a. Meer vrijheid en verantwoordelijkheid voor zorgaanbieders
Begin 2012 is het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd om het mogelijk te maken dat aanbieders van medisch-specialistische zorg winst uitkeren, mits zij aan een aantal voorwaarden voldoen (TK 33 168, nr. 2). Vanwege de demissionaire status van het kabinet is het wetsvoorstel in 2012 niet meer behandeld. De wet stelt instellingen beter in staat om financiering in de vorm van risicodragend vermogen aan te trekken, waarmee deze wet een oplossing biedt voor een groeiend probleem. Hier zijn echter wel randvoorwaarden aan gekoppeld. Door de wijze waarop de voorwaarden in het wetsvoorstel worden ingevuld, is een balans gevonden tussen het beschermen van de publieke belangen enerzijds en het behoud van de investeringsbereidheid anderzijds (TK 33 168, nr. 7).
b. Vereenvoudigen en verminderen verantwoordingslasten
Verminderen administratieve lasten
Er wordt gestreefd naar minder administratieve lasten in de zorg. Wanneer de registratie- en verantwoordingslast afneemt, kan immers meer tijd en energie gestoken worden in het leveren van goede zorg en kunnen meer cliënten voor hetzelfde budget geholpen worden. Om die reden ging op 1 januari 2012 het experiment regelarme zorginstellingen in de care van start (TK 31 765, nr. 50). Dit experiment dient om in beeld krijgen welke mogelijkheden er zijn om de onnodige administratieve lasten in de langdurige zorg zoveel mogelijk weg te nemen. Medio 2011 is aan zorgaanbieders gevraagd meldingen te doen van regels waar zij last van hebben en om voorstellen in te dienen voor het experimenteren met een regelarme werkwijze. Vanuit het bovengenoemde verzoek kwamen ongeveer 700 meldingen binnen (TK 31 765, nr. 53). Ook zijn er meer dan 100 experimenteervoorstellen bij VWS binnengekomen.
Ten aanzien van de meldingen hebben medewerkers van VWS met alle melders contact opgenomen. Op de website van In Voor Zorg (http://www.invoorzorg.nl/ ) staat beschreven wat er met de meldingen is gedaan. Een van de onderwerpen die is opgepakt naar aanleiding van de meldingen van zorgaanbieders is het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording (JMV), het gebundelde verantwoordingsdocument voor zorginstellingen. Vanaf 1 januari 2013 hoeven instellingen gemiddeld nog maar de helft van het oorspronkelijke aantal vragen in te vullen (TK 30 597, nr. 255). Tevens wordt het model «Zorgplan = zorgrealisatie» landelijk geïntroduceerd, zijn er versimpelingen gerealiseerd bij de AWBZ-brede zorgregistratie (AZR), zoals het verbeteren van de afspraken over ketensamenwerking en het verminderen van te versturen berichten. Naast acties op de korte termijn wordt gewerkt aan een meerjarenplan (2013–2016) gericht op modernisering van de informatievoorziening in de AWBZ (iAWBZ). In de loop van 2013 komt er een einde aan de dubbele productieverantwoording van de zorgaanbieder aan het zorgkantoor. Ook is naar aanleiding van de meldingen door zorgaanbieders per september 2012 het inspectiebeleid voor het melden van valincidenten en valcalamiteiten vereenvoudigd.
Uit de experimentvoorstellen zijn eind 2011 de zorgaanbieders geselecteerd die van start konden met hun experiment (TK 31 765, nr. 53). In 2012 hebben de deelnemende zorgorganisaties hun plannen uitgewerkt en is er overleg geweest met de betrokken stakeholders. De plannen van de zorgorganisaties zijn uitgemond in een brief van het ministerie van VWS aan deze organisaties. De meeste experimenten zijn per januari 2013 begonnen en hebben een looptijd van 1 of 2 jaar. De zorgaanbieders Icare, IJsselheem en De Hoven zijn al eerder gestart. Om de experimenten mogelijk te maken is bijvoorbeeld de regelgeving omtrent het zorgindicatiebesluit aangepast, heeft de NZa een beleidsregel «Experiment regelarme instellingen» vastgesteld (TK 31 765, nr. 56) en hebben zorgkantoren en het CIZ hun ICT-systemen aangepast.
Vereenvoudiging indicatiestelling
Een belangrijke vereenvoudiging vanuit het traject In voor Zorg betreft de mogelijkheid voor zorgaanbieders om zelf de indicatie te stellen voor intramurale cliënten van 80 jaar en ouder en deze te melden aan het CIZ. Dit is een pilot voor 2 jaar. Het CIZ monitort hoe de ontwikkeling van de indicatiestelling voor deze groep cliënten verloopt en welke zorg wordt geïndiceerd. Opvallende patronen worden met zorgaanbieders besproken.
Regeldruk in de jeugdzorg
De pilot Tijd voor Jeugd, waarin ruim twintig teams van elf instellingen voor Jeugd- en Opvoedhulp deelnamen, is met mooie resultaten afgerond. Zij werkten met de zogeheten doorbraakmethode aan het slimmer organiseren van hun werk met als doelen: meer tijd voor jeugd, minder papierwerk, en een betere doorstroming van cliënten. Dit leverde veel tijd op, om meer kinderen en hun ouders te helpen én om de kwaliteit van de verleende zorg te verbeteren. Resultaten waren onder andere sterk verkorte wachttijden en behandelduren. De opbrengst van de projecten zijn door het IPO breed onder de provincies verspreid. Provincies zullen dit blijven stimuleren. Ook vanuit VWS worden de resultaten van deze methode onder de aandacht gebracht (TK 31 839, nr. 255).
Instellingen voor jeugd en opvoedhulp leggen elk jaar verantwoording af over de manier waarop zij het jaar ervoor hun geld hebben besteed. In het voorjaar van 2013 doen zij dit voor het eerst met het jaardocument jeugdzorg. Het jaardocument jeugdzorg sluit nauw aan bij het jaardocument zorg. Instellingen die zowel jeugdzorg leveren als zorg die wordt vergoed op grond van de Zorgverzekeringswet of AWBZ, kunnen zich nu dus via één document verantwoorden. Dat scheelt tijd en het bevordert de transparantie van de jeugdzorg.
In de ziekenhuiszorg is met de invoering van de DOT (+/– 4400 zorgproducten) die de dbc’s vervangen (+/– 44.000 behandelcombinaties) een forse administratieve lastenverlaging doorgevoerd. In 2012 is een aantal onderzoeken gestart naar administratieve lasten voor de huisarts en de verlichting daarvan.