4.1 Algemene doelstelling: het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie zorgen ervoor dat deelnemers hun talenten maximaal kunnen ontplooien en volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Deelnemers worden voorbereid op passend vervolgonderwijs en/of een positie op de arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.
Doelbereiking en maatschappelijke effecten
In het actieplan mbo «Focus op vakmanschap 2011–2015» (maart 2011) heeft het kabinet zijn beleid voor het middelbaar beroepsonderwijs voor deze kabinetsperiode uitgewerkt. Het doel is goed beroepsonderwijs. Het kabinet wil dat alle mbo-instellingen goed presteren. Daartoe zijn de volgende doelen gesteld:
-
• In het mbo ligt de focus op goed, initieel beroepsonderwijs voor jongeren.
-
• De besturing en de bedrijfsvoering van alle instellingen zijn op orde.
-
• Het beroepsonderwijs is competitief met het algemeen vormend onderwijs.
In 2011 is de uitvoering van het actieplan voortvarend ter hand genomen. Het kabinet heeft wetgeving voorbereid voor: het verkorten en intensiveren van opleidingen, modernisering van de bekostiging, invoering van de entrée-opleiding en centralisatie van het Voortgezet Algemeen Volwassenenonderwijs (vavo). De wetsvoorstellen zijn voor advies aan de Raad van State aangeboden. Tevens is het actieplan Laaggeletterdheid verschenen. In 2011 is risicogericht toezicht ontworpen dat in 2012 zal worden ingevoerd. Tot slot hebben bedrijfsleven en onderwijsveld in het mbo zelf het inititatief genomen voor oprichting van de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). Deze oprichting was eind 2011 een feit. Het ministerie van OCW heeft SBB gevraagd advies uit te brengen over herziening van de kwalificatiestructuur en over de opleidingsduur van opleidingen op niveau 4.
Externe factoren
Het onderwijs ter plaatse wordt ook bepaald door de inzet van studenten, docenten, bestuurders, toezichthouders, brancheorganisaties, ouders, bedrijven (stages en aansluiting arbeidsmarkt), maatschappelijke organisaties (bijvoorbeeld jeugdzorg) en andere overheden. De minister is daarom afhankelijk van de beschikbaarheid, capaciteiten en faciliteiten van deze actoren. Andere factoren die de minister slechts beperkt kan beïnvloeden, maar waarvan zij wel afhankelijk is, zijn: ontwikkelingen op de (internationale) arbeidsmarkt, demografische ontwikkelingen in de leerlingen-, deelnemer- en studentenpopulatie en conjuncturele ontwikkelingen.
Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling
Indicator | Basiswaarde peildatum | Realisatie 2009 | Realisatie 2010 | Streefwaarde 2011 | Realisatie 2011 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
1. | Het percentage 20–24 jarigen met tenminste hoger secundair onderwijs | 71,9% | 76,6% | 77,6% | n.n.b. | ||
Bron: Eurostat | 2000 | ||||||
2. | Het percentage voortijdig schoolverlaters van de totale bevolking van 18–24 jaar | 15,5% | 10,9% | 10,1% | 8% | n.n.b. | |
Bron: Eurostat | 2000 | 2020 | |||||
3. | Het percentage dat een hbo-diploma haalt van het totale aantal mbo’ers dat doorstroomt naar het hbo | 62,1% | 63,7% | 62,2% | 70% | 60,5% | |
Bron: DUO | 2006 | ||||||
4. | Werkloosheid van gediplomeerde mbo’ers anderhalf jaar na het beëindigen van de opleiding | ||||||
– | BOL | 14,6% | 9,8% | 8,4% | n.n.b. | ||
– | BBL | 5,6% | 3,1% | 3,4% | |||
Bron: Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt, ROA | (cohort 2002–2003) 2004 | (cohort 2007–2008) 2009 | |||||
5. | Het percentage gediplomeerden dat aangeeft dat hun opleiding voldoende basis was om te starten op de arbeidsmarkt | ||||||
– | BOL | 43% | 48% | 43% | 60% | ||
– | BBL | 59% | 54% | 60% | n.n.b. | ||
Bron: Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt, ROA | (cohort 2004–2005) 2006 | (cohort 2007–2008) 2009 |
Toelichting:
-
1. Voor deze indicator is door de EU geen streefwaarde vastgesteld. Eurostat publiceert de realisatie 2011 in mei/juni 2012.
-
2. Eurostat publiceert de realisatie 2011 in mei/juni 2012.
-
4. Voor deze indicator is geen streefwaarde geformuleerd, omdat deze sterk afhankelijk is van de conjuncturele ontwikkeling. De realisatie 2011 is in april 2012 bekend.
