Deze paragraaf gaat in op de verwachte totale belasting- en premieontvangsten ('de ontvangsten'). In 2024 bedragen de ontvangsten naar verwachting 401,6 miljard euro. In de periode 2025-2029 lopen de ontvangsten verder op tot 492,5 miljard euro. Deze paragraaf begint met een korte toelichting op de gehanteerde ramingsmethodiek, gevolgd door een toelichting op de ontwikkeling van de ontvangsten tussen 2024 en 2029. Vervolgens worden voor 2024 de belangrijkste mutaties ten opzichte van de Miljoenennota 2024 toegelicht en uitgesplitst naar belastingsoort. Tot slot wordt de verwerking van actuele inzichten in belastinguitstel toegelicht.
De inkomstenraming is een belangrijke bouwsteen voor het bepalen van het begrotingssaldo en de financieringsbehoefte van het Rijk. De inkomsten zijn sterk gevoelig voor economische ontwikkelingen. Daarom worden diverse macro-economische variabelen als input voor het ramingsmodel benut, zoals de groei van het bbp, de werkgelegenheid en de groei van de lonen. De ontwikkeling van deze economische variabelen wordt geschat door het CPB. Via een econometrisch model wordt wat er in de economie gebeurt per belastingsoort vertaald naar een verwachte ontwikkeling van de opbrengst: de endogene ontwikkeling. Om vervolgens te komen tot een raming van de ontvangsten wordt die informatie gecombineerd met recente realisaties van de ontvangsten, de effecten van nieuw beleid en eventuele specifieke bijstellingen (bijvoorbeeld vanwege relevante uitvoeringsinformatie).
Tabel 23 toont de ontwikkeling van de totale ontvangsten over de periode 2024 tot en met 2029. De raming van de endogene groei is gebaseerd op het economisch beeld zoals geraamd door het CPB in het Centraal Economisch Plan 2024. De regel voor beleidsmaatregelen bevat de geraamde effecten van beleid. De tabel laat zien dat de ontwikkeling van de ontvangsten grotendeels gedreven wordt door endogene ontwikkelingen en daarbij ongeveer gelijke tred houdt met de waardeontwikkeling van het bbp.
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Belastingen en premies volksverzekeringen | 310,7 | 325,4 | 337,8 | 350,1 | 363,1 | 377,2 |
- waarvan belastingen | 271,8 | 280,4 | 290,8 | 300,5 | 311,4 | 323,0 |
- waarvan premies volksverzekeringen | 39,0 | 45,0 | 47,0 | 49,6 | 51,6 | 54,2 |
Premies werknemersverzekeringen | 90,9 | 96,5 | 100,8 | 106,3 | 110,5 | 115,3 |
Totaal | 401,6 | 421,9 | 438,6 | 456,3 | 473,6 | 492,5 |
Mutatie | 20,3 | 16,7 | 17,8 | 17,2 | 18,9 | |
- waarvan endogene groei | 13,4 | 16,6 | 16,2 | 16,7 | 18,5 | |
- waarvan beleid | 7,0 | 0,1 | 1,6 | 0,5 | 0,4 | |
Endogene groei in % | 3,3% | 3,9% | 3,7% | 3,7% | 3,9% | |
Waardeontwikkeling bbp in % | 4,0% | 4,1% | 3,8% | 3,7% | n.n.b. |
Ten opzichte van de stand Miljoenennota 2024 zijn de geraamde inkomsten voor 2024 neerwaarts bijgesteld met 1,4 miljard euro. Tabel 24 splitst de mutatie van de geraamde ontvangsten in 2024 uit in een deel dat verklaard wordt door beleidswijzigingen die sinds de Miljoenennota 2024 zijn doorgevoerd en een overig deel. Het overige deel bestaat uit de doorwerking van de afwijking van de gerealiseerde ontvangsten in 2023 ten opzichte van de raming voor 2023, en uit nieuwe inzichten in de groei van de ontvangsten in 2024 zelf (‘endogene ontwikkeling’).
De endogene ontwikkeling hangt in de regel samen met ontwikkelingen in de economie die anders uitpakken dan verwacht en met algemene ramingsonzekerheid. Voor 2024 is de verticale endogene ontwikkeling per saldo positief. De ontvangsten in 2023 - die nader worden toegelicht in het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2023 - zijn iets lager (-0,9 miljard euro) uitgevallen en dit werkt negatief door in 2024. Het economisch beeld voor 2024 op basis van de CEP 2024 leidt echter tot hogere geraamde ontvangsten (+4,0 miljard euro) dan het beeld op basis van de vorige raming (MEV 2024). Zo raamt het CPB in 2024 een hoger niveau van het bbp en een sterkere stijging van de lonen, consumptie en winsten van bedrijven. Dit leidt tot een positievere endogene ontwikkeling bij met name de vennootschapsbelasting, loon- en inkomensheffing, premies werknemersverzekeringen en diverse indirecte belastingen.
