Base description which applies to whole site

Artikel 5. Mainports en Logistiek

Algemene beleidsdoelstelling

Het versterken van de internationale concurrentiekracht van de mainports van de Nederlandse maritieme en luchtvaartsector en het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam vervoersysteem en luchtvaartbestel voor goederen, passagiers en omwonenden.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Luchtvaart:

  • De in 2011 opgetreden afvlakking van de groei van het luchtverkeer heeft zich in 2012 voortgezet, zodanig dat het daadwerkelijke niveau van de luchtverkeersdienstverlening ongeveer 4% is achtergebleven ten opzichte van het in het performance plan opgenomen niveau.

  • Een goede luchtzijdige bereikbaarheid is cruciaal voor de netwerkkwaliteit van Schiphol, de voorziene groei van Eindhoven en Lelystad en voor het voorzien in de militaire luchtruimbehoeften. Tevens geeft de Luchtruimvisie invulling aan de internationale afspraken volgend uit Single European Sky (SES) en Functional Airspace Block Europe Central (FABEC).

  • Internationaal ligt de veiligheid op een hoog niveau, maar de permanente verbetering lijkt de laatste jaren te stagneren. Deze trend is ook in Nederland herkenbaar. Ook uit het laatste advies van het adviescollege DEGAS (Dutch Expert Group Aviation Safety) over de ontwikkeling van veiligheid in het Nederlandse luchtvaartsysteem, komt dit beeld naar voren. DEGAS doet een aantal aanbevelingen ter verbetering van het luchtvaartsysteem. De eerste resultaten van een opgestarte studie naar de ontwikkeling van de netwerkkwaliteit van Schiphol tussen 2011 en 2012 wijzen uit dat Schiphol ongeveer gelijke tred heeft gehouden met die van concurrerende luchthavens in Noordwest-Europa.

Maritiem:

  • In 2012 is gewerkt aan het volledig in lijn brengen van Nederlandse wetgeving met internationale maritieme verdragen. Dit is essentieel voor het onbelemmerd en veilig varen van schepen onder Nederlandse vlag in het buitenland. De positie van de Nederlandse vloot op de ranglijst van het Paris Memorandum of Understanding (MoU) is gedaald (van 18 naar 35). Dit komt door het toegenomen aantal aanhoudingen van schepen onder Nederlandse vlag bij inspecties in het gebied van het Paris MoU over Havenstaatcontrole. Een analyse naar de oorzaak daarvan is gestart.

  • Samen met de andere betrokken departementen is gewerkt aan de verbetering van de beveiliging van de koopvaardijvloot onder Koninkrijksvlag tegen piraterij, met het behoud van het internationale «level playing field» als specifiek aandachtspunt.

  • Als gevolg van de economische crisis is de toegevoegde waarde van het maritieme cluster afgenomen.

  • Er is een begin gemaakt met de invoering van het zogenoemde «maritiem single window», dat vooral de efficiency van de kustvaart en haar positie binnen het vervoerssysteem ten goede komt.

  • De maritieme sector heeft via de Innovation Council van de Stichting Nederland Maritiem Land een aantal succesvolle voorstellen ontwikkeld voor innovatieprojecten in het kader van het Topgebied Water. Deze kunnen bijdragen aan de veiligheids- en duurzaamheidsprestatie van de sector en daarmee aan de versterking van het Nederlands maritieme cluster.

  • De duurzaamheidsprestatie van de zee- en binnenvaart is in 2012 verbeterd. Dit blijkt onder andere uit de verminderde uitstoot van luchtverontreinigende stoffen en de toegenomen afgifte van scheepsafval in zeehavens.

Externe factoren

Samenwerking tussen overheden en met het bedrijfsleven is een essentiële succesfactor. Alleen op dergelijke wijze is het mogelijk op efficiënte wijze de expertise van de sector in te brengen, administratieve lasten te beperken en innovatieve oplossingen te ontwikkelen.

De economische crisis heeft een negatief effect gehad op maatregelen ter bevordering van de concurrentiekracht.

Het beleid draagt eraan bij dat de Nederlandse lucht-, zee- en binnenvaart voldoen aan de internationale eisen met betrekking tot veiligheid en duurzaamheid afkomstig van respectievelijk de International Civil Aviation Organisation (ICAO), de International Maritime Organisation (IMO), de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en de Europese Unie (EU). Een hoog veiligheids- en duurzaamheidsniveau kan de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse (lucht-) havens, luchtvaartmaatschappijen en rederijen positief beïnvloeden.

Voortgang in bepaalde internationale dossiers (bijvoorbeeld afspraken over EU CO2reductie door de zeevaart in de IMO) verliep soms traag vanwege grote belangentegenstellingen tussen deelnemende landen.

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1.000)

05 Mainports en logistiek

 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 
 

2011

2012

2012

2012

 

Verplichtingen

39.744

29.304

30.780

– 1.476

 

Uitgaven

65.069

42.566

52.901

– 10.335

 

05.01 Luchtvaart

50.728

36.354

42.904

– 6.550

 

05.01.01 Opdrachten

47.672

31.797

40.050

– 8.253

1

– Opdrachten GIS

41.474

27.565

27.734

– 169

 

– Overige opdrachten

6.198

4.232

12.316

– 8.084

 

05.01.02 Subsidies

1.825

3.210

1.674

1.536

2

05.01.03 Bijdrage aan baten en lastendiensten

 

48

0

48

 

05.01.04 Bijdrage aan internationale organisaties

         

en medeoverheden

1.231

1.299

1.180

119

 

05.02 Maritiem

14.341

6.212

9.997

– 3.785

 

05.02.01 Opdrachten

4.634

778

2.459

– 1.681

3

05.02.02 Subsidies

4.880

2.705

3.757

– 1.052

 

05.02.03 Bijdrage aan baten en lastendiensten

3.911

1.840

2.823

– 983

 

05.02.04 Bijdrage aan internationale organisaties en medeoverheden

916

889

0

889

 

05.09 Ontvangsten

34.885

49.112

43.524

5.588

4

1

Het betreft hier de conversiestand bij 1e suppletoire begroting 2012. Zie ook de leeswijzer.

Ad 1) Bij de conversie van de begroting bij 1e suppletoire 2012 is een deel van de geluidsisolatie-uitgaven voor in totaal € 2,959 miljoen ten onrechte toebedeeld aan Overige opdrachten. Dit betekent dat dit bedrag in mindering gebracht moet worden op de stand van de vastgestelde begroting van € 12,316 miljoen om de bedragen zuiver te kunnen vergelijken, waarmee het beschikbare budget uitkomt op € 9,357 miljoen met een realisatie van € 4,232 miljoen.

Het verschil tussen die twee bedragen is voor € 2,75 miljoen toe te schrijven aan vertraagde uitgaven voor de baandrempel Maastricht, de uitvoering van het amendement van het lid Dijkgraaf (Kamerstukken II, 2011–2012, 33 000 A, nr. 9) en de Luchtruimvisie. Er is verder voor € 0,970 miljoen budget overgeheveld voor het project SMASH, een bijdrage voor de MER Eindhoven (Defensie) en een bijdrage aan de NMa (EZ) ten behoeve van de Vervoerkamer Wet Luchtvaart. Het verschil wordt verder nog veroorzaakt doordat er minder onderzoek is verricht en minder is uitgegeven voor juridische ondersteuning

Ad 2) De hogere uitgaven bij subsidies zijn toe te schrijven aan de subsidies die verstrekt zijn in het kader van het Bestuursconvenant Reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol voor de subsidieregeling omploegen graanresten.

Ad 3) Het verschil wordt voor € 1 miljoen veroorzaakt door budgetoverboekingen (waaronder € 0,6 miljoen naar EZ/NMA vervoerkamer tbv loodsenwet) en voor € 0,6 miljoen doordat een aantal geplande kleinere onderzoeksopdrachten is vertraagd.

Ad 4) De hogere ontvangsten worden veroorzaakt door een afrekening in het kader van het Project Geluidsisolatie Schiphol (Progis).

05.01 Luchtvaart

Artikelonderdeel

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2012 zijn geweest:

Externe veiligheid luchthavens

  • De actualisatie van de LIB-zones (Luchthavenindelingsbesluit) voor Schiphol: Het tweejarig experiment met het Nieuwe Normen- en Handhavingsstelsel is op 31 oktober 2012 geëindigd. Gedurende de uitvoering van het experiment zijn per kwartaal monitoringsrapportages uitgebracht. In het kader van de eindevaluatie is de Alderstafel gestart met de voorbereiding van een advies over de aanpassingen van de Wet Luchtvaart, het Luchthavenindelingsbesluit en in het Luchtverkeersbesluit Schiphol.

  • Het treffen van voorbereiding voor de regionale luchthavens van nationale betekenis om in 2014 luchthavenbesluiten te kunnen nemen conform de vereisten van de Wet Luchtvaart.

  • Het vaststellen van de omzettingsregeling in 2012 voor de luchthaven Eelde; voor de andere burgerluchthavens van nationale betekenis zijn de omzettingsregelingen in voorbereiding genomen.

Aankoop LIB veiligheidssloopzones Schiphol

  • De aankoop en sloop van de laatste objecten uit de veiligheidssloopzone van het LIB2004.

Verbetering veiligheid luchtvaart

  • Er is deelgenomen en inbreng geleverd bij Eurocontrol’s Safety Regulation Commission, de Regulatory Support Task Force en de European Aviation Safety Agency (EASA) over het Europese Safety Plan en de ontwikkelingen van het Safety Management Systeem.

  • Er is een bijdrage geleverd aan de voorbereiding van nieuwe regelgeving voor de veiligheid op en rond luchthavens, de vlieg- en rusttijden (Flight Time Limitation), de eisen aan de bemanning (Flight Crew Licensing), luchtverkeersmanagement en luchtverkeersleiders.

  • De implementatie van EU regelgeving ten aanzien van Piloten is ter hand genomen. Er is een voorstel voor wijziging van de luchtvaartwet naar de Tweede Kamer gestuurd. Tevens is de nationale regelgeving voor het veilig gebruik van de luchthavens in overeenstemming gebracht met de gewijzigde regelgeving van de International Civil Aviation Organisation (ICAO-regelgeving) en zijn de Nederlandse onderhouds- en operationele voorschriften vastgelegd voor luchtvaarttuigen die niet onder Europese regelgeving vallen.

  • De adviescommissie DEGAS (Dutch Expert Group Aviation Safety) heeft een evaluatie uitgevoerd naar de ontwikkeling van de veiligheid in alle onderdelen van het Nederlandse luchtvaartsysteem in de periode 2005–2011 en heeft hierover in maart 2012 een advies uitgebracht: «Remmende Voorsprong». De aanbevelingen van DEGAS zijn uitgewerkt en opgenomen in het veiligheidsmanagementsysteem van de Nederlandse luchtvaart.