-
5. De realisatie 2011 is in april 2012 bekend.
4.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie | Vastgestelde begroting, incl. stand ISB (+/–) dep. herindeling | Verschil | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2011 | 2011 | ||
Verplichtingen | 3 354 224 | 3 520 349 | 3 846 651 | 3 385 269 | 3 559 207 | 3 419 730 | 139 477 | |
Waarvan garantieverplichtingen | 17 500 | 90 817 | 143 934 | 6 290 | 104 200 | |||
Totale uitgaven | 3 195 298 | 3 336 258 | 3 507 340 | 3 502 523 | 3 479 814 | 3 419 894 | 59 920 | |
Programma-uitgaven | 3 191 666 | 3 332 952 | 3 503 474 | 3 498 688 | 3 476 052 | 3 416 486 | 59 566 | |
Deelnemers volgen beroepsonderwijs en volwasseneneducatie in voldoende toegeruste instellingen | 2 709 963 | 2 820 181 | 2 981 121 | 2 932 004 | 2 981 976 | 2 944 006 | 37 970 | |
• | Bekostiging roc's/overige regelingen | 2 574 981 | 2 692 786 | 2 873 217 | 2 839 560 | 2 880 133 | 2 839 099 | 41 034 |
• | Korting 2e teldatum (coalitieakkoord) | 0 | 0 | – 38 892 | – 36 090 | – 27 404 | – 27 290 | – 114 |
• | Bekostiging KBB's | 114 302 | 111 939 | 115 821 | 105 572 | 98 820 | 98 521 | 299 |
• | Bekostiging Caribisch Nederland | 0 | 0 | 0 | 0 | 2 829 | 0 | 2 829 |
• | Verbetermiddelen Caribisch Nederland | 0 | 0 | 0 | 0 | 12 756 | 0 | 12 756 |
• | School-ex programma's | 0 | 0 | 8 485 | 7 778 | 0 | 0 | 0 |
• | Beroepsgerichte kwalificatiestructuur | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 3 785 | 0 | 20 628 | – 20 628 |
• | Overig | 15 680 | 10 456 | 17 490 | 11 399 | 14 842 | 13 048 | 1 794 |
Deelnemers volgen beroepsonderwijs en volwasseneneducatie van hoge kwaliteit in innovatieve instellingen en via hoogwaardige stageplekken | 178 323 | 186 376 | 119 661 | 167 948 | 163 580 | 157 095 | 6 485 | |
• | Taal en Rekenen | 0 | 9 237 | 10 155 | 60 570 | 58 313 | 56 769 | 1 544 |
• | Innovatiearrangement | 17 000 | 20 000 | 21 500 | 11 500 | 10 000 | 10 000 | 0 |
• | Innovatiebox regulier | 36 742 | 44 495 | 43 151 | 43 238 | 43 050 | 43 136 | – 86 |
• | Innovatiebox FES | 71 750 | 73 129 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
• | Regeling stagebox | 35 000 | 35 000 | 35 362 | 34 900 | 34 900 | 35 000 | – 100 |
• | Stage en lerbaanoffensief Kenniscentra | 0 | 0 | 7 000 | 13 000 | 3 000 | 3 000 | 0 |
• | Netwerkscholen (FES) | 0 | 0 | 0 | 0 | 4 500 | 4 500 | 0 |
• | Sectorplan mbo-hbo techniek 2011–2016 | 0 | 0 | 0 | 0 | 400 | 0 | 400 |
• | Toezicht kwaliteit examens mbo | 11 300 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
• | Overig | 6 531 | 4 515 | 2 493 | 4 740 | 9 417 | 4 690 | 4 727 |
Deelnemers kunnen zonder drempels beroepsonderwijs en volwasseneneducatie volgen dat het best past bij hun talenten en specifieke behoeften | 243 815 | 248 286 | 285 890 | 239 130 | 188 379 | 193 104 | – 4 725 | |
• | Leerlinggebonden financiering (LGF) | 16 488 | 23 066 | 32 847 | 38 174 | 38 221 | 32 172 | 6 049 |
• | Educatie | 189 843 | 197 591 | 202 401 | 150 445 | 115 863 | 115 354 | 509 |
• | Aanvalsplan Laaggeletterdheid | 4 000 | 4 000 | 4 200 | 4 001 | 4 000 | 4 000 | 0 |
• | Leven Lang Leren en EVC | 25 899 | 16 142 | 22 444 | 22 920 | 8 142 | 15 022 | – 6 880 |
• | Schoolmaatschappelijk werk | 0 | 0 | 15 000 | 15 000 | 14 017 | 15 000 | – 983 |
• | Overig | 7 585 | 7 487 | 8 998 | 8 590 | 8 136 | 11 556 | – 3 420 |
Er vallen minder leerlingen gedurende hun schoolloopbaan voortijdig uit het onderwijs | 46 457 | 64 190 | 103 476 | 142 429 | 122 568 | 111 810 | 10 758 | |
• | RMC's/GSB | 37 828 | 39 225 | 53 251 | 31 471 | 31 599 | 31 471 | 128 |
• | Convenanten met RMC-regio's | 6 720 | 13 597 | 21 146 | 33 248 | 39 590 | 53 960 | – 14 370 |
• | Programmagelden regio's | 0 | 6 800 | 15 170 | 22 865 | 44 389 | 25 275 | 19 114 |
• | Aanvullende vergoeding experimenten vmbo-mbo | 0 | 1 200 | 0 | 5 108 | 3 788 | 6 000 | – 2 212 |
• | Digitaal verzuimloket | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 2 000 | – 2 000 |
• | Plusvoorziening «overbelaste jongeren» | 0 | 0 | 11 900 | 47 724 | 72 | 0 | 72 |
• | Overig | 1 909 | 3 368 | 2 009 | 2 013 | 3 130 | – 6 896 | 10 026 |
Programmakosten-overig | 13 108 | 13 919 | 13 326 | 17 177 | 19 549 | 10 471 | 9 078 | |
• | Uitvoeringsorganisatie DUO | 13 108 | 13 919 | 13 326 | 17 177 | 19 549 | 10 471 | 9 078 |
Apparaatsuitgaven | 3 632 | 3 306 | 3 866 | 3 835 | 3 762 | 3 408 | 354 | |
Ontvangsten | 90 276 | 79 462 | 24 099 | 15 190 | 11 108 | 0 | 11 108 |
Toelichting:
De uitgaven voor het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie zijn in 2011 ruim € 59,9 miljoen hoger dan de vastgestelde begroting. De realisatie van de ontvangsten is € 11,1 miljoen hoger dan geraamd.
Uitgaven
Hieronder worden de belangrijkste verschillen toegelicht.
-
• Bekostiging roc’s/overige regelingen:
De stijging van € 41 miljoen op het onderdeel «bekostiging roc’s/overige regeling» ten opzichte van de vastgestelde begroting 2011 wordt met name veroorzaakt door de volgende mutaties.
-
– € 20,6 miljoen in verband met onderlinge verschuivingen binnen de operationele doelstelling. Het betreft de middelen voor de beroepsgerichte kwalificatiestructuur. Deze worden vanaf 2011 structureel toegevoegd aan de rijksbijdrage voor instellingen.
-
– € 15,4 miljoen in verband met toevoeging wettelijk deel van de loon- en prijsbijstelling tranche.
-
-
• Bekostiging Caribisch Nederland: Het beschikbare budget € 15,6 miljoen is vrijwel geheel overgeboekt van artikel 8 (Internationaal beleid).
-
• Leerling gebonden financiering: De realisatie op het onderdeel leerling-gebonden financiering (LGF) is € 6 miljoen hoger dan begroot.
-
• Leven lang leren en EVC: Op het onderdeel «Leven Lang Leren en EVC» is € 7 miljoen minder gerealiseerd dan begroot. Deze middelen zijn grotendeels ingezet ter financiering van het transitiebudget voor de fusie van roc Zeeland en roc Westerschelde.