Het effect van nieuw beleid is in 2024 negatief (-4,4 miljard euro). Dit is voornamelijk het gevolg van het grote anticipatie-effect eind 2023, dat verband houdt met de nieuwe box 2-tarieven per 1 januari 2024. Doordat dit anticipatie-effect zorgt voor grote incidentele opbrengsten in 2023 (en in 2024 in mindere mate), ontstaat jaar-op-jaar voor 2024 een beleidsmatige daling van de ontvangsten.14 Daarnaast leiden de aangenomen amendementen bij het Belastingplan 2024 ook tot een daling van de inkomsten in 2024, met name door het verlagen van de brandstofaccijnzen.
(in miljarden euro) | Inkomsten |
---|---|
Stand Miljoenennota 2024 | 402,9 |
Mutatie | ‒ 1,4 |
- waarvan doorwerking 2023 | ‒ 0,9 |
- waarvan economisch beeld 2024 | 4,0 |
- waarvan beleid | ‒ 4,4 |
Stand Voorjaarsnota 2024 | 401,6 |
Figuur 5 toont voor enkele belangrijke belastingsoorten de verticale ontwikkeling van de verwachte ontvangsten. De ontvangsten van de loon- en inkomensheffing vormen de belangrijkste inkomstenbron. De raming is met 3,5 miljard euro opwaarts bijgesteld. Dit komt met name door het incidentele effect van extra belastingontvangsten in box 2 van de inkomensheffing. Bij de omzetbelasting is sprake van een lichte daling van de verwachte ontvangsten (-1,2 miljard euro). Dit volgt uit de doorwerking van lager dan verwachte ontvangsten in 2023. Bij de vennootschapsbelasting is er op basis van de eerste aanslagoplegging over 2024 voorlopig geen reden om de raming significant bij te stellen. Bij de auto- en milieuheffingen is de raming vanwege twee redenen neerwaarts bijgesteld (-3,3 miljard euro). Ten eerste vanwege het amendementen om de brandstofaccijnzen beleidsmatig te verlagen en ten tweede door het structureel lagere energieverbruik, dat leidt tot lagere opbrengsten bij de energiebelasting. Bijlage 8 bevat een uitsplitsing op detailniveau van de raming van de ontvangsten, op zowel EMU- als kasbasis.
Figuur 7 Vergelijking inkomsten in 2024 volgens Miljoenennota 2024 en Voorjaarsnota 2024
Belastinguitstel
Per eind maart bedraagt de resterende belastingschuld op grond van de coronabetalingsregeling nog 10,0 miljard euro. Daar bovenop is er een groep bedrijven voor wie de betalingsregeling is ingetrokken, met een nog openstaande schuld van 3,1 miljard euro.15 Het Ministerie van Financiën corrigeert de verwachte ontvangsten op EMU-basis voor betalingen op deze schuld en houdt er hierbij rekening mee dat een deel van de schuld niet afbetaald wordt, bijvoorbeeld als gevolg van faillissement. De raming voor de oninbare schuld wordt daarbij jaarlijks geactualiseerd. In de Voorjaarsnota 2022 werd gerekend met een afslag van 6 miljard euro op de uitstaande schuld, in de Voorjaarsnota 2023 werd dit bijgesteld naar 2,5 miljard euro. Die verlaging werd gedreven door het lage aantal faillissementen, een analyse van het CPB naar bedrijven met coronaschulden uit CEP23 en door de eerste ervaringen met verplichte maandelijkse terugbetalingen (sinds oktober 2022).
In deze Voorjaarsnota wordt de raming voor het oninbare deel van de schuld (inclusief schuld waarvoor de betalingsregeling is ingetrokken) opwaarts bijgesteld naar 3,5 miljard euro. Deze aanpassing volgt uit de feitelijke betalingen op termijnen in het afgelopen jaar en de omvang van de ingetrokken betalingsregelingen. De groep bedrijven met coronaschulden is zeer divers. Sommige bedrijven hebben hun schuld al volledig afgelost of lopen voor op schema, anderen hebben hun termijnen betaald. Er zijn echter ook bedrijven die (fors) achterlopen of zelfs nog niets hebben terugbetaald. In het afgelopen jaar is voor een groep bedrijven met grote achterstanden de betalingsregeling ingetrokken. Bij deze groep zal het uitstaande bedrag geheel of gedeeltelijk terugkomen als gevolg van dwanginvordering, als opbrengst van een saneringsakkoord of slotuitdeling bij faillissement. De financiële positie van de populatie is in het afgelopen jaar verslechterd: er zijn meer belastingplichtigen die (fors) achterlopen met betalingen en een groot aantal ondernemers is inmiddels uit de regeling gezet. Dit geeft aanleiding de afstelraming over de resterende schuld te verhogen van 2,5 naar 3,5 miljard euro. Hierbij geldt dat deze raming nog steeds onzeker is, mede doordat onduidelijk is hoeveel van de schuld nog wordt afgelost als een belastingplichtige uit de betalingsregeling is gezet.