De uitgaven in 2023 zijn naar verwachting ruim 390 miljard euro. Tabel 2.1.1 toont het overzicht van de verwachte uitgaven en inkomsten, inclusief de raming voor de komende jaren. De tabel laat zien dat de (netto)uitgaven fors stijgen. Desondanks daalt de staatsschuld in verhouding tot het bbp in 2022 naar 49,8% en zal deze naar verwachting uitkomen op 50,2% in 2026. Naar verwachting groeien de (nominale) rijksuitgaven in 2022-2025 jaarlijks met circa 7%, in lijn met de geraamde groei van de ontvangsten.
In miljarden euro's, tenzij anders aangegeven | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 |
---|---|---|---|---|---|---|
Inkomsten (belastingen en sociale premies) | 322,4 | 349,2 | 366,4 | 399,6 | 411,3 | 427,9 |
Reguliere netto-uitgaven onder het uitgavenplafond | 315,9 | 339,2 | 372,6 | 399,7 | 424,0 | 437,6 |
Rijksbegroting | 152,0 | 155,1 | 161,5 | 169,9 | 181,0 | 180,1 |
Sociale zekerheid | 87,8 | 89,1 | 99,7 | 105,1 | 111,9 | 117,4 |
Zorg | 76,1 | 81,1 | 89,4 | 95,0 | 99,6 | 105,0 |
Investeringen | 0,0 | 13,8 | 22,0 | 29,7 | 31,5 | 35,2 |
Steunmaatregelen corona relevant voor het EMU-saldo (uitgaven) | 31,1 | 15,3 | 5,2 | 0,2 | 0,1 | 0,0 |
Overige netto-uitgaven en correcties relevant voor het EMU-saldo | ‒ 1,1 | 2,3 | 17,2 | 22,6 | 11,8 | 11,3 |
Totale netto-uitgaven relevant voor het EMU-saldo | 345,8 | 356,8 | 395,0 | 422,5 | 435,9 | 448,9 |
EMU-saldo collectieve sector | ‒ 21,9 | ‒ 8,5 | ‒ 29,6 | ‒ 24,0 | ‒ 25,7 | ‒ 22,1 |
EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp) | ‒ 2,5% | ‒ 0,9% | ‒ 3,0% | ‒ 2,3% | ‒ 2,4% | ‒ 2,0% |
EMU-schuld collectieve sector | 448,1 | 464,4 | 491,7 | 515,3 | 541,5 | 563,7 |
EMU-schuld collectieve sector (in procenten bbp) | 52,1% | 49,8% | 49,5% | 49,6% | 50,0% | 50,2% |
Bruto binnenlands product (bbp) | 861 | 933 | 994 | 1.039 | 1.084 | 1.123 |
Bron: CBS, CPB en ministerie van Financiën
Box 2: Inflatie leidt niet tot meer budgettaire ruimte
Samenvatting
Het directe effect van hogere inflatie op de begroting is uiteindelijk ongeveer nul. De belastingontvangsten nemen toe, maar de uitgavenplafonds worden ook verhoogd. Als dit echter leidt tot hogere rentelasten op de staatsschuld, kan de totale budgettaire ruimte binnen de begroting afnemen.
Beperkt effect op het EMU-saldo...
Het directe effect van hogere inflatie is nagenoeg nul. Dit komt door de tegenstelde effecten van de inflatie op de belastingontvangsten enerzijds en de uitgavenplafonds anderzijds.
...door positief effect inflatie op de belastingontvangsten...
Inflatie betekent hogere prijzen van goederen- en diensten. Hogere prijzen leiden direct tot meer ontvangsten van de belasting over de toegevoegde waarde (btw). Dit effect wordt gedempt door de consumptiedaling die volgt uit het koopkrachtverlies vanwege de inflatie. Bij andere belastingsoorten werkt het effect van de inflatie op de ontvangsten indirect door. De mate waarin inflatie leidt tot hogere lonen is bijvoorbeeld bepalend voor de ontvangsten van loon- en inkomstenbelasting.
...en negatief effect inflatie op de uitgavenplafonds
De uitgavenplafonds worden jaarlijks geïndexeerd met de zogenoemde loon- en prijsontwikkeling (LPO), op basis van de CEP-raming van het CPB. Per begroting wordt gekeken in hoeverre de uitgaven loon- en prijsgevoelig zijn. Het inflatieniveau van 2022 is bij Voorjaarsnota 2022 definitief uitbetaald middels een hogere LPO. Voor 2023 en verder wordt dit conform eenzelfde systematiek verwerkt.
Trendmatig begrotingsbeleid
Zowel hogere belastinginkomsten als hogere uitgaven aan loon-en prijsontwikkelingen worden gezien als endogene (niet beleidsmatige) ontwikkelingen. Hierop worden de kaders aangepast. Hogere belastinginkomsten leiden uiteindelijk dus niet tot ruimte in het inkomstenkader. Hogere LPO-uitgaven hoeven ook niet gedekt te worden onder het uitgavenplafond.
Rentelasten leiden tot minder budgettaire ruimte
Tegelijkertijd leidt een hogere inflatie vaak tot een hogere rente. Dit zorgt voor een budgettair probleem door hogere rentelasten op de staatsschuld. De rente op staatsleningen is recent mede door de inflatie behoorlijk gestegen van circa 0% naar 1,6% (verwachting CPB voor geheel 2023). De rentelasten vallen onder de uitgavenplafonds en moeten worden ingepast. Hierdoor neemt de budgettaire ruimte af.