  • De Beleidsagenda Luchtvaartveiligheid 2011–2015 wordt uitgevoerd.

  • De versterking van Just Culture krijgt vorm door het zogenaamde Casusoverleg, waarbij sector, inspectie, luchtvaartbeleid en het Openbaar Ministerie door goed overleg en het uitwisselen van argumenten duidelijkheid verschaffen in het soms nog grijze gebied van het melden van voorvallen en incidenten en het streven naar een permanente verbetering.

  • Het risico op vogelaanvaringen op en rond Schiphol is teruggedrongen: Op 16 april 2012 hebben alle betrokken overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen een Convenant ondertekend en afspraken gemaakt over een gezamenlijke uitvoering van maatregelen om het populatiebeheer te intensiveren en de Haarlemmermeer minder aantrekkelijk te maken als foerageergebied.

ICAO en EASA (HGIS)

  • Nederland heeft geparticipeerd in Europese werkgroepen (EASA) en in ICAO werkgroepen en heeft de permanente vertegenwoordiger bij ICAO ondersteund bij het opzetten van een mondiaal systeem voor het monitoren van afwijkende voorschriften.

Internationaal

  • Nederland heeft op het terrein van gevaarlijke goederen competentiegebaseerde trainingsmodules ontwikkeld die door ICAO zijn overgenomen in Annex 18. Nederland heeft eraan bijgedragen dat de verplichte (internationale) documentatie voor gevaarlijke goederen is vereenvoudigd, hetgeen een administratieve lastenverlichting voor de luchtvaartsector betekent.

Beveiliging luchtvaart

  • Eind 2012 is het EU-regelgevingstraject met betrekking tot de nieuwe maatregelen voor het meenemen van vloeistoffen (Liguids, Gels and Aerosols/LAGs) in de handbagage afgerond en in werking getreden. Verder is gewerkt aan een nadere uitwerking van de verdeling van bevoegdheden en wettelijke taken op het gebied van inflight security tussen de EU en EASA.

  • De beveiligingsplannen van de luchtvaartmaatschappijen en luchthavens die zijn voorgelegd door het ministerie van Veiligheid en Justitie zijn beoordeeld en goedgekeurd. Dankij deze afronding beschikken we over een veiligere luchtvaart.

  • Nederland heeft zorggedragen voor de beveiliging van de Luchtverkeersleidingsorganisaties, voor het luchtruim in Nederland en op de BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustatius, Saba).

    Nederland heeft invulling gegeven aan de Europese regelgeving door het introduceren van het security management system bij de Luchtverkeerleiding Nederland (LVNL). Dit systeem is ook goedgekeurd door de Nederlandse Luchtvaart Autoriteit.

  • De Europese Commissie heeft in 2012 een aanvang gemaakt met de Evaluatie van de European Programme for Critical Infrastructure Protection (EPCIP) richtlijn inzake (Europese) Vitale Infrastructuur. Deze evaluatie en vooral de gebruikte methode daartoe werd door de lidstaten, waaronder Nederland, kritisch ontvangen. Daardoor is in het uitbrengen van een gewijzigde EPCIP-richtlijn vertraging opgetreden.

  • In 2012 is de kostenefficiency van de beveiligingsmaatregelen op Schiphol gemonitord (Kamerstukken II, 2010/11, 31 936, nr. 84) op basis van in 2011 door Schiphol uitgevoerde bedrijfsinterne audit. Met de introductie van het Smart and Unpredictable Riskbased Entry (SURE)-concept door het Ministerie van Veiligheid en Justitie in 2012 is voor Nederland een vorm van kostenbeheersing in het domein van de aviation security geïntroduceerd.

Ontwikkeling luchthavens

  • Naar aanleiding van het Aldersadvies: Met de vaststelling en publicatie van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau Milieu-effectrapport is in 2012 een start gemaakt met de procedure voor de totstandkoming van het luchthavenbesluit en de vergunning voor het medegebruik door de burgerluchtvaart van de luchthaven Eindhoven.

  • ProRail heeft een verkennend onderzoek verricht naar de verbetering van de bereikbaarheid met het openbaar vervoer (ov) van de luchthaven Eindhoven. Naar aanleiding van dit onderzoek is een MIRT-onderzoek naar de gebiedsontwikkeling rondom Eindhoven gestart. De afspraken over de landzijdige bereikbaarheid (weg/ov) van Eindhoven Airport worden daarin meegenomen.

  • Luchtruimvisie Lelystad. De Lelystad luchthavenexploitant en luchthavenmaatschappijen zijn gestart met een nadere uitwerking van de wijze waarop invulling kan worden gegeven aan het Kabinetsstandpunt om gefaseerd een ontwikkeling naar 45.000 vliegbewegingen te realiseren, hoe deze ontwikkeling luchtzijdig kan worden ingepast, en met het vergaren van inzicht in de juiste product-markt combinatie. Daarna volgt het definitieve Aldersadvies over Lelystad.

  • In maart 2012 hebben partijen aan de Alderstafel vastgesteld dat voor de uitvoering van de afspraken uit het Aldersakkoord 2008 over het invoeren van CDA («continuous decend approach», glijvluchten) vluchten diverse opties zijn onderzocht, maar dat geen van die opties haalbaar is gebleken. Daarom is een alternatief pakket aan hinderbeperkende maatregelen opgesteld. De heer Alders heeft dit alternatieve pakket in december 2012 aan de staatssecretaris van IenM gestuurd. Bezien wordt onder andere de mogelijkheid om de experimenten met CDA’s aan te passen. Onder andere overeengekomen:

  • CDA’s vanaf 22.30 uur, tenzij de operatie zich hiertegen verzet (c.q. de capaciteit van de nachtprocedure op dat moment nog tekort schiet om het verkeersaanbod af te wikkelen). Het gaat hierbij om het toepassen van de bestaande, vanaf 23:00 uur gebruikte nachtprocedures.

  • De ontwikkeling van CDA’s in de schouders van de pieken overdag op de Aalsmeerbaan (36R) als secundaire baan.

  • Voor alle gebiedsgerichte projecten is in het Aldersconvenant Omgevingskwaliteit Schiphol een financiële bijdrage van in totaal € 20 miljoen toegezegd door de Stichting Leefomgeving Schiphol. Deze bijdrage is bedoeld voor projecten ter verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving in de Schipholregio. In december 2012 is het eerste project «Haarlemmerliede-Station Halfweg» opgeleverd.

  • Ook heeft de Stichting Leefomgeving Schiphol bij «schrijnende gevallen» een besluit genomen over de toekenning van de aanvraag.

    • Eind 2012 is de vierjaarlijkse evaluatie van de Aldersafspraken uit 2008 opgestart. Het tweejarig experiment met het Nieuwe Normen- en Handhavingsstelsel (NNHS) is op 31 oktober 2012 geëindigd. Gedurende de uitvoering van het experiment zijn per kwartaal monitoringsrapportages uitgebracht. De resultaten na het eerste jaar (zie tussentijdse evaluatie NNHS33) waren positief en in afwachting van het eindadvies van de Alderstafel aan het Kabinet zal volgens de regels van het nieuwe stelsel gevlogen blijven worden.

    • In het rijksprogramma Structuurvisie Mainport Amsterdam Schiphol Haarlemmermeer34 (SMASH) voor de Schipholregio is met inbreng van de luchtvaartsectoren en de regionale partijen gewerkt aan een verkenning voor de Schipholregio. Dit moet leiden tot prioritering van ruimteclaims rond Schiphol, het stimuleren van Schipholafhankelijke prioriteiten en het gericht verbeteren van de landzijdige bereikbaarheid van Schiphol per weg en spoor.

Regelgeving Regionale en Kleine Luchthavens

  • Op 6 juli 2011 is de wijziging van het aanwijzingsbesluit Rotterdam The Hague Airport onherroepelijk geworden; de geluidsruimte is geactualiseerd. Gestart is met de voorbereiding van de omzettingsregeling. In 2012 hebben voorbereidingen hiertoe plaatsgehad. De Raad van State heeft uitspraak gedaan in de beroepsprocedure tegen de beslissing op bezwaar inzake het aanwijzingsbesluit van de luchthaven Maastricht. Met deze uitspraak is het aanwijzingsbesluit van de luchthaven Maastricht, zoals gewijzigd met de beslissing op bezwaar van 27 oktober 2011, onherroepelijk geworden.

  • Voor de regionale luchthavens van nationale betekenis zijn voorbereidingen getroffen om in 2014 luchthavenbesluiten te kunnen nemen conform de vereisten van de Wet Luchtvaart. Voor de luchthaven Eelde is de omzettingsregeling in 2012 vastgesteld.

  • Aanloop naar de luchthavenbesluiten van Eelde en Maastricht en een eventueel luchthavenbesluit Twente: Besluitvorming over eventuele nieuwe decentralisering is niet aan de orde voordat voldoende duidelijkheid bestaat over de oplossing van het vraagstuk van de nationale capaciteit.

Luchtruim

  • Nederland heeft de ratificatieprocedure ter zake van het FABEC-verdrag (Functional Airspace Block Europe Central) in oktober 2012 voltooid. Het FABEC-verdrag is nog niet in werking getreden, omdat de ratificatieprocedure in België nog loopt. Het Europa-brede prestatie-sturingssysteem is per 1 januari 2012 in werking getreden. Als gevolg van de vermindering van het luchtverkeer wordt het voor 2012 gestelde kostenefficiëntiedoel ook in de Nederlandse en route heffingen zone niet gehaald. De in FABEC verband overeengekomen capaciteitsdoelstelling wordt wel gehaald.

  • De Luchtruimvisie en bijbehorende beleidsagenda zijn vastgesteld.

  • Het nominale Nederlandse en route tarief is licht gedaald, wat een verdere daling in reële termen (prijspeil 2009) inhoudt. De Luchtverkeerleiding Nederland (LVNL) heeft haar tarieven voor terminal met 2% en voor en route met 1% verlaagd ten opzichte van 2011.

  • De analyse en rapportage over de mogelijkheden om de gezamenlijke Airspace Flow Management Unit (AFMU) te optimaliseren is afgerond. De implementatie van de aanbevelingen is opgestart. Voorbereidingen zijn getroffen om in 2013 de eerste stappen te zetten in de verplaatsing van algemene militaire luchtverkeersleidingstaken naar de locatie van de LVNL op Schiphol Oost.

Marktordening en markttoegang

  • In het voortraject leidend tot de Raadsconclusies van 16 december 2012 over het externe EU beleid heeft Nederland een beleidsdocument opgesteld dat met de andere EU-lidstaten en de Commissie is gedeeld.

