Bij ongewijzigd beleid zullen de zorguitgaven naar verwachting in de komende 40 jaar sneller groeien dan de economie. Figuur 2.3.8 laat zien dat de zorguitgaven op de lange termijn stijgen als aandeel van het bbp. De zorguitgaven kennen een hogere automatische stijging dan andere collectieve sectoren zoals het onderwijs en veiligheid, doordat de vergrijzing grotere gevolgen heeft voor de zorg en doordat de zorguitgaven meegroeien met de toenemende behandelmogelijkheden. In regelgeving (wettelijke aanspraken) is namelijk vastgelegd dat iedereen moet kunnen rekenen op zorg volgens de stand van wetenschap en praktijk. Daarin wijkt de begrotingssystematiek in de zorg af van andere collectieve sectoren, zoals ook de Studiegroep Begrotingsruimte beschrijft. Waar extra geld voor beter onderwijs of beter defensiematerieel om een politiek besluit vraagt, krijgt de zorg automatisch extra geld voor kwaliteitsverbetering, zoals nieuwe behandelingen of nieuwe medicijnen. Als de zorguitgaven de verwachte economische groei geruime tijd overstijgen, kan dit andere belangrijke collectieve uitgaven verdringen. Ook kan dit ertoe leiden dat de koopkracht verslechtert, omdat hogere premies en belastingen nodig zijn.
Figuur 2.3.8 Zorguitgaven, % bbp
Om de zorg ook op de lange termijn houdbaar en betaalbaar te houden neemt het kabinet maatregelen om de groei van de zorguitgaven na de kabinetsperiode af te remmen. Dit doet het kabinet te investeren in de gezondheid van Nederlanders, de groei van de zorg te remmen en er tegelijkertijd voor te zorgen dat deze toegankelijk blijft voor mensen die zorg nodig hebben. Het kabinet zet erop in dat zorg en ondersteuning aantoonbaar effectief zijn (besparing oplopend tot ruim 1,1 miljard euro vanaf 2037). In het integraal zorgakkoord (besparing oplopend tot 1,5 miljard euro vanaf 2027) maakt het kabinet afspraken met zorgaanbieders, zorgverzekeraars en patiëntenorganisaties over de transitie naar passende (curatieve) zorg met oog voor de grenzen van de arbeidsmarkt en betaalbaarheid. Om de zorgsector gericht te steunen in het realiseren van deze transitie, heeft het kabinet incidenteel voor de komende jaren in totaal 2,8 miljard euro beschikbaar gesteld. Ook wordt met het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen ingezet op een omslag in de organisatie van de ondersteuning en zorg voor ouderen (besparing oplopend tot 1,2 miljard euro). De zorguitgaven zullen ook na deze kabinetsperiode nog steeds flink groeien van jaar op jaar, maar minder hard dan zonder deze maatregelen het geval zou zijn geweest. Om ook in de toekomst weloverwogen keuzes te kunnen maken, heeft het kabinet een technische werkgroep ingesteld om ten behoeve van de volgende kabinetsperiode verschillende uitvoeringsvarianten te verkennen om de beheersing van zorgkosten op macroniveau te verbeteren, ook als voorbereiding op een volgende SBR.
Nu ingrijpen is nodig omdat de financiële, personele en maatschappelijke houdbaarheid van de ouderenzorg in toenemende mate onder druk staat. Zonder ingrijpen loopt het stelsel vast door een gebrek aan personeel en middelen, met allerlei ongewenste gevolgen van dien. Zo is het denkbaar dat in 2040 het niet langer voor iedereen mogelijk is om passende formele zorg te vinden en te organiseren. Het aantal ouderen neemt de komende twee decennia toe waarmee ook de zorgvraag stijgt.57 Samen met een stijging van de levensverwachting naar ruim 85 jaar in 204058 draagt dit bij aan een sterke toename van dementie en andere chronische aandoeningen.59 Hierdoor verdubbelen zowel de netto collectieve uitgaven aan ouderenzorg (tot 40 miljard euro) als de personeelsvraag in de komende 20 jaar, terwijl het arbeidsmarktpotentieel en het mantelzorgpotentieel juist (relatief) afnemen.
Maatschappelijke verwachtingen over de vormgeving van de ouderenzorg in de (nabije) toekomst vragen heroverweging. De toekomstige oudere zal zich moeten beraden op een bestaan in een samenleving waarin collectief georganiseerde ouderenzorg niet vanzelfsprekend is. Ouderen zullen meer op zichzelf en hun netwerk teruggeworpen zijn. Netwerken die bovendien veelal homogeen van leeftijd zijn en kleiner worden met het ouder worden. Digitalisering kan hier bijdragen aan een oplossing. Zeker kwetsbare ouderen, die het geld en de (digitale) gezondheidsvaardigheden missen om hun zorg zelf te organiseren, lopen risico. Dit kabinet heeft bij de totstandkoming het programma Wonen, ondersteuning en zorg voor ouderen (WOZO) geconstateerd dat de maatschappelijke opgave en urgentie breed gedeeld worden. Dit programma draagt bij aan het maken van een omslag in de organisatie van ondersteuning en zorg voor ouderen. De inzet is dat ondersteuning en zorg zich aanpassen aan de voorkeur van ouderen om zo lang mogelijk regie op het eigen leven te houden en dat zware, complexe zorgvragen zo lang mogelijk worden uitgesteld of zelfs worden voorkomen. Daarnaast moeten we passende woningen bouwen zodat ouderen zolang mogelijk zelfstandig kunnen wonen. Het toekomstbestendig maken van de langdurige zorg vergt ook dat verdergaande beleidsopties worden verkend, onder meer op het terrein van aanspraken en eigen betalingen. Nederland kent immers een breed collectief pakket en relatief lage eigen betalingen. Het IBO Ouderenzorg dat later dit jaar verschijnt brengt hier keuzemogelijkheden en randvoorwaarden voor in beeld.