-
• Voortijdig schoolverlaten: De vastgestelde begroting voor voortijdig schoolverlaten is in totaal met € 10,8 miljoen overschreden. Deze overschrijding wordt met name veroorzaakt door een verlenging van de VSV regeling op het onderdeel «programmagelden regio’s» met één jaar tot en met 2012. Het bijbehorende budget voor het jaar 2012 is volgens de regeling na de aanvraagprocedure in 2011 ook verplicht en betaald in het jaar 2011. Verder hebben op het onderdeel convenanten met RMC-regio’s afrekeningen plaatsgevonden in 2011 die hebben geleid tot minder uitgaven ten opzichte van de vastgestelde begroting.
-
• Uitvoeringsorganisatie DUO: De verhoging van € 9,1 miljoen van het budget van DUO wordt grotendeels verklaard door het project digitaal verzuimloket, aanvullende middelen voor de systeem- en procesaanpassingen van DUO, project diplomaregister en de uitvoeringskosten voor Caribisch Nederland.
-
• Resteert een bedrag van € 10,0 miljoen, deze verlaging is verdeeld over diverse operationele doelstellingen en voornamelijk bestaand uit meerdere overboekingen van en naar andere artikelen en departementen en uit diverse bijstellingen en kasschuiven.
Ontvangsten
De hogere ontvangsten van € 11,1 miljoen zijn het gevolg van onder andere afrekeningen die betrekking hadden op het innovatiearrangement, de educatie en het project Leren en Werken.
4.3 Operationele beleidsdoelstelling
4.3.1 Deelnemers volgen beroepsonderwijs en volwasseneneducatie in voldoende toegeruste instellingen
Doelbereiking
Het stelsel van beroepsonderwijs en volwasseneneducatie moet zodanig zijn toegerust dat regionale opleidingencentra (roc’s), de vakinstellingen, de overige mbo-instellingen en de kenniscentra beroepsonderwijs en bedrijfsleven (kbb’s) bij het verzorgen van beroepsonderwijs en volwasseneneducatie kunnen voldoen aan de door de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) gestelde toegankelijkheids-, doelmatigheids- en kwaliteitseisen.
• Bekostiging roc’s
Het regeerakkoord bevat een pakket aan maatregelen voor het middelbaar beroepsonderwijs, waarop in het Actieplan MBO «Focus op vakmanschap» nader wordt ingegaan. In 2011 zijn deze maatregelen verder uitgewerkt en vertaald in concept wetgeving. De maatregelen betreffen:
-
• het verkorten van beroepsopleidingen,
-
• het intensiveren van beroepsopleidingen,
-
• het beëindigen van de drempelloze toelating op niveau 2,
-
• het apart positioneren van mbo opleidingen op niveau 1 als entreeopleidingen,
-
• het introduceren van een nieuw bekostigingsarrangement voor mbo studenten van 30 jaar of ouder
Het doel van de maatregelen is dat instellingen en studenten beter gaan presteren zodat dat de schooluitval wordt tegengegaan en het beroepsonderwijs als geheel aantrekkelijker wordt. De eerste vier maatregelen zijn uitgewerkt in het wetsvoorstel «doelmatige leerwegen en modernisering van de bekostiging». Met dit wetsvoorstel wordt ook beoogd de allocatie van de beschikbare begrotingsmiddelen over de instellingen te verbeteren. Het 30-plusarrangement is in een apart wetsvoorstel uitgewerkt.
• Het primaire proces op orde
Om betrokken instellingen te stimuleren hun primaire proces op orde te krijgen, zijn verschillende maatregelen genomen. De individuele prestaties van de instellingen, goed en minder goed, zijn voor alle roc’s, aoc’s, vakinstellingen én niet-bekostigde instellingen met erkende mbo-opleidingen door de Inspectie van het Onderwijs gepubliceerd op internet. Daarmee is de toezichtsinformatie overzichtelijk en voor iedereen toegankelijk gepresenteerd. Voor instellingen met een onvoldoende onderwijskwaliteit is het sanctietraject ingekort. Direct na een kwaliteitsonderzoek, waarbij de Inspectie van het Onderwijs onvoldoende kwaliteit constateert, zal de Inspectie van het Onderwijs een waarschuwing afgeven aan het bevoegd gezag van de mbo-instelling. Na een waarschuwing heeft de mbo-instelling een jaar de tijd om de kwaliteit te verbeteren. Mocht de Inspectie van het Onderwijs na een jaar opnieuw oordelen dat de kwaliteit niet op orde is, dan kan de minister van OCW besluiten tot intrekking van de onderwijslicentie.
• Commissie Onderwijs en Besturing BVE
De commissie Besturing en Onderwijs BVE heeft eind 2010 zijn rapport «Naar meer focus op het mbo» aangeboden. De commissie adviseert de minister zorg te dragen voor een consistent samenhangend overheidsbeleid, waarbinnen de betrokken instellingen de ruimte krijgen de aandacht te richten op hun kerntaak. Dat is te zorgen voor kwalitatief goed beroepsonderwijs aan studenten en een goede voorbereiding op de arbeidsmarkt of vervolgonderwijs. Ondanks de complexiteit rond en binnen de sector, zijn bve-instellingen wel degelijk bestuurbaar, meent de commissie. Mede op basis van het advies heeft het kabinet het Actieplan mbo «Focus op vakmanschap 2011–2015» uitgebracht (maart 2011).
• Experiment De Netwerkschool
Het onderzoek naar de effecten van het experiment de Netwerkschool is in september 2010 gestart. Het onderzoek bevindt zich in een beginfase. De deelnemende scholen hebben gegevens aangeleverd en er zijn controlescholen geselecteerd. Verder richt het onderzoek zich nu op de invoeringsstrategieën van de instellingen en de wijze waarop de implementatie van het concept de Netwerkschool wordt vormgegeven. Omdat het experiment nog maar een jaar geleden is gestart, zijn er nog geen effecten zichtbaar.
• Competentiegerichte kwalificatiestructuuur
Sinds 2007 zijn mbo-instellingen gefaseerd bezig hun opleidingsaanbod in te richten op basis van de nieuwe kwalificatiedossiers als onderdeel van de beroepsgerichte kwalificatiestructuur. De beoogde invoering van het wetsvoorstel die dit mogelijk moest maken was 1 augustus 2010. Door de val van het kabinet heeft de behandeling van het wetsvoorstel uiteindelijk in mei 2011 plaatsgevonden.
