Base description which applies to whole site

2. Bijstand, Toeslagenwet en Sociale Werkvoorziening

Artikel

De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat echt nodig hebben.

Algemene doelstelling

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is, en dat hen anderzijds prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door re-integratie-ondersteuning te bieden. Ook faciliteert de overheid via de sociale werkvoorziening de arbeidsparticipatie van mensen die uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid er in de vormgeving naar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland – waar nodig – re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert het vinden van werk met het verstrekken van het participatiebudget aan gemeenten. De Minister financiert de inkomensondersteuning met uitkeringsregelingen. De Minister21 is verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandniveaus;

  • Het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening vanuit de WWB, IOAW, IOAZ en Bbz;

  • Het houden van systeemtoezicht;

  • Het verdelen van een taakstellend aantal Wsw-arbeidsplaatsen en bijbehorende middelen onder gemeenten voor de uitvoering van de Wsw en het bevorderen van uitstroom naar werk;

  • Het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen over gemeenten voor de Wet participatiebudget;

  • Het terugvorderen van onrechtmatig bestede middelen van het participatiebudget en het terugvorderen van middelen van niet gerealiseerde plekken in de Wsw;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en het UWV (TW);

  • De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Wet werk en bijstand, de Wet participatiebudget, de Wet sociale werkvoorziening en aan genoemde wetten verwante wetten en voorzieningen. Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen de uitvoering plaatsvindt.

Voor alle gemeenten samen wordt een toereikend macrobudget vastgesteld om de WWB-uitkeringen te betalen. Dit budget wordt, evenals het participatiebudget en het WSW-budget, zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren over de gemeenten verdeeld.

Het Rijk houdt systeemtoezicht. Bij ernstige tekortkomingen in de gemeentelijke uitvoering van de WWB kan het Rijk aanwijzingen geven aan gemeenten over de uitvoering van de WWB of ingrijpen in de uitvoeringsorganisatie. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving door personen die een beroep doen op deze wetten.

Beleidsconclusies

Het in de begroting 2013 voorgenomen beleid voor 2013 is gerealiseerd of loopt op schema. Daarnaast heeft het kabinet in het sociaal akkoord met de sociale partners afspraken gemaakt over een actieve aanpak om werkloosheid te voorkomen en mensen van werk naar werk te helpen. Daartoe is de subsidieregeling cofinanciering sectorplannen van kracht geworden. In het eerste aanvraagtijdvak dat in het laatste kwartaal van 2013 open stond zijn 37 aanvragen ingediend, waarmee € 370 miljoen subsidie is aangevraagd. De hieruit voortvloeiende subsidietoekenningen leiden in de jaren na 2013 tot uitgaven.

In 2013 zijn de volgende evaluaties afgerond:

  • Evaluatie Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders22. Gebleken is dat de formele tijdelijke ontheffingen van de arbeidsplicht gestaag dalen, waarmee een groter deel van deze ouders beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. Daar tegenover staat dat een substantieel deel van de bijstandsgerechtigden «met rust» wordt gelaten. Met name dit laatste betekent onduidelijkheid voor betrokkenen en het niet kunnen volgen en bijsturen door gemeenten. Bovendien impliceert dit geen re-integratieontheffing. Het door de Minister van SZW gesubsidieerde programma Vakmanschap van Divosa stimuleert de professionalisering van sociale diensten. Ontheffing om sociale redenen met name voor ouderen is zorgelijk. Het kabinet stimuleert de arbeidsparticipatie van ouderen en wil het activerende karakter van de bijstand vergroten.

  • Monitor en evaluatie Pilots werken naar vermogen23. Uit de pilots blijkt dat het een leerproces was voor alle betrokkenen (de gemeenten, het UWV, werkgevers en werknemers) om mensen met een beperking te plaatsen bij een reguliere werkgever. Het vergt van allen veel investering en aanpassing, ook in houding. Een goede samenwerking tussen de gemeenten en het UWV is belangrijk en werkgevers moeten de samenwerking met hen en de re-integratiebureaus zo vroeg mogelijk aangaan. De werkgevers moeten geïntegreerd vraaggericht worden benaderd. Draagvlak is daarbij een succesfactor. Loondispensatie is een bruikbaar, maar complex instrument, waarbij een goede selectie van de doelgroep belangrijk is. De ervaringen die zijn opgedaan met loondispensatie zijn niet alleen belangrijk voor de toepassing van dit instrument, maar ook van belang voor de toepassing van het instrument loonkostensubsidie, dat op basis van de afspraken uit het sociaal akkoord loondispensatie vervangt.

