6.1 Inleiding
Deze bijlage bevat een nadere toelichting op de raming van belasting- en premieontvangsten. De uitkomsten van de raming op EMU-basis zijn reeds gepresenteerd in paragraaf 2.6 en bijlage 5 van deze Miljoenennota. Deze bijlage gaat in op de methodiek die ten grondslag ligt aan de raming. Het ramingsmodel, de toegepaste ramingsvergelijkingen en de herijkingen t.o.v. voorgaande jaren, worden uitgebreid toegelicht. Tot slot toont deze paragraaf enkele cijfers over de inkomstenraming in aanvulling op bijlage 5, namelijk de ontvangsten van de verschillende belastingsoorten op kasbasis en voor enkele belastingen op transactiebasis.
6.2 Het belang van een raming van belasting- en premieontvangsten
Het ministerie van Financiën maakt jaarlijks de rijksbegroting op. De raming van de ontvangsten is hierbij een belangrijke bouwsteen. De geraamde ontvangsten zijn immers noodzakelijk om het te verwachten begrotingssaldo (EMU-saldo) te bepalen. De inkomstenraming is bovendien relevant voor de financieringsbehoefte van de Nederlandse Staat.
De ontvangsten zijn, in tegenstelling tot de meeste overheidsuitgaven, zeer gevoelig voor economische ontwikkelingen. Zo leiden toenemende werkgelegenheid en hogere lonen direct tot meer ontvangsten via de loonheffing. Via hogere consumptieve bestedingen van huishoudens stijgen bovendien de btw-ontvangsten. Dalende winsten in een laagconjunctuur kunnen zelfs tot negatieve kasontvangsten bij de vennootschapsbelasting leiden (door verliesverrekening). Onder andere deze gevoeligheid voor macro-economische ontwikkelingen is reden voor het kabinet om niet op het EMU-saldo te sturen bij de opstelling van de begroting, maar te kiezen voor een trendmatig begrotingsbeleid. Dit betekent dat de overheidsinkomsten mogen meebewegen met de economische ontwikkeling. Binnen dit begrotingsbeleid leidt een opwaartse bijstelling van de inkomsten, en daarmee van het EMU-saldo, niet tot intensivering van de overheidsuitgaven of lastenverlichting. Andersom maakt dit mogelijk dat bij economische tegenwind het kabinet niet direct hoeft te bezuinigen of lasten hoeft te verzwaren. Dit werkt stabiliserend op de economie. Fiscale beleidsmaatregelen zijn wel begrensd. Met het inkomstenkader houdt het kabinet vast aan een pad van beleidsmatige lastenverlichting of lastenverzwaring over de kabinetsperiode (zie bijlage 4). Dat pad legt het kabinet bij de start van de kabinetsperiode vast in de Startnota.
Een zo trefzeker mogelijke raming kan ervoor zorgen dat het uiteindelijk gerealiseerde EMU-saldo zo dicht mogelijk in de buurt ligt van de raming in de begroting. Tegelijkertijd is het goed om te beseffen dat het gaat om een raming gebaseerd op een macro-economisch model. De uitkomsten van het model hangen sterk af van de raming van macro-economische variabelen, die als input voor het model gebruikt worden.
6.3 Ramingsmethodiek Ministerie van Financiën
Voor de raming van de ontvangsten gebruikt het ministerie van Financiën een econometrisch geschat ramingsmodel. Input voor dat model vormen ten eerste de gerealiseerde ontvangsten van het meest recente volledige jaar, zoals aangeleverd door de Belastingdienst.
Tweede input zijn de ramingen van relevante macro-economische variabelen voor toekomstige jaren, aangeleverd door het Centraal Planbureau (CPB). Het CPB maakt periodiek een onafhankelijke raming van de ontwikkeling van de Nederlandse economie. Het kabinet baseert de opstelling van de begroting zowel aan de uitgaven- als de inkomstenkant op deze ramingen van het CPB. Daarmee is gegarandeerd dat er niet politiek gestuurd kan worden op de cijfers over de economie.