  • In 2012 is een aantal bilaterale luchtvaartverdragen afgesloten. Dit betreft Zambia, Congo-Brazzaville, Colombia, Japan, Kaapverdië, Mexico, Uruguay, Angola, Tanzania, Macedonië, Irak, Argentinië (zogenaamde «Agreed Minutes») en Qatar (eveneens «Agreed Minutes»). Daarnaast zijn de bestaande relaties met andere landen onderhouden en bestendigd.

  • De «Beleidsregel vergunningen voor geregeld en ongeregeld luchtvervoer» is opgesteld, met criteria voor de beoordeling van vergunningaanvragen voor het uitvoeren van luchtvervoer. Verder zijn routevergunningen verleend aan KLM (op Uruguay, Dominicaanse Republiek, Argentinië, Zimbabwe en Angola), aan Martinair (op Tanzania, Mexico, Uruguay, Japan, Zambia en Irak), aan Transavia (op Irak, Verenigde Arabische Emiraten en Kaapverdië) en aan TUI Arkefly (op Tanzania, Mexico, Dominicaanse Republiek en Malediven). Ook zijn vergunningen verstrekt voor charteroperaties op «leisure- bestemmingen».

  • Over de voorstellen van de Europese Commissie inzake het zogenaamde luchthavenpakket (grondafhandeling, procedures bij invoering van geluidsrestricties en slots) zijn door de EU Transportraad zogenaamde «algemene oriëntaties» vastgesteld.

  • In het najaar van 2012 is de jaarlijkse studie uitgevoerd naar de ontwikkeling van de netwerkkwaliteit en de naleving van de staatsgaranties inzake netwerkontwikkeling. Gebleken is dat de ontwikkeling van de netwerkkwaliteit op Schiphol tussen 2011 en 2012 ongeveer gelijke tred heeft gehouden met die van concurrerende luchthavens en dat op Schiphol sprake was van een sterkere ontwikkeling dan op Parijs Charles de Gaulle. Om te kunnen vaststellen of Schiphol een concurrerend kostenniveau heeft, vindt er jaarlijks een vergelijking plaats van de luchthavengelden, de ATC-heffingen en de overheidsheffingen op Schiphol en tien concurrerende luchthavens. De resultaten van de benchmark van 2012 laat zien dat Schiphol medio 2012 goedkoper is dan zeven andere Europese luchthavens.

Vergroting strategische en internationale oriëntatie

  • In 2012 heeft de ondersteuning van Nederland Distributieland zich beperkt tot deelname van IenM aan de Raad van Toezicht. In 2012 is het ministerie van IenM gestopt met de jaarlijkse subsidiering van de activiteiten van Nederland Distributieland. Logistiek is één van de negen topsectoren. In de Topsector Logistiek werken bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid gezamenlijk aan de logistieke concurrentiekracht van Nederland onder regie van het Strategisch Platform Logistiek (SPL). Het ministerie van IenM vertegenwoordigt de overheid in het SPL. Voor wat betreft het kennis- en innovatiedeel van de Topsector Logistiek is in april het innovatiecontract tot stand gekomen waarin de inhoudelijke en financiële afspraken tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid zijn vastgelegd (Kamerstuk 32 637, nr. 32). De samenwerking van deze innovatiecontractpartners krijgt verder vorm in een Topconsortium voor Kennis en Innovatie (TKI) dat in september 2012 is opgericht (Kamerstuk 32 637, nr. 48).Verder is onder leiding van het SPL in 2012 een stuurgroep Neutraal Logistiek Informatie Platform gestart voor een optimale beschikbaarheid en efficiënt (her)gebruik van informatie voor en door markt en overheid (open data platform).

  • Tevens zijn diverse pilots met synchromodaal transport opgestart en is het internationale kernnet logistiek ontwikkeld en gepubliceerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte ((SVIR)35, kamerstuk 32 660, nr. 50).

  • Het technologisch topinstituut Dinalog, dat het Nationale Innovatie Programma Logistiek en Supply Chain Management uitvoert, heeft in 2012 diverse projecten gehonoreerd en opgestart op het gebied van Research and Development (R&D), valorisatie en Human Capital.

Geluidsisolatie Schiphol fase 3 (GIS-3)

  • GIS-3 (Geluidsisolatie Schiphol fase 3) is in 2012 volledig afgerond.

Duurzame luchtvaart

  • Op grond van de resolutie van de 37ste International Civil Aviation Organization

  • (ICAO) Assemblee in 2010 en mede onder druk van de inwerkingtreding van het EU emissions trading system (EU ETS) is in 2012 in ICAO een proces gestart om een mondiaal marktconform systeem te ontwikkelen voor reductie van CO2– emissies door de luchtvaart.

  • Tengevolge van de inwerkingtreding van het EU ETS is in de eerste helft van 2012 veel tijd besteed aan de communicatie richting derde landen in verband met de handhaving van de richtlijn.

  • Als onderdeel van het programma van het milieucomité van ICAO Committee on Aviation Environmental Protection (CAEP) is een bijdrage geleverd aan de medio 2012 vastgestelde CO2– standaard voor vliegtuigen. Ook zijn voor verdere aanscherping van de geluidsnorm voor vliegtuigen de analyses afgerond.

  • Ten aanzien van de reductie van CO2– emissies is gerapporteerd in de State Action Plans.

Meetbare gegevens

Kengetal: Jaarlijkse TRG-score voor Schiphol in relatie tot de TRG-grenswaarde in het Luchthavenverkeersbesluit
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Grens

TRG score

6,3

6,36

6,55

6,62

6,057

6,118

6,47

6,486

9,72

Bron: Handhavingsrapportage Schiphol (AAS) 2011

Het gebruiksjaar voor het berekenen van de TRG-score loopt van 1 november 2011 t/m 31 oktober 2012. Afgezet tegen de grenswaarde van 9,724 ton betekent dit dat op 31 oktober 2012 nog een TRG-ruimte van 3,234 ton beschikbaar was.

Indicator: Aantal aangekochte woningen en woonboten in de veiligheidssloopzones Schiphol
 

Tot en met 2009

Tot en met 2010

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Streefwaarde 2012 e.v.

Totaal

Aantal aangekochte woningen

43

45

2

1

 

13

59

Aantal aangekochte woonboten

14

14

0

0

 

0

14

Bron: Rijkswaterstaat Noord-Holland Voortgangsrapportage GIS nr 14,

De cijfers over 2012 zijn ten tijde van het opstellen van het jaarverslag nog niet bekend.

Kengetal: Aantal fatale ongevallen per miljoen vluchten
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Ongevalsratio wereldwijd

0,85

0,63

0,65

0,65

0,59

0,69

0,67

Ongevalsratio EASA operators

0,24

0,16

0,16

0,16

0,18

0,00

0,17

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2012

De cijfers over 2012 zijn ten tijde van het opstellen van het jaarverslag nog niet bekend.

Kengetal: aantal ernstige incidenten en ongevallen in NL en met Nederlandse luchtvaartuigen in het buitenland
 

Aantal ongevallen

   

Realisatie

 

2007

2008

2009

2010

2011

Commerciële verkeersvluchten

3

0

1

1

0

Helikopters

1

3

1

3

2

Privé / zakenluchtvaart

6

9

8

8

7

Zweefvliegtuigen

8

4

9

4

3

Hete luchtballonnen

0

1

1

1

1

           
 

Ernstige incidenten

   

Realisatie

 

2007

2008

2009

2010

2011

Commerciële verkeersvluchten

18

7

8

13

0

Helikopters

1

2

1

0

1

Privé / zakenluchtvaart

7

7

6

4

4

Zweefvliegtuigen

4

2

2

2

4

Hete luchtballonnen

1

1

0

0

0

           
 

Dodelijke slachtoffers

   

Realisatie

 

2007

2008

2009

2010

2011

Commerciële verkeersvluchten

0

0

9

0

0

Helikopters

0

1

0

4

0

Privé / zakenluchtvaart

3

0

5

0

3

Zweefvliegtuigen

1

0

1

0

0

Hete luchtballonnen

0

0

0

0

0

           
 

(Zwaar) gewonden

   

Realisatie

 

2007

2008

2009

2010

2011

Commerciële verkeersvluchten

3

0

66

1

0

Helikopters

2

0

0

1

0

Privé / zakenluchtvaart

0

0

2

1

1

Zweefvliegtuigen

5

0

1

0

0

Hete luchtballonnen

1

0

1

2

1

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2012

De cijfers over 2012 zijn ten tijde van het opstellen van het jaarverslag nog niet bekend.

Kengetal: Aantal bestemmingen waarnaar (>2 x per jaar) met vnl. geregelde vluchten wordt gevlogen per luchthaven

Luchthaven

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Waarde 2011

Waarde 2012

Amsterdam

258

246

253

263

271

266

Frankfurt

288

291

284

283

288

301

London Heathrow

181

177

171

165

174

176

Parijs Charles de Gaulle

260

273

272

271

268

256

Brussel

158

190

183

188

200

190

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), op basis van APGdat, januari 2012

Toelichting

In de tabel zijn de bestemmingen opgenomen waarvoor geldt dat deze meer dan 2x per jaar worden aangevlogen. Het aantal bestemmingen vanaf Schiphol is in 2011 gedaald met ca. 3% gestegen en vergelijkbaar met die vanaf Parijs Charles de Gaulle en Brussel.

Kengetal: Aantal vliegbewegingen per luchthaven ( x 1000)
 

Waarde 2005

Waarde 2006

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Waarde 2011

Waarde 2012

Amsterdam

405

423

436

428

391

386

420

423

Frankfurt

482

482

485

480

458

458

481

476

London Heathrow

472

471

476

473

460

449

476

471

Parijs Charles de Gaulle

514

533

544

551

518

492

507

491

Brussel

231

232

241

236

212

205

214

206

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), januari 2012

Toelichting

Op alle luchthavens is in 2012 het aantal vliegtuigbewegingen gedaald met uitzondering van Schiphol. Schiphol laat een licht groei zien. Ook in 2011 was de groei van het aantal vliegtuigbewegingen op Schiphol het hoogst.

Kengetal: Aantal passagiers in miljoenen per luchthaven
 

Waarde 2005

Waarde 2006

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Waarde 2011

Waarde 2012

Amsterdam

44

46

48

47

44

45

50

51

Frankfurt

52

53

54

53

51

53

56

57

London Heathrow

68

67

68

67

66

66

69

70

Parijs Charles de Gaulle

54

57

60

61

58

58

61

61

Brussel

16

17

18

19

17

17

19

19

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), januari 2012

Toelichting

In 2012 is het aantal passagiers op Schiphol slechts licht gestegen. Een beeld dat zich ook voordoet op de overige luchthavens.