  • Evaluatie Wet Participatiebudget. Het algemene beeld dat uit de evaluatie naar voren komt is dat er bij veel gemeenten een ontwikkeling gaande is naar een meer integrale werkwijze en het combineren van participatietrajecten. De Wet participatiebudget heeft deze ontwikkeling ondersteund en vereenvoudigd. Voor sommige gemeenten is dit aanleiding geweest om de werkwijze en organisatie aan te passen. Bij de uitvoering van de wet zijn er verder nauwelijks knelpunten gevonden.

Ten opzichte van de in de begroting 2013 gereserveerde middelen zijn de uitgaven Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten (BUIG) € 397 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. De uitgaven voor de TW zijn € 142 miljoen hoger dan begroot. Zie voor een toelichting op de budgettaire ontwikkeling van deze instrumenten de onderdelen A1 en A5.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 2.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 2 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

10.660.968

9.219.036

1.441.932

waarvan garantieverplichtingen

– 125

1.105

– 1.230

Uitgaven

8.830.415

9.272.242

8.983.232

9.146.831

9.751.058

9.219.668

531.390

               

Inkomensoverdrachten

8.789.844

9.219.279

8.931.026

9.137.711

9.741.716

9.196.939

544.777

Bundeling Uitkeringen

4.047.566

4.103.795

4.093.690

4.981.875 1

5.667.195

5.269.847

397.348

Inkomensvoorzieningen

             

Gemeenten (BUIG)

             

Bijstand zelfstandigen

120.328

117.471

145.448

90.886

70.952

67.528

3.424

Participatiebudget

1.758.438

1.895.596

1.698.565

994.553

865.936

861.143

4.793

WSW

2.478.238

2.476.792

2.341.807

2.371.638

2.381.490

2.375.610

5.880

TW

382.903

418.894

425.875

482.882

540.135

398.386

141.749

AIO

0

205.231

222.916

213.000

213.450

221.633

– 8.183

Bijstand buitenland

2.371

1.500

1.657

1.723

1.600

1.600

0

Onderstand (Caribisch Nederland)

0

0

819

743

958

932

26

Re-integratie (Caribisch Nederland)

0

0

249

411

0

260

– 260

               

Garanties

354

197

387

1.005

928

0

928

Garanties

354

197

387

1.005

928

0

928

               

Subsidies

2.623

0

0

0

4.408

0

4.408

Subsidies

2.623

0

0

0

4.408

0

4.408

               

Opdrachten

37.287

52.464

51.515

7.811

3.702

22.425

– 18.723

Opdrachten

37.287

52.464

51.515

7.811

3.702

22.425

– 18.723

               

Bekostiging

307

302

304

304

304

304

0

Bekostiging

307

302

304

304

304

304

0

               

Ontvangsten

849.971

1.088.423

1.035.542

337.745

111.947

127.483

– 15.536

1

Tot en met 2012 was er sprake van een andere begrotingsstructuur. De toenmalige post «Bijstand overig» is nu opgenomen in het WWB-inkomensdeel, omdat deze post in de nieuwe begrotingsstructuur niet bestaat

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

A1. Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten (BUIG)

Met de Wet BUIG zijn vanaf 2010 de bijdragen aan gemeenten voor de uitvoering van de WWB (inkomensdeel), IOAW, IOAZ, Bbz (alleen het onderdeel tijdelijke uitkeringen levensonderhoud voor startende ondernemers; de overige Bbz-onderdelen worden onder A2 toegelicht) en de WWIK (per 2012 ingetrokken) samengevoegd. Hierdoor ontvangen gemeenten één budget voor de bekostiging van uitkeringen op grond van de genoemde wetten.

Voor de uitvoeringskosten ontvangen gemeenten middelen via de algemene uitkering uit het Gemeentefonds.

