Operationele Doelstelling 2.1
Goede internationale samenwerking ter bevordering van de nationale en de bondgenootschappelijke veiligheid
Tijdens de NAVO-top in Lissabon werd het nieuwe Strategisch Concept aangenomen. De Nederlandse inzet met betrekking tot het strategisch concept, zoals is terug te vinden de MvT 2010 en de Kamerbrief over de NAVO-top in Lissabon (19 en 20 november 2010), is goed terug te vinden in de uiteindelijke tekst. Met het nieuwe strategisch concept past de NAVO zich aan met het oog op nieuwe dreigingen (o.a. raketverdediging en cyber-defence). Daarnaast komt er een overall posture review (het gezamenlijk vaststellen van een optimale mix van middelen die we nodig hebben voor defensie en afschrikking). Eveneens positief is de duidelijke opening voor meer en betere politieke dialoog tussen bondgenoten en een constructieve opstelling richting Rusland.
Nederland heeft zich voorts sterk gemaakt voor opname van de crisismanagementstructuren voor gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB)-besluitvorming in de EDEO. Daarnaast is op initiatief van de Benelux een eerste discussie opgestart over samenwerking tussen de GVDB en JBZ-actoren om zo civiele capaciteiten efficiënter in te kunnen zetten. Verder is op het terrein van civiele capaciteiten interdepartementaal de conclusie getrokken dat een nationale strategie voor civiele crisisbeheersing kan bijdragen aan civiele capaciteitsversterking in NL.
Bij de gewenste verbetering van NAVO-EU samenwerking is helaas geen doorbraak bereikt; totdat een politieke oplossing gevonden wordt voor het conflict tussen Turkije en Cyprus blijft formele samenwerking moeilijk.
De OVSE-top in Astana heeft geleid tot de minimaal door Nederland gewenste uitkomst: behoud van het OVSE-acquis, inclusief de humanitaire dimensie.
Operationele doelstelling 2.2
Bestrijding en terugdringing van het internationale terrorisme
Nederland bevorderde, o.a. in EU-verband, de internationale samenwerking in de strijd tegen het internationale terrorisme in de belangrijkste jihadistische strijdgebieden, zoals Pakistan, Jemen en Westelijke Sahel. Zo bracht Nederland op 4 en 5 november 2010 een aantal westerse landen bijeen, waar afspraken werden gemaakt om de onderlinge samenwerking bij het tegengaan van gewelddadig extremisme verder te versterken. De AVVN riep op 13 oktober 2010 op tot versterking van de uitvoering van de VN wereldwijde strategie tegen terrorisme, met daarin aandacht voor het respecteren van de rechten van de mens. De benoeming door de VN Veiligheidsraad van een onafhankelijk ombudspersoon – warm bepleit door Nederland – betekende een belangrijke verbetering van de rechtsbescherming van personen en organisaties op de VN-terrorismelijst. De onderhandelingen over het alomvattend VN-verdrag tegen terrorisme verliepen echter ook in 2010 moeizaam, mede door een gebrek aan internationale overeenstemming over de definitie van terrorisme. Een Nederlands voorstel om terrorisme toe te voegen aan de lijst met misdrijven in het Statuut van het Strafhof werd niet overgenomen, maar zal in een werkgroep verder worden gesproken. Het internationale anti-terrorisme instituut (ICCT) opende in 2010 in Den Haag zijn deuren.
In het kader van tegengaan grensoverschrijdende criminaliteit bleef Nederland de VN- en EU-drugsagenda mee bepalen en het Nederlandse drugsbeleid actief uitdragen, met bijzondere aandacht voor «harm reduction». Veel aandacht ging uit naar tegengaan drugshandel- en gebruik in Zuid-Amerika en West-Afrika. Tevens is met projecten mensenhandel in herkomstlanden van slachtoffers tegengegaan. In lijn met de Nederlandse inspanningen onderstreept het «Global Plan of Action against Human Trafficking» (juli 2010, AVVN) het belang van uitvoering van bestaande verdragsverplichtingen en rechten van slachtoffers.