Als derde beïnvloeden ook wijzigingen in beleid de ontvangsten. Beleidseffecten worden ingeboekt in een database, waarna het effect per belastingsoort wordt meegenomen bij de raming.
Tot slot speelt zogenoemde ‘expert opinion’ een rol. De uitkomsten van het model – de geraamde ontwikkeling op basis van macro-economische variabelen en beleidswijzigingen – worden gewogen in samenhang met onder andere de gerealiseerde belastingontvangsten in het lopende jaar, informatie over de uitvoering van de Belastingdienst (waaronder opgelegde aanslagen) en meer sectorspecifieke informatie. Ook de trefzekerheid van het model in de meest recente jaren wordt daarbij bezien. Voor de raming van de ontvangsten in deze Miljoenennota zijn voor 2024 de gedetailleerde kasgegevens tot en met juli bekend en meegewogen in de raming. De inkomsten voor 2024 zijn dus deels gerealiseerd. Voor ramingsjaar 2025 zijn daarentegen nog geen kasgegevens beschikbaar. De geraamde ontvangsten voor 2024 vormen daarom de basis voor de raming van 2025.
Een voorbeeld waarbij specifieke uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst een rol heeft gespeeld in recente ramingen, is bij het belastinguitstel voor ondernemers vanwege de coronacrisis. De gerealiseerde kasontvangsten gaven door de mogelijkheid van uitstel van betaling geen zuiver beeld van de werkelijke opgelegde belastingclaim. Middels informatie van de Belastingdienst is per belastingsoort in beeld gebracht in hoeverre er sprake was van corona-uitstel, waardoor de raming hiervoor gecorrigeerd kon worden. In de komende jaren wordt uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst op soortgelijke wijze toegepast om de kasontvangsten te corrigeren voor terugbetalingen van de uitgestelde belasting.
Sectorspecifieke informatie speelt een rol bij bijvoorbeeld de raming van de BPM. Naast de op macro-economische variabelen gebaseerde vergelijking wordt gekeken naar het aantal verkochte voertuigen in het lopende jaar in relatie tot de gerealiseerde kasontvangsten en verwachtingen voor de rest van het jaar en het komende jaar. Deze informatie wordt naast de modeluitkomst gehouden en indien nodig wordt de modeluitkomst bijgesteld.
6.4 Ramingsmodel voor de belasting- en premieontvangsten
Het ministerie van Financiën raamt de opbrengst per belasting- en premiesoort. Het ramingsmodel houdt hierbij rekening met beleidsmaatregelen en economische ontwikkelingen. Beleidsmatige keuzes beïnvloeden de hoogte van belastingtarieven en de omvang van belastinggrondslagen. De omvang van belastinggrondslagen wordt bovendien beïnvloedt door economische ontwikkelingen, vooral door de stand van de conjunctuur. Zo raamt het CPB dat zowel de huizenprijzen als het aantal verkochte huizen met bijna 8% stijgen in 2024, wat zich vertaalt in relatief hoge groei van de overdrachtsbelasting. Het ramingsmodel bestaat uit meerdere vergelijkingen: elke belastingsoort heeft namelijk een specifieke ramingsvergelijking, aansluitend op de grondslag van de betreffende belastingsoort. Deze vergelijkingen zijn econometrisch geschat.
Bovenstaande kan samengevat worden in de volgende vergelijking:
Tt = Tt-1 * (1 + Et) + At
Tt = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t
Tt-1 = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t-1
Et = Effect van economische ontwikkeling op ontvangst belastingsoort in jaar t
At = Beleidsmatig effect op ontvangst belastingsoort in jaar t
De geraamde opbrengst van een belastingsoort in een bepaald jaar is gelijk aan de opbrengst van de belastingsoort uit het voorafgaande jaar plus de veranderingen door beleid en als gevolg van economische ontwikkelingen in dat jaar. Het startpunt van de raming in deze Miljoenennota is daarom de gerealiseerde stand van de ontvangsten in 2023. Het Financieel Jaarverslag Rijk 2023 bevat nadere informatie over de gerealiseerde ontvangsten over 2023. Middels de geraamde beleidsmatige en economische ontwikkelingen komt het ministerie vervolgens tot een raming voor de ontvangsten in 2024. Deze raming geldt vervolgens als startpunt voor de raming van ontvangsten in 2025, die eveneens wordt aangevuld met de beleidsmatige en verwachte economische veranderingen van dat jaar.