De uitgaven van de gebundelde uitkering zijn € 397 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Het budget is met € 242 miljoen aangepast voor de doorwerking van de gestegen lonen en prijzen op de uitkeringen. De tegenvallende economische ontwikkeling heeft tot meer uitkeringen geleid (€ 156 miljoen). Daarnaast is er een beleidsmatige mutatie geweest die in 2013 effect had op de uitgaven. Dit betrof het uitstel van de invoering van de wekeneis musici en artiesten (- € 1 miljoen).

Op basis van nieuwe inzichten in de toe- en afgewezen verzoeken om aanvullende uitkering is, in plaats van de in de begroting opgenomen uitname van € 288 miljoen, uiteindelijk € 163 miljoen van het macrobudget gebruikt voor de in 2013 uitgekeerde meerjarige en incidentele aanvullende uitkeringen.

Tabel 2.2 Extracomptabel overzicht BUIG (x € 1.000)
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

BUIG

4.981.8751

5.667.195

5.269.847

397.348

WWB-inkomensdeel

4.770.157

5.425.510

5.070.749

354.761

IOAW

143.199

189.116

147.140

41.976

IOAZ

22.932

24.168

23.433

735

Bbz-levensonderhoud (startende ondernemers)

28.526

28.400

28.526

– 126

WWIK

17.0612

0

0

0

1

Zie voetnoot 1 tabel 2.1

2

Tot en met 2012 was er sprake van een andere begrotingsstructuur. De toenmalige post WWIK is in 2012 opgenomen als onderdeel van BUIG, omdat deze post in de nieuwe begrotingsstructuur niet bestaat. De WWIK is per 1 januari 2012 afgeschaft, waardoor er in 2012 geen middelen voor de WWIK waren voorzien. De uitgaven die in BUIG 2012 zijn opgenomen betreffen een overgangsregeling voor de WWIK

Wet werk en bijstand (WWB)

De WWB voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien. De WWB bestaat uit een inkomensdeel en een werkdeel. Het inkomensdeel maakt onderdeel uit van het gebundelde budget BUIG (zie tabel 2.2). Hieruit worden de bijstanduitkeringen betaald. Het werkdeel maakt onderdeel uit van het participatiebudget (zie tabel 2.7). Hieruit wordt de re-integratieondersteuning betaald.

Budgettaire ontwikkelingen

Ten opzichte van de begroting 2013 zijn de uitgaven aan het WWB-inkomensdeel € 355 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. De uitgaven zijn aangepast voor de doorwerking van de gestegen lonen en prijzen (€ 239 miljoen). Daarnaast heeft de tegenvallende economische ontwikkeling tot meer bijstandsuitkeringen geleid (€ 116 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

Het volume van de WWB is onder invloed van de tegenvallende economische ontwikkeling verder opgelopen.

Tabel 2.3 Kerncijfers WWB1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume WWB (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

315

319

343

Volume WWB (x 1.000 huishoudens, ultimo)

316

325

354

– waarvan verblijfsduur < 1 jaar2

76

70

89

– waarvan verblijfsduur 1–5 jaar2

123

138

153

– waarvan verblijfsduur > 5 jaar2

117

118

112

Instroom WWB (x1 .000)

122

116

1113

Uitstroom WWB (x1 .000)

110

104

903

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek

2

SZW-berekeningen op basis van CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek, betreft voorlopige cijfers

3

Betreft 1e kwartaal 2013 tot en met 3e kwartaal 2013

Handhaving

De realisatie in 2013 wijkt sterk af van 2011 en 2012. Vanwege de inwerkingtreding van de nieuwe Fraudewet per 1 januari 2013 is de wijze van meten door het CBS gewijzigd. De cijfers in 2013 zijn daarom niet te vergelijken met de cijfers van 2012 en eerder.

Tabel 2.4 Kerncijfers WWB (fraude en handhaving)1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

13

16

25

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

67

66

73

1

SZW-berekeningen op basis van CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandniveau voor oudere werkloze werknemers. Vermogen, zoals een eigen huis of spaargeld, blijft buiten beschouwing. Werkloze ouderen, die vaak spaargeld en/of vermogen in een eigen huis hebben, hoeven hierdoor geen beroep te doen op de WWB en dus ook hun eigen vermogen niet aan te spreken.