Operationele doelstelling 2.3
Bestrijding van proliferatie van massavernietigingswapens en bevordering van ontwapening
Nederland heeft in 2010 met een geïntegreerde inzet voor de Toetsingssconferentie van het Non-Proliferatieverdrag (NPV) bijgedragen aan het succesvolle verloop daarvan. Door strategische samenwerking, ontwikkeling van ideeën met sleutellanden heeft Nederland als bruggenbouwer kunnen optreden. Door deze rol is het eindresultaat van de conferentie – een actieplan – conform onze inzet. In de Nederlandse delegatie naar de Toetsingsconferentie waren –naast leden van de Tweede Kamer- vier promovendi opgenomen, die door Buitenlandse Zaken, Clingendael en IKV/PaxChristi worden gefinancierd.
In het nieuwe Strategisch Concept van de NAVO (zie ook operationele doelstelling 2.1) is een balans gevonden tussen een geloofwaardige afschrikking enerzijds en inspanningen op het gebied van wapenbeheersing, ontwapening en non-proliferatie anderzijds. Een posture review zal de adequate mix van middelen voor een geloofwaardige afschrikking en verdediging van de NAVO moeten bepalen, op basis van de huidige veiligheidssituatie. Deze review moet tevens bijdragen aan de discussie over wapenbeheersing, ontwapening en non-proliferatie in het Bondgenootschap.
De Ontwapeningsconferentie in Geneve is in 2010 niet in staat gebleken om het werkprogramma dat eind 2009 werd aangenomen te implementeren, omdat enkele landen (in het bijzonder Pakistan) de start van onderhandelingen blokkeren. Daardoor is nog steeds niet begonnen aan de onderhandelingen over een verdrag voor een verbod op de productie van splijtstoffen (FMCT).
Als lid van de bestuursraad van het Internationaal Atoomagentschap heeft Nederland zich ingespannen voor de inhoudelijke en materiële versterking van het Agentschap. Eind 2010 stemde de bestuursraad in het kader van de multilaterale benaderingen van de nucleaire brandstofcyclus in met het oprichten van een IAEA nucleaire brandstofbank. Op initiatief van President Obama werd in 2010 de Nuclear Security Summit georganiseerd. Nederland heeft door de organisatie van de laatste voorbereidende bijeenkomst van deze top concreet bijgedragen aan de slotverklaring en het werkprogramma.
Nederland heeft bij de OPCW als voorzitter van twee werkgroepen (verificatie van voormalige chemische wapen fabrieken en inspectieproces) bijgedragen aan de implementatie van het Chemical Weapons Convention (CWC). De bilaterale bijdragen aan de vernietiging van chemische wapens in Rusland zijn afgerond. De EU gedragscode over het vreedzaam gebruik van de ruimte is tot stand gekomen na uitgebreide consultaties met ruimtevarende naties.
Operationele doelstelling 2.4
Goede internationale afspraken op het gebied van conventionele wapenbeheersing en een restrictief en transparant wapenexportbeleid
In april 2010 werd de IOB beleidsdoorlichting van het Nederlandse Wapenexport- en exportcontrolebeleid 2004–2008 aan de Kamer gezonden. De grondige beleidsevaluatie (die in het voorjaar 2011 met de Kamer wordt besproken) geeft over het algemeen een positief beeld van het beleid en doet op enkele punten aanbevelingen, onder andere ten aanzien van beleidsverantwoording, beleidseffecten en de operationalisering van het OS-criterium (een criterium dat o.a. betrekking heeft op de hoogte van de defensie-uitgaven ten opzichte van de uitgaven voor de sociale sectoren in het betreffende land). Over het OS-criterium werd in Den Haag een seminar met het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven georganiseerd, waarin nader over de toepassing van dit criterium werd gesproken. Voorts werd door Nederland eind 2010 in Brussel een beleidsdiscussie over het OS-criterium geïnitieerd met de Europese partners, met tot doel uniforme Europese implementatie van dit criterium verder te stroomlijnen.