Beleidsmatige ontwikkelingenBeleidsmatige ontwikkelingen beïnvloeden de hoogte van de ontvangsten. Een aanpassing van belastingtarieven zorgt bijvoorbeeld voor een verandering van de belastingopbrengsten. Het budgettaire effect van een beleidsmaatregel ex ante wordt vastgesteld met inachtneming van een eerste-orde-gedragseffect. Deze ex ante-inschatting met eerste-orde-gedragseffect is de best mogelijke inschatting van het effect van beleid op de desbetreffende belastingopbrengst. Mogelijke effecten van het beleid op macro-economische ontwikkelingen spelen hierbij geen rol. Economische ontwikkelingen worden immers apart geraamd: opname hiervan in beleidsramingen zou leiden tot dubbeltelling.
Endogene ontwikkelingDe verdere verandering van de ontvangsten wordt hoofdzakelijk gedreven door economische ontwikkelingen. In de Miljoenennota wordt dit ook de endogene ontwikkeling genoemd. Het gaat hier bijvoorbeeld om hogere belastingopbrengsten door hogere consumptie van huishoudens, of door hogere lonen bij een gunstige economische ontwikkeling. De endogene ontwikkeling van elke belastingsoort wordt geraamd met een model waarin macro-economische variabelen zijn opgenomen. Deze macro-economische variabelen hebben bewezen samenhang met de betreffende belastingsoort. Hierbij maakt het ministerie van Financiën gebruik van de economische raming van het CPB. Bij deze Miljoenennota betreft dit de Macro-economische Verkenning 2025 (MEV 2025).
De relatie tussen een macro-economische variabele en de endogene verandering van de belastingopbrengst is vaak niet één-op-één. Daarom wordt deze relatie vastgesteld op basis van empirische schatting op historische gegevens, deskundigenoordeel, wetenschappelijke inzichten of andere relevante informatie. De relatie wordt weergegeven door een coëfficiënt. Onderstaande tabel met ramingsvergelijkingen geeft de verschillende coëfficiënten weer. Een negatieve coëfficiënt geeft aan dat de macro-economische ontwikkeling en de endogene ontwikkeling van de belastingopbrengst tegen elkaar in bewegen. Een positieve coëfficiënt geeft aan dat de endogene ontwikkeling en de ontwikkeling van de macro-economische variabele in dezelfde richting bewegen. Deze coëfficiënten worden periodiek geëvalueerd en herzien. In 2022 zijn de vergelijkingen van het model opnieuw tegen het licht gehouden en zijn de coëfficiënten herschat. De beschikbaarheid van (specifieke) macro-economische variabelen en de kwaliteit daarvan is een duidelijke randvoorwaarde bij het empirisch schatten van de ramingsvergelijkingen. Zo is bij de BPM en mrb gekozen voor koppeling aan respectievelijk de ontwikkeling van de duurzame consumptie en het bbp in plaats van meer specifieke ‘auto’-gerichte variabelen vanwege de beperkte voorspelkracht van laatstgenoemde variabelen.
