5.1 Inleiding
Deze bijlage bevat een nadere toelichting op de raming van belasting- en premieontvangsten. De uitkomsten van de raming op EMU-basis zijn reeds gepresenteerd in paragraaf 2.4 en bijlage 4 van deze Miljoenennota. Deze bijlage gaat in op de methodiek die ten grondslag ligt aan de raming. Het ramingsmodel inclusief de toegepaste ramingsvergelijkingen wordt uitgebreid toegelicht. Vervolgens wordt de endogene en beleidsmatige ontwikkeling van de verschillende belastingsoorten op kasbasis gepresenteerd, waarbij ook ingegaan wordt op de regeling voor bijzonder uitstel van betaling die getroffen is in licht van de coronacrisis. Tot slot besteden we specifiek aandacht aan belastingen en premies die op transactiebasis (naar belastingjaar) geraamd worden en vervolgens naar kasbasis en EMU-basis worden vertaald. Dit betreffen de loon- en inkomensheffing, de omzetbelasting en de vennootschapsbelasting.
5.2 Het belang van een raming van belasting- en premieontvangsten
Het ministerie van Financiën maakt jaarlijks de rijksbegroting op. De raming van de belasting- en premieontvangsten is hierbij een belangrijke bouwsteen. De geraamde ontvangsten zijn immers noodzakelijk om het te verwachten begrotingssaldo (EMU-saldo) te bepalen. De inkomstenraming is bovendien relevant voor de financieringsbehoefte van de Nederlandse Staat.
De belasting- en premieontvangsten zijn, in tegenstelling tot de meeste overheidsuitgaven, zeer gevoelig voor economische ontwikkelingen. Zo leiden toenemende werkgelegenheid en hogere lonen direct tot meer ontvangsten via de loonheffing. Via hogere consumptieve bestedingen van huishoudens stijgen bovendien de btw-ontvangsten. Dalende winsten in een laagconjunctuur kunnen zelfs tot negatieve kasontvangsten bij de vennootschapsbelasting leiden (door verliesverrekening). Onder andere deze gevoeligheid voor macro-economische ontwikkelingen is reden voor het kabinet om niet op het EMU-saldo te sturen bij de opstelling van de begroting maar te kiezen voor een trendmatig begrotingsbeleid. Dit betekent dat de overheidsinkomsten mogen meebewegen met de economische ontwikkeling. Binnen dit begrotingsbeleid leidt een opwaartse bijstelling van de inkomsten, en daarmee van het EMU-saldo, niet tot intensivering van de overheidsuitgaven of lastenverlichting. Dit werkt stabiliserend op de economie. Fiscale beleidsmaatregelen zijn wel begrensd. Met het inkomstenkader houdt het kabinet vast aan een pad van beleidsmatige lastenverlichting of lastenverzwaring over de kabinetsperiode (zie bijlage 3). Dat pad legt het kabinet bij de start van de kabinetsperiode vast in de Startnota.
Een zo trefzeker mogelijke raming kan ervoor zorgen dat het uiteindelijk gerealiseerde EMU-saldo (relatief) in de buurt ligt van de raming in de begroting. Tegelijkertijd is het goed om te beseffen dat het gaat om een raming gebaseerd op een macro-economisch model. De uitkomsten van het belasting- en premiemodel blijven macro-inschattingen en zijn daarmee vooral sterk afhankelijk van de raming van macro-economische variabelen, die als input voor het model gebruikt worden.
5.3 Ramingsmethodiek Ministerie van Financiën
Voor de raming van de belasting- en premieontvangsten gebruikt het ministerie van Financiën een econometrisch geschat ramingsmodel. Input voor dat model vormen ten eerste de gerealiseerde belasting- en premieontvangsten van het meest recente volledige jaar, zoals aangeleverd door de Belastingdienst.
Tweede input zijn de ramingen van relevante macro-economische variabelen voor toekomstige jaren, aangeleverd door het Centraal Planbureau (CPB). Het CPB maakt periodiek een onafhankelijke raming van de ontwikkeling van de Nederlandse economie. Het kabinet baseert de opstelling van de begroting zowel aan de uitgaven- als de inkomstenkant op deze ramingen van het CPB. Daarmee is gegarandeerd dat er niet politiek gestuurd kan worden op de cijfers over de economie.
Als derde beïnvloeden ook wijzigingen in beleid de belasting- en premieontvangsten. Beleidseffecten worden ingeboekt in een database, waarna het effect per belastingsoort wordt meegenomen bij de raming.
Tot slot speelt zogenoemde ‘expert opinion’ een rol. De uitkomsten van het model – de geraamde ontwikkeling op basis van macro-economische variabelen en beleidswijzigingen – worden gewogen in samenhang met onder andere de gerealiseerde belastingontvangsten in het lopende jaar (als daar sprake van is), informatie over de uitvoering van de Belastingdienst (waaronder opgelegde aanslagen) en meer sectorspecifieke informatie. Ook de trefzekerheid van het model in de meest recente jaren wordt daarbij bezien. Voor de raming van de belasting- en premieontvangsten in deze Miljoenennota zijn voor 2021 de gedetailleerde kasgegevens tot en met juli bekend en meegewogen in de raming. De inkomsten voor 2021 zijn deels dus reeds gerealiseerd. Voor ramingsjaar 2022 zijn daarentegen nog geen kasgegevens beschikbaar. De geraamde belasting- en premieontvangsten voor 2021 vormen daarom de basis voor de raming van 2022.