In 2010 heeft de eerste voorbereidende bijeenkomst voor de onderhandelingen over een internationaal wapenhandelsverdrag (ATT) plaatsgevonden. Nederland heeft zich tijdens deze bijeenkomst in nauwe samenwerking met de EU partners ingezet voor een verdrag met een ruime scope die een duidelijke norm voor internationale handel in conventionele wapens zal stellen.
De behandeling van de Nederlandse ondertekening van het Clustermunitieverdrag is in 2010 in de Tweede Kamer afgerond.
Indicator | Basiswaarde (met jaartal) | Streefwaarde 2010 | Bereikt 2010 |
---|---|---|---|
1. Aantal undercuts1 | 1 (2005) | 0 | 0 |
2. Oslo Proces: aantal deelnemende landen | 46 (2007) | 125 (in 2012) | 108 |
Bron:
1. Formele informatie-uitwisseling op basis van de Europese Gedragscode voor Wapenexport.
2. http://www.clusterconvention.org/ratifications-and-signatures/
Operationele Doelstelling 2.5
Regionale stabiliteit door effectieve inzet op conflictpreventie, crisisbeheersing, conflictoplossing en post-conflict wederopbouw
Met diplomatieke activiteiten, militaire inspanningen, ondersteuning van regionale organisaties, hervorming en opbouw van de veiligheidssector, demobilisatie-, ontwapenings- en reïntegratieprogramma’s, hervorming van bestuur en sociaal-economische wederopbouw heeft Nederland een tastbare bijdrage geleverd aan de bevordering van stabiliteit en veiligheid.
De laatste zeven maanden van de vierjarige missie in Uruzgan zijn succesvol verlopen. Nederland heeft veel geïnvesteerd in de overdracht van zijn rol als lead nation om de geboekte resultaten zo goed mogelijk te bestendigen. De evaluatie van het Nederlandse optreden is inmiddels in gang gezet. Waardevolle lessen uit de jarenlange geïntegreerde inzet in Uruzgan zijn gebruikt voor de uitwerking van een eventuele toekomstige betrokkenheid in Afghanistan, met bijzondere aandacht voor de opbouw van de Afghaanse politie, het versterken van de EUPOL-missie en de rechtsstaat in het algemeen.
De Nederlandse inspanningen op het gebied van piraterijbestrijding kenmerkten zich door een actieve en continue operationele bijdrage aan de anti-piraterijoperaties van de NAVO en de EU, onder meer met de HMS De Ruyter en de HMS Tromp. Ook heeft Nederland serieus invulling gegeven aan de berechting van piraten en regionale capaciteitsopbouw ter voorkoming en bestrijding van piraterij op zee. Mede op aandringen van Nederland heeft de Hoge Vertegenwoordiger zich ingespannen om Europese overdrachtsovereenkomsten te sluiten met landen in de regio. Echter bleef overdracht in de regio in 2010 een probleem. Ook in 2011 zal de HV overdrachtsovereenkomsten tot een prioriteit moeten maken.