• Kenniscentra
De kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven voeren wettelijke taken uit. Ze zorgen voor de kwalificatiedossiers waarin wordt beschreven wat een beginnend beroepsbeoefenaar aan kennis, vaardigheden en competenties moet hebben om een diploma te behalen. Ook zorgen de kenniscentra voor een toereikend aantal plaatsen voor de beroepspraktijkvorming. In 2011 is hard gewerkt aan een nieuw bekostigingsmodel voor de kenniscentra (uitgezonderd het kenniscentrum voor het groene onderwijs, Aequor). Uitgangspunt is dat de nieuwe bekostiging nauw is afgestemd op de wettelijke taken van de kenniscentra en de werkzaamheden die hieruit voortvloeien.
• Caribisch Nederland
Integreren BES-eilanden in Nederland
De OCW BES-wetgeving is met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2011 in werking getreden. Met alle betrokkenen is de onderwijsagenda Caribisch Nederland ondertekend. (Kamerstukken 2010–2011, 32 500 VIII, nr. 166.) Aan elke school is samen met de PO- en VO-raad een schoolcoach gekoppeld die met elke school een verbeterplan heeft opgesteld. Om de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de financieel administratieve taken, te verbeteren, worden alle scholen door één administratiekantoor bediend. Desondanks is er nog onvoldoende inzicht in de financiën van de scholen om de structurele bekostiging te kunnen vaststellen. Aan alle scholen is eenmalig een zodanig budget toegekend dat hun de mogelijkheid geeft achterstanden in materieel opzicht in één keer in te lopen. Met elk van de openbare lichamen is een masterplan onderwijshuisvesting ondertekend om de huisvesting van de scholen op een aanvaardbaar niveau te brengen. Per 1 augustus is op alle drie de eilanden een Expertise Centrum Onderwijszorg gestart ter verbetering van de omgang met zorgleerlingen. Op Sint Eustatius is een brede conferentie georganiseerd ten behoeve van het organiseren van een passend aanbod aan beroepsonderwijs op Sint Eustatius en Saba.
Relaties met de andere landen in het Koninkrijk
De uitgangspunten voor de samenwerking tussen de vier landen in het Koninkrijk op de OCW-beleidsterreinen zijn met Aruba, Curaçao en Sint Maarten in een protocol vastgelegd, op basis waarvan in 2012 bilaterale afspraken worden gemaakt. Met elk van de drie landen is een protocol vastgesteld ter stimulering van studeren in de Caribische regio. Aan een aantal instellingen op Curaçao, Aruba en Sint Maarten zijn subsidies toegekend voor diverse ontwikkelingen die het onderwijs en onderzoek op de eilanden ten goede komen, mede gelet op de betekenis van deze voorzieningen voor Caribisch Nederland.
Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicator | Basiswaarde 2008 | Realisatie 2009 | Realisatie 2010 | Streefwaarde 2011 | Realisatie 2011 | |
---|---|---|---|---|---|---|
1. | Diplomaresultaat per niveau | niveau 1: 58% | niveau 1: 58% | niveau 1: 60% | ||
niveau 2: 54% | niveau 2: 56% | niveau 2: 60% | ||||
niveau 3: 65% | niveau 3: 66% | niveau 3: 70% | ||||
niveau 4: 70% | niveau 4: 72% | Niveau 4: 75% | ||||
Bron: Benchmark Mbo Raad | 2007–2008 | 2008–2009 | 2011–2012 | |||
2. | Het percentage opleidingen, ingericht op basis van de nieuwe kwalificatiedossiers | 12% | 53% | 62,1% | 100% | 71,8% |
Bron: DUO | 2005–2006 | 2008–2009 | 2009–2010 | 2010–2011 | 2010–2011 | |
3. | Het percentage deelnemers in het eerste jaar dat een competentiegerichte opleiding volgt | 11% | 71% | 83% | 100% | 97% |
Bron: DUO | 2005–2006 | 2008–2009 | 2009–2010 | 2011–2012 | 2010–2011 |
Toelichting:
-
1 Het diplomaresultaat heeft alleen betrekking op studenten die rechtstreeks vanuit het vo naar het mbo zijn gegaan. Van deze studenten is de vooropleiding in elk geval bekend. Het diplomaresultaat wordt uitgedrukt als het percentage mbo-verlaters met een diploma op het totaal aantal mbo-verlaters. Voor 2010 is het diplomaresultaat niet per niveau weergegeven in de benchmark. De realisatiecijfers voor 2011 zijn nog niet bekend.
-
2 Dit percentage heeft betrekking op roc’s, aoc’s, vakinstellingen en overige bekostigde instellingen samen. Het realisatiecijfer voor percentage blijift met 71,8% onder de streefwaarde van 100%. Dit heeft te maken met het feit dat de wet competentie gerichtonderwijs (CGO) op 1 januari 2011 ingevoerd zou worden. Dit betekende dat de instellingen per 1 augustus 2011 verplicht waren om alle eerstejaarsstudenten op te leiden volgens de competentiegerichte diploma-eisen, waardoor een percentage van 100% gehaald zou worden. Door de val van het kabinet werd het wetsvoorstel controversieel verklaard en pas in het voorjaar van 2011 behandeld en aangenomen. Het wetsvoorstel is uiteindelijk per 1 januari 2011 in werking getreden. De wet wordt effectief per 1 augustus 2012.
Indicator | 2006–2007 | 2007–2008 | 2008–2009 | 2009–2010 | 2010–2011 | |
---|---|---|---|---|---|---|
1. | Aantal deelnemers mbo (x 1000) | 464,4 | 477,1 | 479,6 | 486,1 | 488,7 |
bol-vt | 322 | 319 | 313,1 | 321,9 | 327,2 | |
bbl | 129,4 | 147 | 156,9 | 155,4 | 152,9 | |
bol-dt | 13 | 11,1 | 9,6 | 8,8 | 8,6 | |
Bron: bekostigingstelling mbo | ||||||
2. | Gemiddelde prijs per mbo-deelnemer (x 1000) | 6,3 | 6,7 | 7,2 | 7,3 | 7,3 |
Bron: Lumpsum budget/specifieke regelingen en gewogen bekostigingsdeelnemers mbo | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 |
4.3.2 Deelnemers volgen beroepsonderwijs en volwasseneneducatie van hoge kwaliteit in innovatieve instellingen en via hoogwaardige stageplekken
Doelbereiking
Om de kwaliteit van het middelbaar beroepsonderwijs te verbeteren moeten mbo-opleidingen voldoende onderwijstijd bieden, de examens op orde hebben en de doorlopende leerlijnen in de beroepskolom bevorderen.