Een voorbeeld waarbij specifieke uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst een rol speelt in recente ramingen, is bij het belastinguitstel. Gerealiseerde kasontvangsten geven door de mogelijkheid van uitstel van betaling geen zuiver beeld van de werkelijke opgelegde belastingclaim. Middels informatie van de Belastingdienst is per belastingsoort in beeld in hoeverre sprake is van corona-uitstel waardoor de raming hiervoor gecorrigeerd kan worden.
Sectorspecifieke informatie speelt een rol bij bijvoorbeeld de raming van de bpm. Naast de op macro-economische variabelen gebaseerde vergelijking wordt gekeken naar het aantal verkochte voertuigen in het lopende jaar in relatie tot de gerealiseerde kasontvangsten en verwachtingen voor de rest van het jaar en het komende jaar. Deze informatie wordt naast de modeluitkomst gehouden en indien nodig wordt de modeluitkomst bijgesteld.
5.4 Ramingsmodel voor de belasting- en premieontvangsten
Het ministerie van Financiën raamt de opbrengst per belasting- en premiesoort. Het ramingsmodel houdt hierbij rekening met beleidsmaatregelen en economische ontwikkelingen. Beleidsmatige keuzes beïnvloeden de hoogte van belastingtarieven en de omvang van belastinggrondslagen. De omvang van belastinggrondslagen wordt bovendien beïnvloedt door economische ontwikkelingen, vooral door de stand van de conjunctuur. Zo raamt het CPB dat de nominale consumptie in 2022 met een relatief hoge 7,8% groeit, wat zich vertaalt in relatief hoge groei van de btw-ontvangsten. Het ramingsmodel bestaat uit meerdere vergelijkingen: elke belastingsoort heeft namelijk een specifieke ramingsvergelijking, aansluitend op de grondslag van de betreffende belastingsoort. Deze vergelijkingen zijn econometrisch geschat.
Bovenstaande kan samengevat worden in de volgende vergelijking:
Tt = Tt-1 * (1 + Et) + At
Tt = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t
Tt-1 = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t-1
Et = Effect van economische ontwikkeling op ontvangst belastingsoort in jaar t
At = Beleidsmatig effect op ontvangst belastingsoort in jaar t
De geraamde opbrengst van een belastingsoort in een bepaald jaar is gelijk aan de opbrengst van de belastingsoort uit het voorafgaande jaar plus de veranderingen door beleid en als gevolg van economische ontwikkelingen in dat jaar. Het startpunt van de raming in deze Miljoenennota is daarom de gerealiseerde stand van de belasting- en premieontvangsten in 2020. Het Financieel Jaarverslag Rijk 2020 bevat nadere informatie over de gerealiseerde belasting- en premieontvangsten over 2020. Middels de geraamde beleidsmatige en economische ontwikkelingen komt het ministerie vervolgens tot een raming voor de belasting- en premieontvangsten in 2021. Deze raming geldt vervolgens als startpunt voor de raming van belasting- en premieontvangsten in 2022, welke eveneens wordt aangevuld met de beleidsmatige en verwachte economische veranderingen van dat jaar.
Beleidsmatige ontwikkelingenBeleidsmatige ontwikkelingen beïnvloeden de hoogte van de belasting- en premieontvangsten. Een aanpassing van belastingtarieven zorgt bijvoorbeeld voor een verandering van de belastingopbrengsten. Het budgettaire effect van een beleidsmaatregel ex ante wordt vastgesteld met inachtneming van een eerste-orde-gedragseffect. Hoofdstuk 3 van de Miljoenennota 2018 bevat een box over de systematiek van de eerste-orde-gedragseffecten. Deze ex ante-inschatting met eerste-orde-gedragseffect is de best mogelijke inschatting van het effect van beleid op de desbetreffende belastingopbrengst. Mogelijke effecten van het beleid op macro-economische ontwikkelingen spelen hierbij geen rol. Economische ontwikkelingen worden immers apart geraamd: opname hiervan in beleidsramingen zou leiden tot dubbeltelling.
Endogene ontwikkelingDe verdere verandering van de belasting- en premieontvangsten wordt hoofdzakelijk gedreven door economische ontwikkelingen. In de Miljoenennota wordt dit ook de endogene ontwikkeling genoemd. Het gaat hier bijvoorbeeld om hogere belastingopbrengsten door hogere consumptie van huishoudens, of door hogere lonen bij een gunstige economische ontwikkeling. De endogene ontwikkeling van elke belastingsoort wordt geraamd met een model waarin macro-economische variabelen zijn opgenomen. Deze macro-economische variabelen hebben bewezen samenhang met de betreffende belastingsoort. Hierbij maakt het ministerie van Financiën gebruik van de economische raming van het CPB. Bij deze Miljoenennota betreft dit de Macro-economische Verkenning 2022 (MEV 2022).
De relatie tussen een macro-economische variabele en de endogene verandering van de belastingopbrengst is vaak niet één-op-één. Daarom wordt deze relatie vastgesteld op basis van empirische schatting op historische gegevens, deskundigenoordeel, wetenschappelijke inzichten of andere relevante informatie. De relatie wordt weergegeven door een coëfficiënt. Onderstaande tabel met ramingsvergelijkingen geeft de verschillende coëfficiënten weer. Een negatieve coëfficiënt geeft aan dat de macro-economische ontwikkeling en de endogene ontwikkeling van de belastingopbrengst tegen elkaar in bewegen. Een positieve coëfficiënt geeft aan dat de endogene ontwikkeling en de ontwikkeling van de macro-economische variabele in dezelfde richting bewegen. Deze coëfficiënten worden periodiek herzien. In 2019 zijn de vergelijkingen van het model tegen het licht gehouden en herschat. De beschikbaarheid van (specifieke) macro-economische variabelen en de kwaliteit daarvan is een duidelijke randvoorwaarde bij het empirisch schatten van de ramingsvergelijkingen. Zo is bij de bpm en mrb gekozen voor koppeling aan respectievelijk de ontwikkeling van de duurzame consumptie en het bbp in plaats van meer specifieke ‘auto’-gerichte variabelen vanwege de beperkte voorspelkracht van laatstgenoemde variabelen.