Nederland heeft zijn toegevoegde waarde in de internationale samenwerking op het gebied van stabiliteit, veiligheid en rechtsorde – de geïntegreerde inzet van politieke, ontwikkelings- en veiligheidsinstrumenten – dit jaar effectief benut en verder ontwikkeld, door het uitvoeren van projecten en activiteiten in fragiele gebieden als Soedan, Burundi, Congo, Palestijnse Gebieden, de Balkan en Afghanistan. Mede door een actieve inzet van Nederland, onder andere op samenwerking tussen departementen, binnen de VN en tussen internationale organisaties, heeft hervorming van de veiligheidssector (SSR) internationaal aan belang en effectiviteit gewonnen. Investeren in een professionele veiligheidssector die adequaat kan reageren op instabiliteit gaat hand in hand met het wegnemen van onderliggende oorzaken van onvrede, zoals werkloosheid, om daarmee instabiliteit te voorkomen. Zo zijn in landen als Jemen en Mali plannen voorbereid ten behoeve van conflictpreventie, concreet en vooral gericht op deradicalisering in bepaalde risicogebieden. Een andere thema waar Nederland resultaat heeft geboekt is de implementatie van resolutie 1 325 en de rol van vrouwen bij conflictpreventie en –beheersing. Over dit onderwerp organiseerde Nederland een internationaal seminar dat resulteerde in concrete samenwerking met Spanje ten aanzien van opleiding van deelnemers aan vredesmissies. Om in diezelfde missies beter geïntegreerd militair-civiel te werken (3D) speelt BZ tevens een actieve rol in het project Common Effort van het NL-Duitse legerkorps. Overige missies waar Nederland actief operationeel en beleidsmatig aan bijdroeg waren EUFOR-Althea (Bosnië-Herzegovina), EULEX Kosovo (Kosovo), EUPOL COPPS (Palestijnse Gebieden), NTM-I (Irak), USSC Dayton (Palestijnse gebieden) en UNMIS (Soedan).
In 2010 werd een OESO/DAC multi-donorevaluatie van vredesopbouw- en conflictpreventie-inspanningen in Zuid-Soedan uitgevoerd. De evaluatie concludeerde dat de donorsteun aan conflictpreventie en vredesopbouw gedeeltelijk succesvol was en sterk wisselend per regio. Hiervoor worden de moeilijke context waarbij uit moest worden gegaan van het bewaren van eenheid tussen Noord- en Zuid-Soedan en het gebrek aan capaciteit van de Zuid-Soedanese overheid als belangrijkste oorzaak genoemd, alsmede de relatief beperkte steun van donoren ter bevordering van veiligheid en goed bestuur. Nederland heeft de resultaten van de evaluatie gebruikt om nog sterker dan voorheen in te zetten op goede donorcoördinatie in de regio. Hierbij staan, in samenwerking met andere donoren, capaciteitsversterking en aandacht voor conflict, veiligheid en rechtstaat centraal. In het voorjaar van 2011 ontvangt de Kamer een kabinetsreactie op de multi-donorevaluatie.
Ten behoeve van de stabiliteit en de wederopbouw heeft Nederland in 2010 begrotingssteun gegeven aan Burundi. Het betrof een uitgestelde betaling van begrotingssteun voor 2009. Zoals voorheen golden hierbij de specifieke voorwaarden voor begrotingssteun aan fragiele staten: de ontvangende overheid moest committment tonen ten aanzien van armoedebestrijding en ten aanzien van een dialoog met de donorgemeenschap. De begrotingssteun is verstrekt via de Wereldbank.
Operationele doelstelling 2.6
Effectieve Humanitaire hulp
Eén van de principes van «Goed Humanitair Donorschap» waaraan NL zich gecommitteerd heeft, betreft vroegtijdige, voorspelbare inzet van humanitaire hulp. Het is echter niet gelukt 75% van het beschikbare budget in de eerste vier maanden van 2010 toe te kennen. De aardbeving in Haïti vergde begin 2010 veel van de beschikbare capaciteit, daarnaast vertraagde de demissionaire status van het kabinet de besluitvorming over het budget voor humanitaire hulp en was door een tussentijdse korting bijstelling van het budget noodzakelijk.
Nederland heeft voldaan aan haar doelstelling om minstens 80% van de bijdragen aan VN of Rode Kruisfamilie geheel of gedeeltelijk ongeoormerkt in te zetten. Dit heeft bijgedragen aan snelle, flexibele en voorspelbare bijdragen van Nederland als donor bij crisissituaties.
Operationele doelstelling 2.7
Goed bestuur in prioritaire landen
In 2010 is zowel door het departement als door vele ambassades bijgedragen aan het verbeteren van de kwaliteit van het bestuur in partnerlanden en vanuit het Matra-programma in landen in Oost- en Zuidoost-Europa. Daartoe is niet alleen samengewerkt (waar mogelijk) met overheden in de desbetreffende landen, maar ook met NGO’s en lokale media. Daarnaast wordt samengewerkt met internationale organisaties als de VN en de Wereldbank. Dit laatste gebeurt vooral via de Governance Partnership Facility, een programma op het terrein van goed bestuur, beheerd door de Wereldbank, waaraan behalve Nederland ook Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk bijdragen.
