2.6.1 Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid
De Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) ondersteunt de Minister-President in zijn coördinerende rol op het terrein van de overheidscommunicatie en ondersteunt de Voorlichtingsraad (VoRa). De VoRa, onder voorzitterschap van de DG RVD, is het ambtelijke adviesorgaan van het kabinet op het gebied van de overheidscommunicatie. De VoRa, waarvan alle directeuren communicatie van alle departementen lid zijn, ontwikkelt initiatieven op het vlak van overheidscommunicatie en vervult de opdrachtgeverrol richting de shared service organisatie Dienst Publiek en Communicatie (DPC). Hoofdstuk 7 «Agentschap Dienst Publiek en Communicatie» geeft een breder overzicht van de gemeenschappelijke communicatie in 2013. De Commissie Rijksoverheid Communicatie (CRC) bereidt als voorportaal van de VoRa het beleid omtrent de inzet van massamediale campagnes en de infrastructuur voor online communicatie voor.
Gemeenschappelijk Communicatiebeleid
Veel activiteiten in het kader van de coördinatie van de overheidscommunicatie zijn samengebracht in het Jaarprogramma Gemeenschappelijke Communicatie (JGC) van de VoRa. De uitvoering hiervan ligt deels bij de departementen, deels bij de RVD en deels bij DPC. Het jaarprogramma 2013 bevatte gezamenlijke activiteiten op thema’s als: openbaarheid, rijksbrede communicatie, kabinetscommunicatie en professionalisering en kennisdeling. Tevens werd er een trendanalyse uitgevoerd en werden er meerjarige ambities op het gebied van de overheidscommunicatie geformuleerd, waarmee richting werd gegeven aan het jaarprogramma voor 2014.
Rijks- en kabinetsbrede communicatie
Met het oog op eenduidige, herkenbare en toegankelijke overheidscommunicatie werken ministeries op meer terreinen intensief samen. Dit krijgt onder meer gestalte in de afstemming tussen voorlichters over persberichten over ministerraadsbesluiten, het beheer van de rijksbrede huisstijl, communicatie in massamediale campagnes, de verdere ontwikkeling en het beheer van de rijksbrede website www.rijksoverheid.nl en het rijksbrede intranet (Rijksportaal). Op initiatief van de VoRa wordt gewerkt aan een betere stroomlijning van publieksinformatie op voor burgers belangrijke «deurmat»- momenten, zoals de effecten van jaarlijkse collectieve wijzigingen op 1 januari en 1 juli. Om beter in te kunnen spelen op publieksvragen werd ook de start voorbereid van webcare in 2014. In 2013 werd ook begonnen met het vervaardigen van enkele infographics over besluiten van de ministerraad. Daarnaast is het communicatiebeleid erop gericht om ook signalen uit de samenleving op te vangen en te duiden. Zo voerde het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) in opdracht van de VoRa het Continu Onderzoek Burgerperspectieven uit. De VoRa droeg bij aan het Actieplan Open Overheid, met het oog op een toegankelijke ontsluiting van overheidsinformatie.
Burgerbrieven
In 2013 heeft het Ministerie van Algemene Zaken 2.354 burgerbrieven ontvangen. In 2012 ontving het ministerie 1.925 brieven. De gemiddelde behandeltijd bedroeg 15 dagen (tegen 14 dagen in 2012).
2013 | 2012 | |
---|---|---|
< 3 weken | 73% | 74% |
3 weken – 6 weken | 21% | 21% |
6 weken | 6% | 5% |
Verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), bezwaarschriften, klaagschriften en ingebrekestellingen
Het ministerie heeft in 2013 57 verzoeken om informatie op grond van artikel 3 van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) in behandeling genomen. In 2012 zijn 42 besluiten genomen op Wob-verzoeken. Drie besluiten van 2013 hadden betrekking op verzoeken ingediend in 2012. Op acht in 2013 ontvangen verzoeken is in datzelfde jaar nog geen besluit genomen. Zes verzoeken zijn door de verzoeker ingetrokken. Vier verzoeken zijn ingevolge artikel 4 van de Wob ter behandeling doorgezonden aan een ander bestuursorgaan. In 22 gevallen is de beslissing verdaagd (artikel 6, tweede lid, Wob). In negen gevallen is met de verzoeker overeengekomen de beslissing te nemen op een later tijdstip dan de verdaagde termijn als bedoeld in artikel 6, tweede lid, Wob. Op twaalf verzoeken werd buiten de al dan niet verdaagde termijn besloten. Op drie verzoeken een besluit op grond van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2002 genomen, omdat de documenten waarop de verzoeken betrekking hadden onder de reikwijdte van die wet vallen.