Ouders, studenten en werkgevers moeten kunnen vertrouwen op de kwaliteit van de opleidingen en de uitgereikte diploma’s. Een grotere betrokkenheid en een intensievere samenwerking tussen onderwijsinstellingen, kenniscentra en (leer)bedrijven in de regio kunnen ervoor zorgen dat de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van het onderwijs, inclusief de stage, van een hoog niveau is. In deze crisistijd is het van belang dat het potentieel aan beroepspraktijkvormingsplekken (bpv-)plekken (stageplekken/leerbanen) bij leerbedrijven zo optimaal mogelijk wordt benut.
• Nederlandse taal en rekenen
Vanaf 1 augustus 2010 is de Wet Referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen van kracht. Hiermee is het Referentiekader taal en rekenen een leidraad voor onderwijsinstellingen, docenten en onderwijsprogramma's in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en het mbo geworden. In 2011 hebben bijna alle onderwijsinstellingen ervaring opgedaan met afname van voorbeeldexamens en pre-pilotexamens. De ervaringen worden gebruikt voor de volgende pilotjaren 2012 en 2013. Op basis van een Uitvoeringsplan taal en rekenen mbo, met een looptijd van 2010 tot en met 2013, ontvangen instellingen jaarlijks ruim € 50 miljoen voor de intensivering van het taal- en rekenonderwijs. Voor ondersteuning kunnen instellingen terecht bij het steunpunt taal en rekenen mbo (zie www.steunpunttaalenrekenenmbo.nl). In juni 2011 is een voortgangsrapportage opgesteld over de implementatie van het referentiekader taal en rekenen in het po, vo en mbo (Kamerstukken II, 2010/11, 31 332, nr. 16). Jaarlijks leggen instellingen in het jaarverslag verantwoording af over de besteding van middelen vanuit de Regeling intensivering Nederlandse taal en rekenen en geven zij een beschrijving van de voortgang van het implementatieproces binnen de instelling.
• Regelingen innovatiebox, innovatiearrangement en stagebox
Via de Regeling stagebox beroepsonderwijs wordt geld beschikbaar gesteld om te zorgen voor extra stage- en simulatieplaatsen voor moeilijk plaatsbare deelnemers. Ook is het geld bedoeld voor een intensieve stagebegeleiding van deelnemers in het beroepsonderwijs. De regeling die zou eindigen in 2010 is in december 2010 met één jaar verlengd. Reden hiervoor was dat de economische situatie nog niet was verbeterd. De evaluatie over de resultaten in de jaren 2010 en 2011 wordt in 2012 uitgevoerd.
De Regeling Innovatiebox die tot en met 2011 gold, is bedoeld om in overleg met samenwerkingspartners in de regio innovatie vorm te geven. Het ging om innovatieprojecten die breed werden opgepakt met als doel het innovatieresultaat te laten verankeren in de eigen organisatie.
Naast de Regeling Innovatiebox wordt innovatie ook gestimuleerd via de Regeling Innovatiearrangement. Ook deze regeling gold tot en met 2011. Zij was bedoeld om meer experimentele innovatieprojecten op regionaal dan wel sectoraal niveau, die zonder aanvullende middelen onvoldoende kans zouden hebben, financieel te ondersteunen. Alleen samenwerkingsverbanden tussen onderwijsinstellingen en bedrijven konden een beroep doen op dit arrangement. Voor zowel de innovatiebox als het innovatiearrangement zijn de landelijke thema’s, zoals vastgelegd in de landelijke innovatieagenda, leidend.
• Het mbo is een bepalend segment voor de arbeidsmarkt
De bpv is een belangrijk onderdeel van elke beroepsopleiding. Voor het behalen van een optimaal rendement uit de bpv voor elke deelnemer is een goede wisselwerking tussen het opleidingsaandeel op school en het aandeel in de praktijk noodzakelijk.
In 2011 hebben de MBO Raad, Colo, MKB/VNO-NCW en OCW een eerste landelijke meting laten uitvoeren naar de effecten van het op 10 juni 2009 opgestelde BPV Protocol op de uitvoeringspraktijk. Uit de meting volgt dat het BPV Protocol, waarin gedragsregels omtrent BPV voor de werkvloer zijn opgenomen, al op onderdelen heeft geleid tot een substantiële verbetering van de kwaliteit van de bpv. De kwaliteit van de begeleiding van studenten tijdens de bpv is toegenomen ten opzichte van de situatie voor de totstandkoming van het BPV Protocol, evenals het niveau van vakkennis en praktijkvaardigheden van studenten die beginnen aan de bpv. Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) zal er zorg voor dragen dat partijen sectoraal en regionaal de aanbevelingen van de onderzoekers gaan oppakken. Het inmiddels afgesloten driejarige programma ondersteuning leerbedrijven heeft opgeleverd dat vanaf 2011 de kenniscentra de dienstverlening aan de erkende leerbedrijven zoveel mogelijk geharmoniseerd hebben, opdat de leerbedrijven goed toegerust zijn voor hun opleidingstaak in het kader van de competentiegerichte kwalificatiestructuur.
• Bevorderen doorstroom naar hoger onderwijs
Eén van de maatregelen om de doorstroom tussen mbo en hbo te bevorderen is het tweejarige programma Associate degree (Ad). De Associate degree is een graad in het hoger onderwijs en maakt onderdeel uit van de hbo-bachelor. In september 2011 is gestart met 5 pilots, waarbij het Ad-programma deels op locatie van een bve-instelling wordt verzorgd. Aan deze pilotronde (deelronde 4B) zijn pilots van de verbrede pilotronde toegevoegd. In totaal worden er 8 pilots uitgevoerd waarbij de Ad deels op bve-locatie wordt uitgevoerd. De effecten van deze pilots – waarbij de samenwerking tussen mbo-instelling en hogeschool hopelijk positieve effecten heeft op de doorstroom van mbo-afgestudeerden naar de Ad – worden onderzocht.