Opvolging aan de in 2007–2009 uitgevoerde Strategische Goed Bestuur en Corruptie Analyses (SGACA’s) is gegeven door, op basis van een lessons learned-document, de dialoog aan te gaan met Hoofden Ontwikkelingssamenwerking van ambassades in partnerlanden waar SGACA’s zijn uitgevoerd. Het SGACA-instrument van politiek-economische analyse is zinvol gebleken. Dergelijke analyses zullen daarom mede ten grondslag liggen aan de nieuwe Meerjarig Strategische Plannen (MJSP’s), die in de loop van 2011 opgesteld worden.
In EU-verband is Nederland erin geslaagd om de, eind 2009 aangenomen, EU Council Conclusions Democracy Support hoog op de Europese agenda te plaatsen en een plek te geven in de nieuwe EDEO-structuur. Een sterk pleidooi voor meer Nederlanders in OVSE- en EU-verkiezingsmissies heeft er toe geleid dat er in 2010 drie maal zoveel Nederlanders in dergelijke missies deelnamen als in 2009. Substantiële toename percentage Nederlanders in dergelijke missies heeft alles te maken met een beleidswijziging begin vorig jaar. Er is toen besloten, juist om het percentage Nederlanders te verhogen, om de belemmering te laten vallen dat Nederlanders alleen maar zouden mogen deelnemen aan missies in (voor ons) prioritaire landen. Het laten vallen van die belemmering heeft, naast genoemd pleidooi, tot deze substantiële stijging geleid
Om te bepalen welke interventies op het terrein van Domestic Accountability (DA) succesvol zijn geweest, zijn de rapportages daarover van meer dan 40 ambassades geanalyseerd. Deze analyse ligt ten grondslag aan verdere beleidsvorming en uitwisseling op DA-terrein met en tussen ambassades, met als doel de zeggenschap van burgers en het afleggen van verantwoording door overheden aan deze burgers verder te versterken.
Op het terrein van corruptiebestrijding is expliciet aandacht besteed, onder andere via een Videoconferentie, aan de United Nations Convention on Anti Corruption (UNCAC) als kader voor anticorruptie-interventies voor ambassades in partnerlanden. De samenwerking met strategische partners als Transparency International is geïntensiveerd en wordt in 2011 gecontinueerd. Op het terrein van rechtsstaatontwikkeling zijn papers voorbereid, die aan de basis liggen van aanpassing en intensivering van het beleid in de komende periode. De samenwerking met relevante instituten als het Hague Institute for the Internationalisation of Law (HiiL), het Center for International Legal Cooperation (CILC) en het Van Vollenhove Instituut heeft zich verder verdiept. De International Development Law Organisation (IDLO), waarvan Nederland in 2010 het voorzitterschap bekleedde, kreeg onder meer te maken met een vervroegd aftredende Directeur-Generaal. Nederland heeft, samen met andere landen, stappen gezet om IDLO in 2011 weer in rustiger vaarwater te doen belanden.
Operationele doelstelling 2.8
Het bevorderen van energievoorzieningszekerheid
In 2010 is het beleid van intensivering van relaties met energie-exporterende landen onverminderd voortgezet. Daarnaast is, samen met het ministerie van EL&I, besloten om niet alleen te focussen op fossiele brandstoffen, maar energiediplomatie ook in te zetten op het gebied van hernieuwbare energie. Dit beleid zal in het Energierapport 2011 nader uitgewerkt worden.
Nederland is in 2010 toegetreden tot het International Framework for Nuclear Energy Cooperation (IFNEC), een samenwerkingsverband waar ervaringen worden uitgewisseld met betrekking tot vreedzame toepassing van nucleaire energie.