Kengetal: Vrachttonnage per luchthaven (x 1000 ton)
 

Waarde 2005

Waarde 2006

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Waarde 2011

Waarde 2012

Amsterdam

1.450

1.527

1.610

1.568

1.286

1.512

1.524

1.483

Frankfurt

1.864

2.031

2.074

2.021

1.808

2.199

2.133

1.986

London Heathrow

1.306

1.306

1.314

1.401

1.278

1.473

1.484

1.465

Parijs Charles de Gaulle

1.767

1.884

2.053

2.039

1.819

2.177

2.088

1.950

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), januari 2012

Toelichting

Op alle luchthavens is in 2012 sprake van een duidelijke afname die ligt tussen 1,5 tot 7%. Schiphol zit met ca. 3% in de middenmoot.

Indicator: Creëren van luchthavencapaciteit Schiphol
 

Basiswaarde 2009

Gerealiseerd 2010

Gerealiseerd 2011

Gerealiseerd 2012

Streefwaarde 2020

Gerealiseerd aantal vliegtuigbewegingen t.o.v. plafond 510.000

390.000

386.000

420.000

423.000

510.000

 

76%

76%

82%

83%

100%

Bron streefwaarde: Luchtvaartnota, april 2009

Bron realisatie:Jaarcijfers Schipholgroep, januari 2013

Toelichting

In het convenant «Behoud en versterking mainportfunctie en netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol» (Kamerstukken II, 2008/09, 29 665, nr. 115)36 is tussen Schiphol en het Rijk overeengekomen dat op het moment dat 95 % van het plafond van 510.000 vliegtuigbewegingen op Schiphol gerealiseerd wordt de afspraken uit het convenant in werking treden. Het Rijk is verantwoordelijk voor het creëren van capaciteit op de luchthavens Eindhoven en Lelystad. De partijen aan de Alderstafel zijn in december 2012 tot de conclusie gekomen dat de oorspronkelijke afspraken over de invoering van CDA’s niet integraal kunnen worden uitgevoerd. Daarom is besloten een alternatief pakket aan hinderbeperkende maatregelen op te stellen, waaronder een versnelde uitvoering van de selectiviteitsmaatregelen: zo is de intentie om al bij 90% in plaats van bij 95% van de 510.000 vliegtuigbewegingen de (extra) regionale luchthavencapaciteit te kunnen inzetten ter ontlasting van Schiphol.

Indicator: Creëren van luchthavencapaciteit Eindhoven en Lelystad
 

Basiswaarde 2009

Gerealiseerd 2010

Gerealiseerd 2011

Gerealiseerd 2012

Streefwaarde 2015

Streefwaarde 2020

Luchthavencapaciteit Eindhoven

0

0

0

0

10 000

25 000

Luchthavencapaciteit Lelystad

0

0

0

0

25 000

45 000

Bron streefwaarde: kabinetsstandpunten bij Aldersadviezen Lelystad en Eindhoven

Bron realisatie: Luchthavenverkeersbesluiten Lelystad en Eindhoven

Toelichting

Op basis van het Aldersadvies Eindhoven heeft het kabinet in 2010 besloten tot uitvoering van de afspraken over het accommoderen op Eindhoven van 25.000 van de extra vliegtuigbewegingen.

In 2012 heeft de Alderstafel Lelystad haar advies uitgebracht. Het kabinet heeft besloten tot uitvoering van het advies waarbij de gecontroleerde ontwikkeling van Lelystad Airport in twee tranches centraal staat. Gestart wordt met een eerste tranche naar 25.000 vliegtuigbewegingen. De tweede tranche naar 45.000 vliegtuigbewegingen kan pas worden gebruikt na evaluatie van de effecten op de uitvoering van de businesscase, de invulling van de werkgelegenheidsambitie, de effecten op de duurzame landbouw en het vermijden van geluidhinder en de verstoring van natuur.

Regelgeving regionale en kleine luchthavens
Indicator: Stand van zaken aanwijzingen en beroepsprocedures regionale en kleine luchthavens (huidige wetgeving)

Veld

Stand van zaken/planning aanwijzing gereed

Beslissing Op Bezwaar

Beroep/RvS

Lelystad

2009

nvt

2011

Budel

Gereed

nvt

 

Ameland

Gereed

nvt

 

Hoogeveen

Gereed

nvt

 

Texel

Gereed

nvt

 

Terlet

Gereed

nvt

 

Seppe

Gereed

nvt

 

Noord-Oost polder

Gesloten

nvt

 

Teuge

Gereed

2009

2011

Maastricht

Gereed

2011

2012

Midden-Zeeland

Gereed

nvt

 

Eelde

Gereed

2010

2012

Rotterdam

2010

nvt

2011

Hilversum

Gereed

nvt

 

Drachten

Gereed

nvt

RvS = uitspraak Raad van State

Nvt = niet van toepassing; procedure is afgerond

Evt = mogelijk van toepassing; er is nog steeds mogelijkheid van beroep

Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu, januari 2013

Toelichting

Voor alle regionale luchthavens zijn in het verleden onder het regime van de (oude) Luchtvaartwet aanwijzingsbesluiten vastgesteld. In 2012 heeft de Raad van State in de beroepsprocedure ten aanzien van Groningen Airport Eelde beslist dat de baanverlenging is geoorloofd; daarmee is het aanwijzingsbesluit van Groningen Airport Eelde met een verlengde landingsbaan onherroepelijk geworden. In 2012 heeft de Raad van State uitspraak gedaan dat de beroepen tegen de beslissing op bezwaar inzake het aanwijzingsbesluit van de luchthaven Maastricht niet-ontvankelijk cq ongegrond zijn. Met deze uitspraak is het aanwijzingsbesluit van de luchthaven Maastricht, zoals gewijzigd met de beslissing op bezwaar van 27 oktober 2011, onherroepelijk geworden.

Indicator: Stand van zaken omzettings- en luchthavenbesluiten

Veld

Gereed

 

Luchthavenbesluit

Omzettingsbesluit

Midden-Zeeland

 

2012

Hoogeveen

 

2011

Teuge

 

2011

Seppe

 

2011

Budel

 

2011

Drachten

 

2011

Ameland

 

2011

Stadskanaal

 

2012

Terlet

 

2011

Hilversum

 

2012

Texel

 

2012

Maastricht

voor 2015

2013

Lelystad

voor 2015

2014

Rotterdam

voor 2015

2013

Groningen-Eelde

voor 2015

2012

Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2013

Toelichting

Voor de burgerluchthavens van regionale betekenis zijn in de loop van 2012 de laatste omzettingsregelingen gerealiseerd. De luchthavenbesluiten of -regelingen voor deze luchthavens worden vervolgens door de provincies vastgesteld.

Voor de luchthavens van nationale betekenis worden met omzettingsbesluiten vooraleerst de bestaande aanwijzingsbesluiten van de burgerluchthavens omgezet naar de systematiek van de Wet Luchtvaart.

Voor de luchthaven Eelde is de omzettingsregeling in 2012 vastgesteld; voor de andere burgerluchthavens van nationale betekenis volgen de omzettingsregelingen in 2013 en 2014.

Kengetal: Gemiddelde vertraging per vlucht toe te rekenen aan Air Traffic Management (in minuten)
 

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Taakstelling vanaf 2000 met herijking voor 2002–2006

2,8

2,44

2,08

1,72

1,4

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

Gerealiseerd

3,1

1,8

1,2

1,2

1,3

1,4

1,6

1,9

1,2

2,8

1,1

0,63

Bron: Eurocontrol/CFMU, Performance Review Report 2013

(www.eurocontrol.int/prc/public/standard_page/doc_prr.html )

Toelichting

Het Rijk heeft geen directe invloed op het aantal minuten vertraging in het Europese luchtruim. Dit kengetal is een internationaal gemiddelde en wordt bepaald door operationele factoren, zoals capaciteitsplanning en human resource management en geeft een beeld van de efficiëntie van het luchthavenbestel.

Indicator: Stand van zaken experimenten

Omschrijving experiment

Start

Besluit obv evaluatie

Bochtstraal Hoofddorp/Nieuw Vennep

2010

2011

Uitbreiden CDA's

2013

2014

Alternatief M17

2011

2012

Nieuw normen en handhavingsstelsel

2010

2013

Overige routemaatregelen

vanaf eind 2011

 

Bron: voor start: Staatscourant; voor besluiten: brieven aan de Tweede Kamer

Toelichting

De geplande experimenten komen voort uit de Aldersafspraken middellange termijn. IenM is verantwoordelijk voor de formele procedure (Artikel 8.23a Wet Luchtvaart). Voorwaarde hierbij is dat de Commissie Regionaal Overleg luchthaven Schiphol (CROS) bij advies heeft aangegeven dat het experiment een gunstig effect kan hebben op de hinderbeleving.

De partijen aan de Alderstafel zijn in december 2012 tot de conclusie gekomen dat de oorspronkelijke afspraken  over de invoering van Continuous Descent Approaches (CDA’s) niet integraal kunnen worden uitgevoerd. Aanvullende afspraken zijn gemaakt, onder andere om te starten met CDA’s vanaf 22.30 uur, tenzij de capaciteit dat niet toe laat.

Over maatregel 17, die voorziet in het verlengen van de nachtprocedure tot 06.30 uur in de ochtend, is afgesproken deze te continueren zolang het verkeersvolume dit toelaat.

De eindevaluatie van het experiment met het nieuwe normen -en handhavingsstelsel wordt in het voorjaar van 2013 verwacht. Daarna volgt de kabinetsreactie.

Indicator: Luchthavengelden, ATC-heffingen en overheidsheffingen (aeronautical kosten)

Ranglijst kostenniveau (van hoog naar laag)

Realisatie 2011

Streefwaarde 2012

Realisatie 2012

London Heathrow (LHR)

1

 

1

Parijs (Cdg)

2

 

2

Frankfurt (FRA)

3

 

3

Gatwick

6

 

6

Schiphol

7

< LHR, FRA, CDG

8

Zürich

4

 

4

München

5

 

5

Brussel

8

 

9

Madrid

9

 

7

Bron: SEO, Benchmark Luchthavengelden en Overheidsheffingen 2012

Toelichting

De benchmark 2012 laat zien dat Schiphol medio 2012 goedkoper is dan zeven andere Europese luchthavens, waaronder de grootste concurrenten Londen Heathrow, Parijs Charles de Gaulle en Frankfurt.

Kengetal: Aantal aangekochte en aan te kopen woningen in de geluidsloopzones Schiphol
 

Tot en met 2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Realisatie 2012

Streef- waarde 2012 ev

Totaal

>65 Ke

5

0

1

1

3

2

0

0

5

12

55 – 65 Ke

24

2

0

0

0

0

0

0

0

26

Totaal

29

2

1

1

3

2

0

0

5

38

Bron: Rijkswaterstaat, Voortgangsrapportage GIS nr. 16

Toelichting

De 16e voortgangsrapportage van het project Geluidsisolatie Schiphol is op 12 oktober 2012 aan de Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2011/2012, 26 959, nr. 139 37). De werkzaamheden voor fase 3 van het project zijn grotendeels afgerond.