De meeste belastingensoorten worden op kasbasis geraamd. Dat wil zeggen dat het moment van betaling bepaalt aan welk jaar de belasting wordt toegerekend. Omdat de begroting en de verantwoording op EMU-basis – doorgaans de één-maands-verschoven-kas – plaatsvindt, wordt deze raming voor de meeste belastingsoorten gecorrigeerd met het verschil tussen de verwachte kasontvangsten in januari van jaar t en jaar t+1.5
De grootste belastingsoorten – de vennootschapsbelasting, de btw, de loonheffing en de inkomensheffing – worden niet op kasbasis geraamd.6 Die belastingsoorten worden op ‘transactiebasis’ geraamd. Dat wil zeggen dat de belastingopbrengsten worden toegerekend aan de jaren waarin de daadwerkelijke economische transactie - waaruit de belastingopbrengst voortkomt - zich heeft voorgedaan. Dat maakt een betere raming mogelijk, omdat zo omvangrijke kasstromen uit eerdere jaren modelmatig gekoppeld worden aan de macro-economische ontwikkeling van het betreffende jaar. De Belastingdienst splitst gerealiseerde kasontvangsten uit in transactiejaren. Door deze systematiek zijn de gerealiseerde belastinginkomsten op transactiebasis pas enkele jaren na afloop van het jaar bekend. Na het maken van de transactiebasisraming vertaalt het ministerie van Financiën deze naar kasontvangsten. Hiertoe maakt het gebruik van kas-transparameters. Deze parameters delen de ontvangsten in een economisch jaar toe aan kasjaren. De grootte van deze parameters is in eerste instantie gebaseerd op historische kaspatronen van de desbetreffende belastingsoort en op uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst.
Afkorting | Variabele |
arbvu | Arbeidsvolume in arbeidsjaren, mutatie |
bbpvu | BBP marktprijzen, volumemutatie |
bbpwu | BBP marktprijzen, waardemutatie |
Box2 | Waardemutatie grondslag box 2 |
Box3 | Waardemutatie grondslag box 3 |
clpu | Contractloonstijging |
hznpu | Huizenverkoop prijsmutatie |
hznvu | Huizenverkoop volumemutatie |
ihhyptr | Grondslag hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait |
incpu | Incidentele loonstijging |
iond | Waardemutatie inkomen box 1 ondernemers |
invpu | Invoer, prijsmutatie |
invvu | Invoer, volumemutatie |
ivswu | Investeringen in woningen, waardemutatie |
oiwu | Overheidsinvesteringen, waardemutatie |
pcdvu | Consumptie van duurzame goederen, volumemutatie |
pcdwu | Consumptie van duurzame goederen, waardemutatie |
pcvgvu | Consumptie van voeding en genot, volumemutatie |
pcwu | Particuliere consumptie, waardemutatie |
prpsv | Aftrekbare premies loonheffing, waardemutatie |
tcf | Tabelcorrectiefactor |
verr | Waardemutatie verrekende dividendbelasting en heffingskortingen |
grvpb | Ontwikkeling grondslag vpb |
wozwu | Waardemutatie gemiddelde woz-waarde |
Belastingsoort | Ramingsvergelijking voor Et |
---|---|
Accijns op lichte oliën | 0,19 * bbpvut + 1 * tcft |
Accijns op minerale oliën uitgezonderd lichte oliën | 0,63 * bbpvut + 1 * tcft |
Afvalstoffenbelasting | 1 * bbpvut + 1 * tcft |
Alcoholaccijns | ‒ 0,027 + 1,24 * pcvgvut |
Assurantiebelasting | 1,05 * pcwut |
Bankbelasting | 0 |
Belasting zware motorrijtuigen (bzm) | 0,96 * bbpvut |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen (bpm) | ‒ 0,045 + 4,320 * pcdvut + 1 * tcft |
Bieraccijns | 0,42 * pcvgvut |
Bronbelasting op rente en royalty's | 1 * bbpwut |
CO2-heffing | 1 * bbpvut |
Dividendbelasting | ‒ 0,106 + 5,87 * bbpwut |
Energiebelasting | ‒ 0,03 + 0,62 * bbpvut + 1 * tcft |
Inkomensheffing | |
- Box 1 ondernemers | 1 * iondt |
- Box 2 | 1 * box2t |
- Box 3 | 1 * box3t |
- Eigen woning | 1 * ihhyptrt |
- Inkomensheffing overig | 1 * verrt |
Kansspelbelasting | 1,45 * pcwut |
Loonheffing | 0,6 * arbvut+ 1,53 * clput + 1,13 * incput ‒ 0,62 * tcft ‒ 0,81 * prpsvt |
Motorrijtuigenbelasting (mrb) | 0,77 * bbpvut+ 1 * tcft |
Omzetbelasting (btw) | 0,44* pcwut + 0,29 * pcdwut + 0,18 * ivswut + 0,02 * oiwut |
Overdrachtsbelasting | 1 * hznvut + 1 * hznput |
Rechten bij invoer | 0,63 * invvut+ 0,51 * invput |
Schenk- en erfbelasting | 1 * hznput |
Tabaksaccijns | 0,97 * pcvgvut |
Vennootschapsbelasting | 1 * winstwut |
Verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken | 1,05 * pcvgvut |
Verhuurderheffing | 1 * wozwut |
Vliegbelasting | 1* pcvut |
Waterbelasting | 0,008 + 1 * tcft |
Wijnaccijns | 1,16 * pcvgvut |
Als voorbeeld voor de werking van het ramingsmodel en de totstandkoming van een raming van een belastingsoort nemen we de bieraccijns. Deze belasting wordt geraamd op kasbasis. Volgens bovenstaande vergelijking zijn de geraamde bieraccijnsontvangsten afhankelijk van de volumemutatie van de ‘consumptie van voeding en genot’. De positieve coëfficiënt betekent een positieve relatie: als het CPB een hogere consumptie van voeding en genot raamt, dan leidt dit tot hogere geraamde bieraccijnsontvangsten. De grootte van de coëfficiënt bedraagt 0,42. Dit betekent dat de bieraccijnsontvangsten met 0,42 procent stijgen ten opzichte van voorgaand jaar als het CPB een stijging van het volume van de consumptie van voeding en genot raamt van 1 procent. In dit voorbeeld spelen geen beleidsmatige ontwikkelingen. Voorts wordt deze uitkomst uit het ramingsmodel in vergeleken met reeds gerealiseerde kasontvangsten in het lopende jaar, uitvoeringsinformatie, de voorgaande raming en/of andere relevante (sectorspecifieke) informatie. Zo nodig wordt de uitkomst van het model op basis van expert opinion bijgesteld.