In 2010 heeft de Europese Commissie een aantal belangrijke documenten op energiegebied gepresenteerd: de mededeling over energie-infrastructuur en het actieplan 2012–2020. Ook de relatie van de EU met derde landen op energiegebied maakt onderdeel uit van deze voorstellen. De Nederlandse inbreng in reactie op deze voorstellen richtte zich op het primaat van de markt bij de totstandkoming van infrastructuur. Nederland is voor versterking van het EU externe energiebeleid, zolang dit de markt faciliteert. Dat betekent het creëren van een gelijk speelveld. Lidstaten moeten de mogelijkheid behouden bilaterale energierelaties te onderhouden. In 2011 zal dit nader worden uitgewerkt.
In 2010 is de Gulf of Guinea Energy Security Strategy Group niet bijeen gekomen.
Operationele doelstelling 2.9
Grotere veiligheid en stabiliteit door strijd tegen aantasting van het milieu en vernietiging van ecosystemen
• De resultaten van het onderzoek van de Wereldbank hebben ertoe geleid dat de OS-landen die hebben deelgenomen aan de studie in toenemende mate hun nationale beleidsplannen aanpassen aan klimaatverandering. Bij de VN-klimaattop in Cancun waren de totale adaptatiekosten voor OS-landen zoals berekend door de Wereldbank (gemiddeld 70 tot 100 miljard dollar per jaar over de periode 2010–2050) uitgangspunt bij de klimaatonderhandelingen.
• Nederland heeft actief bijgedragen aan de onderhandelingen in Cancun die hebben geresulteerd in een serie besluiten met nieuwe, mondiale klimaatafspraken: twee besluiten betreffen de emissiedoelstellingen van ontwikkelde landen die Partij zijn bij het Kyoto-protocol, het derde besluit is vastgesteld onder het VN-klimaatverdrag (UNFCCC) en bevat zeven hoofdstukken over mitigatie, financiering, adaptatie, ontbossing en technologie.
• In het Grote Merengebied is een bijdrage geleverd aan duurzaam beheer van grensoverschrijdende parken; in het Congo Bekken is de uitvoering gestart van een regionaal programma gericht op duurzaam beheer van tropische bossen. Ondersteuning van een aantal «river basin organisations» heeft geleid tot een verbeterde samenwerking in de stroomgebieden van de Incomati, Niger, Nijl, Mekong en Senegal rivier.
• In samenwerking met de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) zijn in 2010 in totaal 7 kennis-, onderzoeks- en innovatieprojecten goedgekeurd op het gebied van conflict en samenwerking in de context van beheer en gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Het programma CoCooN (A knowledge, research and innovation programme on Conflict and Cooperation over Natural Resources in Developing Countries) wordt uitgevoerd in verschillende landen in Afrika, Azië en Latijns Amerika.
Beleidsconclusies
Om recht te doen aan de verschillende operationele doelstellingen onder dit artikel worden er per doelstelling beleidsconclusies getrokken:
2.1 De belangrijkste doelstellingen van MVT 2010 zijn gerealiseerd. Positief zijn met name het nieuwe strategisch concept van de NAVO en de vorderingen die zijn gemaakt met de totstandkoming van de nationale strategie civiele capaciteiten ten behoeve van inzet in EU–operaties. Het kabinet zal zich in de komende periode richten op de uitwerking van het nieuw strategisch concept en andere besluiten van de NAVO-top, alsmede voortgaan met het versterken van het GVDB, inclusief verbeterde EU-NAVO samenwerking, met name in het veld.
2.2 De internationale samenwerking in de strijd tegen terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit, zoals drugs- en mensenhandel, kon ten aanzien van prioritaire thema’s en landen in 2010 verder geïntensiveerd worden en biedt een goede basis voor verdere inspanningen in 2011. De rechtsbescherming van personen en organisaties op de VN-terrorismelijst is versterkt. Helaas is nog steeds geen doorbraak bereikt in de onderhandelingen over het Alomvattend VN-verdrag tegen terrorisme. Naar verwachting zal ook de komende periode weinig voorgang geboekt kunnen worden, totdat meer internationale overeenstemming over de definitie van terrorisme gevonden wordt.