Kengetal: De grenswaarde voor de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen in gram per ton Maximum take off weght (MTOW)
               

realisatie

grenswaarden

Stof

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2005 – 2009

vanaf 2010

CO

59,3

56,6

55,1

54,1

53,4

54,1

54,3

 

58,1

55,0

NOx

66,3

66,8

67,4

67,1

67,6

69,7

68,1

 

74,6

74,6

VOS

10,1

9,0

8,6

8,2

7,9

8,0

7,6

 

9,9

8,4

SO2

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

1,9

 

2,1

2,1

PM10

2,2

2,2

2,3

2,3

2,3

2,4

2,2

 

2,5

2,5

Bron: Luchthaven Schiphol.

De cijfers over 2012 zijn ten tijde van het opstellen van het jaarverslag nog niet bekend.

Kengetal: Geluidbelasting rond Schiphol

Periode

TVG

Gedurende het gehele etmaal

63,46 dB(A)

Gedurende de periode van 23.00 tot 7.00 uur (Lnight)

54,44 dB(A)

Bron: Luchthavenverkeersbesluit 2004

05.02 Maritiem

Artikelonderdeel

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2012 zijn geweest:

Verbeteren veiligheid zeevaart

  • Er is een start gemaakt met de implementatie van het herziene Internationale Maritieme Organisatie / Standards of Training, Certification and Watchkeeping for Seafarers verdrag (IMO/STCW) over opleiding, certificering en wachtlopen) in de nationale wetgeving.

  • In overleg met sociale partners is besloten een goedkeuringswet van het IMO-verdrag inzake opleiding, certificering en wachtlopen in de visserij, het zogenaamde STCW-F 1995, aan de Staten-Generaal voor te leggen.

  • Nederland heeft een bijdrage geleverd aan de herziening van diverse EU-richtlijnen betreffende passagiersschepen (waaronder historische zeilschepen en personentenders voor de in aanbouw zijnde windparken in de Noordzee), met name in het Committee on Safe Seas. De onderhandelingen hierover zijn nog niet afgerond.

  • In Nederland zijn de knelpunten in huidige wet- en regelgeving met betrekking tot (de commerciële exploitatie van) schepen voor het vervoer van technici naar windmolenparken in de Noordzee onderzocht.

  • De veiligheidsrisico’s voor de scheepvaart op de Noordzee zijn in samenwerking met de sector geanalyseerd.

Verbeteren veiligheid zeehavens

  • Met behulp van het innovatieplan 2010–2020 hebben de Rijkshavenmeesters en het loodswezen gewerkt aan diverse innovaties in de veiligheidsketen. Er is een nieuwe loodsgeldtariefstructuur ontwikkeld, waarmee een eind komt om de omstreden afbouw van de kruisfinanciering. Deze tariefstructuur wordt per 1 januari 2014 ingevoerd.

Verbeteren veiligheid binnenwateren

  • Op het gebied van veiligheid op de binnenwateren is een constructieve dialoog gestart met de binnenvaartsector over vergroting van het veiligheidsbewustzijn. De risico top 5 heeft nadrukkelijk aandacht gekregen bij de handhavingsactiviteiten van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).

  • In het kader van de terugdringing van regeldruk is op Nederlands initiatief in de Centrale Rijnvaartcommissie afgesproken om nieuwe regelgeving en beleid expliciet te toetsen op nut en noodzaak alsmede kosten en baten en administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

  • Op basis van het CEVNI-verdrag (Code européen des voies de navigation intérieure – Europese Code voor de Binnenvaart) wordt voortvarend gewerkt aan de totstandkoming van een uniform verkeersreglement voor alle Nederlandse binnenwateren.

  • Met de in internationaal verband lopende discussie rondom de invoering van River Information Services (RIS) wordt goede voortgang geboekt. Er wordt toegewerkt naar de verplichtstelling van zogenoemde inland Automatic Identification Systems (inland AIS) voor binnenschepen ter bevordering van de veiligheid op het water.

IMO (HGIS)

  • Nederland heeft deelgenomen aan vergaderingen van de IMO. De uitgaven (jaarlijkse contributie) worden via de Homogene Groep Internationale Samenwerking gefinancierd. Gezien de grote belangen voor Nederland als kuststaat, grote havenstaat en middelgrote vlaggenstaat, heeft Nederland zich in nauwe samenwerking met vertegenwoordigers uit de sector in de IMO actief ingezet om internationale regelgeving voor de zeevaart te beïnvloeden.

Beveiliging scheepvaart en zeehavens

  • In 2012 is de European Program for Critical Infrastructure Protection (EPCIP) road map opgesteld.

  • Nationaal (interdepartementaal en Plaform Piraterij) en internationaal (EU, IMO,Regional Cooperation Agreement on Combatting Piracy and Armed Robbery against ships in Asia (ReCAAP)) is ingezet op piraterijbestrijding.

  • De Focal Point functie in het kader van de Europese Verordening inzake beveiliging van zeeschepen en havens en de Richtlijn voor brede havenbeveiliging is ook in 2012 vervuld. Meer in het bijzonder is een uitgebreide EU security inspectie in Nederland voorbereid en gefaciliteerd.

Vaarweginfrastructuur

  • In 2012 zijn de onderhoudsbudgetten structureel verhoogd en zijn de vaarwegen onderhouden conform de afspraken over efficiency en versobering.

  • Via het Impulsprogramma beheer en onderhoud en het programma Nota Mobiliteit38 (NoMo)/Achterstallig Onderhoud Vaarwegen is voortvarend gewerkt aan het wegwerken van het achterstallig onderhoud.

  • Voor meer specifieke informatie over onderhoud en aanleg wordt verwezen naar artikel 15 van het Infrafonds.

  • Via de Quick Win regeling Binnenhavens is de ontwikkeling van binnenhavens door decentrale overheden ondersteund. In 2012 zijn er 3 projecten beschikt. Sinds 2009 zijn er nu 69 projecten beschikt voor een totaalbedrag van € 87 miljoen. In 2012 zijn er 9 projecten opgeleverd (waaronder de projecten in Bergen op Zoom, Veghel, Venlo, Leeuwarden, Groningen en Utrecht) waardoor het totaal aan opgeleverde projecten 27 is.

  • Naast de lopende twee tranches is begin 2012 de 3e tranche voor quick winprojecten in binnenhavens van start gegaan. In september 2012 is voor 4 projecten een rijksbijdrage toegekend: in Venray (€ 4 miljoen), Oss (€ 4 miljoen), Tiel (€ 0,7 miljoen) en Bergen op Zoom (€ 1,3 miljoen).

Verbetering marktwerking

  • In 2012 zijn het ministerie van IenM samen met de ministeries van Financiën (douane) en Economische Zaken intensief betrokken geweest bij het stroomlijnen van het logistieke proces in de zeehavens, gebundeld in het programma Single Window Handel en Transport.

  • Eind 2011 is een pakket voorstellen van de Europese Commissie verschenen, dat onder andere een voorstel voor een EU Richtlijn inzake de toekenning van concessies omvat. Overleg met de Nederlandse havensector heeft ertoe bijgedragen dat in de tekst van de Concessierichtlijn de uitgifte van haventerreinen expliciet van de richtlijn is uitgesloten. De Europese Ministerraad besluit hierover in het voorjaar van 2013.

  • In 2012 heeft een consultatieronde en een conferentie met alle actoren uit de havenwereld plaatsgevonden ten behoeve van het in 2013 uit te brengen Havenpakket, dat de Europese Commissie heeft aangekondigd in het vigerende Witboek Transport.

  • In verband met het beëindigen van de Nationale Havenraad (NHR) per 1 januari 2012 zijn publieke taken van de NHR belegd binnen het departement. De havenmonitor 2010, het jaarlijkse onderzoek naar de economische betekenis van de Nederlandse zeehavens, is in 2012 uitgevoerd.

Instandhouden en verbeteren infracapaciteit

  • Het Project Mainport Rotterdam (PMR) ligt op koers. In juli 2012 is de zeewering rond Maasvlakte 2 gesloten. In november is Maasvlakte 2 bereikbaar geworden voor schepen. De aanlegfase van de natuurcompensatie is afgerond en de natuurlijke ontwikkeling ervan wordt gemonitord. In mei 2012 heeft de opening plaatsgevonden van een deel van de Schiezone (50 ha van extra 750 ha recreatie- en natuurgebied). Door de uitspraken van de Raad van State eind juni en half juli 2012 is er voor het Buijtenland van Rhoon planologische duidelijkheid ontstaan. Eind december 2012 heeft de Raad van State een tussenuitspraak gedaan inzake de beroepsprocedures rondom het bestemmingsplan Vlinderstrik.

  • Voor de verruiming van de vaargeul van de Eemshaven naar de Noordzee wordt een milieueffectrapportage en een ontwerp tracébesluit opgesteld.

  • De 1e fase van de planstudie Zeetoegang IJmond is met een technisch en financieel haalbaar voorkeursbesluit juni 2012 afgerond. Fase twee van de planstudie, de planuitwerking, is direct na het voorkeursbesluit opgestart. Er wordt ingezet op mogelijke innovatieve financiering door middel van projectobligaties.

  • Op 19 maart 2012 zijn Nederland en Vlaanderen tot een akkoord gekomen over de bouw van een nieuwe zeesluis bij Terneuzen. Vervolgens is een Nederlands-Vlaams projectteam ingesteld en is de planuitwerkingsfase gestart. Tevens wordt gewerkt aan een verdrag om de samenwerking te formaliseren.

Logistieke efficiëntie zee- en kustvaart

  • De subsidiëring van de Stichting Nederland Maritiem Land (NML) heeft plaatsgevonden.

  • De kennismakingsstages aan boord van koopvaardij- en baggerschepen ter bevordering van de aanwas in het nautische onderwijs zijn ondersteund en uitgevoerd.

  • De implementatie van het International Labour Organisation (ILO) Maritiem Arbeidsverdrag Maritime Labour Convention ((MLC) 2006) is afgerond. Na de aanpassing van de Wet zeevarenden is ook de lagere regelgeving aangepast. Er is een start gemaakt met de MLC certificering.

  • Er is vooruitgang geboekt bij de voorbereiding van wetsvoorstellen ter goedkeuring en invoering van het Nairobi Internationaal Verdrag inzake het opruimen van wrakken. De EU en enkele van de EU lidstaten, waaronder Nederland, zijn partij geworden bij het 2002 Verdrag van Athene inzake zeevervoer van passagiers en hun bagage.

  • Het pilot project Shore Support (verhogen efficiency bemanningen) heeft een structureel vervolg gekregen en de beperking tot maximaal 25 reders is opgeheven.

Logistieke efficiëntie binnenvaart

  • Het Transitiecomité Binnenvaart heeft in 2012 verder gewerkt aan onder andere de integratie van de bestaande binnenvaartorganisaties tot één ketenbrede organisatie.