In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs (Kamerstuk 31 288, nr. 194) heeft de staatssecretaris van OCW aangekondigd dat, net als in deelronde 4B van de Ad-pilots gebeurt, het mogelijk zal worden dat een Ad-programma deels op een bve-locatie wordt verzorgd (onder integrale verantwoordelijkheid van de hogeschool).
Verder heeft de staatssecretaris van OCW in een brief van 7 november 2011 aan alle hogescholen en bve-instellingen aangekondigd dat hij een extra «pilotronde» (ronde 5) start voor Ad- programma’s.
• Handhaven onderwijstijd
De resultaten van het representatief onderzoek naar de naleving van onderwijstijd bij de mbo-opleidingen in het schooljaar 2010–2011 laten zien dat 21 opleidingen (21%), waarvan 18 opleidingen ook met onvoldoende programmering, niet aan de eisen voldeed van de minimale 850 klokurennorm per leerjaar. Een aantal daarvan is er uiteindelijk alsnog in geslaagd om dit tekort te herstellen voor het einde van het schooljaar waardoor er uiteindelijk 13 opleidingen zijn overgebleven waar programmering en realisatie van de uren tekortschoten. Dit resultaat betekent dat ondanks de aandacht en maatregelen geen substantiële verbetering is gerealiseerd t.o.v. voorgaand schooljaar.
Naast maatregelen als terugvordering van bekostiging en naming en shaming krijgen de instellingen waar ook in tweede instantie onvoldoende onderwijstijd resteerde een formele waarschuwing dat bij herhaling de onderwijslicentie voor de desbetreffende opleiding wordt ingetrokken. Met instellingen die herhaaldelijk niet aan de norm voldoen worden gesprekken gevoerd door de Inspectie van het Onderwijs.
Tegelijkertijd is gewerkt aan een wetsvoorstel dat uitwerking geeft aan het MBO-actieplan «Focus op Vakmanschap» en waarin de uitkomsten van de evaluatie van de 850 urennorm zijn meegenomen. De maatregelen zijn onder andere gericht op intensivering van onderwijs in tijd en begeleiding, een betere bedrijfsvoering, een herijking van het begrip onderwijstijd en heldere communicatie naar het veld hierover. Daarnaast is het voornemen om de urennorm niet meer als maatstaf voor de hoogte van de bekostiging van een mbo-opleiding te hanteren. De urennorm blijft wel een inrichtings- en subsidievoorwaarde. Onvoldoende programmering leidt dan niet meer tot onrechtmatige bekostiging en uiteindelijk gaat het dan om de realisatie van de uren. Bij onvoldoende realisatie van uren biedt de wet de mogelijkheid een sanctie op te leggen.
Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicator | Basiswaarde | Realisatie | Realisatie | Streefwaarde | Realisatie | |
---|---|---|---|---|---|---|
Peildatum | 2009 | 2010 | 2011 | 2011 | ||
1. | Percentage opleidingen met voldoende examenkwaliteit | 52% | 63% | 85% | ||
Bron: Examenverslag mbo | 2005 | |||||
2. | Percentage deelnemers dat positief is over de beroepspraktijkvormingsplek (BPV) | BOL: 51% | BOL: 58% | BOL: 61% | BOL: 75% | |
BBL: 60% | BBL: 61% | BBL: 67% | BBL: 75% | |||
Bron: ODIN | 2005 (ODIN 3) | 2008 | 2010 (ODIN 6) | |||
3. | Het oordeel van de deelnemer over de opleiding | 6,7 | 6,9 | 6,9 | 7 | |
Bron: ODIN | 2005 (ODIN 3) | 2008 | ||||
4. | Het percentage opleidingen dat onderwijs geeft volgens de richtlijnen van de 850 uren norm (BOL) | 75% | 83% | 75% | 100% | 79% |
Bron: Inspectie van het Onderwijs | 2006 (2005–2006) | (2008–2009) | (2009–2010) | |||
5. | Percentage instellingen dat ervaring opdoet met de afname van centrale voorbeeldexamens Nederlandse taal en rekenen 3F (bij mbo-4) | n.v.t | n.v.t. | n.v.t. | 90% | 86% |
Bron: College voor examens |
Toelichting:
-
1. Het beeld van de examenkwaliteit in studiejaar 2010–2011 komt later en wordt gepubliceerd in het Onderwijsverslag 2010–2011 dat in april 2012 verschijnt. Er komt geen beeld van de examenkwaliteit 2010.
-
2. Het realisatiecijfer over 2011 is nog niet bekend aangezien eens in de twee jaar een onderzoek plaatsvindt over wat mbo studenten vinden van hun onderwijs, de laatste was in 2010. Anders dan in de begroting is opgenomen worden hier de percentages voor bol en bbl afzonderlijk gepresenteerd. De cijfers van de begroting waren cijfers voor het totale mbo.
-
3. Het realisatiecijfer over 2011 is nog niet bekend aangezien eens in de twee jaar een onderzoek plaatsvindt over wat mbo studenten vinden van hun onderwijs, de laatste was in 2010.
-
5. De indicator geeft aan welk percentage van de mbo-instellingen zich voorbereidt op de invoering van verplichte centrale examens Nederlandse taal en rekenen voor mbo-4 in 2013–2014.
4.3.3 Deelnemers kunnen zonder drempels beroepsonderwijs en volwasseneneducatie volgen dat het best past bij hun talenten en specifieke behoeften
Doelbereiking
Deelnemers aan het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie moeten de mogelijkheid krijgen om hun talenten te ontplooien in een leeromgeving en op een manier die het beste past bij hun specifieke behoeften. Het gaat daarbij ook om jongeren die een extra steuntje in de rug nodig hebben bij het volgen van een mbo-opleiding en om volwassenen die door het volgen van een cursus of opleiding beter in staat zijn te participeren op de arbeidsmarkt en in de samenleving.
• Volwassenenonderwijs
Sinds 1 januari 2009 maakt het educatiebudget onderdeel uit van het Participatiebudget. Hiermee wordt het geld voor re-integratie (WWB-werkdeel), inburgering en volwasseneneducatie gebundeld in één specifieke uitkering voor gemeenten. Gedurende deze kabinetsperiode moet een bedrag gelijk aan de bijdrage van OCW in het participatiebudget aan inkoop van opleidingen volwasseneducatie bij roc’s worden besteed. De wettelijke taak van roc’s voor educatie blijft gehandhaafd. Ter ondersteuning van de bestrijding van laaggeletterdheid is het «Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006–2010 Van A tot Z betrokken» (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 VIII, nr. 142) met 1 jaar verlengd t/m 2011. Uit de eerste voorlopige resultaten blijkt dat laaggeletterdheid op de kaart is gezet, meer mensen een cursus zijn gaan volgen en gemeenten, provincies, bedrijven en overige organisaties meer aandacht hebben besteed aan de bestrijding van laaggeletterdheid.
