2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
totaal uitgaven | 57.739,70 | 50.637,40 | 47.827,60 | 47.837,00 | 48.874,20 | 50.049,50 | |
totaal niet-belastingontvangsten | 4.716,80 | 2.860,90 | 2.386,20 | 2.045,60 | 2.022,40 | 1.994,90 | |
1 | Arbeidsmarkt | ||||||
Uitgaven | 10.213,60 | 4.546,60 | 1.771,80 | 1.132,80 | 995,9 | 1.006,40 | |
Ontvangsten | 1.839,10 | 988,8 | 504,9 | 100,2 | 62,2 | 25,7 | |
2 | Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet | ||||||
Uitgaven | 8.493,40 | 7.388,90 | 7.458,10 | 7.700,80 | 7.891,40 | 8.019,30 | |
Ontvangsten | 955,8 | 18,2 | 18,2 | 75,5 | 75,1 | 74,4 | |
3 | Arbeidsongeschiktheid | ||||||
Uitgaven | 15,5 | 17,7 | 3,3 | 0,8 | 0,8 | 0,8 | |
4 | Jonggehandicapten | ||||||
Uitgaven | 3.542,90 | 3.553,80 | 3.571,00 | 3.590,40 | 3.650,30 | 3.665,20 | |
Ontvangsten | 28,4 | ||||||
5 | Werkloosheid | ||||||
Uitgaven | 225 | 282,5 | 143,4 | 142,1 | 143,2 | 110,8 | |
Ontvangsten | 0 | ||||||
6 | Ziekte en verlofregelingen | ||||||
Uitgaven | 12,2 | 36,6 | 63,5 | 63,2 | 63 | 62,9 | |
7 | Kinderopvang | ||||||
Uitgaven | 4.130,30 | 3.858,00 | 3.844,50 | 3.847,10 | 3.888,80 | 3.947,80 | |
Ontvangsten | 1.566,30 | 1.584,70 | 1.598,20 | 1.609,40 | 1.625,10 | 1.639,00 | |
8 | Oudedagsvoorziening | ||||||
Uitgaven | 23,7 | 25,3 | 26,2 | 27,4 | 28,8 | 30,5 | |
Ontvangsten | 0,1 | ||||||
9 | Nabestaanden | ||||||
Uitgaven | 1,1 | 1,2 | 1,2 | 1,2 | 1,2 | 1,2 | |
10 | Tegemoetkoming ouders | ||||||
Uitgaven | 6.516,70 | 6.479,30 | 6.421,00 | 6.413,80 | 6.389,60 | 6.386,30 | |
Ontvangsten | 194,3 | 188,3 | 184 | 180,9 | 179,9 | 179,1 | |
11 | Uitvoeringskosten | ||||||
Uitgaven | 661,9 | 661,8 | 586,1 | 593,7 | 587,4 | 586,8 | |
Ontvangsten | 66,2 | ||||||
12 | Rijksbijdragen | ||||||
Uitgaven | 23.166,20 | 22.837,60 | 23.067,40 | 23.515,40 | 24.455,50 | 25.455,90 | |
Ontvangsten | 2,1 | ||||||
13 | Integratie en maatschappelijke samenhang | ||||||
Uitgaven | 210,1 | 373,8 | 320,8 | 284,4 | 261,6 | 257,4 | |
Ontvangsten | 1,2 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | |
96 | Apparaat | ||||||
Uitgaven | 441,2 | 472,9 | 457,4 | 451,6 | 447,2 | 443,5 | |
Ontvangsten | 63,1 | 79,9 | 79,9 | 78,5 | 79,2 | 75,8 | |
98 | Algemeen | ||||||
Uitgaven | 31,7 | ||||||
Ontvangsten | 0,1 | ||||||
99 | Nog te verdelen | ||||||
Uitgaven | 54,2 | 101,4 | 91,8 | 72,2 | 69,6 | 74,7 |
1. Arbeidsmarkt
Het merendeel van de aflopende reeks op artikel 1 Arbeidsmarkt wordt verklaard door de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW). Werkgevers ontvangen in 2021 voorschotten (80% van de aanvraag). De regeling loopt af per 1 oktober 2021. De afrekeningen van de daadwerkelijke subsidies zijn voorzien in de jaren 2021-2023. Dan kunnen nog nabetalingen en terugvorderingen volgen op basis van de daadwerkelijke gerealiseerde loonkosten en omzetten. UWV gaat coulant om met terugbetalingstermijnen, die nog tot en met 2026 kunnen terugvloeien naar de begroting van SZW.
2. Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet
Op artikel 2 wordt de ontwikkeling van uitgaven en ontvangsten vooral verklaard door het macrobudget Participatiewetuitkeringen en de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers (Tozo). Het macrobudget Participatiewetuitkeringen heeft betrekking op de bijstand, loonkostensubsidie, inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ) en bijstand voor zelfstandige ondernemers (Bbz-levensonderhoud). De stijging van het macrobudget is met name het gevolg van de conjuncturele ontwikkeling. Het CPB verwacht een stijging van de werkloosheid vanaf 2021 naar het evenwichtsniveau in 2026. Dit leidt tot een stijging van het budget. Daarnaast zorgen eerdere beleidswijzigingen voor een stijging, zoals de invoering van de Participatiewet, de verhoging van de AOW-leeftijd en de WW-duurverkorting. De Tozo loopt net als de NOW per 1 oktober 2021 af. Dit verklaart het lagere uitgavenniveau vanaf 2022. Door voorlopige verrekeningen met gemeenten van in 2020 verstrekte voorschotten zijn de ontvangsten in 2021 hoger.
3. Arbeidsongeschiktheid
De op- en afloop die zichtbaar is op artikel Arbeidsongeschiktheid komt voort uit de tijdelijke middelen die beschikbaar worden gesteld voor de RA-maatregel «scholingsexperiment WGA» voor de inkoop van functionele taaltrainingen en leer- werktrajecten. Dit komt ook door het tijdelijke budget voor de inzet van Individuele Plaatsing en Steun (IPS) om mensen met een psychische aandoening te ondersteunen bij re-integratie naar de arbeidsmarkt.
4. Jonggehandicapten
De oplopende reeks op artikel 4 wordt veroorzaakt door stijgende uitkeringslasten in de Wajong. Dit komt door een toename van het aantal Wajong2015 uitkeringen. Dit effect wordt gedempt door een daling van het aantal uitkeringen in de oude Wajong en de Wajong2010.
5. Werkloosheid
In 2022 nemen de uitgaven op artikel 5 toe ten opzichte van 2021. Dit komt doordat er voor 2022 meer budget beschikbaar is gesteld voor crisisdienstverlening en er budget beschikbaar is gekomen voor de subsidieregeling Praktijkleren. In latere jaren zorgt vooral de IOW voor de ontwikkeling van de uitgaven op het artikel Werkloosheid. Vanaf 2026 vindt geen nieuwe instroom meer plaats in de IOW, omdat de tijdelijke inkomensvoorziening voor oudere werklozen afloopt. De uitgaven op artikel 5 dalen dan ook in 2026.
6. Ziekte en verlofuitkeringen
De uitgaven aan artikel 6 nemen vanaf 2022 toe als gevolg van de invoering van een financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van beroepsziekten veroorzaakt door blootstelling aan gevaarlijke stoffen (TSB). Het streven is dat de regeling per juli 2022 van start gaat. Hierdoor komen de uitgaven vanaf 2023 hoger uit dan in 2022.
7. Kinderopvang
De voornaamste post bij uitgaven op dit artikel zijn de uitgaven kinderopvangtoeslag. Hoewel in 2022 de uitgaven kinderopvangtoeslag stijgen, komen de totale uitgaven op artikel 7 in dat jaar lager uit. Dit vanwege de uitgaven in 2021 aan de Tegemoetkomingsregeling Eigen Bijdrage in verband met de sluiting van de kinderopvang ten tijde van de lockdown door Covid-19. Na een daling in 2023 die vooral samenhangt met een oplopende werkloosheid nemen de uitgaven in latere jaren naar verwachting geleidelijk toe. Dit komt met name door een stijging van het aantal kinderen op de dagopvang als gevolg van de demografische ontwikkeling.
De grootste posten bij ontvangsten op dit artikel betreffen de ontvangsten uit terugvorderingen kinderopvangtoeslag en de werkgeversbijdrage kinderopvang. De ontvangsten uit terugvorderingen volgen met enige jaren vertraging de ontwikkeling in de uitgaven aan kinderopvangtoeslag. De werkgeversbijdrage kinderopvang betreft een vast percentage (0,5%) van de geraamde totale loonsom. Meerjarig neemt de loonsom en daarmee de werkgeversbijdrage kinderopvang toe.