De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige omdat de inkomsten daaruit onvoldoende zijn. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de IOAW en IOAZ zijn € 43 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de oplopende werkloosheid en het daaruit volgende toegenomen beroep (€ 40 miljoen) op deze wetten (zie onderstaande tabel). De uitgaven zijn verder toegenomen als gevolg van de aanpassing van de uitkeringen aan loon- en prijsstijging (€ 2 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.5 Kerncijfers IOAW en IOAZ1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

10

10

13

Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

1,4

1,4

1,5

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek

A2. Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz 2004)

Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen – onder voorwaarden – voor financiële ondersteuning een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden te starten dan wel voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt als krediet voor bedrijfskapitaal of voor gevestigde ondernemers om te voorzien in de kosten van levensonderhoud.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven zijn ruim € 3 miljoen hoger dan eerder begroot. Dit is voornamelijk het gevolg van het toegenomen beroep op bijstand in de kosten van levensonderhoud als gevolg van de tegenvallende economische ontwikkeling.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.6 Kerncijfers Bbz1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

3,6

3,6

3,9

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek

A3. Participatiebudget

In het Participatiebudget zijn het re-integratiebudget (SZW), het budget voor inburgering (BZK) en het budget voor volwasseneneducatie (OCW) samengevoegd. Met de overkomst van de inburgeringmiddelen van BZK naar SZW per 2013 zijn deze middelen als SZW-middelen in onderstaande tabel opgenomen. 2013 is tevens het laatste jaar waarvoor er inburgeringmiddelen zijn toegekend. Het Participatiebudget wordt jaarlijks volgens een objectieve verdeelsystematiek over de gemeenten verdeeld.

Tabel 2.7 Extracomptabel overzicht participatiebudget (x € 1.000)
 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Participatiebudget

1.758.438

1.895.596

1.698.565

994.553

865.936

861.143

4.793

Re-integratie SZW

1.530.089

1.442.555

1.335.901

722.944

812.583

807.860

4.723

BZK

103.960

302.608

246.813

160.005

0

0

0

OCW

124.389

150.433

115.851

111.604

53.353

53.283

70

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven participatiebudget zijn nagenoeg gerealiseerd zoals begroot.

Beleidsrelevante kerncijfers

De terugloop in het aantal beëindigde en lopende trajecten weerspiegelt het afnemende participatiebudget.

Tabel 2.8 Kerncijfers re-integratie (x 1.000)
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Trajecten beëindigd in verslagperiode1

108

106

Trajecten lopend aan einde verslagperiode1

228

207

Aantal door bijstandsontvangers/niet-uitkeringsgerechtigden gestarte banen na re-integratie2

68

56

283

1

CBS, statistiek re-integratie gemeenten. Vanaf 2013 registreren gemeenten voorzieningen i.p.v. trajecten. Het aantal trajecten is om die reden voor 2013 niet beschikbaar. Eén persoon kon één traject hebben met meerdere voorzieningen. Het aantal voorzieningen dat is beëindigd tussen 1 januari 2013 en 30 juni 2013 is 98 (x 1.000), het aantal lopende voorzieningen op 30 juni 2013 is 195 (x 1.000)

2

CBS, aan het werk met re-integratieondersteuning, viermeting uitstroom naar werk

3

Betreft realisatie 1 januari 2013 t/m 30 juni 2013

A4. Wet sociale werkvoorziening (Wsw)

De Wsw heeft tot doel het scheppen van aangepaste werkgelegenheid voor personen die wel graag willen werken, maar dit niet onder normale arbeidsomstandigheden kunnen doen. De Wsw biedt zowel de mogelijkheid tot werken in een beschutte omgeving als tot begeleid werken bij reguliere werkgevers.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven van de Wsw zijn nagenoeg gerealiseerd zoals begroot.

Beleidsrelevante kerncijfers

Er worden vooruitlopend op de Participatiewet steeds minder nieuwe indicaties afgegeven. Dit resulteert in een afname van de wachtlijst en een toenemende gemiddelde verblijfsduur op de wachtlijst.