• Het vasthouden en binden van talenten
Leergebonden financiering (LGF) is in 2006 ingevoerd in het mbo en sinds augustus 2008 opgenomen in de Wet educatie en beroepsonderwijs. Het aantal aanvragen voor LGF is gestegen tot 7 928 in 2011 (inclusief LNV). 77% van de aanvragen betreft deelnemers met een psychische stoornis of gedragsproblematiek.
Voor schoolmaatschappelijk werk hebben de mbo-instellingen gezamenlijk in totaal € 15 miljoen ter beschikking. Deze hulpverlening is erop gericht leerlingen die dat nodig hebben tijdig en adequaat hulp te geven bij hun problemen. Jaarlijks rapporteren de instellingen via het NJI over aantallen deelnemers die geholpen worden en welke problemen bij het schoolmaatschappelijk werk gemeld en aangepakt worden.
• Bevorderen leren en werken
In 2011 is gewerkt aan de verdere ontwikkeling van de kwaliteit van het Ervaringscertificaat (EVC). De afgifte van EVC-verklaringen is belegd bij DUO. Een groot deel van de EVC-aanbieders is herbeoordeeld. De «Beleidsregel afgifte EVC-verklaringen» is op enkele punten gewijzigd om het bestaande up-or-outsysteem te verhelderen, de erkenningstermijn van de entreetoets te verlengen en de mogelijkheid te bieden aan EVC-aanbieders die hun kwaliteit hebben bewezen om eenvoudiger een verzoek tot erkenning voor verwante standaarden in te dienen.
Mede namens EL&I, VWS en BZK hebben OCW en SZW de SER gevraagd een advies uit te brengen over een toekomstbestendige (post)initiële scholingsmarkt die optimaal aansluit bij de vraag van de arbeidsmarkt.
De «Tijdelijke stimuleringsregeling Leven Lang Leren in het HBO» heeft onder andere geleid tot het geheel of grotendeels realiseren van de groeidoelstellingen voor instroom, de verankering van Leven Lang Leren in organisatie en beleid binnen de betrokken instellingen, flexibilisering van het onderwijs en versterking van de externe oriëntatie.
Met het wetsvoorstel alternatief arrangement 30+ worden 47 000 leerplaatsen voor studenten vanaf 30 jaar en ouder publiek bekostigd. Het nieuwe onderwijsarrangement voor 30-plussers is alleen bestemd voor studenten die de beroepsbegeleide leerweg (bbl) volgen. Er is daarbij extra aandacht voor de tekortsectoren zorg, techniek en landbouw.
Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicator | Basiswaarde peildatum | Realisatie 2009 | Realisatie 2010 | Streefwaarde 2011 | Realisatie 2011 | |
---|---|---|---|---|---|---|
1. | Aantal nieuwe leerwerktrajecten (duaal + EVC) | 11 575 | 65 166 | 102 084 | 90 000 | |
Bron: monitoring door CINOP | 2006 | |||||
2. | Deelname aan leeractiviteiten door 25–64 jarigen | 15,5% | 17% | 16,5% | 20% | |
Bron: Eurostat | 2020 | |||||
3. | Het percentage deelnemers dat tevreden is over de begeleiding bij de studie | 38% | 44% | 55% | 65% | |
Bron: ODIN | 2005 (ODIN 3) | 2008 | 2010 | |||
4. | Dekkingsgraad zorg- en adviesteams | 42% | 88% | 98% | 100% | |
Bron: Nederlands Jeugdinstituut (NJI) | 2003 |
Toelichting:
-
1. Er is nog geen realisatiecijfer voor 2011 bekend.
-
2. De realisatiegegevens voor 2011 zijn naar verwachting in mei/juni 2012 bekend.
-
3. Het realisatiecijfer over 2011 is nog niet bekend aangezien eens in de twee jaar een onderzoek plaatsvindt over wat mbo studenten vinden van hun onderwijs, de laatste was in 2010.
-
4. Realisatiecijfer 2011 is in het voorjaar van 2012 bekend.
4.3.4 Er vallen minder leerlingen gedurende hun schoolloopbaan voortijdig uit het onderwijs
Doelbereiking
Uit oogpunt van maatschappelijke cohesie en economische ontwikkeling is het van belang dat zoveel mogelijk jongeren minimaal een startkwalificatie halen. De nationale doelstelling is halvering van het jaarlijks aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters in 2012 ten opzichte van 2002. In het huidige Regeerakkoord is de doelstelling aangescherpt tot maximaal 25 000 vsv’ers in 2016. Een voortijdig schoolverlater is een jongere van 12 tot 23 jaar die langer dan vier weken geen onderwijs volgt en nog geen startkwalificatie heeft. Een startkwalificatie is een vwo, havo-, of mbo-diploma op niveau 2, 3 of 4. In de uitvoeringsbrief «Aanval op de schooluitval: een kwestie van uitvoeren en doorzetten» (kamerstuk 26 695, nr. 42) staat op welke wijze voortijdig schoolverlaten (vsv) wordt aangepakt. De uitval van jongeren kent verschillende oorzaken waardoor een brede benadering noodzakelijk is. De stand van zaken is bij brief van 17 februari 2012 (kamerstuk 26 695, nr. 84) aan de Tweede Kamer gemeld. In het afgelopen schooljaar 2010–2011 is het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters gedaald naar 38 600 op landelijk niveau. De doelstelling van het kabinet Balkenende II was om het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters terug te brengen tot 35 000 in 2012. Rekening houdend met de circa 4 000 jongeren die nu nog onterecht als voortijdig schoolverlater meegeteld worden, is deze doelstelling in feite bereikt.