De meeste belastingensoorten worden op kasbasis geraamd. Dat wil zeggen dat het moment van betaling bepaalt aan welk jaar de belasting wordt toegerekend. Omdat de begroting en de verantwoording op EMU-basis – doorgaans de één-maands-verschoven-kas – plaatsvindt, wordt deze raming voor de meeste belastingsoorten gecorrigeerd met het verschil tussen de verwachte kasontvangsten in januari van jaar t en jaar t+1.5
De grootste belastingsoorten – de vennootschapsbelasting, de btw, de loonheffing en de inkomensheffing – worden op transactiebasis geraamd in plaats van op kasbasis.6 Dat wil zeggen dat de belastingopbrengsten worden toegerekend aan de jaren waarin de daadwerkelijke economische transactie - waaruit de belastingopbrengst voortkomt - zich heeft voorgedaan. Dat maakt een betere raming mogelijk, omdat zo omvangrijke kasstromen uit eerdere jaren modelmatig gekoppeld worden aan de macro-economische ontwikkeling van het betreffende jaar. De Belastingdienst splitst gerealiseerde kasontvangsten uit in transactiejaren. Door deze systematiek zijn de gerealiseerde belastinginkomsten op transactiebasis pas enkele jaren na afloop van het jaar bekend. Na het maken van de transactiebasisraming vertaalt het ministerie van Financiën deze naar kasontvangsten. Hiertoe maakt het gebruik van kas-transparameters. Deze parameters delen de ontvangsten in een economisch jaar toe aan kasjaren. De grootte van deze parameters is in eerste instantie gebaseerd op historische kaspatronen van de desbetreffende belastingsoort en op uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst.
Afkorting | Variabele |
arbvu | Arbeidsvolume in arbeidsjaren, mutatie |
bbpvu | BBP marktprijzen, volumemutatie |
bbpwu | BBP marktprijzen, waardemutatie |
box2 | Waardemutatie grondslag box 2 |
box3 | Waardemutatie grondslag box 3 |
clpu | Contractloonstijging |
hznpu | Huizenverkoop prijsmutatie |
hznvu | Huizenverkoop volumemutatie |
ihhyptr | Grondslag hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait |
incpu | Incidentele loonstijging |
iond | Waardemutatie inkomen box 1 ondernemers |
ivswu | Investeringen in woningen, waardemutatie |
oiwu | Overheidsinvesteringen, waardemutatie |
pcdvu | Consumptie van duurzame goederen, volumemutatie |
pcdwu | Consumptie van duurzame goederen, waardemutatie |
pcndvu | Consumptie exclusief duurzame goederen, waardemutatie |
pcvgvu | Consumptie van voeding en genot, volumemutatie |
pcwu | Particuliere consumptie, waardemutatie |
prpsv | Aftrekbare premies loonheffing, waardemutatie |
tcf | Tabelcorrectiefactor |
verr | Waardemutatie verrekende dividendbelasting en heffingskortingen |
winstwu | Ontwikkeling grondslag vpb voor verliesverrekening |
Belastingsoort | Ramingsvergelijking voor Et |
Accijns op lichte oliën | ‒ 0,025 + 1,80 * bbpvut + 1 * tcft |
Accijns op minerale oliën uitgezonderd lichte oliën | ‒ 0,021 + 1,15 * bbpvut + 1 * tcft |
Afvalstoffenbelasting | ‒ 0,033 + 3,25 * bbpvut + 1 * tcft |
Alcoholaccijns | ‒ 0,020 + 1 * pcvut |
Assurantiebelasting | 0,59 * bbpvut |
Bankbelasting | 0 |
Belasting zware motorrijtuigen (bzm) | 1 * bbpvut |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen (bpm) | ‒ 0,066 + 2,78 * pcdvut + 1 * tcft |
