2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
totaal uitgaven | 37.272,10 | 28.479,00 | 28.098,80 | 30.293,10 | 31.445,10 | 33.138,20 | |
totaal niet-belastingontvangsten | 596,4 | 210,3 | 147,5 | 145,1 | 145,1 | 154,5 | |
1 | Volksgezondheid | ||||||
Uitgaven | 11.602,20 | 3.159,70 | 1.554,30 | 1.068,90 | 1.020,80 | 995,3 | |
Ontvangsten | 74,6 | 40,8 | 23,9 | 23,9 | 23,9 | 23,9 | |
2 | Curatieve zorg | ||||||
Uitgaven | 3.621,00 | 3.429,90 | 3.394,30 | 3.437,10 | 3.515,70 | 3.621,80 | |
Ontvangsten | 403,7 | 123,3 | 77,5 | 75,1 | 75,1 | 84,5 | |
3 | Langdurige zorg en ondersteuning | ||||||
Uitgaven | 12.363,20 | 13.780,80 | 14.567,30 | 17.119,80 | 17.895,50 | 19.157,60 | |
Ontvangsten | 5,7 | 5,7 | 5,7 | 5,7 | 5,7 | 5,7 | |
4 | Zorgbreed beleid | ||||||
Uitgaven | 2.332,70 | 1.305,70 | 1.419,70 | 1.192,00 | 1.187,20 | 1.189,50 | |
Ontvangsten | 14,1 | 11,2 | 11,2 | 11,2 | 11,2 | 11,2 | |
5 | Jeugd | ||||||
Uitgaven | 249,5 | 117,6 | 88,7 | 89,6 | 89,7 | 89,6 | |
Ontvangsten | 11,7 | 2,1 | 2,1 | 2,1 | 2,1 | 2,1 | |
6 | Sport en bewegen | ||||||
Uitgaven | 814,8 | 383,2 | 447,4 | 447,1 | 447,2 | 447,1 | |
Ontvangsten | 71,7 | 15,7 | 15,7 | 15,7 | 15,7 | 15,7 | |
7 | Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog | ||||||
Uitgaven | 227,5 | 216,9 | 199,9 | 183,6 | 167 | 157,3 | |
Ontvangsten | 2,9 | 2,9 | 2,9 | 2,9 | 2,9 | 2,9 | |
8 | Tegemoetkoming specifieke kosten | ||||||
Uitgaven | 5.507,00 | 5.614,70 | 6.019,20 | 6.353,00 | 6.723,80 | 7.082,00 | |
9 | Algemeen | ||||||
Uitgaven | 30,7 | 24,2 | 25,1 | 24,8 | 24,6 | 24,3 | |
10 | Apparaatsuitgaven | ||||||
Uitgaven | 523,4 | 446,1 | 382,7 | 377,1 | 373,5 | 373,6 | |
Ontvangsten | 11,9 | 8,6 | 8,6 | 8,6 | 8,6 | 8,6 | |
11 | Nog onverdeeld | ||||||
Uitgaven |
Artikel 1 Volksgezondheid
De uitgaven op artikel 1 zijn in 2021 en 2022 aanzienlijk hoger dan in latere jaren. Dit heeft te maken met de incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld vanwege Covid-19 (in totaal 10,5 miljard euro in 2021 aan uitgaven), onder andere voor testcapaciteit, middelen voor de GGD’en en GGD GHOR en voor vaccin-ontwikkeling en implementatie. Deze corona-middelen lopen af naar 2,0 miljard euro in 2022 en 0,4 miljard euro in 2023. De uitgaven lopen van 2021 tot en met 2026 ook af vanwege de lagere uitgaven aan onderzoeksprogramma’s van ZonMw.
Artikel 2 Curatieve zorg
De uitgaven op artikel 2 zijn in 2021 hoger dan in de latere jaren. Dit heeft te maken met de incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld vanwege Covid-19 (in totaal 0,3 miljard euro in 2021 aan uitgaven), onder andere voor de aanschaf en distributie van medische hulpmiddelen. De ontvangsten die hiermee samenhangen (in totaal 0,3 miljard euro in 2021) zijn hierdoor ook hoger in 2021. Vanaf 2023 is er een oploop in de uitgaven als gevolg van een stijging van de Rijksbijdrage aan het Zorgverzekeringsfonds voor de financiering van verzekerden jonger dan 18 jaar.
Artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning
Dit artikel neemt tussen 2021 en 2026 toe door een stijging van de Rijksbijdrage Wlz (6,6 miljard euro) en de Bijdrage In Kosten van Kortingen (BIKK, 0,5 miljard euro). De Rijksbijdrage Wlz stijgt als gevolg van het stabiliseren van de Wlz-premie op 9,65% en de stijgende Wlz-uitgaven. Het verschil tussen de premie-opbrengsten (samen met de BIKK) en de uitgaven wordt opgevangen met deze Rijksbijdrage. De hoogte van de BIKK hangt o.a. samen met de ontwikkeling van de heffingskortingen in de inkomstenbelasting. Deze Rijksbijdrage compenseert het Wlz-fonds voor wijzigingen in de ontvangsten die ontstaan door de ontwikkeling van de heffingskortingen. Tenslotte staan op dit artikel middelen in 2021 gereserveerd voor de meerkosten in het sociaal domein vanwege Covid-19 (141 miljoen euro). Bij Najaarsnota wordt de definitieve compensatie voor de meerkosten in het sociaal domein vastgesteld op basis van een onderzoek. Vervolgens worden de middelen overgeheveld naar het Gemeentefonds.
Artikel 4 Zorgbreed beleid
De uitgaven op artikel 4 zijn in 2021 aanzienlijk hoger dan in 2022 en latere jaren. Dit heeft te maken met de incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld vanwege Covid-19 (in totaal 1,2 miljard euro in 2021 aan uitgaven), onder andere voor de eenmalige bonus voor 2021 aan zorgpersoneel (720 miljoen euro in 2021) en Covid-zorg in het Caribisch deel van het Koninkrijk (73 miljoen euro).
Artikel 5 Jeugd
De uitgaven op artikel 5 dalen als gevolg van licht aflopende subsidies op jeugdbeleid. In 2021 zijn de uitgaven hoger vanwege de incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld voor problematiek in de jeugdzorg. In totaal wordt 120 miljoen euro beschikbaar gesteld via de VWS-begroting, onder andere voor het passend maken van accommodaties om de leefomstandigheden van kwetsbare jeugdigen te verbeteren en om de (ambulante en klinische) crisis-capaciteit van de jeugd-GGZ tijdelijk uit te breiden.
Artikel 6 Sport en bewegen
De uitgaven op artikel 6 zijn in 2021 aanzienlijk hoger dan in latere jaren. Dit heeft te maken met de incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld vanwege Covid-19 (in totaal 0,4 miljard euro in 2021) voor steun aan de sportsector. Het verschil tussen 2022 en latere jaren heeft te maken met de middelen voor buurtsportcoaches, die nog gereserveerd staan op de VWS-begroting en later worden overgeheveld naar het Gemeentefonds. De storting tot en met 2022 heeft reeds plaatsgevonden.
Artikel 7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog
Door afname van het aantal verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen dalen de uitgaven aan pensioenen en uitkeringen op dit artikel.
Artikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten
De toename van de uitgaven op dit artikel geeft met name de ontwikkeling van de zorgtoeslag weer. De stijging van de uitgaven aan de zorgtoeslag is het gevolg van de toename van de zorgpremie, bevolkingsgroei en de economische ontwikkeling.
Artikel 9 Algemeen
Het verschil tussen 2021 en latere jaren ontstaat door Covid-19 budget voor Suriname (2 miljoen euro) en doordat in 2021 budget is gereserveerd voor de verhuizing van het RIVM.
Artikel 10 Apparaatsuitgaven
De apparaatsuitgaven zijn in 2021 hoger dan de daaropvolgende jaren. Dit hangt samen met incidentele personele en materiële uitgaven voor Covid-19 (107 miljoen euro in 2021 en 45 miljoen euro in 2022).
Artikel 11 Nog onverdeeld
Op dit artikel resteert eventuele loon- en prijsbijstelling. Deze is volledig uitgekeerd.