Inleiding
In het voorjaar van 2022 zijn er bij de start van Rutte IV miljarden euro’s beschikbaar gesteld voor nieuwe investeringen. De budgetten van de reeds bestaande fondsen, Mobiliteitsfonds, Deltafonds en Defensiematerieelbegrotingsfonds, konden via coalitieakkoordmiddelen met meerdere miljarden euro's worden opgehoogd en andere coalitieakkoordmiddelen zijn beschikbaar gesteld voor de oprichting van nieuwe fondsen: het Klimaatfonds en het Transitiefonds.
Sindsdien hebben deze middelen een specifieke bestemming gekregen op de verschillende begrotingshoofdstukken, fondsen en de Aanvullende Post. Op aanbeveling van het IBO Publieke investeringen wordt de ontwikkeling van deze coalitieakkoordmiddelen onder het investeringsplafond gemonitord.
Algemeen
Figuur 1 geeft het totaal aan investeringen weer onder het investeringsplafond bij de huidige stand van Miljoenennota 2024 vergeleken met de begrote stand bij Voorjaarsnota 2022. In 2023 wordt uiteindelijk minder uitgegeven dan werd verwacht bij Voorjaarsnota 2022. Hierin werd verwacht dat, indien gecorrigeerd wordt voor inflatie, circa 23 miljard euro zou worden uitgegeven. Inmiddels is de verwachting dat in 2023 circa 18 miljard euro tot uitgave komt onder het Investeringsplafond. Dat is ruim 20% minder dan eerder geraamd. Diverse plannen van het kabinet komen door vertraging later tot uitvoering dan aan het begin van de kabinetsperiode werd voorzien. In de onderstaande toelichting zijn de veranderingen per fonds uitgelegd.
Figuur 1
Toelichting per fonds
Leeswijzer Figuren
De figuren laten per begroting zien hoe de begrotingsjaren 2023 tot en met 2027 zich ontwikkeld hebben ten opzichte van de raming in de Voorjaarsnota 2022. De raming bij de Voorjaarsnota 2022 is gecorrigeerd naar het prijspeil van 2023 (hetzelfde prijspeil als de Voorjaarsnota en Miljoenennota 2023) en vormt de basis (100 procent). Als de rode of donkerblauwe lijn onder de 100 procent zit betekent het dat bij dat begrotingsmoment het begrotingstotaal sinds de Voorjaarsnota 2022 reeël is gedaald en middelen naar latere jaren zijn geschoven. Als de lijn boven de 100 procent zit betekent het dat bij dat begrotingsmoment het begrotingstotaal sinds de Voorjaarsnota 2022 is gestegen. Dit kan doordat middelen zijn toegevoegd (vanuit andere begrotingen), middelen uit latere jaren naar voren zijn gehaald of middelen uit eerdere jaren naar achter zijn geschoven.
Mobiliteitsfonds
In het coalitieakkoord van Rutte IV zijn onder andere middelen toegevoegd voor instandhouding en de ontsluiting van woningbouw. Deze investeringen zijn ambitieus en kunnen niet volledig worden waargemaakt in het oorspronkelijk beoogde ritme. Bij de Voorjaarsnota 2023 was de verwachting dat in 2023 circa 10% minder wordt besteed dan werd verwacht bij Voorjaarsnota 2022. Bij de Miljoenennota 2024 blijkt dat de uitgaven nog meer worden vertraagd: in 2023 wordt bijna 20% minder besteed dan werd verwacht bij de Voorjaarsnota 2022. De additionele daling komt onder andere door vertraging bij werkzaamheden in het beheer en onderhoud van de netwerken van Rijkswaterstaat. In 2023 wordt 500 miljoen euro doorgeschoven naar latere jaren wegens aanpassing van de programmering. De aanpassing heeft onder andere te maken met de krappe arbeidsmarkt. De 500 miljoen euro wordt grotendeels naar 2025 (250 miljoen euro) en 2027 (200 miljoen euro) geschoven, waardoor de verwachting nu is dat in die jaren meer wordt uitgegeven dan werd verwacht bij de Voorjaarsnota 2023. Ook wordt 350 miljoen euro voor de ontsluiting van woningbouw doorgeschoven naar 2024. De Tweede Kamer heeft verzocht geen onomkeerbare stappen te zetten totdat een schriftelijke vragenronde over de SPUK voor woningbouw is afgerond. De planning om de volledige middelen in 2023 uit te keren wordt hierdoor niet meer realistisch geacht. Eerder zijn er meerdere projecten van het Nationaal Groeifonds in een realistische programmering gezet; circa 2,1 miljard euro is van 2023-2025 naar 2029-2033 geschoven.