Klaagschriften
Het ministerie heeft in 2013 geen klaagschrift ontvangen.
Bezwaarschriften
Het ministerie heeft in 2013 zeven bezwaarschriften op besluiten ontvangen. In 2013 zijn twee beslissingen op bezwaarschriften genomen. Beide beslissingen betreffen bezwaarschriften die zijn ontvangen in 2012. De termijn voor het nemen van een beslissing op de in 2013 ontvangen bezwaarschiften verstrijkt in 2014.
Ingebrekestellingen en verbeurde dwangsommen
Het ministerie heeft in 2013 € 1.260 aan dwangsommen verbeurd. Het ministerie is 4 maal in gebreke gesteld wegens niet tijdig beslissen. In één geval was een dwangsom verschuldigd. In één geval is het besluit binnen twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling genomen. Een dwangsom was derhalve niet verschuldigd ingevolge artikel 4:17, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht. In één geval was de ingebrekestelling kennelijk ongegrond. Een dwangsom was derhalve niet verschuldigd ingevolge artikel 4:17, zesde lid, aanhef en onder c van de Algemene wet bestuursrecht. Op één ingebrekestelling is in 2013 nog geen besluit genomen.
2.6.2 Het leveren van bijdragen aan de langere termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid
Algemeen
De ontwikkeling van het regeringsbeleid is gebaat bij inzichten in ontwikkelingen en vraagstukken die op langere termijn de samenleving beïnvloeden. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) tracht op een wetenschappelijk gefundeerde manier aan dergelijke inzichten bij te dragen. De raad heeft tot taak hierbij tijdig te wijzen op tegenstrijdigheden in en te verwachten knelpunten voor het regeringsbeleid, probleemstellingen te formuleren over de grote beleidsvraagstukken en beleidsalternatieven aan te dragen. De WRR kan zich bezighouden met alle gebieden van (potentieel) regeringsbeleid.
Werkprogramma
In 2013 zijn twee Rapporten aan de regering uitgebracht: Naar een lerende economie. Investeren in het verdienvermogen van Nederland en Toezien op publieke belangen. Naar een verruimd perspectief op Rijkstoezicht. Behalve de Verkenning in het kader van het Toezicht-rapport (De staat van toezicht. Sector- en themastudies) is de Verkenning Speelruimte voor transparantere rechtspraak uitgebracht en de bundel Wonen, zorg en pensioenen, Hervormen en verbinden. Samen met het Rathenau Instituut heeft de WRR hiernaast Hoeveel vertrouwen hebben Nederlanders in wetenschap gepubliceerd. Voorts zijn in totaal tien webpublicaties verschenen die grotendeels ondersteunend zijn voor de beide uitgebrachte rapporten.
De raad in (deels) gewijzigde samenstelling heeft een nieuw werkprogramma opgesteld dat ruimte biedt voor een responsieve, flexibele agendering: gevraagde naast ongevraagde advisering; beknopt en snel als het kan, uitvoerig als het nodig is. Projecten hebben hierdoor een kortere looptijd, organiseren vaker expertbijeenkomsten en mondelinge briefings voor beleidsmakers en leveren kleinere (tussen)producten op, al dan niet in samenwerking met externen.
Bijdrage aan beleidsdialoog
Producten van de WRR leveren direct of indirect een bijdrage aan de beleidsdialoog. Met het rapport Toezien op publieke belangen (september) heeft de raad gesignaleerd dat het toezicht van de rijksoverheid, zoals uitgeoefend door inspecties en marktautoriteiten, de afgelopen jaren steeds meer onder druk is komen te staan. Hij pleit voor hernieuwde aandacht voor publieke belangen als vertrekpunt van toezicht, en voor oog voor de maatschappelijke opbrengsten en effectiviteit van toezicht, inclusief de onpartijdigheid, onafhankelijkheid en publieke verantwoording van toezichthouders. Het rapport is tijdens een symposium met o.m. Minister Blok besproken met toezichthouders, beleidsmakers en andere stakeholders in het veld.