Bieraccijns | ‒ 0,020 + 1 * pcvut |
Brandstoffenheffing | 1 * bbpwut |
Bronbelasting op rente en royalty’s | 0 |
Circulaire plasticheffing | 1 * tcft |
CO2-heffing glastuinbouw | 0 |
Dividendbelasting | ‒ 0,084 + 4,95 * bbpwut |
Energiebelasting | ‒ 0,029 + 0,41 * bbpvut + 1 * tcft |
Inkomensheffing | |
- Box 1 ondernemers | 1 * iondt |
- Box 2 | 1 * box2t |
- Box 3 | 1 * box3t |
- Eigen woning | 1 * ihhyptrt |
- Inkomensheffing overig | 1 * verrt |
Kansspelbelasting | 1,49 * pcwut |
Loonheffing | 0,79 * arbvut + 1,67 * clput + 1,26 * incput ‒ 0,70 * tcft ‒ 0,89 * prpsvt |
Motorrijtuigenbelasting (mrb) | 0,40 * bbpvut+ 1 * tcft |
Omzetbelasting (btw) | 0,18 * pcndwut + 0,46 * pcdwut + 0,18 * ivswut + 0,07 * oiwut |
Overdrachtsbelasting | 1 * hznvut + 1 * hznput |
Invoerrechten | 1,08 * pcdwut |
Schenk- en erfbelasting | 0,79 * hznput |
Tabaksaccijns | 1 * pcvgvut |
Vennootschapsbelasting | 0,017 + 0,55 * winstwut |
Verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken | 0,56 * pcvut |
Vliegbelasting | 1 * pcvut |
Waterbelasting | 0,012 + 1 * tcft |
Wijnaccijns | ‒ 0,020 + 1 * pcvut |
Als voorbeeld voor de werking van het ramingsmodel en de totstandkoming van een raming van een belastingsoort wordt de dividendbelasting toegelicht. Deze belasting wordt geraamd op kasbasis. Volgens de bovenstaande vergelijking zijn de geraamde dividendbelasting-ontvangsten afhankelijk van de ontwikkeling van het bbp. De positieve coëfficiënt betekent een positieve relatie: als het CPB een grotere stijging van de nominale waarde van het bbp raamt, dan leidt dit in de ramingen tot hogere ontvangsten van de dividendbelasting. De grootte van de coëfficiënt bedraagt 4,95, wat betekent dat de ontvangsten van de dividendbelasting erg conjunctuurgevoelig zijn. Naast het bbp bevat de ramingsvergelijking van de dividendbelasting ook een constante van ‒ 0,084. Zonder deze constante zouden de ontvangsten explosief stijgen omdat bbp-groei meestal positief is. Door de negatieve constante en de positieve coëfficiënt voor de bbp-ontwikkeling heeft de vergelijking een kantelpunt: de dividendbelasting daalt als de waarde van het bbp minder dan 1,7 procent groeit; bij een hogere groei stijgen de ontvangsten. Stel bijvoorbeeld dat het CPB een bbp-waardestijging van 3,0 procent raamt, dan stijgen de ontvangsten van de dividendbelasting in principe met 6,4 procent ten opzichte van het voorgaande jaar. Vervolgens worden beleidsmatige ontwikkelingen hierbij opgeteld en wordt voorts deze uitkomst uit het ramingsmodel vergeleken met reeds gerealiseerde kasontvangsten in het lopende jaar, uitvoeringsinformatie, de voorgaande raming en/of andere relevante (sectorspecifieke) informatie. Zo nodig wordt de uitkomst van het model op basis van expert opinion bijgesteld.
6.5 De belastingramingen voor 2024 en 2025 op kasbasis
De volgende twee tabellen geven de opbouw weer van de ramingen op kasbasis. Tabel 6.5.1 toont de totale ontvangsten op kasbasis voor 2024 en 2025 per belastingsoort. Tabel 6.5.2 toont vervolgens de langjarige ontwikkeling van alleen de belastingontvangsten op kasbasis.