Figuur 2 visualiseert de reële ontwikkelingen op het Mobiliteitsfonds ten opzichte van Voorjaarsnota 2022. Deze afbeelding maakt duidelijk dat de ambities van de Voorjaarsnota 2022 niet in de aankomende jaren wordt waargemaakt, maar pas in 2027 en later.
Figuur 2 Mobiliteitsfonds
Defensiematerieelbegrotingsfonds
Bij de Miljoenennota 2024 zijn de verwachte uitgaven van het Defensiematerieelbegrotingsfonds in 2024 op ca. 10,5 miljard euro vastgesteld. Dat is meer dan bij de Voorjaarsnota 2023 was vastgesteld voor 2024. Dit wordt met name verklaard door de toevoeging van middelen waarmee de vervanging van uit eigen voorraad geschonken militair materieel aan Oekraïne wordt betaald. Verder valt op dat voor de jaren 2023, 2024 en 2025 de begrote uitgaven zijn gedaald ten opzichte van wat er in de Voorjaarsnota 2022 voor die jaren begroot stond. Dat komt doordat er kasschuiven zijn toegepast vanwege het Strategisch Vastgoedplan en vertraagde investeringen over de gehele defensieorganisatie.
Figuur 3 Defensiematerieelfonds
Nationaal Groeifonds
Voor het Nationaal Groeifonds zijn de verwachte uitgaven bij Voorjaarsnota 2023 licht naar beneden bijgesteld. Bij Miljoenennota 2024 zijn de verwachte uitgaven, met name in 2023, verder naar beneden bijgesteld. De middelen voor verschillende uitgaven en nog onverdeelde middelen zijn naar latere jaren verplaatst. De belangrijkste oorzaak hiervoor is de aangepaste verwachting voor uitfinanciering van bestaande projecten en de wijziging in de planning van de vierde ronde. Op deze manier sluit dit meer aan bij de verwachte uitgaven per jaar.
Op de fondsbegroting van het NGF staat, naast de middelen voor projecten die een voorwaardelijke toekenning hebben ontvangen, nog circa 8 miljard euro aan onverdeelde middelen die bestemd zijn voor ronde 4 en 5. Ook is op de fondsbegroting nog circa 3 miljard euro aan middelen gereserveerd voor projecten die nog geen (voorwaardelijke) toekenning hebben ontvangen.
Deltafonds
In de Voorjaarsnota 2022 zijn er coalitieakkoordmiddelen beschikbaar gesteld voor instandhouding en er is een incidenteel bedrag (300 miljoen euro) beschikbaar gesteld voor waterveiligheid en daarmee samenhangende klimaatadaptatie in de beekdalen van zijrivieren van de Maas. De middelen voor instandhouding zijn onveranderd en staan in het beoogde ritme. De middelen voor waterveiligheid staan grotendeels (288 miljoen euro) op de Aanvullende Post.
Klimaatfonds
Voor het klimaatfonds is de raming voor alle begrotingsjaren bij Miljoenennota 2024 fors gestegen ten opzichte van Voorjaarsnota 2022. Dit komt voornamelijk doordat bij Voorjaarsnota 2023 besloten is over een Klimaatpakket. Bij Miljoenennota 2024 zijn deze middelen overgeheveld naar verschillende departementen. Dit verklaart het verschil ten opzichte van Voorjaarsnota 2022.
Transitiefonds
Sinds Voorjaarsnota 2022 hebben enkele overhevelingen van de Aanvullende Post naar de LNV-begroting plaatsgevonden. Hierbij is budget naar voren geschoven omdat er voor 2022 geen budget in het transitiefonds gereserveerd was, maar er al wel direct begonnen is met (het voorbereiden van) maatregelen in het kader van natuurherstel. Zo is een uitvraag gedaan onder provincies, terreinbeheerders en waterschappen voor versnellingsvoorstellen, vooruitlopend op de nog op te leveren gebiedsprogramma’s. Het kabinet heeft hier vervolgens een bedrag van 504 miljoen euro uit het transitiefonds beschikbaar voor gesteld. Daarnaast heeft het kabinet 572 miljoen euro ingezet voor de uitvoering van de transitie. Verder is cumulatief 226,6 miljoen euro overgeheveld van de Aanvullende Post (Transitiefonds) naar de LNV-begroting ten behoeve van maatregelen voor de toekomst van de landbouw. Ook is in het kader van de piekbelastersaanpak cumulatief 1 miljard euro overgeheveld naar de LNV-begroting voor de landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties-plus. Voor de aankoop van (landbouw)grond, om daarmee verplaatsing mogelijk te maken, is 200 miljoen euro geraamd voor 2023. De helft van dit budget, 100 miljoen euro, komt niet meer tot besteding in 2023 en is doorgeschoven naar 2024.