5.5 De belastingramingen voor 2021 en 2022 op kasbasis
De volgende twee tabellen geven de opbouw weer van de belastingramingen op kasbasis. Tabel 5.5.1 toont de ontwikkeling van de realisaties in 2020 naar de Vermoedelijke Uitkomsten in 2021. Tabel 5.5.2 toont vervolgens de ontwikkeling van de Vermoedelijke Uitkomsten in 2021 naar de Ontwerpbegroting 2022. De tabel splitst de verandering per belastingsoort uit naar beleidsmatige mutatie en endogene mutatie. Beleidsmatige mutaties zijn mutaties als gevolg van fiscale beleidsmaatregelen of van overige maatregelen. Endogene mutaties zijn mutaties van de belastingopbrengsten als gevolg van de economische ontwikkeling.
De raming voor de totale belastingontvangsten in 2021 komt op kasbasis 15,2 miljard euro hoger uit dan de realisatie van de totale belastingontvangsten in 2020 (zie tabel 5.5.1). Deze stijging is het totaal van de beleidsmatige mutatie van 3,3 miljard euro en de endogene stijging van 11,9 miljard euro. Voor 2022 geldt een toename van de totale belastingontvangsten op kasbasis met 23,3 miljard euro ten opzichte van 2021. Dit is het saldo van een beleidsmatige mutatie van 6,9 miljard euro en een endogene ontwikkeling van 16,4 miljard euro (zie tabel 5.5.2). De volgende paragrafen lichten deze beleidsmatige en endogene mutaties toe.
2020 | Maatregelen | Endogeen | Endogeen in % | 2021 | |
---|---|---|---|---|---|
Indirecte belastingen | 89.662 | 339 | 8.321 | 9,3% | 98.322 |
Invoerrechten | 3.141 | 0 | 405 | 12,9% | 3.546 |
Omzetbelasting | 55.874 | ‒ 206 | 6.808 | 12,2% | 62.475 |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen | 1.563 | ‒ 274 | 362 | 23,2% | 1.650 |
Accijnzen | 11.287 | 154 | 319 | 2,8% | 11.760 |
- Accijns van lichte olie | 3.827 | 0 | 339 | 8,9% | 4.167 |
- Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie | 3.391 | 28 | 257 | 7,6% | 3.676 |
- Tabaksaccijns | 3.019 | 126 | ‒ 338 | ‒ 11,2% | 2.807 |
- Alcoholaccijns | 338 | 0 | 0 | ‒ 0,1% | 337 |
- Bieraccijns | 368 | 0 | 53 | 14,5% | 421 |
- Wijnaccijns | 344 | 0 | 8 | 2,4% | 352 |
Belastingen van rechtsverkeer | 6.361 | 716 | ‒ 126 | ‒ 2,0% | 6.952 |
- Overdrachtsbelasting | 3.348 | 718 | ‒ 320 | ‒ 9,6% | 3.746 |
- Assurantiebelasting | 3.013 | ‒ 2 | 195 | 6,5% | 3.206 |
Motorrijtuigenbelasting | 4.250 | ‒ 49 | 44 | 1,0% | 4.246 |
Belastingen op een milieugrondslag | 4.392 | ‒ 84 | 347 | 7,9% | 4.654 |
- co2-heffing | 0 | 0 | 0 | 0% | 0 |
- Afvalstoffenbelasting | 216 | ‒ 12 | 42 | 19,3% | 246 |
- Energiebelasting | 3.874 | ‒ 292 | 438 | 11,3% | 4.020 |
- Waterbelasting | 301 | 0 | 7 | 2,4% | 308 |
- Brandstoffenheffingen | 1 | 0 | 0 | 2,4% | 1 |
- Vliegbelasting | 0 | 220 | ‒ 140 | 0% | 80 |
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten | 271 | 0 | 6 | 2,2% | 277 |
Belasting op zware motorrijtuigen | 188 | 5 | 17 | 9,0% | 210 |
Verhuurderheffing | 1.888 | ‒ 147 | 138 | 1.880 | |
Bankbelasting | 447 | 225 | 0 | 0,0% | 672 |
Directe belastingen | 94.684 | 2.961 | 3.560 | 3,8% | 101.205 |
Inkomstenbelasting | 7.124 | ‒ 1.727 | ‒ 667 | ‒ 9,4% | 4.729 |