Het rapport Naar een lerende economie (november 2013) heeft een grondige, breed geïnformeerde strategische, richtinggevende visie geformuleerd over de wijze waarop Nederland zijn verdienvermogen kan versterken. In de twee maanden na het verschijnen (november en december) heeft de WRR 24 presentaties en toelichtingen verzorgd op verzoek van bewindslieden, beleidsmakers, Kamerleden, ambassades, maatschappelijke organisaties en (semi-)private partijen. Hoewel het te vroeg is voor conclusies over de doorwerking van het rapport, wijzen de aanhoudende verzoeken voor reflectie met de opstellers op een brede belangstelling voor de hierin aangedragen invalshoeken en inzichten.
Raadsprojecten bereiken behalve via rapporten aan de regering en inhoudelijke verkenningen ook doorwerking via expertmeetings, conferenties en artikelen in media en wetenschappelijke vaktijdschriften. Het onderzoek van de WRR en het Rathenau Instituut Hoeveel vertrouwen hebben Nederlanders in wetenschap heeft bijvoorbeeld tot het verzoek geleid van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen om een aantal debatten te organiseren over de relatie tussen opdrachtgevers en onderzoekers en de rol van wetenschappers bij advisering. Naar aanleiding van het project Vertrouwen in burgers heeft de WRR in samenwerking met HIVOS en het ISS een online magazine met essays en artikelen uitgebracht over Doe-democratie. Het Tijdschrift voor Toezicht heeft een apart nummer gewijd aan de discussie over Toezien op publieke belangen en hiermee opnieuw brede belangstelling gegenereerd onder de stakeholders.
De WRR blijft op verschillende manieren een bijdrage leveren aan de synergie van het kennis- en adviesstelsel. Naast het organiseren van de periodieke overlegbijeenkomsten met de voorzitters resp. de secretarissen van de strategische adviesraden, onderhoudt de WRR een liaison met het Strategieberaad Rijksbreed en met de planbureaus, en neemt hij deel aan het beraad van de voorzitters van de AWT, KNAW, VSNU en NWO.
Internationalisering
Zowel in de themakeuze, onderzoeksaanpak als verspreiding van zijn bevindingen oriënteert de raad zich óók op de internationale omgeving. Zo heeft de WRR in zijn rapport Naar een lerende economie de brede internationale wetenschappelijke en beleidsmatige discussies ontsloten over strategieën ter versterking van het verdienvermogen van landen in een globaliserende wereld. Hiermee heeft de raad ook input kunnen leveren voor de Nederlandse bijdrage aan het OESO-project «New approaches to economic challenges» en de «Better Life Index» van de OESO. Een ander voorbeeld van de benutting en verdere verspreiding van internationale inzichten biedt de WRR-bundel In beter banen, met internationale en eigen WRR-bijdragen over arbeidsmigratie in Europa. Deze is onder de titel Making migration work gepresenteerd bij de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland in Brussel. Overigens worden standaard alle Rapporten van de raad in verkorte versie, als synopsis, in het Engels uitgebracht.
Evaluatie
Eind 2012 heeft een onafhankelijke externe commissie op initiatief van de WRR het werk van de raad geëvalueerd. Deze evaluatie is begin 2013 verschenen, samen met de reactie van de WRR. De raad in gedeeltelijk nieuwe samenstelling heeft een aantal fundamentele veranderingen geïnitieerd in zijn programmering en werkwijze, gericht op het vergroten van de herkenbaarheid, responsiviteit en het maatwerk van de raad, en het verkorten van de looptijden van projecten.
Prestatie | Begroting 2013 | Realisatie 2013 |
---|---|---|
Rapporten aan de regering | 3 | 2 |
Verkenningen | 1 | 2 |
Webpublicaties | 1 | 10 |
Overige publicaties | 3 | 2 |
Grote conferenties | 3 | 1 |
WRR-lecture | 1 | 1 |
(Verslagen van) expertmeetings en debatten | 1 | 14 |