerd. Zowel voor het klimaat als voor het behouden van een gelijk speelveld is het van belang dat zo veel mogelijk landen werk maken van de klimaattransitie. Uiteenlopend klimaatbeleid brengt het risico met zich mee van oneerlijke concurrentie. Door als lidstaten van de Europese Unie samen op te trekken kan dit op de Europese markt worden voorkomen en hebben we meer mogelijkheden om ook landen buiten de EU te bewegen tot actie.
Het beprijzen van CO2-uitstoot is effectief klimaatbeleid volgens wetenschappers. Een bekend voorbeeld hiervan is William Nordhaus, winnaar van de Nobelprijs voor de Economie106 in 2018. Om de transitie te kunnen maken naar een klimaatneutrale samenleving zijn duurzame alternatieven nodig en zullen huishoudens en bedrijven daar vaker voor moeten kiezen. Op dit moment worden veel goederen en diensten voor prijzen verhandeld waarin de klimaatschade niet wordt meegenomen. Een effectieve manier om dat te corrigeren is het beprijzen van deze klimaatschade. Het is daarbij wel van belang dat er, net als bij ander beleid, rekening wordt gehouden met inkomenseffecten. Dit soort beprijzing gebeurt al op veel plekken; zo is er op Europees niveau een emissiehandelssysteem (ETS). Daarnaast heeft het kabinet in 2021 een CO2-heffing in de industrie ingevoerd, net als een minimum-CO2-prijs voor elektriciteit. Maar zoals uit een studie van onderzoekers van het PBL107 blijkt, zijn er een aantal sectoren waar de prijs die betaald wordt voor CO2-uitstoot niet in lijn is met de klimaatschade die wordt veroorzaakt.108 Het onderzoek van het PBL laat ook zien dat de kosten van andere externe effecten slechts beperkt voor rekening komen van de bedrijven of individuen die deze effecten veroorzaken.109 Een voorbeeld van een extern effect is luchtverontreiniging. Fijnstof heeft ook in lage concentraties nadelen voor de volksgezondheid.110 Volgens epidemiologisch onderzoek kost luchtverontreiniging Nederlanders gemiddeld een vol levensjaar.111 De bijdrage aan ziekte en sterfte is volgens modelberekeningen vergelijkbaar met die van overgewicht of te weinig beweging.