• Meerjarige convenanten
In 2008 zijn meerjarige convenanten afgesloten met vrijwel alle scholen in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs-onderwijs en de contactgemeenten van de 39 RMC-regio’s (regionale meld- en coördinatiefunctie vsv). In 2011 zijn de convenanten en de bijbehorende regeling met een jaar verlengd om voldoende ruimte te hebben voor de aangescherpte doelstelling om een vernieuwd instrumentarium neer te zetten. De verlengde uitvoeringsregeling is in juni 2011 gepubliceerd.
• Experimenten vmbo-mbo
In het schooljaar 2011–2012 is er weer een borgingscohort VM2 gestart. In 2011 heeft een groep van ongeveer 150 VM2 leerlingen binnen 3 jaar zijn diploma gehaald, dat is één jaar tijdwinst ten opzichte van een programma binnen het reguliere onderwijs. Uit de monitor over het schooljaar 2010–2011 is op te maken, dat afgaande op de resultaten van het eerste cohort, VM2 gepaard gaat met een reductie van het voortijdig schoolverlaten.
• Verbetering melding relatief verzuim door scholen
In 2011 zijn de wetswijzigingen Leerplicht aangenomen. Hierdoor krijgt de Inspectie van het Onderwijs het toezicht op het verzuimbeleid en de verzuimregistratie van onderwijsinstellingen. De Inspectie van het Onderwijs krijgt de mogelijkheid om bevoegd gezag van scholen een bestuurlijke boete op te leggen, indien het verzuimbeleid langdurig in gebreke blijft. Ook is de samenwerking tussen leerplichtambtenaren en de Inspectie van het Onderwijs de keten van bestrijding van verzuim en voortijdig schoolverlaten nader uitgewerkt.
• Borging vsv-beleid
De nieuwe, aangescherpte doelstelling maakte bezinning op het huidige vsv-instrumentarium noodzakelijk. In 2011 is gewerkt aan een verbeterd instrumentarium voor de periode 2012–2016. Het nieuwe instrumentarium gaat door met wat goed werkt, en wordt op een aantal punten verbeterd. De uitgewerkte regeling wordt in 2012 aan de Tweede Kamer gezonden. Voor 1 juni 2012 worden nieuwe, driejarige prestatiegerichte convenanten afgesloten tussen OCW, contactgemeenten en onderwijsinstellingen (vo en mbo).
Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicator | Basiswaarde 2002 | Realisatie 2009 | Realisatie 2010 | Streefwaarde 2011 | Realisatie 2011 | |
---|---|---|---|---|---|---|
1. | Het aantal nieuwe vsv’ers per kalenderjaar (nationale indicator) | 71 000 | 42 600 | 39 900 | 35 000 | 38 600 |
Bron: Kamerstuk 26 695, nr. 84 | 2012 | |||||
2. | Aantal herplaatste voortijdig schoolverlaters (inclusief oude voortijdig schoolverlaters) | 20 000 | 39 291 | 41 509 | – | |
Bron: Analyse RMC-effectrapportages 2009–2010, Research voor beleid |
Toelichting:
-
1. De realisatie 2011 is een voorlopig cijfer.
-
2. Voor deze indicator is geen landelijke streefwaarde afgesproken. Realisatiecijfer is later in 2012 bekend.
4.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Onderzoek onderwerp | AD of OD | Start | Afgerond | Vindplaats | |
---|---|---|---|---|---|
Beleidsdoorlichting | Beleidsdoorlichting Leren & Werken | OD 3 | 2011 | 2011 | Auditdienst OCW Kamerstuk 30 012, nr. 36 |
Effectenonderzoek ex post | Monitor experimenten Associate Degree op MBO-locatie | OD 2 | 2011 | 2012 | www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/rapporten/2011/02/15/eindevaluatie-associate-degre |
Analyse effectrapportage RMC | OD 4 | Jaarlijks | In april | Research voor Beleid www.aanvalopschooluitval.nl/ userfiles/file/2011/B3847%20 eindrapport%20analyse%20RMC -effectrapportages%2009–10.pdf | |
Overig evaluatieonderzoek | Project Onderwijs-Arbeidsmarkt 2011 (POA) | AD | Jaarlijks | In juli | ROA ROA-R-2011/8 De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2016 |
Registratie en bestemming uitstroom schoolverlaters (SIS) | OD 4 | Jaarlijks | In september | ROA ROA-R-2011/7 Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2010 | |
Quickscan SIS-School | OD 4 | 2010 | 2011 | ROA MBO-Diploma 2010: Doorleren of werk zoeken? www.roa.unimaas.nl/pdf_publications/2011/ROA_F_2011_1.pdf | |
Monitor Sociale Veiligheid | AD | Twee jaarlijks | 2012 | ECBO | |
Arbeidsbarometer leraren BVE | AD | Jaarlijks | Regioplan www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/publicaties-pb51/bapo-194-arbeidsmarktbarometer-po-vo-mbo-2009–2010/08dw2011b001.pdf | ||
Monitor alfabetisering | OD 3 | Jaarlijks | voorjaar | ||
JOB-Monitor | AD | Twee jaarlijks | 2012 | Research Ned | |
Nulmeting opleidingsdomeinen 2010–2011 | 8/2012 | 2013 | |||
Ontwikkeling/ monitoring toetsen taal en rekenen | OD 2 | Jaarlijks | In zomer | CITO Bijlage bij Kamerbrief voortgang implementatie referentiekader taal en rekenen (2 2010–2011 31 332 nr 16; https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ behandelddossier/28286/ kst-31332–16.html) | |
PIAAC | AD | 2011 | 2013 | OECD | |
Waardering bedrijfsleven | OD 4 | 2010 | 2011 | Nog niet gereed, wordt 2012 | |
Ex ante evaluatie entry levels alfabetisering | OD 2 | 2011 | 2012 | www.cinop.nl (verwacht april 2012) | |
Kwaliteitsgedrag alfabetiserings docenten | OD 2 | 2011 | 2012 | www.cinop.nl (verwacht april 2012) | |
Monitor kwaliteitseffecten BPV Protocol | OD 4 | Twee jaarlijks | 2011 | BPV-monitor: http://ikregeer.nl/pdf/blg-149023 | |
NLQF-EQF | AD | 2010 | 2011 | www.nlqf.nl/nlqf |
Toelichting:
Voor het beleidsondersteunend onderzoek (doorlichting en evaluaties) maakt BVE zelf vooral gebruik van de periodieke, structurele onderzoeken. Op specifieke terreinen draagt BVE slechts financieel bij aan onderzoek dat bij andere directies in het verslag staat.