Tabel 2.9 Kerncijfers Wsw1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Werknemersbestand (aantal personen x 1.000 per ultimo)

102

102

102

Wachtlijst (aantal personen x 1.000 per ultimo)

21

16

13

Gemiddelde verblijfsduur op de wachtlijst ultimo kalenderjaar (maanden)

18

23

24

Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen (%)

24

27

30

Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen (%)

6,1

6,2

6,2

1

Research voor Beleid, Wsw-statistiek

A5. Toeslagenwet

De Toeslagenwet (TW) vult sociale verzekeringsuitkeringen aan tot het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (excl. TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

Budgettaire ontwikkelingen

De TW-uitgaven worden vooral bepaald door volumeontwikkelingen in de moederwetten. De gerealiseerde uitgaven zijn € 142 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Dit is onder meer het gevolg van het hoger dan aanvankelijk geraamde aantal werkloosheidsuitkeringen en de doorwerking daarvan op de TW. Daarnaast is de realisatie hoger uitgekomen, omdat in de begroting 2013 abusievelijk geen rekening is gehouden met de doorwerking op de uitgaven TW van het stijgend aantal WIA-uitkeringen (maar wel met het afnemend aantal WAO-gerechtigden). WIA-gerechtigden maken vaker aanspraak op TW-aanvulling dan WAO-gerechtigden. Verder zijn de TW-uitgaven € 8 miljoen hoger in verband met aanpassing voor gestegen lonen en prijzen. Ten slotte is er in 2013 sprake van een nabetaling op de afrekening over 2012 ter hoogte van € 12 miljoen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het gemiddeld jaarvolume van de TW is in 2013 met 10.000 uitkeringsjaren gestegen. De toename is voor een belangrijk deel het gevolg van het hoger dan verwachte aantal WW-uitkeringen en de doorwerking hiervan op de TW.

De gemiddelde toeslag is in 2013 met bijna 10% toegenomen. Dit is vooral het gevolg van een relatieve verschuiving van het aantal toeslagen op de (gemiddeld) lagere WW-uitkeringen ten opzichte van de WIA/WAO-uitkeringen, waardoor de gemiddelde toeslag hoger is.

Tabel 2.10 Kerncijfers TW1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren)

185

189

199

Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1)

2.297

2.560

2.710

1

UWV, jaarverslag

Handhaving

Het aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling is in 2013 toegenomen. Het totale benadelingsbedrag is bijna verdubbeld, doordat het UWV meer overtredingen heeft vastgesteld met een relatief hoog schadebedrag.

Tabel 2.11 Kerncijfers TW (fraude en handhaving)1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

2,3

2,0

2,5

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

5,2

4,8

9,1

1

UWV, jaarverslag

A6. Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen

Ouderen met een onvolledig AOW-pensioen kunnen recht hebben op bijstand. Deze bijstand heet Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) en kan worden aangevraagd bij de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De realisatie van de uitgaven aan AIO is € 8 miljoen lager dan begroot. Dit is het saldo van een nabetaling van € 10,5 miljoen op een herziene afrekening over 2010 en voor bijna € 19 miljoen het gevolg van een gemiddeld lagere aanvulling dan eerder geraamd. Deze lagere aanvulling is het gevolg van de stijging van de fiscale ouderenkorting in 2013. Hierdoor steeg de netto AOW-uitkering, waardoor AIO-gerechtigden minder aanvulling nodig hadden.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het volume aanvullingen is stabiel, terwijl het volume AOW-gerechtigden stijgt. Daaruit volgt dat relatief minder mensen een beroep doen op de AIO.

Tabel 2.12 Kerncijfers AIO1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Jaarvolume AIO (jaargemiddelde, x 1 000 huishoudens)

40

40

40

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek

A7. Bijstand Buitenland

Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe rechthebbenden.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven zijn gerealiseerd zoals begroot.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.13 Kerncijfers Bijstand Buitenland1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume bijstand buitenland (x 1.000)

0,2

0,2

0,2

1

SVB, jaarverslag

A8. Onderstand en re-integratie Caribisch Nederland

De overheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning op grond van de Onderstand en waar nodig re-integratieondersteuning.