Vermoedelijke uitkomsten 2024 | Ontwerpbegroting 2025 | |
---|---|---|
Indirecte belastingen | 117.033 | 121.236 |
Invoerrechten | 3.917 | 4.087 |
Omzetbelasting | 78.731 | 81.896 |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen | 1.407 | 1.874 |
Accijnzen | 12.343 | 12.369 |
- Accijns van lichte olie | 4.597 | 4.564 |
- Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie | 3.372 | 3.215 |
- Tabaksaccijns | 3.178 | 3.378 |
- Alcoholaccijns | 395 | 399 |
- Bieraccijns | 456 | 462 |
- Wijnaccijns | 346 | 351 |
Overdrachtsbelasting | 3.737 | 3.901 |
Assurantiebelasting | 3.930 | 4.084 |
Motorrijtuigenbelasting | 4.954 | 5.002 |
Belastingen op een milieugrondslag | 6.565 | 6.353 |
- CO2-heffing glastuinbouw | 0 | 0 |
- Afvalstoffenbelasting | 267 | 269 |
- Energiebelasting | 5.253 | 4.965 |
- Waterbelasting | 331 | 339 |
- Brandstoffenheffingen | 0 | 0 |
- Vliegbelasting | 715 | 780 |
- Kolenbelasting | 0 | 0 |
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. | 634 | 676 |
Belasting op zware motorrijtuigen | 205 | 208 |
Verhuurderheffing | 0 | 0 |
Bankbelasting | 608 | 608 |
Inframarginale heffing | 0 | 179 |
Directe belastingen | 169.030 | 152.243 |
Inkomstenbelasting | 24.937 | 8.673 |
Loonbelasting | 81.918 | 85.616 |
Dividendbelasting | 8.885 | 6.354 |
Kansspelbelasting | 1.114 | 1.266 |
Vennootschapsbelasting | 46.264 | 46.693 |
Bronbelasting op rente en royalty's | 81 | 61 |
Schenk- en erfbelasting | 3.402 | 3.580 |
Solidariteitsbijdrage | 2.428 | 0 |
Overige belastingontvangsten | 357 | 354 |
waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland | 249 | 260 |
Totaal belastingen op kasbasis | 286.420 | 273.834 |
Premies volksverzekeringen | 37.475 | 47.030 |
Premies werknemersverzekeringen | 95.312 | 101.281 |
Aansluiting naar EMU (KTV) | ‒ 13.640 | 2.910 |
Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis | 405.567 | 425.055 |
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Belastingontvangsten | 286,4 | 273,8 | 291,9 | 303,5 | 315,9 | 326,4 |
Bijzonder uitstel van betaling
De verschillen tussen de verwachte ontvangsten op EMU-basis (uit bijlage 4) en kasbasis kunnen gedeeltelijk verklaard worden door het effect van belastinguitstel. Ondernemers hebben gedurende de periode maart 2020-maart 2022 gebruik kunnen maken van de regeling voor bijzonder uitstel van betaling van belastingen naar aanleiding van corona. De uitgestelde belastingclaim wordt op EMU-basis toegerekend aan het belastingjaar waarin deze is ontstaan, maar op kasbasis komt het bedrag pas later binnen. Tabel 6.5.3 toont per jaar de EMU-correctie als gevolg van dit uitstel. De belangrijkste aanname bij deze EMU-correctie is dat 3,5 miljard euro van de nog openstaande schuld niet inbaar is (bijvoorbeeld als gevolg van faillissementen). Paragraaf 5.2 van de Voorjaarsnota 2024 geeft een nadere toelichting.
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
12,5 | 3,7 | ‒ 2,4 | ‒ 4,0 | ‒ 3,4 | ‒ 2,4 | ‒ 2,4 | ‒ 1,5 |
6.6 Nadere toelichting ramingen op transactiebasis
Deze paragraaf bevat een nadere toelichting op de endogene ontwikkeling van de op transactiebasis geraamde belastingsoorten. Dat zijn de vennootschapsbelasting, de loon- en inkomensheffing (de som van het belastingdeel en het premiedeel) en de omzetbelasting. Deze belastingsoorten vormen samen circa tweederde van de totale belasting- en premieontvangsten.