8. Oudedagsvoorziening
De begrotingsgefinancierde uitgaven onder artikel 8 blijven over de jaren gezien vrij constant.
9. Nabestaanden
De begrotingsgefinancierde uitgaven onder artikel 9 blijven over de jaren gezien vrij constant.
10. Tegemoetkoming ouders
De grootste posten zijn de kinderbijslag (AKW) en het kindgebonden budget (WKB). De uitgaven AKW dalen licht tot en met 2024. In de jaren daarna nemen de uitgaven AKW licht toe. Dit komt door demografische ontwikkelingen. De uitgaven WKB dalen meerjarig licht. Naast de demografische ontwikkeling is dit het gevolg van een gunstige conjuncturele ontwikkeling de komende jaren. De ontvangsten volgen met enige jaren vertraging de ontwikkeling in de uitgaven.
11. Uitvoeringskosten
De uitvoeringskosten volgen de ontwikkelingen in de moederwetten die de uitvoeringsorganisaties uitvoeren. Dit betekent dat stijgingen en dalingen in de volumes bij onder andere de AKW, Wajong en IOW doorwerken in de uitvoeringskosten van de SVB en het UWV.
12. Rijksbijdragen
Op het artikel rijksbijdragen staan verschillende bijdragen van het rijk aan sociale fondsen. De oploop in de uitgaven komt vooral door de rijksbijdrage ter dekking van het vermogenstekort van het ouderdomsfonds. Deze rijksbijdrage vult het jaarlijkse tekort in het ouderdomsfonds aan. Dat tekort, en daarmee ook de rijksbijdrage, loopt op doordat de uitgaven van het fonds (voornamelijk Aow-uitkeringen) meer stijgen dan de inkomsten van het fonds (voornamelijk Aow-premies en de rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen).
13. Integratie en maatschappelijke samenhang
Het budget is in 2022 en 2023 incidenteel een stuk hoger dan in andere jaren. Dit komt deels door de verhoogde asielinstroom in 2021 en deels omdat er enige tijd twee inburgeringsstelsels naast elkaar bestaan. De uitgaven op dit beleidsartikel nemen daarna af vanwege de verwachte afnemende asielinstroom. Dat is van invloed op de uitgaven voor voorinburgering, het leenstelsel en inburgeringsvoorzieningen bij gemeenten, evenals op kleinere posten zoals uitvoeringskosten DUO. Daarnaast nemen de uitgaven aan de Remigratieregeling meerjarig af, doordat de aanscherping van de Remigratiewet in 2014 nu zichtbaar begint te worden en omdat de regeling vanaf 2025 sluit voor nieuwe aanvragen.
96. Apparaat
Na 2021 neemt het budget toe voor het versterken van de handhavingsketen in het licht van het Inspectie Controle Framework en om invulling te geven aan de kabinetsreactie op het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag. Daarnaast zijn er in de eerste jaren na 2021 tijdelijk extra uitgaven voor uitvoering van het corona-noodpakket en in 2022 extra uitgaven bij de Rijksschoonmaakorganisatie wegens een doorloop van de transitiefase. In de loop van de jaren neemt het budget verder af vanwege aflopende werkzaamheden voor uitvoering van de Europese subsidieregelingen.
98. Algemeen
In 2021 staan hier uitgaven voor onder andere beleidsinformatie, handhaving, uitvoeringskosten Caribisch Nederland (unit SZW) en ICT-systemen voor beleid. Met ingang van de begroting van 2022 zijn de uitgaven van artikel 98 toebedeeld aan afzonderlijke beleidsartikelen. Hierdoor kunnen de uitgaven nauwkeuriger verantwoord worden en wordt dit artikel opgeheven.
99. Nominaal en onvoorzien
Dit betreft diverse nog niet verdeelde reserveringen. Op dit moment bestaat deze post onder andere uit middelen voor het steun- en herstelpakket a.g.v. corona en het bijbehorende aanvullend sociaal pakket, loondoorbetaling bij ziekte, de Veranderopgave Inburgering (VOI) en het Breed Offensief.