2.3 Het momentum op het gebied van non-proliferatie,wapenbeheersing en ontwapening heeft in 2010 geleid tot een succesvolle Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatie verdrag en het nieuwe START verdrag tussen de VS en Rusland. Tegelijkertijd is het spijtig dat de Ontwapeningsconferentie haar werkprogramma niet heeft kunnen implementeren. Het kabinet zal zich in de komende periode richten op de uitvoering van het actieplan van de NPV-Toetsingsconferentie en het werkplan van de Nuclear Security Summit, door dwarsverbanden tussen de verschillende initiatieven te blijven leggen en te kijken hoe deze zaken effectief gerealiseerd kunnen worden.
2.4 Nederland heeft zich in 2010 met succes ingezet voor verdere harmonisatie van het wapenexportbeleid van EU-lidstaten door organisatie van een seminar over het OS-criterium (mede naar aanleiding van een aanbeveling van de OIB). Verder is er samen met het ministerie van Economische Zaken werk gemaakt van outreach naar het nederlandse bedrijfsleven om het Nederlandse wapenexportcontrole beleid verder te verduidelijken. Het kabinet zal zich in 2011 blijven inzetten voor een transparant en restrictief nationaal wapenexportbeleid dat voldoet aan internationale afspraken en een meer geharmoniseerde toepassing van de EU criteria.
2.5 Nederland heeft nuttige bijdragen geleverd aan het bevorderen van regionale stabiliteit, in het bijzonder in fragiele staten in Afrika en in Afghanistan, ten aanzien van piraterijbestrijding in de Hoorn van Afrika en op het terrein van SSR, de geïntegreerde (3D) benadering van (pre-/post)conflictsituaties en de positie van vrouwen in conflicten. Het parlement is hierover veelvuldig geïnformeerd en geconsulteerd. Beperktere resultaten werden bereikt in die landen waar politiek draagvlak ontbrak om vooruitgang te boeken, zoals in de regionale opvang en berechting van piraten. Ook is duidelijk dat Nederland niet overal en aan alles kan en wil bijdragen. In het komende jaar zullen, mede met het oog op krimpende begrotingen, keuzes moeten worden gemaakt over de operationele inzet en de strategische koers, bijvoorbeeld ten aanzien van landen- en themakeuzes.
2.6 Nederland verleent humanitaire hulp via VN, Rode Kruis en NGO kanalen. De bijdragen van Nederland bij acute rampen en complexe crisis waren gebaseerd op de behoeften zoals geformuleerd in VN- en Rode Kruis-hulpverzoeken. Mede doordat zij voor een groot deel ongeoormerkt waren waren deze organisaties in staat snel en flexibel te reageren. De regering zal ernaar streven in de komende periode ook in geval van chronische, complexe crisissituaties vroegtijdig middelen ter beschikking te stellen.
2.7 In 2010 lag een sterk accent op het inzicht krijgen in geboekte resultaten op het terrein van Voice & Accountability. In de loop van 2010 werd daarnaast meer nadruk gelegd op beleidsontwikkeling op het terrein van de rechtsstaat. Aanzetten daartoe zijn geleverd in beleidsdocumenten, die in 2011 geïmplementeerd zullen worden. Aan effectieve corruptiebestrijding is in 2010 veel tijd en aandacht besteed. Dit zal in 2011 worden voortgezet, waarbij de reeds gezette stappen in UNCAC-kader verder worden uitgebouwd.
2.8 In 2010 is de notie dat energievoorzieningszekerheid niet enkel gaat om fossiele bronnen verder uitgewerkt. Het beleid van de afgelopen jaren is tegen het licht gehouden en een interdepartementale ambtelijke werkgroep heeft een bredere aanpak voorgesteld. De uitwerking daarvan zal plaatsvinden in het energierapport 2011 dat in het voorjaar van 2011 gepubliceerd zal worden.