Loonbelasting | 59.071 | ‒ 1.188 | 4.233 | 7,2% | 62.116 |
Dividendbelasting | 4.811 | ‒ 384 | ‒ 256 | ‒ 5,3% | 4.170 |
Kansspelbelasting | 304 | 10 | ‒ 87 | ‒ 28,6% | 227 |
Vennootschapsbelasting | 21.044 | 6.260 | 210 | 1,0% | 27.514 |
Bronbelasting op rente en royalty's | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Schenk- en erfbelasting | 2.331 | ‒ 10 | 127 | 5,5% | 2.448 |
Overige Belastingontvangsten | 303 | 0 | 0 | 303 | |
Totaal belastingen op kasbasis | 184.649 | 3.300 | 11.881 | 6,4% | 199.830 |
2021 | Maatregelen | Endogeen | Endogeen in % | 2022 | |
---|---|---|---|---|---|
Indirecte belastingen | 98.322 | 730 | 4.031 | 4,1% | 103.083 |
Invoerrechten | 3.546 | 0 | 192 | 5,4% | 3.738 |
Omzetbelasting | 62.475 | 1.262 | 2.402 | 3,8% | 66.140 |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen | 1.650 | ‒ 35 | 391 | 23,7% | 2.007 |
Accijnzen | 11.760 | ‒ 57 | 463 | 3,9% | 12.166 |
- Accijns van lichte olie | 4.167 | ‒ 58 | 182 | 4,4% | 4.291 |
- Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie | 3.676 | ‒ 37 | 198 | 5,4% | 3.837 |
- Tabaksaccijns | 2.807 | 37 | 23 | 0,8% | 2.867 |
- Alcoholaccijns | 337 | 0 | 25 | 7,3% | 362 |
- Bieraccijns | 421 | 0 | 32 | 7,5% | 453 |
- Wijnaccijns | 352 | 0 | 4 | 1,0% | 356 |
Belastingen van rechtsverkeer | 6.952 | 89 | 619 | 8,9% | 7.660 |
- Overdrachtsbelasting | 3.746 | 90 | 432 | 11,5% | 4.267 |
- Assurantiebelasting | 3.206 | 0 | 187 | 5,8% | 3.393 |
Motorrijtuigenbelasting | 4.246 | ‒ 51 | 44 | 1,0% | 4.238 |
Belastingen op een milieugrondslag | 4.654 | ‒ 5 | 81 | 1,7% | 4.730 |
- co2-heffing | 0 | 0 | 0 | 0% | 0 |
- Afvalstoffenbelasting | 246 | ‒ 16 | 12 | 4,8% | 241 |
- Energiebelasting | 4.020 | 12 | 18 | 0,4% | 4.049 |
- Waterbelasting | 308 | 0 | 6 | 2,1% | 314 |
- Brandstoffenheffingen | 1 | 0 | 0 | 5,8% | 1 |
- Vliegbelasting | 80 | 0 | 45 | 55,8% | 125 |
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten | 277 | 0 | 2 | 0,9% | 279 |
Belasting op zware motorrijtuigen | 210 | 0 | 7 | 3,3% | 217 |
Verhuurderheffing | 1.880 | ‒ 249 | ‒ 171 | 1.460 | |
Bankbelasting | 672 | ‒ 225 | 0 | 0,0% | 447 |
Directe belastingen | 101.205 | 6.151 | 12.384 | 12,2% | 119.740 |
Inkomstenbelasting | 4.729 | 2.243 | 5.672 | 119,9% | 12.644 |
Loonbelasting | 62.116 | ‒ 824 | 4.407 | 7,1% | 65.700 |
Dividendbelasting | 4.170 | 2.259 | 678 | 16,3% | 7.107 |
Kansspelbelasting | 227 | 1 | 296 | 130,2% | 523 |
Vennootschapsbelasting | 27.514 | 2.472 | 1.303 | 4,7% | 31.289 |
Bronbelasting op rente en royalty's | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Schenk- en erfbelasting | 2.448 | 0 | 28 | 1,2% | 2.476 |
Overige Belastingontvangsten | 303 | 0 | 0 | 303 | |
Totaal belastingen op kasbasis | 199.830 | 6.881 | 16.416 | 8,2% | 223.126 |
Beleidsmatige ontwikkelingDe belastingontvangsten in 2021 nemen met 3,3 miljard euro toe als gevolg van fiscale en overige maatregelen. In tabel 5.5.3 staat aangegeven welke wijzigingen sinds de Miljoenennota 2021 hebben plaatsgevonden.