Budgettaire ontwikkelingen

De realisatie van de uitgaven Onderstand ligt in lijn met de begroting.

Tijdens de begrotingsuitvoering is het voor re-integratie Caribisch Nederland begrote bedrag van € 0,26 miljoen geheel overgeboekt naar het BES-fonds (Ministerie van BZK), waarop de feitelijke uitgaven worden verantwoord.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.14 Kerncijfers Caribisch Nederland1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens)

0,3

0,3

0,3

1

SZW-unit RCN

B. Garanties

Vanaf het jaarverslag 2013 worden de garanties afzonderlijk weergegeven. Dit betreffen garantstellingen voor de borgstellingregeling, waarvoor de geleden schade voor rekening van SZW is gekomen. Deze uitgaven van € 0,9 miljoen waren eerder begroot onder Opdrachten.

C Subsidies

De begrotingsmiddelen voor subsidies waren begroot onder Opdrachten. Afhankelijk van de toe te kennen subsidieaanvragen zijn de benodigde middelen van € 4,4 miljoen overgeboekt vanuit Opdrachten. De subsidies zijn vooral verleend in het kader van de implementatie van de Participatiewet (Divosa, Cedris), de Quotumregeling (AWVN) en schuldhulpbeleid (Nvvk, Humanitas, Leergeld).

D. Opdrachten

Omdat er bij de opstelling van de begroting 2013 nog veel onduidelijkheid bestond over de allocatie en de vorm van een aantal voorgenomen uitgaven is er voor gekozen deze in gezamenlijkheid op te nemen onder Opdrachten. In de loop van de uitvoering van het begrotingsjaar is dit aangepast. Vanuit dit budget zijn middelen overgeboekt naar de beleidsinstrumenten Garanties (€ 0,9 miljoen) en Subsidies (€ 4,4 miljoen). Verder zijn er drie bedragen overgeboekt naar artikel 11, namelijk voor de werkgeversdienstverlening op de werkpleinen (€ 5,7 miljoen), voor de werkgeversaanpak Wajong (€ 1,9 miljoen) en voor de overstapmogelijkheid van de oude Wajong naar de nieuwe Wajong (€ 1 miljoen). Voorts is aan de 35 arbeidsmarktregio’s middels een overboeking naar het Gemeentefonds € 3,5 miljoen beschikbaar gesteld als tegemoetkoming in de voorbereidingskosten van het nieuwe ESF-programma 2014–2020. Ten slotte is € 1,3 miljoen vrijgevallen op de implementatiekosten van de Participatiewet doordat voorbereidingsactiviteiten zijn doorgeschoven naar 2014.

E. Bekostiging

De uitgaven zijn gerealiseerd zoals begroot.

F. Ontvangsten

De begrote ontvangsten betreffen de bijdragen van de Ministeries van OCW en BZK aan het participatiebudget.

De gerealiseerde ontvangsten zijn per saldo € 15,6 miljoen lager dan begroot. Vergeleken met de begroting zijn hogere ontvangsten gerealiseerd als gevolg van terugvorderingen inzake onderbesteding of onrechtmatigheid van de Wet participatiebudget (€ 13,5 miljoen), WSW (€ 7,1 miljoen), Bbz (€ 24 miljoen) en is er van de SVB € 13 miljoen terugontvangen op de AIO vanwege de afrekening over het jaar 2012. Daartegenover zijn de begrote ontvangsten van € 73,7 miljoen als bijdrage van het Ministerie van BZK aan het participatiebudget komen te vervallen. Als gevolg van de overkomst van het beleidsterrein Integratie en maatschappelijke samenhang van BZK naar SZW is de betaling van BZK aan SZW voor de bijdrage aan het participatiebudget overbodig geworden. Daarom heeft een technische en budgetneutrale aanpassing plaatsgevonden (zie ook artikel 13), die geen gevolgen heeft voor de omvang van het participatiebudget.

21

Voor een toelichting wordt verwezen naar de leeswijzer

22

Tweede Kamer, 30 545, nr. 131

23

Tweede Kamer, 29 817, nr. 126

Licence