In het coalitieakkoord heeft het kabinet een nieuwe financieringssystematiek voor medeoverheden aangekondigd. Met als doel een stabiele(re) financiering en meer autonomie voor medeoverheden. Deze voorjaarsnota beschrijft – conform verzoek van de Kamer12 – de hoofdlijnen van deze systematiek, aansluitend op de contourennota d.d. 11 juli 2022 en de Kamerbrief hierover d.d. 7 oktober 2022.
Vanaf 2026 stapt het kabinet af van de normeringssystematiek ‘trap op trap af’, waarbij de inkomsten van gemeenten en provincies via het gemeente- en provinciefonds meebewegen met de uitgaven van het Rijk. Deze werkwijze kent een (te) hoge mate van instabiliteit en een beperkte koppeling met de uitgavenontwikkeling bij gemeenten en provincies.
Bij Miljoenennota 2023 heeft het kabinet aanvullend eenmalig 1 miljard euro voor gemeenten en 0,1 miljard euro voor provincies beschikbaar gesteld voor 2026, vooruitlopend op de nieuwe financieringssystematiek. Dit bedrag, opgeteld 1,1 miljard euro, komt vanaf 2027 structureel beschikbaar.
Daarnaast worden het Gemeente- en Provinciefonds (GF en PF) vanaf 2027 geïndexeerd op basis van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product. De ontwikkeling van het bbp is een objectieve en onafhankelijke maatstaf voor zowel volumecomponenten, die een kostenverhogende werking hebben (zoals bevolkingsgroei), als voor de loon- en prijsontwikkeling. Deze kent jaar op jaar toegepast inhoudelijk een sterkere koppeling met de brede uitgavenontwikkeling bij gemeenten en provincies. De financiële ruimte van gemeenten en provincies voor genoemde uitgavenontwikkeling wordt middels deze koppeling vormgegeven.
De gekozen vorm van indexatie levert door de vormgeving op twee componenten de gewenste stabiliteit op. Uitgangspunt is dat de fondsen (GF en PF) meerjarig de ontwikkeling van het nominaal bruto binnenlands product volgen. De volumeontwikkeling van de fondsen wordt gebaseerd op een historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bbp, waardoor de fondsen minder schommelen. De indexatie voor inflatie volgt die van het lopende jaar, waardoor de fondsen reëel ‘op niveau’ blijven. De grondslagen waarover deze indexatie berekend wordt, worden op gelijke wijze bepaald als de huidige grondslagen, waarover vanaf 2026 de huidige loon- en prijsindexatie wordt berekend.
De Kamer, gemeenten en provincies worden jaarlijks bij Voorjaarsnota en daaropvolgend de meicirculaire geïnformeerd over de hoogte van de indexatie, op basis van de gegevens in het CEP. De voorjaarsnota bevat een raming van het bedrag waarmee de fondsen vanaf 2027 geïndexeerd worden, vooruitlopend op de exacte cijfers die volgen uit de definitieve doorrekening van de systematiek. Hier wordt uw Kamer op een volgend begrotingsmoment nader over geïnformeerd.
Het kabinet is ervan overtuigd dat gemeenten en provincies hiermee een stabiele, solide en duurzame financiële basis wordt geboden. In het coalitieakkoord is opgenomen dat bij het uitwerken van een nieuwe financieringssystematiek, de mogelijkheid voor een groter eigen belastinggebied wordt betrokken. Op gemeentelijk niveau wordt in samenspraak met de VNG welke mogelijkheden er zijn qua modernisering en uitbreiding van het belastinggebied, waarbij op basis van de uitkomsten een eventueel wetgevingstraject in gang wordt gezet.
Bij het provinciaal belastinggebied wordt in 2030 een systeem van Betalen Naar Gebruik (BNG) ingevoerd. De opcenten op de motorrijtuigenbelasting (mrb) in huidige vorm (belasting op autobezit) komt dan te vervallen, waardoor in 2030 de noodzaak voor een alternatief belastinggebied (opcenten op betalen naar gebruik of een geheel nieuwe belastingmiddel) ontstaat. Er wordt in samenspraak met het IPO bezien welk alternatief belastinggebied wenselijk is ter vervanging van het huidige.