Kas 2021 | |
---|---|
Totaal maatregelen, zoals gemeld in Miljoenennota 2021 (bijlage 5) | 10.377 |
Mutatie vanwege nabetalingen | ‒ 767 |
Mutatie vanwege beleid | ‒ 6.310 |
Totaal maatregelen | 3.300 |
Beleidsmatige wijzigingen vloeien voort uit het Regeerakkoord, maatregelen die het kabinet sindsdien heeft genomen en maatregelen van eerdere kabinetten met effecten in 2021. Daarnaast zijn er mutaties als gevolg van nabetalingen tussen het Rijk en de sociale fondsen. Deze nabetalingen vinden plaats omdat via de inkomensheffing en de loonheffing de belastingen en premies volksverzekeringen geïntegreerd worden geheven. De verdeling van deze ontvangsten tussen het Rijk en de sociale fondsen gebeurt op basis van voorlopige verdeelsleutels. Wanneer de Belastingdienst de gegevens over de feitelijke inkomens van mensen binnen heeft, kan nauwkeurig worden bepaald welk deel van de heffingen het Rijk toekomen en welk deel de sociale fondsen. Bij de loonheffing gebeurt dit na twee jaar, omdat dan het grootste deel van de aanslagen en aangiften is afgehandeld. Bij de inkomensheffing gebeurt dit om dezelfde reden pas na vier jaar. Hierdoor vinden er in de jaren nadat een transactiejaar is afgesloten nog nabetalingen plaats tussen het Rijk en de sociale fondsen. Tabel 5.5.3 laat zien dat dit in 2021 leidt tot een mutatie in de belastingontvangsten voor het Rijk van ‒ 0,8 miljard ten opzichte van wat in Miljoenennota 2021 aan nabetalingen werd verwacht. Omdat het hier onderlinge nabetalingen betreft tussen premieontvangsten (volksverzekeringen) en de ontvangsten uit de loon- en inkomstenbelasting, zijn deze verschuivingen niet relevant voor het EMU-saldo.
Voor 2022 bedraagt de geraamde beleidsmatige mutatie van de belastingontvangsten per saldo 6,9 miljard euro (tabel 5.5.2). Deze mutatie betreft voor 0,9 miljard euro verwachte onderlinge nabetalingen tussen premieontvangsten (volksverzekeringen) en ontvangsten uit de loon- en inkomstenbelasting. Deze verschuivingen zijn niet relevant voor het EMU-saldo. Het voor het EMU-saldo relevante, beleidsmatige deel van de mutatie bij de belastingontvangsten (exclusief premieontvangsten) bedraagt 6,0 miljard euro. Bijlage 4 van deze Miljoenennota licht de beleidsmatige mutatie van de totale belasting- en premieontvangsten toe.
Endogene ontwikkelingDe belastingontvangsten op kasbasis nemen in 2021 met 11,9 miljard euro toe als gevolg van de endogene ontwikkeling. Dit betekent een groei van 6,4 procent. In 2022 nemen de ontvangsten ten opzichte van 2021 toe met 16,4 miljard euro als gevolg van de endogene ontwikkeling, een groei van 8,2 procent. Bijlage 4 van de Miljoenennota bevat een toelichting van de endogene ontwikkeling voor het totaal van de belasting- en premieontvangsten. Dat zijn de totale belastingen inclusief premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en premies zorgverzekeringen.
Bijzonder uitstel van betaling
Inbegrepen in de raming van de belastingontvangsten in 2021 en 2022 op kasbasis is het effect van de regeling voor bijzonder uitstel van betaling vanwege de coronacrisis. Ondernemers kunnen tot 1 oktober 2021 een aanvraag doen voor versoepeld uitstelbeleid voor een groot aantal belastingen, waaronder de loonheffing en de omzetbelasting. Dit leidt tot minder ontvangsten in 2021, en juist meer vanaf 2022. Deze kasschuif is niet relevant voor de bepaling van de ontvangsten op EMU-basis, omdat voor het EMU-begrip aangesloten wordt bij het onderliggende transactiemoment waarop de betalingsverplichting ontstaat.
Aan het einde van 2020 bedroeg de openstaande schuld met betrekking tot vanwege corona uitgestelde belasting 12,9 miljard euro. In 2021 werken twee effecten tegen elkaar in. Enerzijds wordt in 2021 een deel van de uitgestelde belasting die betrekking heeft op 2020 alsnog betaald, anderzijds wordt over 2021 nieuw uitstel aangevraagd dat in 2022 of later alsnog betaald wordt. Per saldo bedraagt de geraamde omvang van de netto kasschuif in 2021 3,5 miljard euro. In 2022 wordt naar verwachting 3,2 miljard euro uitgestelde belasting alsnog betaald, in de jaren 2023-2027 nog eens 12,9 miljard euro. Deze uitstelbedragen zijn verwerkt in tabel 5.5.1 en 5.5.2.
De ontwikkeling van de uitgestelde belasting is sinds de invoering van de maatregel gemonitord. Aan het begin van 2021 bedroeg de stand van openstaande vorderingen 12,9 miljard euro, tot en met begin september is dit opgelopen tot 19,1 miljard euro. Hiervan heeft 10,0 miljard euro betrekking op de loonheffing (inclusief premies werknemersverzekeringen), 5,8 miljard euro op de omzetbelasting, 1,8 miljard euro op de inkomensheffing en 1,5 miljard euro op de vennootschapsbelasting.
Voor het afbetalen van opgebouwde schuld geldt per 1 oktober 2022 een betalingsregeling, waarbij de schuld in 60 maandelijkse termijnen wordt voldaan. Sommige ondernemers betalen echter liever hun schuld zo snel als mogelijk af, anderen zullen er als gevolg van de oplopende invorderingsrente ook voor kiezen om eerder dan noodzakelijk te betalen. Voor de raming van de afbetaling wordt hiermee rekening gehouden, waarbij het precieze tempo waarmee de schuld wordt afbetaald van veel factoren afhankelijk is en daarmee erg onzeker is. Het is daarbij overigens de verwachting dat een deel van de uitgestelde ontvangsten in het geheel niet meer binnenkomt als gevolg van faillissementen. Hiermee is in de raming van de belasting- en premieontvangsten op EMU-basis reeds rekening gehouden.