  • Ook is verder gewerkt aan uitvoering van de aanbevelingen uit het rapport van de binnenvaartambassadeur. Onder andere is een studie afgerond naar markttransparantie, is door de sector gewerkt aan voorstellen voor vergroening van de binnenvaart en is voortgang geboekt ten aanzien van ketenoptimalisatie in de containerbinnenvaart.

  • IenM heeft samen met de sector de praktijkexamens schipper en matroos geïntroduceerd, waardoor zij-instromers sneller aan de vereiste kwalificaties kunnen komen.

Duurzame zeevaart

  • Het Besluit voorkoming verontreiniging door schepen is gewijzigd op grond van het nieuwe hoofdstuk 4 van Bijlage VI van het International Convention for the Prevention of Pollution from Ships (MARPOL)-verdrag, inzake CO2 reductie. De door Nederland gesteunde wens dat er bij voorkeur in IMO maatregelen worden genomen om de uitstoot van broeikasgassen (in het bijzonder CO2) te verminderen, is door de Europese Commissie aanvaard. Nederland heeft actief bijgedragen aan de discussie in IMO en het voorbereidende overleg in Brussel.

  • Er zijn afspraken met de Noordzeelanden gemaakt over uniforme implementatie en handhaving van het Ballastwaterverdrag in het Noordzeegebied.

  • De laatste twee van zes internationale richtlijnen behorend bij het Hong Kong Sloopverdrag zijn afgerond, te weten de «Guidelines for survey and certification» en de «Guidelines for inspection of ships».

  • In IMO is met succes geijverd voor een verbod op het uitvoeren van productieprocessen op zee, zodat de problemen (zoals de Probo Koala) bij de bron worden aangepakt.

Duurzame zeehavens

  • Van de 9 projecten, die in het kader van het subsidieprogramma Zeehaven Innovatieproject voor Duurzame Zeehavens een subsidiebeschikking hebben ontvangen, lopen er nog 7 door in 2013. Ten behoeve van de aankomende herziening van de Europese richtlijn havenontvangstvoorzieningen is richting Europese Commissie en tijdens bilaterale overleggen aangegeven dat Nederland voorstander is van aanscherping van deze richtlijn en van meer geharmoniseerde handhavings- en financieringssytemen.

  • Mede door subsidie van het ministerie van IenM heeft Stena Line een walstroominstallatie voor zeeschepen in gebruik genomen aan de kade van de terminal in Hoek van Holland.

Duurzame binnenvaart

  • Eind 2012 is op basis van een internationale vrijstelling het eerste (Nederlandse) binnenvaartschip op LNG gaan varen.

  • In 2012 is zowel nationaal als internationaal extra aandacht besteed aan de handhaving van deel B (verzameling, afgifte en inname van ladinggebonden afval) van het Scheepsafvalstoffenverdrag. Voor de inzameling van onder andere huisvuil, klein gevaarlijk afval (KGA) en overig afval zijn internationale afspraken omtrent de inzameling en financiering afgerond. Per 1 januari 2012 is het lozingsverbod in werking getreden voor het huishoudelijk afvalwater voor hotel- en passagiersschepen uitgerust voor meer dan 50 personen.

Meetbare gegevens

Kengetal: Aantal scheepvaartongevallen (inclusief vissersvaartuigen en recreatievaart) op het Nederlandse deel van de Noordzee (Nederlandse en buitenlandse vlag)
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Streef- waarde 2012

Zeer ernstige scheepvaartonge- vallen

1

1

0

0

1

1

0

 

Ernstige scheepvaartongevallen

4

2

6

3

7

9

   

Totaal

5

3

6

3

8

10

4

Een jaarlijkse vermindering

Bron: SOS database RWS-DVS, 2012

De gegevens over 2012 waren nog niet bekend toen dit jaarverslag bij Sdu Uitgevers werd aangeleverd.

Kengetal: Aantal doden en gewonden als gevolg van scheepsongevallen wereldwijd met in Nederland geregistreerde schepen onder Nederlandse vlag (inclusief vissersvaartuigen en exclusief de slachtoffers van persoonsgebonden (ARBO) ongevallen)
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Aantal doden

3

4

10

0

0

8

1

Aantal gewonden

8

1

8

1

8

14

7

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2012

Indicator: Aantal significante ongevallen1 met schepen op de Nederlandse binnenwateren (ook onder niet Nederlandse vlag) en aantal doden en gewonden
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Streefwaarde 2015

Aantal significante scheepsonge- vallen

96

123

150

127

121

164

159

115

Bron: Rijkswaterstaat, 2012

De gegevens over 2012 waren nog niet bekend toen dit jaarverslag bij Sdu Uitgevers werd aangeleverd.

[Onderstaand kengetal afkomstig uit voormalig artikel 33.02] – BINNENVAART

1

Voor de beoordeling van de ontwikkeling van de veiligheid op de Nederlandse binnenwateren wordt gebruikt gemaakt van het begrip «significant scheepsongeval». Hieronder worden ongevallen verstaan met grote (im)materiële of milieuschade.

Kengetal: Aantal doden en gewonden op schepen op de Nederlandse binnenwateren (ook onder niet Nederlandse vlag)
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Aantal doden

7

3

4

4

4

4

8

Aantal gewonden

49

54

30

51

56

45

63

Bron: Rijkswaterstaat, 2012

De gegevens over 2012 waren nog niet bekend toen dit jaarverslag bij Sdu Uitgevers werd aangeleverd.

Kengetal: Veiligheidsniveau bij sluizen en bruggen
 

2008

2009

2010

2011

Aantal significante scheepsongevallen bij bruggen

4

8

14

19

Aantal significante scheepsongevallen bij sluizen

14

7

18

9

Bron: Rijkswaterstaat, 2012

De gegevens over 2012 waren nog niet bekend toen dit jaarverslag bij Sdu Uitgevers werd aangeleverd.

Kengetal: Naleving door Nederlandse reders
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Percentages aanhoudingen/inspecties

2,75%

2,90%

1,76%

1,99%

1,24%

1,06%

1,83%

Positie Nederlandse vloot op internationale ranglijst

7

16

8

12

9

5

4

Bron: Jaarverslagen Paris Memorandum of Understanding; 2011

De gegevens over 2012 waren nog niet bekend toen dit jaarverslag bij Sdu Uitgevers werd aangeleverd.

Indicator: Gehercertificeerde beveiligingsplannen voor de totale haven
 

Basiswaarde 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2012

Aantal gehercertificeerde beveiligingsplannen voor de totale haven

17

0

0

0

0

17

Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2012

De gegevens over 2012 waren nog niet bekend toen dit jaarverslag bij Sdu Uitgevers werd aangeleverd.

Indicator: Gehercertificeerde beveiligingsplannen voor schepen & havenfaciliteiten
 

Basiswaarde 2004

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2014

Aantal gehercertificeerde beveiligingsplannen schepen

700

0

700

0

175

700

Aantal gehercertificeerde beveiligingsplannen havenfaciliteiten

350

10

3501

0

75

350

Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2012

De gegevens over 2012 waren nog niet bekend toen dit jaarverslag bij Sdu Uitgevers werd aangeleverd.

1

cumulatief

Indicator: Passeertijd sluizen1
 

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Streefwaarde 2012

Hoofdtransportas

63%

75%

68%

85%

67%

68%

85%

Hoofdvaarweg

84%

85%

81%

70%

79%

78%

75%

Overige vaarweg

92%

90%

88%

70%

92%

93%

70%

Bron: RWS/DVS, 2012

De gerealiseerde passeertijden op de Hoofdtransportassen (HTA) voldoen in 2012 niet aan de streefwaarden (68% i.p.v. 85%). Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door capaciteitsproblemen op de Zeeuwse achterlandverbindingen. Voor de sluizen op die corridor lopen dan ook MIRT-studies, gericht op het verbeteren van de toekomstige capaciteit. De passeertijden voor de hoofd- en overige vaarwegen scoren overall gezien wel ruim voldoende.

1

De «passeertijd sluizen» is een absolute normtijd die voor elke sluis afzonderlijk is bepaald. Elk type vaartuig correspondeert met een te realiseren percentage passages. Dit normpercentage biedt inzicht in het percentage schepen dat is gepasseerd binnen de normtijd.

Kengetal: Ontwikkeling toegevoegde waarde Nederlandse zeehavens van 2003–2010 (in € miljard, lopende prijzen)
 

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Directe toegevoegde waarde zeehavengebieden

18,2

19,8

22,4

23,1

24,9

26,5

20,5

21,8

In % van het BBP

3,8%

4,0%

4,4%

4,3%

4,4%

4,5%

3,6%

3,7%

Indirecte toegevoede waarde

9,6

9,8

10,6

11,7

13,0

13,8

11,9

13,3

In % van het BBP

2,0%

2,0%

2,1%

2,2%

2,3%

2,3%

2,1%

2,3%

Totale zeehavengerelateerde toegevoegde waarde

27,8

29,6

33,0

34,8

37,9

40,4

32,4

35,1

In % van het BBP

5,8%

6,0%

6,4%

6,4%

6,6%

6,8%

5,7%

6,0%

Bruto binnenlands product (BBP)

476,9

491,2

513,4

540,2

571,8

594,5

571,1

588,4

Bron: Erasmus universiteit Rotterdam (RHV BV), Havenmonitor 2010, Economische betekenis van de Nederlandse zeehavens, Rotterdam, mei 2012

De gegevens over 2012 waren nog niet bekend toen dit jaarverslag bij Sdu Uitgevers werd aangeleverd.

Kengetal: Ontwikkeling werkgelegenheid Nederlandse zeehavengebieden van 2003–2010 (in aantallen werkzame personen)
 

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Directe werkgelegenheid zeehavengebieden

162.709

158.559

161.236

164.429

169.115

171.492

164.377

162.023

In % van totale Nederlandse werkgelegenheid

2,0%

1,9%

2,0%

2,0%

2,0%

2,0%

1,9%

1,9%

Indirecte werkgelegenheid

104.164

103.926

105.913

111.949

122.199

117.839

109.209

105.908

In % van totale Nederlandse werkgelegenheid

1,3%

1,3%

1,3%

1,3%

1,4%

1,3%

1,3%

1,2%

Totale zeehavengerelateerde werkgelegenheid

266.873

262.485

267.149

276.378

291.314

289.331

273.586

267.931

In % van totale Nederlandse werkgelegenheid

3,2%

3,2%

3,2%

3,3%

3,4%

3,3%

3,2%

3,1%

Totale Nederlandse werkgelegenheid

8.283.000

8.211.000

8.251.000

8.392.000

8.606.000

8.733.000

8.669.000

8.644.000

Bron: Erasmus universiteit Rotterdam (RHV BV), Economische betekenis van de Nederlandse zeehavens 2008, Rotterdam, mei 2012

De gegevens over 2012 waren nog niet bekend toen dit jaarverslag bij Sdu Uitgevers werd aangeleverd.