Vennootschapsbelasting
Voor een nader inzicht in de ontwikkeling van de kasontvangsten volgt een korte toelichting op het proces van aanslagoplegging. De heffing van de vennootschapsbelasting vindt in eerste instantie plaats via voorlopige aanslagen. In januari wordt een inschatting gemaakt van de winst voor dat jaar op basis van winsten uit de afgelopen twee jaren, eventueel gecorrigeerd voor verwachtingen betreffende de winsten van dat jaar zelf. Op basis hiervan worden voorlopige aanslagen verstuurd. Vervolgens kan op basis van tussentijdse inschattingen van de winstontwikkeling een bijstelling van de voorlopige aanslag plaatsvinden. Omstreeks de zomermaanden van het daaropvolgende jaar (t+1) vindt vervolgens de voorlopige aangifte plaats. Dit kan wederom leiden tot een nadere voorlopige aanslag. Afhankelijk van de omvang van het bedrijf en de aard van de aangifte vindt in een van de daaropvolgende jaren de definitieve vaststelling van de winst plaats. Meestal wordt circa driekwart van de uiteindelijke aanslagopleggingen reeds in het eerste jaar via voorlopige aanslagen ontvangen, maar dit percentage fluctueert.
Voor het opstellen van de begroting zijn de kasontvangsten van de vennootschapsbelasting relevant. Daarom is het van belang hoe het verloop van aanslagoplegging zich vertaalt in kasontvangsten. Tabel 6.6.1 toont de ontwikkeling van de totale kasopbrengst per jaar met een opsplitsing naar transactiejaar. Deze tabel laat zien dat het grootste deel van de opbrengst in een bepaald jaar voortkomt uit de voorlopige aanslagen over dat jaar zelf. Deze opbrengst stijgt bovendien door bijstellingen in de voorlopige aanslagen over de twee voorgaande jaren. Maar als gevolg van verliesverrekening is de bijdrage van jaar t-3 en ouder over het algemeen negatief.
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Jaar T | 17.844 | 23.083 | 26.864 | 31.876 | 34.387 | 35.723 |
Jaar T-1 | 3.861 | 7.308 | 11.144 | 15.590 | 13.134 | 10.556 |
Jaar T-2 | ‒ 230 | 469 | 330 | 486 | ‒ 236 | 534 |
Jaar T-3 | ‒ 247 | ‒ 83 | 174 | 19 | ‒ 221 | ‒ 94 |
Jaar T-4 en ouder | ‒ 184 | ‒ 361 | ‒ 41 | ‒ 137 | ‒ 801 | ‒ 25 |
Totaal kasopbrengst VPB | 21.044 | 30.416 | 38.471 | 47.835 | 46.264 | 46.693 |
Loon- en inkomensheffing
De loonheffing is een voorheffing van de inkomensheffing. In eerste instantie wordt door inhoudingsplichtigen maandelijks loonheffing afgedragen op basis van het loon of de uitkering van de belastingplichtigen. Na het verstrijken van het kalenderjaar dient de belastingplichtige normaal gesproken voor 1 mei van het volgende jaar belastingaangifte te doen. Op basis hiervan wordt bepaald hoeveel belasting in totaal verschuldigd is, met inachtneming van andere bronnen van inkomen, belastingkortingen en aftrekposten. Wanneer dit bedrag hoger is dan de reeds betaalde loonheffing, moet men het resterende bedrag aan inkomensheffing voldoen. Wanneer de verschuldigde belasting lager is, krijgt men geld terug van de Belastingdienst. In deze paragraaf wordt gekeken naar de ontwikkeling van de loon- en inkomensheffing. Dit betreft naast de belasting tevens de ontvangsten van de premies volksverzekeringen, die geïntegreerd worden geheven. Voor analysedoeleinden zijn de ontvangsten op heffingsniveau beter bruikbaar, omdat deze eenvoudiger kunnen worden waargenomen.