Figuur 5.5.1 geeft de geraamde ontwikkeling van de openstaande schuld in de periode 2021-2027 weer waar de kas-EMU correcties in het ramingsmodel op gebaseerd zijn. Dit is nadrukkelijk een onzekere prognose, omdat deze afhangt van de ontwikkeling van het coronavirus, de economische ontwikkeling en het gedrag van ondernemers de komende jaren. De grafiek impliceert overigens niet dat alle schuld daadwerkelijk wordt afgelost, maar behandelt betalingen en afschrijvingen beide als een daling van de openstaande schuld.
Figuur 5.5.1 Verwacht verloop openstaand saldo bijzonder uitstel van betaling 2021-2028 (in miljarden euro)
5.6 Nadere toelichting ramingen op transactiebasis
Deze paragraaf bevat een nadere toelichting op de endogene ontwikkeling van de op transactiebasis geraamde belastingsoorten. Dat zijn de vennootschapsbelasting, de loon- en inkomensheffing (de som van het belastingdeel en het premiedeel van de loon- en inkomensheffing) en de omzetbelasting. Deze belastingsoorten vormen samen ruim 80 procent van de totale belastingontvangsten inclusief premies volksverzekeringen.
Vennootschapsbelasting
Voor een nader inzicht in de ontwikkeling van de kasontvangsten volgt een korte toelichting op het proces van aanslagoplegging. De heffing van de vennootschapsbelasting vindt in eerste instantie plaats via voorlopige aanslagen. In januari wordt een inschatting gemaakt van de winst voor dat jaar op basis van winsten uit de afgelopen twee jaren, eventueel gecorrigeerd voor verwachtingen betreffende de winsten van dat jaar zelf. Op basis hiervan worden voorlopige aanslagen verstuurd. Vervolgens kan op basis van tussentijdse inschattingen van de winstontwikkeling een bijstelling van de voorlopige aanslag plaatsvinden. In juli/augustus van het daaropvolgende jaar (t+1) vindt vervolgens de voorlopige aangifte plaats. Dit kan wederom leiden tot een nadere voorlopige aanslag. Afhankelijk van de omvang van het bedrijf en de aard van de aangifte vindt in een van de daaropvolgende jaren de definitieve vaststelling van de winst plaats. Meestal wordt circa driekwart van de uiteindelijke aanslagopleggingen reeds in het eerste jaar via voorlopige aanslagen ontvangen, maar dit percentage fluctueert.
Voor het opstellen van de begroting zijn de kasontvangsten van de vennootschapsbelasting relevant. Daarom is het van belang hoe het verloop van aanslagoplegging zich vertaalt in kasontvangsten. Tabel 5.6.1 toont de ontwikkeling van de totale kasopbrengst per jaar met een opsplitsing naar transactiejaar. Deze tabel laat zien dat het grootste deel van de opbrengst in een bepaald jaar voortkomt uit de voorlopige aanslagen over dat jaar zelf. Deze opbrengst stijgt bovendien door bijstellingen in de voorlopige aanslagen over de twee voorgaande jaren. Maar als gevolg van verliesverrekening is de bijdrage van jaar t-3 en ouder over het algemeen negatief.
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Jaar T | 16.720 | 18.312 | 20.515 | 17.844 | 20.767 | 25.167 |
Jaar T-1 | 4.321 | 5.106 | 5.059 | 3.861 | 7.088 | 5.445 |
Jaar T-2 | 629 | 650 | 521 | ‒ 230 | 255 | 754 |
Jaar T-3 | ‒ 102 | ‒ 317 | ‒ 145 | ‒ 247 | ‒ 202 | ‒ 168 |
Jaar T-4 en ouder | ‒ 112 | ‒ 96 | 0 | ‒ 184 | ‒ 395 | 91 |
Totaal kasopbrengst VPB | 21.456 | 23.655 | 25.949 | 21.044 | 27.514 | 31.289 |
Per saldo bedraagt de verwachte endogene mutatie van 2020 naar 2021 0,2 miljard euro. Beleidsmaatregelen hebben in 2021 per saldo een sterk opwaarts effect op de ontvangsten (6,3 miljard euro). De totale stijging in 2021 komt uit op 6,5 miljard euro. In 2022 bedraagt de endogene stijging van de vpb-ontvangsten naar verwachting 1,3 miljard euro. Het beleidsmatige effect is dan 2,5 miljard euro. Per saldo stijgen de vpb-ontvangsten in 2022 afgerond met 3,8 miljard euro.
Loon- en inkomensheffing
De loonheffing is een voorheffing van de inkomensheffing. In eerste instantie wordt door inhoudingsplichtigen maandelijks loonbelasting afgedragen op basis van het loon of de uitkering van de belastingplichtigen. Na het verstrijken van het kalenderjaar dient de belastingplichtige normaal gesproken voor 1 mei van het volgende jaar belastingaangifte te doen (dit jaar is die datum eenmalig verschoven naar 8 mei). Op basis hiervan wordt bepaald hoeveel belasting in totaal verschuldigd is, met inachtneming van andere bronnen van inkomen, belastingkortingen en aftrekposten. Wanneer dit bedrag hoger is dan de reeds betaalde loonheffing, moet men het resterende bedrag aan inkomensheffing voldoen. Wanneer de verschuldigde belasting lager is, krijgt men geld terug van de Belastingdienst. In deze paragraaf wordt gekeken naar de ontwikkeling van de loon- en inkomensheffing. Dit betreft naast de belasting tevens de ontvangsten van de premies volksverzekeringen, welke geïntegreerd worden geheven. Voor analysedoeleinden zijn de ontvangsten op heffingsniveau beter bruikbaar, omdat deze eenvoudiger kunnen worden waargenomen.