Kengetal: Private investeringen in Nederlandse zeehavens
 

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

Nederlandse zeehavens

2.096.000

2.285.968

2.203.792

2.967.344

3.025.369

4.233.867

3.598.252

Nederland totaal

x

x

6.609.163

8.562.016

9.277.817

13.104.903

11.131.249

Percentage

   

33%

35%

33%

32%

32%

Bron: Erasmus universiteit Rotterdam (RHV BV), Economische betekenis van de Nederlandse Zeehavens 2009, Rotterdam, mei 2012

(x = niet beschikbaar)

De gegevens over 2012 waren nog niet bekend toen dit jaarverslag bij Sdu Uitgevers werd aangeleverd.

Kengetal: Ontwikkeling in zeehavengerelateerde bedrijfsvestigingen 2003–2010
 

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Totaal aantal bedrijfsvestigingen

3.157

3.148

3.127

3.136

3.106

3.095

3.036

2.974

Bron: Erasmus universiteit Rotterdam (RHV BV), Economische betekenis van de Nederlandse Zeehavens 2010, Rotterdam, mei 2012

De gegevens over 2012 waren nog niet bekend toen dit jaarverslag bij Sdu Uitgevers werd aangeleverd.

Kengetal: Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel (in tonnen) van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest Europese havenrange (de «Hamburg-Le Havre range»)
 

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Totaal Nederlandse Zeehavens

45,5

45,9

44,4

44,9

44,9

44,2

44,5

45,0

46,9

47,8

47,2

47,9

Mainport Rotterdam

35,0

35,6

34,5

34,6

34,9

33,8

34,2

34,4

36,0

37,0

36,3

37,0

Overige Nederlandse Zeehavens

10,5

10,3

9,9

10,3

10,0

10,4

10,4

10,6

10,9

10,8

10,9

10,9

Bron: 2001–2010 Nationale Havenraad, 2011–2012 Ministerie Infrastructuur en Milieu

Kengetal: Directe toegevoegde waarde zeevaart en maritieme cluster (in € miljard)
 

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Zeevaart

1,1

1,1

1,1

1,1

1,2

1,2

1,2

1,2

0,8

0,7

0,6

Overige maritieme sector/ dienstverlening

3,5

3,2

3,1

3,2

3,3

         

Totaal brede maritieme sector1

4,6

4,3

4,2

4,3

4,5

Totaal maritieme cluster2

10,3

11,2

11,4

10,5

10,2

10,1

Bron: cijfers 2001–2005 uit Ecorys, Beleidsmonitor 2008, cijfers 2006–2011 uit PRC Maritieme monitor 2012.

De gegevens over 2012 waren nog niet bekend toen dit jaarverslag bij Sdu Uitgevers werd aangeleverd.

1

totaal brede maritieme sector: Zeevaart, Binnenvaart, Laad-, los en overslagactiviteiten, Opslag, Expediteurs, Dienstverlening vervoer water, Nieuwbouw en reparatie van schepen, Natte waterbouw (baggeren etc.), Verhuur van schepen, Groothandel in scheepsbenodigdheden.

2

totaal maritieme sector: Zeevaart, Scheepsbouw, Offshore, Binnenvaart, Waterbouw, Havens, Marine, Visserij, Maritieme dienstverlening, Watersportindustrie en Maritieme toeleveranciers.

De laatst genoemde definitie sluit aan bij de clusteractiviteiten van NML en bij de behoefte aan informatie over een breder spectrum van de onderdelen van de maritieme sector.

Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot van in Nederland geregistreerde zeeschepen onder Nederlandse vlag1
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Aantallen

                       

Handelsvaart

591

607

619

622

600

570

574

566

640

688

725

770

Zeesleepvaart

164

176

191

164

168

164

174

212

222

222

249

263

Waterbouw

150

156

157

156

160

151

148

139

118

121

120

127

Totaal

905

939

967

942

928

885

896

917

980

1.031

1.094

1.160

Bruto tonnage (GT) (x1000)

                       

Handelsvaart

4.393

4.760

4.780

4.755

4.934

4.932

5.031

5.114

5.980

6.313

6.075

6.886

Zeesleepvaart

194

205

228

188

186

178

181

243

264

237

310

307

Waterbouw

466

509

521

535

570

498

509

477

375

441

450

494

Totaal

5.053

5.474

5.529

5.478

5.690

5.608

5.721

5.834

6.619

6.991

6.835

7.687

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2012

De gegevens over 2012 waren nog niet bekend toen dit jaarverslag bij Sdu Uitgevers werd aangeleverd.

1

schepen > 100 GT en pontons > 1.000 GT

Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot onder buitenlandse vlag in Nederlands eigendom of beheer1
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Aantallen

                       

Handelsvaart

309

411

448

435

418

375

434

462

395

410

433

422

Zeesleepvaart

246

262

272

301

306

329

284

332

358

406

459

456

Waterbouw

29

37

33

31

34

37

39

45

52

66

63

55

Totaal

584

710

753

767

758

741

757

839

805

882

955

933

Bruto tonnage (GT) (x1000)

                       

Handelsvaart

3.740

5.718

5.656

5.384

5.244

4.692

5.566

6.278

4.542

5.057

5.259

5.232

Zeesleepvaart

312

1.071

1.773

1.741

1.786

2.704

2.782

1.903

1.423

1.217

1.011

1.298

Waterbouw

90

76

86

79

75

99

102

122

184

225

251

210

Totaal

4.142

6.865

7.515

7.204

7.105

7.495

8.450

8.303

6.149

6.499

6.521

6.740

Bron: cijfers tot 2006 Ecorys (december 2008) en cijfers van 2006–2009 Policy Research Corporation (april 2010), cijfers 2010–2011 Inspectie Leefomgeving en Transport (maart 2012). Alle op basis van Lloyd’s Register Fairplay.

De cijfers vanaf 2006 zijn berekend op basis van een herijkte methodologie die transparant en eenvoudig te actualiseren is door het meer direct aansluiten bij publiek beschikbare data.

De gegevens over 2012 waren nog niet bekend toen dit jaarverslag bij Sdu Uitgevers werd aangeleverd.

1

schepen > 100 GT en pontons > 1.000 GT

Kengetal: Ontwikkeling van werkgelegenheid Nederlandse zeevaartsector (in werkzame personen)
 

1997

2002

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Directe werkgelegenheid in Nederland

6.100

6.470

6.140

6.090

6.060

6.070

5.930

5.880

5.850

– waarvan Nederlandse zeevarenden

4.536

5.179

4.554

4.300

4.230

4.190

4.040

3.990

3.960

Indirecte werkgelegenheid in Nederland

5.200

5.500

5.470

5.070

5.050

5.420

5.120

5.080

5.050

Totaal Nederlandse werkgelegenheid

11.300

11.970

11.610

11.160

11.110

11.490

11.050

10.207

10.900

Totaal zeevarenden op Nederlandse vlagschepen

Niet bekend

18.230

20.500

20.500

21.050

21.560

23.620

25.430

26.800

Bron: PRC Maritieme monitor 2012, Policy Research Corporation,, januari 2013

De cijfers van 2008 en 2009 zijn herzien en wijken daardoor af van de cijfers in de Begroting 2012.

De gegevens over 2012 waren nog niet bekend toen dit jaarverslag bij Sdu Uitgevers werd aangeleverd.

Kengetal: Toegevoegde waarde binnenvaart in lopende prijzen (in € miljard)
 

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Binnenvaart

0,76

0,68

0,73

0,78

0,72

0,70

0,80

0,80

0,70

0,60

0,70

Bron: cijfers tot 2006 uit Ecorys, Beleidsmonitor 2008 en cijfers vanaf 2006–2011 uit PRC, Maritieme Monitor, 2012

De gegevens over 2012 waren nog niet bekend toen dit jaarverslag bij Sdu Uitgevers werd aangeleverd.

Kengetal: Uitstoot luchtverontreinigende stoffen
 

realisatie

prognose

 

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2015

2020

NOx -emissies goederenvervoer (x miljoen kg)

                     

Binnenvaart

27,1

25,1

24,2

23,6

24,1

23,8

21,4

23,0

24,4

22,5

21,7

Zeevaart (NL grondgebied)1

17,3

17,8

18,0

19,1

19,4

24,3

22,1

23,0

22,9

20,2

21,1

PM10-emissies goederenvervoer (x miljoen kg)

                     

Binnenvaart

1,1

1,0

1,0

1,0

1,0

0,9

0,8

0,8

0,8

0,8

0,8

Zeevaart (NL grondgebied) 1

1,1

1,1

1,1

1,2

1,1

1,3

1,3

1,0

0,9

2

2

VOS-emissies goederenvervoer (x miljoen kg)

                     

Binnenvaart

3,6

3,3

2,3

1,4

1,4

1,4

1,2

1,3

1,3

1,1

1,0

Zeevaart (NL grondgebied) 1

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

0,9

0,8

0,8

0,8

0,8

0,8

SO2– emissies goederenvervoer (x miljoen kg)

                     

Binnenvaart

2,0

1,9

1,8

1,8

1,8

1,1

1,0

0,5

0,0

0,0

0,0

Zeevaart (NL grondgebied) 1

10,0

10,2

10,0

10,6

9,8

9,9

8,9

6,2

4,7

0,8

1,0

CO2– emissies goederenvervoer (x miljoen kg)

                     

Binnenvaart

1.870

1.730

1.670

1.630

1.660

1.650

1.500

1.650

1.790

1.785

1.877

Zeevaart (NL grondgebied)1

936

969

983

1.041

1.067

1.515

1.394

1.423

1.464

1.389

1.558

Bron cijfers 2003 t/m 2011: emissies door mobiele bronnen, CBS StatLine (www.statline.cbs.nl/statweb )

Bron prognoses 2015 en 2020: PBL/ECN, 18 mei 2010

De gegevens over 2012 waren nog niet bekend toen dit jaarverslag bij Sdu Uitgevers werd aangeleverd.

1

De cijfers over 2008 en latere jaren zijn met een andere, nauwkeurigere methode berekend dan de daaraan voorafgaande jaren. Bij deze methode is ook de invloed van de vaarsnelheid meegenomen en is voor het eerst rekening gehouden met het gebruik van meerdere voorstuwingsmotoren; Om die redenen zijn de cijfers over 2008 en latere jaren niet volledig vergelijkbaar met die van voorgaande jaren. De cijfers van de SO2– emissies over 2008 en latere jaren zijn bovendien beïnvloed door een verplicht lager zwavelgehalte voor scheepsbrandstof vanaf augustus 2007 en verdere aanscherping vanaf juli 2010 (vanwege MARPOL Annex VI-regelgeving).

2

Geen prognose beschikbaar.