Loonheffing
De raming van de loonheffing vindt net als bij de vennootschapsbelasting op transactiebasis plaats. Het ontvangstenpatroon van de transactieopbrengst in de kas is bij de loonheffing echter veel stabieler dan bij de vpb. Daarnaast geldt dat de transactieopbrengst ook aanzienlijk sneller wordt ontvangen en binnen drie maanden na afloop van het jaar bijna volledig gerealiseerd is. Hierdoor treden minder grote verschillen op tussen de ontwikkeling van de transactieopbrengst en de kasopbrengst dan bij de vpb.
2023 | 2024 | 2025 | |
---|---|---|---|
Opbrengst op transactiebasis | 119.176 | 127.377 | 134.177 |
Mutatie | 8.202 | 6.800 | |
waarvan endogeen | 6.781 | 9.276 | |
waarvan beleidsmatig | 1.421 | ‒ 2.476 | |
Endogene groei (in %) | 5,7% | 7,3% |
Tabel 6.6.2 toont de (geraamde) endogene ontwikkeling van de loonheffing in 2024 en 2025. De ontwikkeling van de loonheffing is afhankelijk van de ontwikkeling van de totale belastbare loonsom. De ontwikkeling van de totale belastbare loonsom wordt bepaald door de groei van het arbeidsvolume, de stijging van de contractlonen, de hoogte van verschillende aftrekbare premies, de ontwikkeling van uitkeringen en pensioenen en de tabelcorrectiefactor. Onderstaande tabel 6.6.3 geeft een overzicht van enkele relevante gegevens uit de Macro Economische Verkenning 2025 van het CPB.
2024 | 2025 | |
---|---|---|
arbeidsvolume in arbeidsuren | 0,65% | 0,26% |
contractloonstijging | 6,49% | 4,30% |
incidentele loonstijging | 0,63% | 0,62% |
tabelcorrectiefactor | 9,90% | 1,20% |
arbeidsinkomensquote marktsector | 68,6% | 68,9% |
Inkomensheffing
De ontvangsten uit de inkomensheffing zijn het saldo van de belastingontvangsten van particulieren en zelfstandige ondernemers. Voor de particulieren geldt de loonheffing als voorheffing. Bij de inkomensheffing voor particulieren hebben de ontvangsten dan ook betrekking op bijtel- en aftrekposten en heffingskortingen die niet al via de loonheffing zijn verrekend. Bij de zelfstandigen worden de ontvangsten daarnaast ook bepaald door de winstontwikkeling. De daling van de opbrengst op transactiebasis in 2024 heeft vooral te maken met de derving als gevolg van de uitspraak van de Hoge Raad over box 3.
2023 | 2024 | 2025 | |
---|---|---|---|
Opbrengst op transactiebasis | 14.082 | 9.431 | 11.400 |
Mutatie | ‒ 4.652 | 1.970 | |
waarvan endogeen | ‒ 295 | 94 | |
waarvan beleidsmatig | ‒ 4.356 | 1.876 |
Omzetbelasting
De omzetbelasting is verantwoordelijk voor circa een vijfde van de totale ontvangsten. De endogene groei van de omzetbelasting wordt vooral bepaald door de waardeontwikkeling van de bestedingen waarop btw rust, te weten de particuliere consumptie, de overheidsinvesteringen en de investeringen in woningen. De ramingen van het CPB voor deze bestedingscategorieën zijn samengevat in tabel 6.6.5.
2024 | 2025 | ||
---|---|---|---|
particuliere consumptie, waardemutatie | 3,7% | 5,1% | |
investeringen in woningen, waardemutatie | 1,9% | 6,6% | |
overheidsinvesteringen, waardemutatie | 4,4% | 6,2% |
De ontwikkeling van de btw-ontvangsten op transactiebasis worden toegelicht in tabel 6.6.6.
2023 | 2024 | 2025 | |
---|---|---|---|
Opbrengst op transactiebasis | 75.921 | 78.778 | 82.237 |
Mutatie | 2.856 | 3.459 | |
waarvan endogeen | 2.856 | 3.600 | |
waarvan beleidsmatig | 0 | ‒ 140 | |
Endogene mutatie in procent | 3,8% | 4,6% |