Loonheffing
De raming van de loonheffing vindt net als bij de vennootschapsbelasting op transactiebasis plaats. Het ontvangstpatroon van de transactieopbrengst in de kas is bij de loonheffing echter veel stabieler dan bij de vpb. Daarnaast geldt dat de transactieopbrengst ook aanzienlijk sneller wordt ontvangen en binnen drie maanden na afloop van het jaar bijna volledig gerealiseerd is. Hierdoor treden minder grote verschillen op tussen de ontwikkeling van de transactieopbrengst en de kasopbrengst dan bij de vpb.
2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|
Opbrengst op transactiebasis | 103.422 | 105.863 | 109.444 |
Mutatie | 2.440 | 3.581 | |
waarvan endogeen | 4.701 | 3.000 | |
waarvan autonoom | ‒ 2.260 | 580 | |
Endogene groei (in %) | 4,5% | 2,8% |
Tabel 5.6.2 toont de (geraamde) endogene ontwikkeling van de loonheffing in 2021 en 2022. De verwachte endogene ontwikkeling bedraagt in 2021 4,7 miljard euro. In 2022 bedraagt deze 3,0 miljard euro. De ontwikkeling van de loonheffing is afhankelijk van de ontwikkeling van de totale belastbare loonsom. De ontwikkeling van de totale belastbare loonsom wordt bepaald door de groei van het arbeidsvolume, de stijging van de contractlonen, de hoogte van verschillende aftrekbare premies en de ontwikkeling van uitkeringen en pensioenen. Onderstaande tabel 5.6.3 geeft een overzicht van enkele relevante gegevens uit de Macro Economische Verkenning 2022 van het CPB.
2021 | 2022 | |
---|---|---|
arbeidsvolume in arbeidsjaren | 1,7% | 0,4% |
contractloonstijging | 1,9% | 2,1% |
incidentele loonstijging | ‒ 0,8% | 0,2% |
tabelcorrectiefactor | 1,6% | 1,3% |
arbeidsinkomensquote marktsector | 73,3% | 75,0% |
Inkomensheffing
De ontvangsten uit de inkomensheffing zijn het saldo van de belastingontvangsten van particulieren en zelfstandige ondernemers. Voor de particulieren geldt de loonheffing als voorheffing. Bij de inkomensheffing voor particulieren hebben de ontvangsten dan ook betrekking op bijtel- en aftrekposten en heffingskortingen die niet al via de loonheffing zijn verrekend. Bij de zelfstandigen wordt de ontwikkeling daarnaast ook bepaald door de winstontwikkeling.
De raming van de ontvangsten van de inkomensheffing is opgesteld op basis van de beleidsmaatregelen, de geraamde endogene ontwikkeling en de kasrealisaties tot en met juli.
2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|
Inkomensheffing op transactiebasis | 2.877 | 5.454 | 6.346 |
mutatie | 2.577 | 892 | |
waarvan endogeen | 2.390 | ‒ 310 | |
waarvan autonoom | 187 | 1.202 |
De endogene ontwikkeling van de ontvangsten inkomensheffing is in 2021 positief (2,4 miljard euro), maar in 2022 negatief: ‒ 0,3 miljard euro. Onderliggend is in 2021 vooral sprake van stijgende winsten van IB-ondernemers en een kleiner negatief effect van hypotheekrenteaftrek. In 2022 wordt de lichte endogene daling met name veroorzaakt door een toename van de hypotheekrenteaftrek en de overige aftrekposten.
Omzetbelasting
De omzetbelasting is verantwoordelijk voor circa 30 procent van de totale belastingontvangsten. De endogene groei van de omzetbelasting wordt vooral bepaald door de waardeontwikkeling van de bestedingen waarop btw rust, te weten de particuliere consumptie, de overheidsinvesteringen en de investeringen in woningen. De ramingen van het CPB voor deze bestedingscategorieën zijn samengevat in tabel 5.6.5.
2021 | 2022 | ||
---|---|---|---|
particuliere consumptie, waardemutatie | 4,6% | 7,8% | |
investeringen in woningen, waardemutatie | 13,0% | 7,6% | |
overheidsinvesteringen, waardemutatie | 10,1% | 0,9% |
Bij de particuliere consumptie speelt ook de samenstelling van de consumptie een rol, omdat er verschillende bestedingscategorieën zijn waarvoor een verschillend btw-tarief geldt. Bij een laagconjunctuur is het bijvoorbeeld de verwachting dat er een verschuiving plaatsvindt van consumptie waarvoor het normale tarief geldt (inclusief alle «luxe goederen») naar consumptie waarvoor het verlaagde btw-tarief geldt. Hierdoor neemt het gemiddelde btw-tarief over de totale particuliere consumptie af en daarmee de btw-ontvangsten. In hoogconjunctuur is sprake van het omgekeerde. Opvallend is dat deze vuistregel zich gedurende de coronacrisis niet heeft voorgedaan. De consumptie van duurzame goederen is juist relatief goed op peil gebleven. Vermoedelijk leidden de coronamaatregelen tot een (gedwongen) verandering in het consumptiepatroon.
De btw-ontvangsten op transactiebasis bedragen naar verwachting 62,9 miljard euro in 2021. In 2022 wordt een verdere stijging naar 67,5 miljard euro verwacht.
2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|
Omzetbelasting op transactiebasis | 59.481 | 62.913 | 67.492 |
mutatie | 3.432 | 4.579 | |
wv endogeen | 3.622 | 3.230 | |
wv autonoom | ‒ 190 | 1.349 | |
Endogene mutatie in procent | 6,1% | 5,1% |