Kengetal: Afgifte olie- en vethoudend afval door de binnenvaart
 

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Bilgewater (x miljoen kg)

48,1

46,6

26,7

21,2

21,8

20,1

20,8

21,0

19,2

18,8

21,5

22

Schroefassmeervet (x miljoen kg)

0,12

0,15

0,14

0,14

0,12

0,11

0,11

0,12

0,12

0,11

0,13

0,13

Vast oliehoudend afval (x miljoen kg)

0,25

0,38

0,41

0,44

0,32

0,32

0,34

0,38

0,46

0,45

0,54

0,53

Bron: Stichting Afvalstoffen en Vaardocumenten Binnenvaart (SAB), 2012

Bron: De Nederlandse zeehavens, maart 2013

Extracomptabele verwijzingen

Overzicht uitgaven op het Infrastructuurfonds (x € mln)

Art. 15 Hoofdvaarwegennet

823

Art 16.01.02 PMR realisatie

438

Art 18.03.01 Intermodaal Vervoer realisatie

2

Tabel 5.1: Voorlopige realisaties afdrachtverminderingen over 2012 (stand februari 2013 in € miljoen)

Afdrachtvermindering

Raming 2012 (MN 2013)

Voorlopige realisatie 2012

Zeevaart

104

106

Bovenstaande tabel laat de voorlopige realisatie van de afdrachtvermindering zeevaart 2012 zien. De realisatie is gebaseerd op geaggregeerde informatie vanuit loonaangiften en komen van het ministerie van Financiën. Overige realisaties zijn nog niet bekend en worden daarom niet in het jaarverslag opgenomen. Deze gegevens volgen bij Miljoenennota/begroting 2014.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Titel

Onderwerp

Artikelonderdeel

Start

Afgerond

Vindplaats

1. onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

1a. Beleidsdoorlichting

Mainport Schiphol en regionale luchthavens

05.01

2012

2017

De behandeling van de Luchtvaartnota in Tweede en Eerste kamer heeft eind 2011 plaatsgevonden. Gezien de langere-termijndoelstellingen van capaciteit (bijv. Eindhoven en Lelystad) valt een brede beleidsdoorlichting niet te voorzien voor 2017. Op deelgebieden vinden tussentijdse evaluaties plaats. Zo worden de resultaten van de evaluatie van het Nieuwe Handhavings- en Normen Stelsel Schiphol en de evaluatie van de Alderstafel Schiphol in de loop van 2013 verwacht.

 

Duurzame luchtvaart

05.01

2011

2017

Duurzame luchtvaart is onderdeel van het brede luchtvaartbeleid. De finale behandeling van de Luchtvaartnota in Tweede en Eerste kamer heeft eind 2011 plaatsgevonden. Gezien de langere-termijndoelstellingen met betrekking tot duurzaamheid, ook gelet op de internationale context, wordt een integrale beleidsdoorlichting van het duurzaamheidsbeleid van het luchtvaartbeleid rond 2017 voorzien.

 

GIS

05.01

2010

2012

De isolatiewerkzaamheden in het kader van Geluidsisolatie Schiphol fase 3 zijn verlopen volgens planning. De laatste woning is in 2011 geïsoleerd. GIS-3 is in 2012 volledig afgerond. De beleidsdoorlichting zal in 2013 worden afgerond.

 

Veiligheidsonderzoek Luchtvaart Nederland

05.01

2011

2012

Kamerstukken II, 2012/13, 31 936, nr. 117

         

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936–117.html

 

Beveiliging tegen moedwillige verstoring

05.01

2012

2017

In de beleidsagenda Luchtvaartveiligheid 2011–2015 is het veiligheidsbeleid, inclusief het security-beleid waar de minister van IenM verantwoordlijk voor is, nader uitgewerkt. Evaluatie van het veiligheidsbeleid zal in 2016/2017 plaatsvinden.

 

Mainport Rotterdam en overige zeehavens

05.02

2009

2011

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/32253/kst-32861–2.html

 

Veiligheid scheepvaart en binnenvaart

05.02

2012

2012

Bevorderen eigen verantwoordelijkheid van binnenvaartsector voor veiligheid, 16 november 2011; auteur: TwijnstraGudde. Daarmee is de toegevoegde waarde voor de doorlichting die in de begroting 2013 gepland staat, vervallen.

 

Netwerk vaarwegen

05.02

2012

2012

Een separate doorlichting is geschrapt. Wordt meegenomen in de doorlichting van het kernnetwerk van de topsector Logistiek.

 

Duurzame scheepvaart

05.02

2011

2012

De doorlichting is vervallen, omdat de Algemene Rekenkamer in 2011 een doorlichting heeft verricht.

 

Beveiliging tegen moedwillige verstoring

05.02

2012

2012

Onderzoek pas na de hercertificering van de security.

2. Overig onderzoek

Monitor staatsgarantie aan staat i.v.m. fusie Air France/KLM inzake netwerkkwaliteit Schiphol

05.01

2005

2012

In het najaar van 2012 is de jaarlijkse studie uitgevoerd naar de ontwikkeling van de netwerkkwaliteit en de naleving van de staatsgaranties inzake netwerkontwikkeling. Gebleken is dat de ontwikkeling van de netwerkkwaliteit op Schiphol tussen 2011 en 2012 ongeveer gelijke tred heeft gehouden met die van concurrerende luchthavens en dat op Schiphol sprake was van een sterkere ontwikkeling dan op Parijs Charles de Gaulle. De verwachting is dat het definitieve rapport van de volledige studie voorjaar 2013 wordt opgeleverd.

Mainport Rotterdam en overige zeehavens

Uit de beleidsdoorlichting door het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid39 (KIM) blijkt dat de Nota Zeehavens overeenkomstig de afspraken is uitgevoerd. Op hoofdlijnen hebben de acties tot het gewenste resultaat geleid (Kamerstuk 32 861, nr. 2).

De beleidsdoorlichting geeft waardevolle informatie over het gevoerde zeehavenbeleid. De minister stelt in haar beleidsreactie met tevredenheid vast dat gebleken is dat de gestelde ambities zijn gehaald. De inzet van overheidsinstrumentarium is vooral van belang voor de lange termijnontwikkeling en de robuustheid van de positie van een haven. Met het Project Mainportontwikkeling Rotterdam, maar ook met de vele investeringen in achterlandverbindingen, zowel voor wegen, spoor als binnenvaart en de wettelijke regeling van het loodsendossier is daarvoor een goede basis gelegd. Dat wordt gecontinueerd, bijvoorbeeld met de inzet bij het Kanaal Gent-Terneuzen, de zeesluis bij IJmuiden en de ontwikkelingen rond de Eemsgeul.. Nederland heeft als handels- en transportland bij uitstek economisch belang bij goed functionerende zeehavenvoorzieningen. Alleen al om die reden dient het aspect van continuïteit en kwaliteit betrokken te worden bij een eventuele toekomstige verzelfstandiging van een havenbedrijf. Uit alle rapporten die de afgelopen jaren over de (Nederlandse) zeehavens zijn verschenen blijkt dat de maritieme toegang en de achterlandverbindingen de achilleshiel voor de havens zijn. Dat geldt evenzeer voor Nederlandse als voor buitenlandse havens. Daarom blijft investering in infrastructuur en de betere benutting daarvan van het grootste belang. Bij toekomstig beleid zal steeds goed worden bezien welke beleidsinstrumenten het beste beantwoorden aan de beleidsdoelstellingen. Er is blijvende aandacht hoe zeehavenbeheerders op schaalvergroting bij (buitenlandse) ondernemingen en mondiale economische ontwikkelingen anticiperen.

Veiligheid binnenvaart

De beleidsconclusie voor de veiligheid in de binnenvaart bevestigt het bestaande beeld dat de veiligheidscultuur in een aantal deelsectoren te wensen overlaat en moet worden verhoogd. Een toenemende onveiligheid kan belemmerend werken voor de grote logistieke opgaven waar de binnenvaart de komende jaren voor staat. Een verbetering van het veiligheidsbewustzijn en de veiligheidscultuur is daarom noodzakelijk. Over de wijze waarop dit het beste kan gebeuren vindt overleg plaats tussen overheid en binnenvaartsector, waarbij de sector primair zelf verantwoordelijk is voor verbetermaatregelen.

Monitor staatsgarantie aan staat in verband met fusie Air France/KLM inzake netwerkkwaliteit Schiphol

In het najaar van 2012 is de jaarlijkse studie uitgevoerd naar de ontwikkeling van de netwerkkwaliteit en de naleving van de staatsgaranties inzake netwerkontwikkeling. Gebleken is dat de ontwikkeling van de netwerkkwaliteit op Schiphol tussen 2011 en 2012 ongeveer gelijke tred heeft gehouden met die van concurrerende luchthavens en dat op Schiphol sprake was van een sterkere ontwikkeling dan op Parijs Charles de Gaulle. De verwachting is dat het definitieve rapport van de volledige studie voorjaar 2013 wordt opgeleverd.

Veiligheidsonderzoek luchtvaart Nederland

De Dutch Expertgroup on Aviation Safety (DEGAS), een tijdelijk adviescollege ingesteld op basis van de Kaderwet adviescolleges, heeft in 2011 opdracht van de minister IenM het vier-jaarlijks veiligheidsonderzoek naar de Nederlandse burgerluchtvaart laten uitvoeren door het NLR (Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium). Samen met het rapport van het NLR «De veiligheid van de burgerluchtvaart in Nederland anno 2011» heeft DEGAS haar laatste advies «Remmende Voorsprong» op 23 oktober 2012 (Kamerstuk 31 936 nr. 117), aangeboden aan de Tweede Kamer. DEGAS geeft aan dat de Nederlandse luchtvaart veilig is, maar wijst wel op het gevaar van de «remmende voorsprong».

De Staatssecretaris heeft de Tweede Kamer laten weten zich te willen inzetten om die voorsprong niet «remmend» te laten zijn. De Tweede Kamer heeft hiermee ingestemd.

Bescherming tegen moedwillige verstoring

In lijn met het in 2011 uitgevoerde onderzoek naar de kostenefficiency van de beveiligingsmaatregelen op Schiphol (Kamerstuk 31 936, nr. 84) is door Schiphol in 2012 terzake een bedrijfsinterne audit uitgevoerd.

De resultaten gaven geen aanleiding tot een heroverweging van het gevoerde beleid.

Duurzame luchtvaart

Bij brief van 14 januari 2011 (Kamerstuk 31 936, nr 47) heeft de staatssecretaris van IenM een beleidsdoorlichting aangekondigd op het moment dat het GIS-3 project is afgerond. Eind 2012 is de derde fase van het geluidsisolatieprogramma Schiphol (GIS-3) afgerond. In de periode van 2006–2012 zijn onder GIS-3 1.114 objecten geïsoleerd. De aangekondigde beleidsdoorlichting zal in 2013 worden afgerond

Licence